IU1DDELBURGSCHE COURANT.
N°. 293.
141° Jaargang.
Dinsdag
13 December.
1888,
Dexe courant verschynt dageltjks, met uitzondering vail Zon- en Tesstdsgefi.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg alB voor alle plaatsen in Nederland franeo p.p., 2,
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Th ermtmeter
Middelburg 12 Dec. 8 u. vin. 47 gr. 12 u 51 gr.,
iT. 4 n. 50 gr. P. Verw. Z. W. wind.
Ad vertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór éin uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentlën20 eent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Ad vertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Middelburg 12 December.
Een ouMriffier en een bd van
Gedeputeerde Staten van Zee
land tegenover elkaar.
L
De berasdslsgtoge"'. VriJdae in d"
der Abdggebouwen te «'dde blad „pmer-
voerig uit de HandeUngm OW t0 °™0,°
Teer d».r men hierdoor eenige mededeelmgen
rutdriei meeniog «e
rf I; CLni Hd van Gedeputeerde
ZtL in onze ptonincie en den m.n..t«r van
nnderartikel 23voorkomende onder het hoo
Zeeuïd van hoofdstuk V der Stastabegroo-
Zeolano, onderhoud, verbeuring en
ting, en mdfd8' f 45.ld2.00. Voor
eehomhouim f 47.300.OO.
18S C FTkCnu bat men weet bet een
amendement voorgesteld om be_
^™^°l43921°voTr een gebouw ton behoeve
Kr'wlrd" wg meldden bet reed. meer-
Nolting, woru, «j tAdven 21 stemmen.
"Tot de V o o'roitommers behoorde, behalve
de in ons vorig nommer reeds genoemden, de
heer Kerdijk.
Tot toelichting van zgn amendement zeide
do heer Fokker: Mijnheer de Voorzitter
bil het gewesteigk bestunr, besteed.
Over 1899 wordt wederom ruim f
'"eTUm bet einde niet te voorzien.
te ronstateer al aanstond., dat deze woorden
in bet vorloopig verelag voorkomende dooi
den minister niet zijn weersproken of weerlegd.
Met een veelbeteekenend stilzwijgen zijn zg
voorbggegaan. Ik vestig daarop met nadrok
de aandacht der Kamer.
Inderdaad, het einde is niet te voorzien, in
dien niet de Kamer er een einde aan maakt.
Daarvoor is thans het oogenblik gekomen,
nu door de regeering opnieuw geld wordt
eovraagd voor een tweetal gebouwen.
Otdngewgden in deze ingewikkelde geschie
denis die in den nitgewerkten en toelichtenden
staat'gelezen hebben onder noot d: «Hl6r°"der
d i. onder de f 45,US sub f uitgetrokken)
,un begrepen de inwendige inrichting van de
Senwe Statenzaal en de ni.nwe sect ekamer»
alsmede een eerste termijn voor een lokaal ten
behoeve van bet nieuw archief en voor den
bouw van een viertal bureaulokalen zullen
allicht gedacht hebben dat letter f voorname
l»k met het oog op archief en bureaulokalen
zL boog is geraamd. Doch zg hebben het mis.
Uit de memorie van antwoord vernemen wg,
OD de uitdrokkelgke vraag, dienaangaande in
bet voorloopig verelag gedaan, dat ditige
bonwen zonder de kosten van inwendige in
richting en zonder menbileering geraamd zijn
on f 37.280, doch dat op deze begrooting daar
voor slecbta f 7927 is;nitgetr.okken
Het restant van die tnim 45.M0 is, be
halve voor dagelgks onderhoud, in hoofdzaak
bestemd voor de inwendige inrichting van
^^^^et^no^even^b^die cgfers stilataam
De Provinciale Staten trokken f 43.750.uit
en bestemden daarvan f 36.000 voor archief-en
bureanlokalen. De legeering brengt f45.142
op de Btaatabegrooting, doch bestemt daarvan
alecbts f 7927 voor die nieuwe gebonwen. De
Provinciale Staten zijn blijkbaar van meaning
geweest dat met de vroeger gevoteerde f 60.000
de voormalige concertzaal zou zijn herbouwd
en hebben niets geraamd voor inwendige in
richting en menbileering daarvan.
Zij hadden ongetwijfeld kenniB genomen van
het antwoord, door de regeering bij de begroo
tine van 1897/98 gegeven: „Er is geenereden
om aan te nemen dat de raming (onder welke
nnk de inrichting was begrepen blijkens de
^cJpooUngwtakken van 1896/97) Mi biyken
Agenten!
Te AmsterdamA. de La Mak Azn. te Rotter
dam: Nijgh vak Dithab.
niet juist geweest te zijn, alhoewel eenige
misrekening geene bevreemding zou mogen
wekken."
En thans blijkt dat f 27.465 nog voor 1899
ooodig is en dat het daarmede nog niet uit
is.Staat, zoo vraag ik, gelijke misrekening
ons te wachten met de raming voor de nieuwe
archief- en bureanlokalen Ik ben dienaan
gaande niet zonder zorg. De minister raamt
de totale kosten op f 37.280. Is het den mi
nister bekend dat de bouwkundige, belast met
het toezicht op de Abdijgebouwen, de kosten
heeft geraamd op f 52.000, en dat de aanvraag
van de Provinciale Staten die raming steunt i
Hebben wij hier wellicht te maken met het
omgekeerde van de Solo-vallei? is de eerste
raming hier te hoog geweest Of zijl
de totale kosten der raming van den minister
die van inwendige inrichting en meubileering
niet begrepen?
De minister, al heeft bij eene lagere raming,
in-aagt dan toch nog een hoog bedrag.
Men bedenke, dat de bestaande fundementen
nog in goeden staat zijn, wat, zooals aan de
Provinciale Staten is verzekerd, eene aanmer
kelijke besparing geeft, en dat voor onteige
ning of grondaankoop geen cent behoeft besteed
te wordendes ondanks raamt men f 17.280
voor vier bureaulokalen, zonder de kosten van
inwendige inrichting en meubileering. Is dat
zuinige bouw?
En om een voormaligen stal in een archief-
lokaal om te zetten wordt f 20.000 noodig
geachteveneens zonder inwendige inrichting
en meubileering, zonder dat voor den grond
of onteigening iets behoeft betaald te worden
en terwijl vermoedelijk de fundamenten even
eens nog in goeden staat zijn. Is dat zuinige
bouw? In 1895 werd voor beide gebouwen
door de Provinciale Staten zelf niet meer dan
f 27.500 noodig geoordeeld. Op bet bedrag
der kosten ga ik echter niet verder in, want
ik ben vast overtuigd dat noch het een noch
het ander gebouw noodig is.
Ik kom hier, zeer tot mijn leedwezen, lijn
recht in tegenspraak met den minister, die zich
oonlijk door een onderzoek ter plaatse ver
gewist heeft dat bet verlangen van Gedeputeerde
en Provinciale Staten alleszins billijk en ge
rond is. De minister gaat zelfs zoover van
te schrijven„De behoefte aan een geschikt
en brandvrij lokaal voor het archief ts met te
weerspreken, en laat dan een levendige schil
derij volgen van den toestand (memorie van
antwoord, bladz. 12). En toch, mijnheer de
voorzitter, ontken ik uit volle overtuiging met
kracht en klem, dat de behoefte aan een ntcuw
gebouw voor dat archief bestaat. Ik beweer
dat men op andere, veel goedkooper wijze ten
■ieele reeds had hunnen voorzien en nog kan
voorzien in de behoefte aan bergruimte voor
het archief, en dat men bij de thans in behan
deling zijnde werken, aan de concertzaal met
het zwervende gedeelte van het archief, bad
rekening moeten houdeD.
Wie de door den minister gegeven schildering
leest moet wel denken dat er periculum tn
mora is en dat Gedeputeerde en Provinciale
staten even troosteloos en ongerust als de
minister zullen zijn over den toestand, waarin
archieven verkeeren, die door vuil, vocht
en ratten worden vernield.
Welnu, laat ons de geschiedenis raadplegen.
In 1895 zeggen Gedeputeerde staten namens
den minister van binnenlandsche zaken aan
den gemeenteraad van Middelburg de beschik
king op over de concertzaal op korten termijn
(tegen 1 Februari 1896) wegens de door den
gevaarlijken toestand van het Statengebouw
gebleken noodzakelijkheid de archiefstukken enz.
daaruit te verwijderen en elders op te bergen.
Met 1 Februari 1896 heeft de regeering de
beschikking over dat gebouw herkregen. In
den zomer van 1895 droegen de Provinciale
staten een post van t 6500 voor als eerste ter
mijn voor een archiefgebouw en griffielokalen.
De minister van binnenlandsche zaken trad
daarin vooralsnog niet. Toen in het voorloopig
verslag der Eerste kamer inlichting gevraagd
werd, antwoordde de minister„De zooge
naamde concertzaal zal onderzocht worden uit
het oogpunt van hare stevigheid. Zij wordt
voorloopig bestemd tot berging van de nieuwe
provinciale archieven. Omtrent de definitieve
bestemming is nog overleg met Gedeputeerde
staten noodig.
En in plaats dat die concertzaal voorloopig
voor het nieuwe archief wordt gebruikt, wordt
zij zoo goed als geheel afgebroken en wordt
het aldus gerestaureerde gebouw bestemd voor
Statenzaal gelgkvloers en sectiekamers en eene
spreekkamer op de eerste verdieping.
Waarom is bij dien zoo kostbaren bouw niet
tevens gerekend op berging van een deel van
het archief? Gedeputeerde Staten en
ciale Staten, die weten dat sedert einde
of begin 1896 het archief in gangen,
enz. door de ratten wordt verteerd, laten die
verandering van bestemming ka m toe, zonder
een woord van waarschuwing of protest.
Er is periculum in mora volgens de schilde
ring van den minister en hij trekt, by eene
raming van ƒ37000, f 7927 uit voor die urgente
zaken, daarmede aan de ratten hun prooi latende
tot in de volgende eeuw. En is bet mogelijk
dat de Gedeputeerde Staten periculum^ in mora
aanwezig achtten, en toch sedert 1896 stilzwe
gen en niet handelden
Neen, mynheer de voorzitter, de schildering
van den minister is in dit opzicht blgkbaar
overdreven en bewyst niet wat bewezen zou
moeten worden de behoeften aan een nieuw
afzonderlijk gebouw. Want inderdaad, indien
men had gewild, en nog wil, spoedig voorzien
in bergruimte van het archief, dan ware en
is daarvoor gelegenheid te vinden, deels boven
de nieuwe, nu in aanbouw zynde Statenzaal,
deels in de oude Statenzaal, deels op de beide
verdiepingen boven de oude Statenzaal en de
kamer van Gedeputeerde Staten, deels op den
daarvoor ingerichten zolder boven het bureau
van afschrgving.
En was er dan nog plaats te kort, dan is er
nog een ander middel. Het goedkoopste van
alle. Men vermindert het nieuw archief in om
vang. Dit kan geschieden zonder schade. Men
belaste iemand met het verwijderen van
maagdelijke, onbeschreven vellen wit pap
Dit middel wordt tegenwoordig toegepast 5 doch
het is nog niet ten einde gebracht en ik houd
mij overtuigd, dat nog een niet onaanzienlijk
gedeelte van het archief anterieur van 1875
op die wgze kan verdwijnen. En helpt dat nog
niet genoeg, dan belaste men een ambtenaar
met het uitzoeken der verzamelingen, oude
staten en stukken, welker inhoud verwerkt en
overgenomen is in andere meerendeels gedrukte
bescheiden. Wordt zoo gehandeld, dan zal ver
moedelijk het nieuw archief eer eene behoor
lijke bergplaats erlangen dan wanneer de koBt-
bouw in 1899 voor een zeer klein gedeelte
aangevangen wordt.
Ik blijf dus, n'en déplaise de ministerieele
uitspraak, de behoefte aan een nieuw gebouw
voor het archief weerspreken, en met volle
overtuiging ontkennen.
En nu de bureaulokalen.
Hieromtrent lezen wij op bladz. 12 het
volgende„Ten aanzien der bureaux wordt
door bovenbedoeld lid erkend, dat de bestaande
niet ruim zijn. Inderdaad zijn zij geheel on
voldoende en ongeschikt, zooals te recht door
Gedeputeerde Staten van Zeeland opgemerkt
is. Niet alleen is er groot gebrek aan rnimte,
zoodat meerdere ambtenaren letterlijk op elkaar
gedrongen moeten zitten en zich nauwelijks
bewegen kunnenmaar ook zijn onderscheidene
vertrekken zoo vochtig en kil, dat hot verblijf
daarin voor de gezondheid zeer schadelijk ia.
Met allen eerbied voor den minister en Gede
puteerde Staten aarzel ik niet, te verklaren dat
ook hier schromelijk wordt overdreven.
Ik erken dat de bestaande bureaulokalen met
alle ruim zijn. Maar volgt daaruit dat 4 nieuwe
lokalen moeten gesticht worden
Is bet den minister bekend, dat drie vertrek
ken, thans bestemd voor sectiekamers der Pro
vinciale Staten, in bet gebouw der Provinciale
griffie zullen vrijkomen? x
Waarom zouden die niet worden bestemd
voor bureaulokalen
En waarom wordt den inspecteur der rijks-
veldwacht eene kamer in het gebouw der Pro
vinciale griffie ingeruimd, terwijl er plaatsge
brek heet te bestaan voor den dienst van het
gewesteiyk bestuur?
Zal hier het gezondheidsargument dienst
moeten doen?
Wil de minister dan wèl een inspecteur van
5 rijksveldwacht, niet een ambtenaar van het
gewestelijk bestuur, blootstellen aan al de ge
varen, welke verblijf in vochtige en kille ver
trekken kan medebrengen?
In een van de lokalen „waar meerdere
obtenaren letterlijk op elkaar gedrongen
moeten zitten en zich nauwlyks bewegen kun
nen" blijken de ambtenaren tóch oud te kunneD
W°IntusBchen zij opgemerkt, dat, indien nit dat
lokaal twee ambtenaren naar andere lokalen
verhuizen, er stellig ruimte genoeg over is. En
er komen 3 sectiekamers vacant. Al blijft de
inspecteur der rijksveldwacht dus als gast, dan
zal men nog een sectiekamer ongebruikt over
houden.
Dat het groote, door den minister bedoelde
lokaal ongezond zou zijn, de ervaring bewijst
het tegendeel. Een der jaren lang in die kamer
werkzame ambtenaar bleef er werken, ïkmeen
tot zyn 70e jaar, en genoot daarna nog jaren
van zijn pensioen. Thans is in dat lokaal nog
een ambtenaar werkzaam, die al sedert 1851,
een ander die sedert 1874 ter provinciale
griffie is geëmployeerdbeiden zyn de 60, een
stellig de 65 reeds gepasseerd. Opmerkelijk
is te dezer aanzien de toelichting, welke Ge
deputeerde Staten in Juli 1898 ten beste gaven
Reeds sedert jaren worden klachten vernomen
over den voor de gezondheid nadeeligen toe
stand, waarin enkele bureaulokalen der griffie
verkeeren; verbetering daarvan ia zeer ge-
wenscht. In verband daarmede is door den
genoemden bouwkundige een onderzoek inge
steld naar de beste wyze om aan de klachten
te gemoet te komen. Daarbij is gebleken, dat
zich in den tuin van het hnis Middelburg fun
damenten bevinden van een indertijd afgebroken
gebouw." Opmerkeiyk: want die fundamenten
waren reeds ontgraven toen ik griffier der Staten
was; reeds toen was er hoewel nog maar
vaag sprake van het zetten van een nieuw
gebouw op de oude fundamenten en het heette
toen, dat er de bureaux van den provincialen
waterstaat zouden gevestigd worden. Later
dat de bibliotheek er zou gevestigd worden.
Doch dit plan kwam, naar ik meen, nooit ter
tafel. Hoe dit ook zy, ik houd vol, met nadruk
uit volle overtuiging, dat er geene behoefte
is aan een nieuw gebouw voor vier bureau
lokalen.
Wil men een onbruikbaren stal, een ver
vallen gebouw, uitkomende op een voor het
publiek afgesloten binnenplein en dan ook
onzichtbaar van de openbare straat, voor veel
geld herstellen als een deel der roemryke
abdgen, de uitgaaf behoort niet onder binnen
landsch bestuur, maar onder kunsten en weten
schappen.
En wenscht men de Abdij in haar alouden
luister te herstellen, ten minste wat het mate
rieele betreft welnu, men kome dan bij de
Staten-Generaal met een uitgewerkt plan, eene
volledige teekening en nauwkeurige raming.
Dan kan met kennis van zaken eene beslissing
worden genomen, dan hebben zij, die de koorden
van de beurs in handen hebben, te beoordeelen
of zij de noodige tonnen gouds er voor over
hebben.
Doch uit moet het zyn met de thans sedert
jaren gevolgde methode, om eerst in den vorm
van lokalen voor het oud archief, dan op
grond van bouwvalligheid, later uithoofde van
ongezondheid, nu op grond van behoefte aan
een nieuw archiefiokaal, straks omdat het hotel
van den Commissaris geen geschikt woonver-
bhjf meer is, groote sommen uit te geven,
welke alle te zamen in een wèl beraamd plan
passen, dat als geheel zorgvuldig verborgen
wordt gehouden.
En daarom, mijnheer de voorzitter, heb ik
het amendement ingediend, dat thans f 7927
van de begrooting doet afvoeren, doch ons
tevens bewaart voor groote uitgaven in vol
gende jaren.
Ook over het artikel zelf moet ik nog een
en ander in het midden brengen.
Onder Ietter /"is aangevraagd niet minder dan
f 27.465 voor inwendige inrichting van Staten
zaal en sectiekamers.
Eene minder aangename verrassing, mgnheer
Je voorzitter.
de begrooting voor '97/98 is in het voor
loopig verslag gezegd
„Gaarne zou men de verzekering ontvangen
dat op de volgende begrooting te dezer zake
geene uitgaven meer zullen voorkomen."
En het zooeven reeds voorgelezen antwoord
moest de Kamer gerust stellen, al werd de mo
gelijkheid opengelaten voor eenige misrekening.
Doch thans, nadat uitdrnkkelyk is gevraagd
in het voorloopig verslag, hoeveel die inwendige
inrichting, op welke bij de raming op f60.000
gerekend was, nog zal kosten, komen wij te
weten, dat er nog f 27.465 noodig is, behalve
nog wat voor de herstelling der behangselta
pij ten zal vereischt worden. En boven en be
halve dat zal voor meubileering noodig zijn
f 13.000 k t 16.000. Zijn er verder geen tegen
vallers, dan koBt die gerestaureerde Statenzaal
ruim f 103.000, behalve de uitgaaf voor de be
ha ngseltapijten, welke nog moet volgen, en de
uitgaat van 13de eeuwsche beelden welke iü
1894/95 zyn hersteld.
Doch wg zijn er nog niet. Ook de meubi
leering eischt nog eene groote somf 15.000
k f 16.000 voor meubileering van eene Staten
zaal met 3 sectielokalen en eene spreekkamer
Vindt men dat dnur? 't Mocht wat. Als toe
lichtende verklaring of verklarende toelichting
wordt in de Memorie van Antwoord gezegd
„Gelijke som als te Zwolle."
Deze vergelijking is tevens in mijne oogen
de veroordeeling van die som. De heeren, die
de weelde en de overdaad kennen, welke te
Zwolle zijn te pas gebracht by de meubilee
ring, zullen begrypen wat ik bedoel. By de
toelichting van mijn amendement onthield ik
mg van elk beroep, van elke zinspeling zelfs
op den financieelen toestand. Ik deed dat met
opzet, omdat ik principieel de behoefte ontken
aan die geprojecteerde gebouwen en omdat ik
bovendien van oordeel ben, dat die werken
alleen als onderdeel van een in zyn geheel
ontvouwd en toegelicht plan van restauratie
der Abdy mogen worden gevoteerd.
Doch met die f 27.465 is het een ander
geval; hier hebben wy te maken met het
afwerken van eene aangevangen verbouwing,
hier kan het alleen de vraag zyn: wordt in
wendige inrichting en meubileering niet te
weelderig ontworpen? Die vraag bevestigend
beantwoordende, breng ik in herinnering het
geen de minister van financiën op 1 December
jl. hier heeft gezegd:
„Later, bij de behandeling der verschillende
hoofdstukken, zal men gelegenheid hebben in
details met de betrokken ministers na te gaan,
in hoeverre die aanstoot geven, ook aanstoot
verdienen te geven; in hoeverre het mogeiyk
is om, zonder schade toe te brengen aan de
nationale welvaart, vermindering te brengen
in hetgeen wordt aangevraagd."
Inderdaad, het vindt by mij aanstoot, dat
voor inwendige inrichting en meubileering van
Statenzaal, 3 sectiekamers en spreekkamer
f 43.465, zegge ruim 43 mille, zonder de be
hangseltapijten, wordt geraamd.
Dergelijke weelderige inrichting acht ik niet
verantwoord, zeker niet in den tegenwoordigen
toestand onzer financiën. En zonder schade
aan de nationale welvaart toe te brengeD, kan
hier voorzeker vermindering worden aangebracht.
Edoch, hier doet zich eene moeilijkheid voor.
Het is my niet mogeiyk, uit te maken hoe
veel noodigmaar ook voldoende zou zgn voor
behoorlijke inrichting.
Een amendement tot vermindering kan daar
om moeiiyk van deze zijde uitgaan. Schrapping
van al het deswege geraamde hetgeen de
Kamer in de gelegenheid zon stellen later te
bewilligen wat na overlegging van de noodige
gegevens bleek vereischt te worden zou dan
ook stellig rationeeler zijn. Doch schrapping van
de f 33.465 het geheele bedrag dat thans
is uitgetrokken voor de Statenzaal ware
hoogst ongewenscht oponthoud geven. Daarom
zie ik voorshands af van een amendement tot
;chrapping van de f 33.465 of een deel daar
van. Ik doe dat in de hoop, mijnheer de voor
zitter, dat de minister, deze houding waar-
deerende, zal verklaren bereid te zijn om
nauwkeurig na te gaan met hoeveel de raming
kan worden verminderd.
Ik doe dit ook met het oog op hetgeen de
minister zegt in de memorie van antwoord,
waar hij op bladz. 2 schiijft: „Kan men aan-
toonen dat hier of daar zonder schade voor
's rijks belang met een kleiner bedrag kan
worden volstaaD, dan zal hg zich, zooals van
zelf spreekt, tegen vermindering niet verzetten."
Mocht bij den minister a priori vaststaan dat
het geraamde van f 27.465 voor de inrichting
en van f 15,000 a f 16.900 voor de meubileering
noodig en onmisbaar zal zgn voor eene be
hoorlijke voldoende afwerking van het geheel,
dan, maar eerst dan, mijnheer de voorzitter,
zou ik genoodzaakt zgn, zeer tot mgu leedwe
zen, mede te werken tot schrapping ook van
de volle f 33.465, ten einde de kamer in de
gelegenheid te stellen kennis te nemen van
plan en raming alvorens die uitgaaf te voteeren.
Ik heb mg daarom bepaald tot het voorstel,
mgnheer de voorzitter, om te schrappen wat
ondtr het artikel is uitgetrokken voor de twee
nieuwe ondernemingen, welke de minister op
touw zet in de Abdg en welke naar mgne
moening niet geëischt worden voor de behoefte
van het gewestelijk bestuur.
[Wordt vervolgd.)
BENOEMD! UEA MZ.
Bij kon. besluit:
is aan mr N. H. van Es van Meerkerk, op
zyn verzoek, tegen 1 Jan. verleend een eervol
ontslag als raadsheer in het gerechtshof te
Leeuwarden, met dankbetuiging 5
is aan E. A. Canneman, op zyn verzoek,
eervol ontslag verleend uit zyne betrekking
van hoofdcommies by het departement van
financiën, behoudens aanspraak op pensioen;
zgn benoemd tot ontvanger der registratie
1 domeinen te Boxmeer M. W. Klein, thans
in gelijke betrekking te Horstte Oldeberkoop
G. H. Kraus en te Horst F. W. Swane, beide
thans surnumerair;
is benoemd tot directeur van het postkan
toor te Lichtenvoorde L. Pitlo Rz., thans
klerk der posterijen en telegraphie van de
lste kiasse;
is tegen 1 April 1899 aan den commies der
telegraphie van de lste klasse W. Koning, op
zgn verzoek, eervol ontslag verleend uit's rgks
dienst;
en zgn by den Rykswaterstaat tegen
1 Jan. benoemd tot opzichter4de klasse J.
Th. M. Smelt; lste klasse D. L. A. van de
de Kreke, thans 2de; 2de klasse J. Schol, thans
3de, en 3de Klasse M. in 't Hout, thans 4de
De luitenant ter zee der 2de klasse M. C.
Koning, nit Oost-Indië in Nederland terugge
keerd, is op non-activiteit geBteld.
Vee naar België.
Biykens bericht van Hr. Ms. gezantschap
te Brussel zal Esschen (station en dorp) 15
December weder geopend zyn voor den invoer