MIDDELBURGSCHE COURANT.
s
N°. 290.
141° Jaargang.
1898
Vrijdag
9 December.
Musicalia.
i
Dei« courant verschijnt dagelfjks, met uitzondering van Eon- en Feestdagen.
Prijs, por kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pPp., J.~
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermcmet er
Middelburg 8 Dec. 8 n. vm. 46 er. 12 n 47 gr.,
av. 4 o. 43 gr. F. Verw. tam. kr. N. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór 4éa uur
aan het bureau bezorgd zijn.
AdvertentiënSO cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere famllieberiobtcn es
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames oent per rogcl
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bi) abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan bet bureau te bekomen.
Agenten)
Tc AmsterdamA. de La Mak Azn. en Max R.
Nunes; te Kotter-da»": Nijgh van Ditmah.
Middelburg 8 December.
Vee-invoer in Belgiö,
L
De meer besproken kwestie der sluiting van
de Belgische grenzen voor den invoer van ons
vee heeft, wij meldden het in 'tkort, ook nu
weer dezer dagen in de Tweede kamer, bij de
behandeling der begrooting voor buitenland
ache zaken, stol tot gedachten wisseling gegeven.
Het groote verschil van gevoelen loopt over
het nemen van represaille maatregelen en over
de vraag of de houding, die België in deze
tegenover ons aanneemt, correct is.
Wij zullen niet alle daarover gevoerde be
raadslagingen in den breede weergeven, maar
ons, aan de hand van het officieele verslag,
bepalen tot hetgeen twee sprekers, de heeren
mrs P. C. J. Hennequin en E. Fokker, beiden
in onze omgeving goed bekend, hebben gezegd
en wat de minister, op het in 't algemeen over
dit pnnt gesprokene, antwoordde.
De heer Hennequin, die tegen den aan
drang van represaille maatregelen zich, evenals
wij, verzet, zeide dan Mijnheer de Voorzitter!
Grootendeels in aansluiting aan hetgeen door
andere sprekers is gezegd, wensch ik eenige op
merkingen te maken over de moeielijkheden
die de invoer van ons vee in België ondervindt.
Met groote ingenomenheid heb ik gehoord,
dat de drang tot het nemen van retorsie- of
représaille-maatregelen hier in de Kamer niet
zoo sterk is als daarbuiten ons nu en dan is ge
bleken. De stap onder andere, die de Friesche
Maatschappij van Landbouw heeft gemeend te
moeten doen, acht ik dan ook een bedenkelijke
stap, want ik meen dat retorsie- of représaille-
maatregelen in hunne algemeenheid gevaarlijke
middelen zijn wanneer men de gevolgen van te vo
ren niet nauwkeurig overweegt. Deze retorsie- of
représaille-maatregelen, tegenover België geno
men, zouden toch neerkomen op een tarieven-oor
log die voor beide landen,die elkaar in zoo meni»
opzicht noodig hebben, hoogst schadelijk zoude
werken; het eerste gevolg is de verhoogiDg
van den prijs van alles wat wij in Be'gië uit
voeren en de vermindering van onzen uitvoer
naar België; nu moge dit vooral onze nijver
heid treffan, ook daarbij heeft onze landbouw
als belastingschuldige en in andere opzichten
belang.
Al heb ik dan ook met groote ingenomen
heid van den heer Schaepman gehoord, dat hij
voorbereiding aanbeval van het nemen van
retorsie-maatregelen zonder eenige nevenbedoe
lingen van „oeconomischen aard", het is tocb
zeker dat wij dan een weg zonden opgaan, die
in ons vrijhandelsstelsel kwalijk past. Men
heeft geopperd om de Belgische industrie uit
te sluiten van onze aanbestedingen van staats-
werken, maar dit zou door het wegvallen vaD
concurrentie wederom onze belastingschuldigen
benadeelen, onze nij verheid zoowel als onzen
landbouw.
Nog om eene andere reden komen représaille
maatregelen mij weinig aanbevelenswaardig
voor. Wij staan in dezelfde omstandigheden
tegenover een groote mogendheid, Duitschland,
Verdi's Requiem.
II.
In het jaar 1874 verraste Verdi de muzikale
wereld, die slechts gewoon was hem te vieren
als dramatisch componist, door een werk, dat
thuis behoorde op het terrein der kerkelijke
muziek, nl. door een groot Requiem, een toon
dicht, in verheven stijl gecomponeerd, vol uit
drukking en getuigende vaD jeugdig vuur.
Daaruit bleek te meer de zeldzame gave van
zijn schepper, daar dit eerst op een-en-zet
jarigen leeftijd door Verdi werd gecomponeerd
en das betrekkelijk reeds een kind zijns onder-
doms is. In geen ander werk komt Verdi den
meesters van het Duitsche geniale tijdperk,
alsmede de modern klassieke school van Duitsch
land, zoo nabij als in dit aangrijpende Requiem.
De aanleiding tot het componeeren van dit
werk was het plechtig herdenkingsfeest, dat
de stad Milaan zou houden ter nagedachtenis
van den grooten dichter Allessandro Manzoni.
Dat de muzikale wereld niet weinig verbluft
stond, toen het bekend werd dat Verdi, de
populaire componist van Rigoletto, II Trova-
tore, een Requiem bad gecomponeerd, is be-
grijpeigk.
Verdi toch had zich op dat gebied weinig
of nooit bewogen en uit zijne opera's viel niet
nt te leiden, dat hg tot het componeeren van
gen zoo ernstig en verheven kunstgewrocht,
waarirgen wij wel de bonding zullen moe
ten aannemen, door den lieer He-seelink van Sucb-
elen in zulke fraaie woorden aangeprezen en
lie toch niets heeft van een dreigement, van
rep.-éiüille- of retorsie maatregelen. Wij zouden
dus represaille-maat regelen nemen tegenover
een vijand dien wy aandurven, waar wij in het
zelfde geval tegenover Duitschland niets zou
den doen.
Beter zou ik het vinden zoo spoedig mogelijk
over te gaan tot bestrijding der tuberculose
in ons land. Ia België heeft de bestrijding
van die ziekte schatten gekost, en nu gaat het
toch niet aan ons ziek vee uit de Belgische
schatkist te doen betalen door bet in België
in te voeren. Ik zou dus aandringen op de
spoedige bestrijding der tuberculose, ten einde
ook dit voorwendsel aan België te ontnemen.
Want dat het een voorwendsel is, al is het
gegrond op werkelijk bestaande ziekten hier
te lande, is zeker. Bdgië heeft nooit anders
gehandeld. Toen België de grenzen sloot
wegens mond- en klauwzeer, liet men onge
hinderd den meBt uil de Bi all en in Nederland
België binnenkomen, en dit is nog zoo.
De tegenwoordige toestand de heer Ferf
heeft er reeds op gewezen is niet die,
welke men blijkens de eerste inlichtingen ver
wachtte. De voorwaarden, welke in den be
ginne door België zijn gesteld, waren ik
meen bet zeker te weten veel milder dan
die welke tegenwoordig worden toegepast.
Aan dien toestand kleven nog andere be
zwaren. Op dit oogenblik wordt ons vee
onder quarantaine gehouden. Het gezonde vee
wordt in België voor de consumtie gebruikt,
maar het zieke vee wordt teruggebracht.
Het gevolg hiervan is, dat wij het gezonde
veé verliezen en een zieken en besmetten vee
stapel, op enkele gezonde exemplaren na, zul
len overhonden.
Na zou ik aan den minister of nog liever
aan de regeering willen vragen het volgende:
Icvoer van vee uit België in Nederland is
verboden. Wat gebeurt er nu met bet vee,
dat in België in de quarantaine wordt bevon
den ziek te zyn en toch naar Nederland wordt
teruggebracht Het verbod van invoer van
vee nit België in ons land onderscheidt niet.
Zgn hiertegen geene maatregelen te nemen
Wanneer ik dus in het algemeen mij meen
te mogen voegen bij hen die meenen,dat men
voor het nemen van représaille-maatregelen
voorzichtig moet zgn, dan moet ik toch zeg
gen, dat représaille-maatregelen op het terrein
zelf in de eerste plaats zouden moeten genomen
worden.
Ik doel op de regeling van de wederzijdsche
grensbeweiding, eene zaak die in deze Kamer
meermalen is ter sprake gekomen.
Ik heb met groote veiwonderiDg gezien en
mij reeds meermalen krachtig gekant tegen het
systeem, dat door de autoriteiten in Zeeland
iD deze wordt toegepast.
Er zgn voor het weiden van vee van Belgi
sche veehouders verloven uitgereikt geheel
tegen bet verlangen en het advies van de
burgemeesters der Nederlandsche grensgemeen
ten in.
Dat de bezwaren daartegen niet denkbeeldig
zijn, mag men daaruit afleiden, dat de dage
Ujksche beweiding het vee iederen dag in
België en weer in Nederland terugbrengt.
Nn ia het sanitair toezicht van de Belgische
veeartsen daar, om tnsschentijda opkomende
besmettelijke ziekte te constatceren.
Ik zal hierover niet veel zeggen, maar ik
sluit mij aan bij den twijfel, die is geopperd,
of wij, Nederlanders, op mededeeling daarvan
volkomen kunnen vertrouwen.
Op dit terrein, dankt mij. zou men stellig
zich meer kunnen doen gelden.
Men moet trachten tegenovergestelde conees-
s:ë-i te krijgen, wat tot nog toe nog weinig
gelukt is, maar wellicht, wanneer men strenger
optreedt, te verkrijgen zal zgn.
De toestand is voor onzen geheelen veehan
del zeer bezwarend, maar, zooals ik reeds
vroeger zeide, vooral voor hen die aan de
grenzen wonen onhoudbaar.
Smokkelarij wordt op groote schaal uitge"
oef end. Men vindt geheele benden van zeer
slecht bekende individuen aan de grenzen, die
met smokkelen beginnen, maar die voor de
veiligheid der grensstreken ia het algemeen een
groot gevaar opleveren.
Ook in dit opzicht meen ik de regeering te
mogen aansporen aan de bestaande toestanden,
hier aangeduid, een einde te maken.
De heer E. Fokker merkte het volgen-
i op
Ik wensch over het thans in behandeling
zijnde pnnt een enkel woord in het midden te
brengen.
Ik begin met er op te wijzen, dat in Zeeuwsche
en Vlaamscbe bladen dezen zomer de mededee-
ling was te vinden dat vee, ingevoerd in België
in strijd met het verbod van invoer en door
de ambtenaren in beslag genomen, in België
na de keuring in levende lijven in circulatie
is gelaten.
Is dit feit waar, dan is dit van belangvoor
hem die vermoedt, maar tot dusver niet be
wijzen kan, dat de Belgische regeering slechts
voorwendselen zoekt om ans vee te weren.
Ik wensch nu aan den minister te vragen
of hem een dergelijk feit bekend is, en zoo
niet of hij daarnaar een onderzoek zou willen
laten instellen. Waar de minister voortaan
wederom strijd zal hebben te voeren en confe-
rentiën zal hebben te bonden met de Belgische
regeering, over de vraag, of er al dan niet ge
gronde reden bestaat voor het verbod van vee-
invoer in België, daar is het van veel belang
dat de minister kan wijzen op het feit dat vee,
door Belgische ambtenaren in beBlag genomen
als ingevoerd in strijd met het verbod van
invoer, welk verbod zou steunen op het gevaar
van insleping van veeziekte in België, niet is
geslacht of onschadelijk gemaakt, maar vrij
in België rondloopt.
Dezerzijds bestaat het vermoeden, dat ziekte
by het vee hier te lande als voorwendsel door
de Belgische regeerirg gebruikt wordt voor
het verbod van invoer, en ik hel persoonlijk
tot die meening over.
Aan de Belgische regeering schijnt niet ah
tijd even helder voor den geest te staan, dat
naburige natiën over en weer elkander af en
toe noodig hebben. Ik meen dat de uitvoering
van het tractaat met België omtrent het ka
naal Terneuzen—Gent aan deze regeering al
licht de gelegenheid zal geven om nu en dan
aan de Belgische regeering te doen gevoelen,
dat de liefde niet altijd van éen kant kan
komen, dat inschikkelijkheid en welwillendheid
niet altijd van me zijde kuaneu worden ge
vorderd.
Ik zou daaraan oen zichten wenk wilier
toevoegeD. Retorsie maatregelen, het is bekend
genoeg, treffen ook hem die ze aanwendt.
Daartoe mag dan ook zeer zeker niet dan in
den uitersten nood worden overgegaan. Maar
dan, zou ik zeggeD, zoo kras mogelijk. Dan
zou, dunkt mij, als retorsie-maatregel niet in
aanmerking moeten komen een protectionis
tisch tarief, maar verbod van invoer. Doch ik
herhaaltot een dergelyken maatregel kan
slechts in den uitersten nood worden overge
gaan en zullen de gevolgen ter dege moettn
worden overwogen. Maar er is veel minder be
zwaar tegen het voor de hand liggend
middel, dat door den spreker, die mij
voorafging, is aan de hand gedaan bet
handhaven dezerzijds van het verbod van
den invoer van mest en trekvee. Ik meeD
inderdaad, dat, wanneer de minister de com
missarissen der koningin in de grensprovinciën
wilde uitnoodigen geene dispensatie meer te
geven aan wien ook en onder welke omstan
digheden ook, zoolang althans van andere zyde
niet meer welwillendheid is betoond, Zijne
Excellentie by het nemen van een dergelijken
maatregel allerminst op verzet, veeleer op volle
sympathie bij de Vertegenwoordiging zal kun
nen rekenen.
Het antwoord van den minister deelen wy
in ons volgend nommer mee.
Proportioneels vertegenwoordiging.
De verkiezing te Deventer geeft der Arnh.
Crt een pleidooi in de pen voor het even
redigheidsstelsel. Deze verkiezing werpt
een eigenaardig licht op ons merkwaardig
kiesstelsel. In den verkiezingsstijd worden de
kiezers door de party leiders, door de besturen
van kiesvereenigingen en door de pers steeds
en telkens met klem van redenen opgewekt en
aangespoord tot deelneming aan den „stryd
voor hun beginselen," wordt hun voorgehouden
dat het hun plicht is, door woord en stem
biljet mede te werken tot de zegepraal hunner
„beginselen," van welker toepassing alleen zij
zegen verwachten kunnen voor het vaderland
maar wat er onder ons kiesstelsel van dien
beginselstrijd wordt, kan, naar 't blad doet
opmerken, slechts een geheim biy ven voor hen,
die van de werking van dat stelsel zich geen
rekenschap geven, niet verder zien dan hun
neus lang is. Met éen sprekend voorbeeld,
aan den verkiezingsstrijd ontleend in het
district Deventer gedurende het laatste ander
half jaar, komt het blad hun waarnemings
vermogen eens te hulp en toont bun door
onloochenbare feiten aan, wat er onder ons
kiesstelsel van de beginselen terechtkomt.
Den 15en Juni 1897 brachten de katholieken
aldaar huu stemmen uit op den katholieken
candidaat dr Schaepman.
Dan 25en Jani, tien dagen later, hielpen zy
5 zege verschaffen aan den radicaal Stoffel
tegen den oud liberaal Van Delden.
Ia de eerste dagen van 1898, nadat de heer
Stoffel zyn ontslag als lid der kamer had gen o
bestreden zy den oud liberaal Van Delden
door hun stenn te geven aan den anti-revolutio
nair Heemskerk.
als een Requiem behoort te zyn, de gave zou
bezitten.
Het tegendeel bleek echter, want na de
eerste uitvoering, 2 Mei 1874, in den Dom
ie Milaan, werd het Requiem al spoedig te
Parijs, Londen en Weenen ten gehoore
bracht en was de algemeene opinie dat daarmee
een compositie van meer dan hooge beteeke-
uie was verschenen.
Ook op meer andere plaatsen hadden onder
persoonlijke leiding van Verdi uitvoeringen
plaats en overal baarde zija werk groot opzien.
Onder de deelen van dit Requiem, die op de
meest in het oog vallende wijze afwijken van
de in Duitschland heerschende opvatting, treedt
de eerste Satz het meest op den voorgrond.
Uit de wyze, waarop hier de dood bezongen
wordt, spreekt geheel het beminnenswaardige
en kinderlijk geloovige karakter, bet Italiaan-
sche volk eigen. Van de vroegste tijden af
vinden wy in de stervens-scènes van het Ita-
liaansche muziekdrama een roerende ineen
smelting van weemoed en stralende vriende
lijkheid. Men denke slechts aan het slot van
Monteverdi's beroemde Combattimento en, wat
Verdi zelf betreft, b.v. aan den laatsten zang
zijner Acuzena uit de vijfde acte der Aïda.
Maar ook Palestrina en de vorsten der oud-
Italiaansche kerkmuziek zingen op deze wgze
van den hemel en het eeuwige leven, en ge
heel anders dan Lasso en Duitsche tijdgenooten.
Zoo is ook de inleiding van dit Requiem be
handeld: een vriendeiyk, klagend beeld van
den dood, zooals wij het in dergelijke Duitsche
werken niet gewoon zijn.
Hoe zeldzaam schoon smelten hier klaag
tonen en teedere dwepery samen. Eerst komt
in de aanvangsmotieven der bassen, in den
berustenden toon der zangstemmen, in de melo
die der oboe de uitdrukking van smart tot
haar volle recht. Dan komt met dan Dur-over
gang V8U het et lux p .rpetua de troost haar
zachtken8 aflossen.
In het Te decet schynen de rollen verwisseld
te zijn, en by het In Jerusalem wykt de
De stemming van het Kyrie is vol hoop.
Van een kerkelyk plechtige inleiding gaat bet
langzaam in lichtere vormen over en bereikt
ten slotte een groote levendigheid, waarin een
oogenblik (de D-moll overgaD g) zelfs harts-
tochteiyke tonen zich doen booren. In snel afwis
selende lichteffecten, sterft deze zeldzaam
schoone compositie als een droombeeld weg.
In de Sequenz van Verdi's Requiem zijn on-
getwgfeld het Quid sum miser, het Rex tremen-
dae, het Recordare, het Ingemisco, en hei
Confutatis als korte op zich zelf staande nummers
aangeduid en behandeld, maar toch zyn zij
blijkbaar als éen samenhangend geheel gedacht.
Nu eens in angstigen, dan weer in klagenden
en moedeloozen toon laat Verdi tusschen alle
op zich zelf staande beelden van den tekst den
uitroep Dies irae weerklinken en aan het slot
van de Confutatis herhaalt hij het begin en
bet hoofdmotief van de Sequenz.
Het Lacrymosa wordt, evenals in Cherubim's
C moll Requiem, een aanhangsel der compositie,
doch Verdi bereikt daarmede een ideaal-toppunt.
De eerste gedachte, aan den Dag des Oor
deels gewgd, legt in de muziek een storm van
opgewondenheid, die huilende, stootende en
harde motieven voor den dag brengt. Spoed it?
echter krggt de klaagtoon de overhand en
tieheerscht deze, met het korte thema
All® agitato.
En eindelijk,Tnim tien maanden later, hielpen
zij tegen den rad ideal van Loeien Martinet
Ijd oui-liberaal De B janfort weder in de kamer
te brengen.
Bij volgende gelegenheden behoeven zij nu
aog maar huu steuu te geven aan een christe-
lijk-historischen en aan een sociaal demtcratischen
candidaat, om aan alle staatkundige partijen
achtereenvolgens hun gunst te schenken. Dat
lit mogelijk is heb' en den 25en Juni 1897
i). a. da verkiezingen in Rotterdam I eu ia
Schoterland bewezen.
Toch leve de beginselen!
En nu zegge men niet in farizeeïscha zelfge
noegzaamheid, dat alleen de katholieke partij
zoo beginselloos kan handeleD, want op haar
beurt doet elke andere partij 't evenzoo, omdat
ons fraaie meerderheidsstelsel haar daartoe
dwingt. Want onder dat stekel strijden de
staatkundige partgan, overal waar harstemming
aoodig is en in Juni 1897 was dit in 50
onzer 100 kiesdistricten 't geval, niet vóór
haar eigen beginselen, maar tégen die van
andere partijen, de uitslag van zulk eeu nega
tieven beginselstrijd beslist omtrent desamen-
itelling der volksvertegenwoordiging, in wel
ker meerderheid de kiesgerechtigde natie dan
heet te hebben aangeduid naar welke begin
selen zij het staatsbestuur gevoerd wenscht te
zien
„Wanneer toch zullen eindelijk de oogen
ms opengaan voor de vervalsching van het
vertegenwoordigend stelsel door onze irratio-
neele wijze van verkiezen aldus besluit de
A. C. haar opmerkingen.
BEWOEMINUEN MZ.
Bij koD. besluit
is voor het tijdvak van 1 Januari tot en
met 31 Aug. 1899, benoemd tot leeraar aan de
Rijks- hoogere burgerschool te Roermond J.
P. Heyligers aldaar
is voor het tijdvak van 3 Nov. 1898 tot en
met 31 Aug. 1899, ter ondersteuning in zijne
studiën, van rijkswege eene beurs van f 800
verleend aan G. van Geedaren Sfort, student
de faculteit der geneeskunde by de rijks
universiteit te Leiden;
is bepaald, dat op 31 October 1899 de ra-
volgende garnizoensveranderingen zullen plaats
hebben
van het 3e regiment huzaren', het lste eskadron
van Amsterdam naar 's Grnvenhagehet 5de
eskadron van 'BGraveDhage naar Amsterdam;
van het 4de regiment vesting artilleriede
lste comp. van Hellevoetsluis naar 'sGraven-
hagede 2de comp. van 'a Gcavenhage naar
Willemstad; de 3de comp. van Willemstad
naar 's Gravenhageen de 5de comp. van
sGravenhage naar Hellevoetsluis.
Het hof heeft zeven dagen den lichten rouw
aangenomen wegens het overiyden van de
prinses Douairière Cathariiia van Wurtemberg.
TWKKHK KAnXR,
dat reeds iu de inleiding vernomen werd, dit
gedeelte.
liet Tuba Mirunt gaffe de koren der blaas
instrumenten van het Requiem van Berlioz in
een vereenvoudigde copie weer. Het Mors
Stupebit rust op een motief der instrumentaal
bassen van zesr schilderachtige kracht. In
het Liber scriptui komt weder diezelfde leven
digheid terug, waarmede de Sequens begon.
Deeh ia gerekte rythmen, ah uit de verte
dreigende gestalten, gaan deze karakteristieke
motieven van het eerste gedeelte van het Dies
irae door het donkere weefsel dezer Satz heen.
Dynamiek en Modulatie werken hier met de
zichtbaarste tegenstellingen.
Op het laatst komt de Fantaisie weer terug
bij bovengenoemd klaagmotief, en daarmede
wordt bet prachtige gebed ingeleid, dat door
Begrooting van waterstaat.
Ia zyn Memorie van Antwoord op het voor-
loopig verslag verklaart de minister ia de
:e plaats nader het eindcyfer zijner be
grooting. Dit eindcyfer is het gevolg van de
:ere bedragen, die moesten worden uitge
trokken ten behoeve van werken, .waarvan de
het sol jkwartet In Quid sum wiser wordt uitge
voerd.
Verdi's eenvoudige melodieën drukken vrome
srusting en zachte hoop uit. Aan het einde
verneemt men wederom klaagtonen en in de
allerlaatste periode wordt de wanhopende
stemming weergegeven door een koorgezang
zonder begeleiding.
Ia het Rex tremendae heeft Verdi de beide,
zoo treffend weergegeven beelden van de Ma
jesteit des E mwigen Rechters en aan genade
behoefte hebbende menschheid naast elkaar
;eplaatst en met elkander in nauw verband
gebracht. Al naarmate de eerste tegen het einde
in het helderste licht schittert, C dur cadenz)
ontplooit ook het biddende motief Salve me
in breede rythmen de volheid van 's menschen
ootmoed en innigheid.
Het Recordare en het Ingemisco zyn stukken,
waarin de godsdienstige uitdrukking m ier tot
den opera-vorm overhelt. Het eerste, een
vrouwenduet, onwederataanbaar liefelijk, herin
nert aan Pergolesehet laatste, een tenor-solo
met Oostersche harmoniewendingen, aan Verdi's
Aïla.
De Confutatis (bas-solo) staat, wat schepping
betreft, achter bg al de andere Satzen.
Het begin, Confutatis maledictis, is djsniet-
temin van groote werking, en aangrijpend, is
de uitdrukking vau ontsteltenis, weergegeven
in het langzaam wegruischen der instrumenten.
Om een zekere beangstheid aan te duiden, laat
de componist het gebed van den zanger Org