IU1DDELBURGSCHE COURANT. N°. 293. 141° Jaargang. Dinsdag 13 December. 1888, Dexe courant verschynt dageltjks, met uitzondering vail Zon- en Tesstdsgefi. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg alB voor alle plaatsen in Nederland franeo p.p., 2, Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Th ermtmeter Middelburg 12 Dec. 8 u. vin. 47 gr. 12 u 51 gr., iT. 4 n. 50 gr. P. Verw. Z. W. wind. Ad vertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór éin uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentlën20 eent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Ad vertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Middelburg 12 December. Een ouMriffier en een bd van Gedeputeerde Staten van Zee land tegenover elkaar. L De berasdslsgtoge"'. VriJdae in d" der Abdggebouwen te «'dde blad „pmer- voerig uit de HandeUngm OW t0 °™0,° Teer d».r men hierdoor eenige mededeelmgen rutdriei meeniog «e rf I; CLni Hd van Gedeputeerde ZtL in onze ptonincie en den m.n..t«r van nnderartikel 23voorkomende onder het hoo Zeeuïd van hoofdstuk V der Stastabegroo- Zeolano, onderhoud, verbeuring en ting, en mdfd8' f 45.ld2.00. Voor eehomhouim f 47.300.OO. 18S C FTkCnu bat men weet bet een amendement voorgesteld om be_ ^™^°l43921°voTr een gebouw ton behoeve Kr'wlrd" wg meldden bet reed. meer- Nolting, woru, «j tAdven 21 stemmen. "Tot de V o o'roitommers behoorde, behalve de in ons vorig nommer reeds genoemden, de heer Kerdijk. Tot toelichting van zgn amendement zeide do heer Fokker: Mijnheer de Voorzitter bil het gewesteigk bestunr, besteed. Over 1899 wordt wederom ruim f '"eTUm bet einde niet te voorzien. te ronstateer al aanstond., dat deze woorden in bet vorloopig verelag voorkomende dooi den minister niet zijn weersproken of weerlegd. Met een veelbeteekenend stilzwijgen zijn zg voorbggegaan. Ik vestig daarop met nadrok de aandacht der Kamer. Inderdaad, het einde is niet te voorzien, in dien niet de Kamer er een einde aan maakt. Daarvoor is thans het oogenblik gekomen, nu door de regeering opnieuw geld wordt eovraagd voor een tweetal gebouwen. Otdngewgden in deze ingewikkelde geschie denis die in den nitgewerkten en toelichtenden staat'gelezen hebben onder noot d: «Hl6r°"der d i. onder de f 45,US sub f uitgetrokken) ,un begrepen de inwendige inrichting van de Senwe Statenzaal en de ni.nwe sect ekamer» alsmede een eerste termijn voor een lokaal ten behoeve van bet nieuw archief en voor den bouw van een viertal bureaulokalen zullen allicht gedacht hebben dat letter f voorname l»k met het oog op archief en bureaulokalen zL boog is geraamd. Doch zg hebben het mis. Uit de memorie van antwoord vernemen wg, OD de uitdrokkelgke vraag, dienaangaande in bet voorloopig verelag gedaan, dat ditige bonwen zonder de kosten van inwendige in richting en zonder menbileering geraamd zijn on f 37.280, doch dat op deze begrooting daar voor slecbta f 7927 is;nitgetr.okken Het restant van die tnim 45.M0 is, be halve voor dagelgks onderhoud, in hoofdzaak bestemd voor de inwendige inrichting van ^^^^et^no^even^b^die cgfers stilataam De Provinciale Staten trokken f 43.750.uit en bestemden daarvan f 36.000 voor archief-en bureanlokalen. De legeering brengt f45.142 op de Btaatabegrooting, doch bestemt daarvan alecbts f 7927 voor die nieuwe gebonwen. De Provinciale Staten zijn blijkbaar van meaning geweest dat met de vroeger gevoteerde f 60.000 de voormalige concertzaal zou zijn herbouwd en hebben niets geraamd voor inwendige in richting en menbileering daarvan. Zij hadden ongetwijfeld kenniB genomen van het antwoord, door de regeering bij de begroo tine van 1897/98 gegeven: „Er is geenereden om aan te nemen dat de raming (onder welke nnk de inrichting was begrepen blijkens de ^cJpooUngwtakken van 1896/97) Mi biyken Agenten! Te AmsterdamA. de La Mak Azn. te Rotter dam: Nijgh vak Dithab. niet juist geweest te zijn, alhoewel eenige misrekening geene bevreemding zou mogen wekken." En thans blijkt dat f 27.465 nog voor 1899 ooodig is en dat het daarmede nog niet uit is.Staat, zoo vraag ik, gelijke misrekening ons te wachten met de raming voor de nieuwe archief- en bureanlokalen Ik ben dienaan gaande niet zonder zorg. De minister raamt de totale kosten op f 37.280. Is het den mi nister bekend dat de bouwkundige, belast met het toezicht op de Abdijgebouwen, de kosten heeft geraamd op f 52.000, en dat de aanvraag van de Provinciale Staten die raming steunt i Hebben wij hier wellicht te maken met het omgekeerde van de Solo-vallei? is de eerste raming hier te hoog geweest Of zijl de totale kosten der raming van den minister die van inwendige inrichting en meubileering niet begrepen? De minister, al heeft bij eene lagere raming, in-aagt dan toch nog een hoog bedrag. Men bedenke, dat de bestaande fundementen nog in goeden staat zijn, wat, zooals aan de Provinciale Staten is verzekerd, eene aanmer kelijke besparing geeft, en dat voor onteige ning of grondaankoop geen cent behoeft besteed te wordendes ondanks raamt men f 17.280 voor vier bureaulokalen, zonder de kosten van inwendige inrichting en meubileering. Is dat zuinige bouw? En om een voormaligen stal in een archief- lokaal om te zetten wordt f 20.000 noodig geachteveneens zonder inwendige inrichting en meubileering, zonder dat voor den grond of onteigening iets behoeft betaald te worden en terwijl vermoedelijk de fundamenten even eens nog in goeden staat zijn. Is dat zuinige bouw? In 1895 werd voor beide gebouwen door de Provinciale Staten zelf niet meer dan f 27.500 noodig geoordeeld. Op bet bedrag der kosten ga ik echter niet verder in, want ik ben vast overtuigd dat noch het een noch het ander gebouw noodig is. Ik kom hier, zeer tot mijn leedwezen, lijn recht in tegenspraak met den minister, die zich oonlijk door een onderzoek ter plaatse ver gewist heeft dat bet verlangen van Gedeputeerde en Provinciale Staten alleszins billijk en ge rond is. De minister gaat zelfs zoover van te schrijven„De behoefte aan een geschikt en brandvrij lokaal voor het archief ts met te weerspreken, en laat dan een levendige schil derij volgen van den toestand (memorie van antwoord, bladz. 12). En toch, mijnheer de voorzitter, ontken ik uit volle overtuiging met kracht en klem, dat de behoefte aan een ntcuw gebouw voor dat archief bestaat. Ik beweer dat men op andere, veel goedkooper wijze ten ■ieele reeds had hunnen voorzien en nog kan voorzien in de behoefte aan bergruimte voor het archief, en dat men bij de thans in behan deling zijnde werken, aan de concertzaal met het zwervende gedeelte van het archief, bad rekening moeten houdeD. Wie de door den minister gegeven schildering leest moet wel denken dat er periculum tn mora is en dat Gedeputeerde en Provinciale staten even troosteloos en ongerust als de minister zullen zijn over den toestand, waarin archieven verkeeren, die door vuil, vocht en ratten worden vernield. Welnu, laat ons de geschiedenis raadplegen. In 1895 zeggen Gedeputeerde staten namens den minister van binnenlandsche zaken aan den gemeenteraad van Middelburg de beschik king op over de concertzaal op korten termijn (tegen 1 Februari 1896) wegens de door den gevaarlijken toestand van het Statengebouw gebleken noodzakelijkheid de archiefstukken enz. daaruit te verwijderen en elders op te bergen. Met 1 Februari 1896 heeft de regeering de beschikking over dat gebouw herkregen. In den zomer van 1895 droegen de Provinciale staten een post van t 6500 voor als eerste ter mijn voor een archiefgebouw en griffielokalen. De minister van binnenlandsche zaken trad daarin vooralsnog niet. Toen in het voorloopig verslag der Eerste kamer inlichting gevraagd werd, antwoordde de minister„De zooge naamde concertzaal zal onderzocht worden uit het oogpunt van hare stevigheid. Zij wordt voorloopig bestemd tot berging van de nieuwe provinciale archieven. Omtrent de definitieve bestemming is nog overleg met Gedeputeerde staten noodig. En in plaats dat die concertzaal voorloopig voor het nieuwe archief wordt gebruikt, wordt zij zoo goed als geheel afgebroken en wordt het aldus gerestaureerde gebouw bestemd voor Statenzaal gelgkvloers en sectiekamers en eene spreekkamer op de eerste verdieping. Waarom is bij dien zoo kostbaren bouw niet tevens gerekend op berging van een deel van het archief? Gedeputeerde Staten en ciale Staten, die weten dat sedert einde of begin 1896 het archief in gangen, enz. door de ratten wordt verteerd, laten die verandering van bestemming ka m toe, zonder een woord van waarschuwing of protest. Er is periculum in mora volgens de schilde ring van den minister en hij trekt, by eene raming van ƒ37000, f 7927 uit voor die urgente zaken, daarmede aan de ratten hun prooi latende tot in de volgende eeuw. En is bet mogelijk dat de Gedeputeerde Staten periculum^ in mora aanwezig achtten, en toch sedert 1896 stilzwe gen en niet handelden Neen, mynheer de voorzitter, de schildering van den minister is in dit opzicht blgkbaar overdreven en bewyst niet wat bewezen zou moeten worden de behoeften aan een nieuw afzonderlijk gebouw. Want inderdaad, indien men had gewild, en nog wil, spoedig voorzien in bergruimte van het archief, dan ware en is daarvoor gelegenheid te vinden, deels boven de nieuwe, nu in aanbouw zynde Statenzaal, deels in de oude Statenzaal, deels op de beide verdiepingen boven de oude Statenzaal en de kamer van Gedeputeerde Staten, deels op den daarvoor ingerichten zolder boven het bureau van afschrgving. En was er dan nog plaats te kort, dan is er nog een ander middel. Het goedkoopste van alle. Men vermindert het nieuw archief in om vang. Dit kan geschieden zonder schade. Men belaste iemand met het verwijderen van maagdelijke, onbeschreven vellen wit pap Dit middel wordt tegenwoordig toegepast 5 doch het is nog niet ten einde gebracht en ik houd mij overtuigd, dat nog een niet onaanzienlijk gedeelte van het archief anterieur van 1875 op die wgze kan verdwijnen. En helpt dat nog niet genoeg, dan belaste men een ambtenaar met het uitzoeken der verzamelingen, oude staten en stukken, welker inhoud verwerkt en overgenomen is in andere meerendeels gedrukte bescheiden. Wordt zoo gehandeld, dan zal ver moedelijk het nieuw archief eer eene behoor lijke bergplaats erlangen dan wanneer de koBt- bouw in 1899 voor een zeer klein gedeelte aangevangen wordt. Ik blijf dus, n'en déplaise de ministerieele uitspraak, de behoefte aan een nieuw gebouw voor het archief weerspreken, en met volle overtuiging ontkennen. En nu de bureaulokalen. Hieromtrent lezen wij op bladz. 12 het volgende„Ten aanzien der bureaux wordt door bovenbedoeld lid erkend, dat de bestaande niet ruim zijn. Inderdaad zijn zij geheel on voldoende en ongeschikt, zooals te recht door Gedeputeerde Staten van Zeeland opgemerkt is. Niet alleen is er groot gebrek aan rnimte, zoodat meerdere ambtenaren letterlijk op elkaar gedrongen moeten zitten en zich nauwelijks bewegen kunnenmaar ook zijn onderscheidene vertrekken zoo vochtig en kil, dat hot verblijf daarin voor de gezondheid zeer schadelijk ia. Met allen eerbied voor den minister en Gede puteerde Staten aarzel ik niet, te verklaren dat ook hier schromelijk wordt overdreven. Ik erken dat de bestaande bureaulokalen met alle ruim zijn. Maar volgt daaruit dat 4 nieuwe lokalen moeten gesticht worden Is bet den minister bekend, dat drie vertrek ken, thans bestemd voor sectiekamers der Pro vinciale Staten, in bet gebouw der Provinciale griffie zullen vrijkomen? x Waarom zouden die niet worden bestemd voor bureaulokalen En waarom wordt den inspecteur der rijks- veldwacht eene kamer in het gebouw der Pro vinciale griffie ingeruimd, terwijl er plaatsge brek heet te bestaan voor den dienst van het gewesteiyk bestuur? Zal hier het gezondheidsargument dienst moeten doen? Wil de minister dan wèl een inspecteur van 5 rijksveldwacht, niet een ambtenaar van het gewestelijk bestuur, blootstellen aan al de ge varen, welke verblijf in vochtige en kille ver trekken kan medebrengen? In een van de lokalen „waar meerdere obtenaren letterlijk op elkaar gedrongen moeten zitten en zich nauwlyks bewegen kun nen" blijken de ambtenaren tóch oud te kunneD W°IntusBchen zij opgemerkt, dat, indien nit dat lokaal twee ambtenaren naar andere lokalen verhuizen, er stellig ruimte genoeg over is. En er komen 3 sectiekamers vacant. Al blijft de inspecteur der rijksveldwacht dus als gast, dan zal men nog een sectiekamer ongebruikt over houden. Dat het groote, door den minister bedoelde lokaal ongezond zou zijn, de ervaring bewijst het tegendeel. Een der jaren lang in die kamer werkzame ambtenaar bleef er werken, ïkmeen tot zyn 70e jaar, en genoot daarna nog jaren van zijn pensioen. Thans is in dat lokaal nog een ambtenaar werkzaam, die al sedert 1851, een ander die sedert 1874 ter provinciale griffie is geëmployeerdbeiden zyn de 60, een stellig de 65 reeds gepasseerd. Opmerkelijk is te dezer aanzien de toelichting, welke Ge deputeerde Staten in Juli 1898 ten beste gaven Reeds sedert jaren worden klachten vernomen over den voor de gezondheid nadeeligen toe stand, waarin enkele bureaulokalen der griffie verkeeren; verbetering daarvan ia zeer ge- wenscht. In verband daarmede is door den genoemden bouwkundige een onderzoek inge steld naar de beste wyze om aan de klachten te gemoet te komen. Daarbij is gebleken, dat zich in den tuin van het hnis Middelburg fun damenten bevinden van een indertijd afgebroken gebouw." Opmerkeiyk: want die fundamenten waren reeds ontgraven toen ik griffier der Staten was; reeds toen was er hoewel nog maar vaag sprake van het zetten van een nieuw gebouw op de oude fundamenten en het heette toen, dat er de bureaux van den provincialen waterstaat zouden gevestigd worden. Later dat de bibliotheek er zou gevestigd worden. Doch dit plan kwam, naar ik meen, nooit ter tafel. Hoe dit ook zy, ik houd vol, met nadruk uit volle overtuiging, dat er geene behoefte is aan een nieuw gebouw voor vier bureau lokalen. Wil men een onbruikbaren stal, een ver vallen gebouw, uitkomende op een voor het publiek afgesloten binnenplein en dan ook onzichtbaar van de openbare straat, voor veel geld herstellen als een deel der roemryke abdgen, de uitgaaf behoort niet onder binnen landsch bestuur, maar onder kunsten en weten schappen. En wenscht men de Abdij in haar alouden luister te herstellen, ten minste wat het mate rieele betreft welnu, men kome dan bij de Staten-Generaal met een uitgewerkt plan, eene volledige teekening en nauwkeurige raming. Dan kan met kennis van zaken eene beslissing worden genomen, dan hebben zij, die de koorden van de beurs in handen hebben, te beoordeelen of zij de noodige tonnen gouds er voor over hebben. Doch uit moet het zyn met de thans sedert jaren gevolgde methode, om eerst in den vorm van lokalen voor het oud archief, dan op grond van bouwvalligheid, later uithoofde van ongezondheid, nu op grond van behoefte aan een nieuw archiefiokaal, straks omdat het hotel van den Commissaris geen geschikt woonver- bhjf meer is, groote sommen uit te geven, welke alle te zamen in een wèl beraamd plan passen, dat als geheel zorgvuldig verborgen wordt gehouden. En daarom, mijnheer de voorzitter, heb ik het amendement ingediend, dat thans f 7927 van de begrooting doet afvoeren, doch ons tevens bewaart voor groote uitgaven in vol gende jaren. Ook over het artikel zelf moet ik nog een en ander in het midden brengen. Onder Ietter /"is aangevraagd niet minder dan f 27.465 voor inwendige inrichting van Staten zaal en sectiekamers. Eene minder aangename verrassing, mgnheer Je voorzitter. de begrooting voor '97/98 is in het voor loopig verslag gezegd „Gaarne zou men de verzekering ontvangen dat op de volgende begrooting te dezer zake geene uitgaven meer zullen voorkomen." En het zooeven reeds voorgelezen antwoord moest de Kamer gerust stellen, al werd de mo gelijkheid opengelaten voor eenige misrekening. Doch thans, nadat uitdrnkkelyk is gevraagd in het voorloopig verslag, hoeveel die inwendige inrichting, op welke bij de raming op f60.000 gerekend was, nog zal kosten, komen wij te weten, dat er nog f 27.465 noodig is, behalve nog wat voor de herstelling der behangselta pij ten zal vereischt worden. En boven en be halve dat zal voor meubileering noodig zijn f 13.000 k t 16.000. Zijn er verder geen tegen vallers, dan koBt die gerestaureerde Statenzaal ruim f 103.000, behalve de uitgaaf voor de be ha ngseltapijten, welke nog moet volgen, en de uitgaat van 13de eeuwsche beelden welke iü 1894/95 zyn hersteld. Doch wg zijn er nog niet. Ook de meubi leering eischt nog eene groote somf 15.000 k f 16.000 voor meubileering van eene Staten zaal met 3 sectielokalen en eene spreekkamer Vindt men dat dnur? 't Mocht wat. Als toe lichtende verklaring of verklarende toelichting wordt in de Memorie van Antwoord gezegd „Gelijke som als te Zwolle." Deze vergelijking is tevens in mijne oogen de veroordeeling van die som. De heeren, die de weelde en de overdaad kennen, welke te Zwolle zijn te pas gebracht by de meubilee ring, zullen begrypen wat ik bedoel. By de toelichting van mijn amendement onthield ik mg van elk beroep, van elke zinspeling zelfs op den financieelen toestand. Ik deed dat met opzet, omdat ik principieel de behoefte ontken aan die geprojecteerde gebouwen en omdat ik bovendien van oordeel ben, dat die werken alleen als onderdeel van een in zyn geheel ontvouwd en toegelicht plan van restauratie der Abdy mogen worden gevoteerd. Doch met die f 27.465 is het een ander geval; hier hebben wy te maken met het afwerken van eene aangevangen verbouwing, hier kan het alleen de vraag zyn: wordt in wendige inrichting en meubileering niet te weelderig ontworpen? Die vraag bevestigend beantwoordende, breng ik in herinnering het geen de minister van financiën op 1 December jl. hier heeft gezegd: „Later, bij de behandeling der verschillende hoofdstukken, zal men gelegenheid hebben in details met de betrokken ministers na te gaan, in hoeverre die aanstoot geven, ook aanstoot verdienen te geven; in hoeverre het mogeiyk is om, zonder schade toe te brengen aan de nationale welvaart, vermindering te brengen in hetgeen wordt aangevraagd." Inderdaad, het vindt by mij aanstoot, dat voor inwendige inrichting en meubileering van Statenzaal, 3 sectiekamers en spreekkamer f 43.465, zegge ruim 43 mille, zonder de be hangseltapijten, wordt geraamd. Dergelijke weelderige inrichting acht ik niet verantwoord, zeker niet in den tegenwoordigen toestand onzer financiën. En zonder schade aan de nationale welvaart toe te brengeD, kan hier voorzeker vermindering worden aangebracht. Edoch, hier doet zich eene moeilijkheid voor. Het is my niet mogeiyk, uit te maken hoe veel noodigmaar ook voldoende zou zgn voor behoorlijke inrichting. Een amendement tot vermindering kan daar om moeiiyk van deze zijde uitgaan. Schrapping van al het deswege geraamde hetgeen de Kamer in de gelegenheid zon stellen later te bewilligen wat na overlegging van de noodige gegevens bleek vereischt te worden zou dan ook stellig rationeeler zijn. Doch schrapping van de f 33.465 het geheele bedrag dat thans is uitgetrokken voor de Statenzaal ware hoogst ongewenscht oponthoud geven. Daarom zie ik voorshands af van een amendement tot ;chrapping van de f 33.465 of een deel daar van. Ik doe dat in de hoop, mijnheer de voor zitter, dat de minister, deze houding waar- deerende, zal verklaren bereid te zijn om nauwkeurig na te gaan met hoeveel de raming kan worden verminderd. Ik doe dit ook met het oog op hetgeen de minister zegt in de memorie van antwoord, waar hij op bladz. 2 schiijft: „Kan men aan- toonen dat hier of daar zonder schade voor 's rijks belang met een kleiner bedrag kan worden volstaaD, dan zal hg zich, zooals van zelf spreekt, tegen vermindering niet verzetten." Mocht bij den minister a priori vaststaan dat het geraamde van f 27.465 voor de inrichting en van f 15,000 a f 16.900 voor de meubileering noodig en onmisbaar zal zgn voor eene be hoorlijke voldoende afwerking van het geheel, dan, maar eerst dan, mijnheer de voorzitter, zou ik genoodzaakt zgn, zeer tot mgu leedwe zen, mede te werken tot schrapping ook van de volle f 33.465, ten einde de kamer in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van plan en raming alvorens die uitgaaf te voteeren. Ik heb mg daarom bepaald tot het voorstel, mgnheer de voorzitter, om te schrappen wat ondtr het artikel is uitgetrokken voor de twee nieuwe ondernemingen, welke de minister op touw zet in de Abdg en welke naar mgne moening niet geëischt worden voor de behoefte van het gewestelijk bestuur. [Wordt vervolgd.) BENOEMD! UEA MZ. Bij kon. besluit: is aan mr N. H. van Es van Meerkerk, op zyn verzoek, tegen 1 Jan. verleend een eervol ontslag als raadsheer in het gerechtshof te Leeuwarden, met dankbetuiging 5 is aan E. A. Canneman, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend uit zyne betrekking van hoofdcommies by het departement van financiën, behoudens aanspraak op pensioen; zgn benoemd tot ontvanger der registratie 1 domeinen te Boxmeer M. W. Klein, thans in gelijke betrekking te Horstte Oldeberkoop G. H. Kraus en te Horst F. W. Swane, beide thans surnumerair; is benoemd tot directeur van het postkan toor te Lichtenvoorde L. Pitlo Rz., thans klerk der posterijen en telegraphie van de lste kiasse; is tegen 1 April 1899 aan den commies der telegraphie van de lste klasse W. Koning, op zgn verzoek, eervol ontslag verleend uit's rgks dienst; en zgn by den Rykswaterstaat tegen 1 Jan. benoemd tot opzichter4de klasse J. Th. M. Smelt; lste klasse D. L. A. van de de Kreke, thans 2de; 2de klasse J. Schol, thans 3de, en 3de Klasse M. in 't Hout, thans 4de De luitenant ter zee der 2de klasse M. C. Koning, nit Oost-Indië in Nederland terugge keerd, is op non-activiteit geBteld. Vee naar België. Biykens bericht van Hr. Ms. gezantschap te Brussel zal Esschen (station en dorp) 15 December weder geopend zyn voor den invoer

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1