BIJVOEGSEL VAN DE Maandag 21 November 1898, no. 274 Middelburg 19 November. Brieven van een Hagenaar. Komt de Scheveningsche bommenhaven er nu, nadat de provincie Zuid-Holland zich be reid heeft verklaard drie ton in de kosten van de binnenhaven bij te dragen? Ziedaar eene vraag, die men mij liever niet moet doen, want ik zie geen kans om haar te beantwoorden. Het votum van de Provinciale Staten beeft, naar ik meen, slechts eene negatieve beteeke- nis. Hadden ze zich tegen het beschikbaar stellen van het „hulpgeld", zooals de Vlamin gen zeggen, verklaard, dan zou daarmede tegelijk uitgemaakt zijn, dat het rijk de beurs ook gesloten hield, want het beginsel, dat alleen het rijk de hand opent wanneer gemeente en provincie het ook doen,'heet dat te vereischen, eene conclusie die bij mij echter zoo vast niet staat, omdat op dit geval de toepasbaar heid van het beginsel kan worden bestreden. Het geldt hier niet het ondersteunen van eene particuliere onderneming, die het publiek be lang dient, doch door particulieren krachten alleen niet is tot stand te brengen, een tramlijn bijvoorbeeld, in welk geval, nadat de particulieren, als eerste belanghebbenden, hun plicht hebben gedaan, de officieele ver tegenwoordigers van het publiek belang in hunne drie graden, gemeente, provincie, rijk, bijspringen. Hier geldt het eene andere rege ling. Van de ontworpen haven te Scheve- ningen zal de gemeente het minst risico opleverende en het minst kostende deel, de binnenhaven, voor hare rekening nemen, maar hot rijk met het meest gewaagde en meest kostbare deel, de buitenhaven, die eene zaak van millioenen is, worden belast. De provincie zal nu h fonds perdu de gemeente nog eens met drie ton te hulp komen, en de allereerste belanghebbende, de Scheveningsche visseherij, die als een echte Jean qui pleure et Jem qui rit tegelijk verzekert dat ze te gronde gaat en alleen door dit bommenhaventje van den wis sen ondergang kan worden gered, en stoft op hare met den dag merkbare grootere ontwik keling en vooruitgang, die betaalt niemen dal. Zoodoende blijft er niet veel over van eene rationeele verdeeling van kosten naarmate van den omvang der verschillende belangen, maar ontaardt de haven te Scheveningen in eene zaak van simpele bedeeling, een voorna melijk ten koste van het rijk in 't leven hou den van de visseherij van het Haagsche zeedorp, waarbij geen enkel administratief beginsel kan worden toegepast dan de „volstrekte onvermij delijkheid" van artikel 21 der armenwet. En hoe kan eene tak van industrie, die op haar eigen voortdurende toeneming en ontwikkeling wijst, gelijk de voorstanders van de bommen haven, terecht of ten onrechte, steeds gedaan hebben, geacht worden in staat van „volstrekte onvermijdelijkheid", van bedeeling teverkeeren? Er heerscht in deze geheele zaak, en daarom breng ik haar, ofschoon ze alleen van het engst mogelijk plaatselijk belang is, hier ter sprake, heel wat onoprechtheid. De tegenstrijdige getuigenissen omtrent eigen ge zondheid en levenskans van de visseherij zelve vermeldde ik alhet gebruik maken van de statistiek van de Scheveningsche visseherij, zonder haar te splitsen in de locaal-Scheve- ningacbe en de Maas-Scheveningsche, is een tweede verschijnsel; de geheime toeleg om dit onbruikbare haventje te krijgen alleen om later de, wegens de groote defensiekosten met bijkomende gevaren voor de residentie, onbe reikbare diephaven te kunnen bekomen, een derde; en het laatste is het thans in de Pro vinciale Staten van Zuid-Holland aangenomen voorstel van Gedeputeerden, de beslissing over de geheele havenkwestie afschuivende op den minister van waterstaat. Vindt die, en vinden de Kamers dit bommenhaventje goed, dan moeten ze daarvoor de vereischte millioenen maar voteerende provincie maakt zich met de drie ton van alles at, ook van de verant woordelijkheid tegenover Scheveningen, wan neer het later blijken mocht, dat die niets aan dit werk zullen hebben. Hoe men zich echter in dat geval van de verantwoordelijkheid kan schoon wasschen jegens de contribuabelen, die de drie ton zon der nut hebben opgebracht, kan ik moeilij k vatten. Nu krijgen Regeering en Staten- Generaal de zaak in de hand. Indien het waar is wat men vertelt, dat de minister zelf dit ondiepe putje aan de Scheveningers heeft aangeraden, dan is er zeer zeker een wetsont werp te verwachten Ik hoop dat de Tweede kamer dan de Staatsportemonnaie goed dicht zal houden. Na een oogenblik van onaangename verras sing, is men hier spoedig bekomen van den schrik, teweeggebracht door de schrifturen van den Amsterdamschen opperrabbijn tegen de openbare school. Men zag in de Nederlandsche Israëlieten altoos de steunpilaren van de niet theologiseerende openbare school, en vernam nu op eens, dat een invloedrijk voorganger aan het ontwerpen was een Israëlitisch bij- Volgens bericht in de Hollandaclie bladen vernam men te Scheveningen teeda, dat een ontwerp van wet betreffende de haven aldaar in bewerking ia zoodat de ndiemng «erlang kan «orden tegemoet gezien. Red. zonder onderwijs, h Vinstar van de Christelijke en van de Katholieke scholen. Dat had Wertheim eens moeten beleven! Of liever dat zou Wertheim nimmer beleefd hebben, want zijn ruime, vrijzinnige geest zou het postvatten van zulk eene eenzijdige isole- mentspolitiek hebben gekeerd. Men is echter gaan inzien dat de geest van Wertheim, die de geeBt is van de groote meerderheid van het ontwikkeld Israël in Nederland, het slagen van des opperrabbijns veldtocht zal blijven beletten, en het bericht dat er te Amsterdam reeds eene „commissie voor de oprichting van Israëlitische bijzondere scholen" verrezen is, heeft het goed vertrouwen van de vrienden van het openbaar onderwijs niet kannen schok ken. Trouwens de motieven van het optreden zijn zwak. Dat voor de kinderen der ortho doxe joden kerkelijk onderricht wordt noodig geacht, is natuurlijk, maar tot nogtoe hebben ze dat niet op de Staatsscholen maar elders ontvan gen, en er is geen reden waacom dat niet aldus zou kunnen blijven. En dat de openbare school sinds den dood van Thorbecke niet meer „neutraal" zou zijn, zooals ze tijdens het leven van dien staatsman was, is uit de lucht gegrepen. Thor becke is al 26 jaren dood, en 't zou zeker getuigen van een weinig scherpen blik van de wachters op Sioos muur, zoo ze eene kwart eeuw noodig hadden gehad, om deze ontaarding van eene instelling, die meer dan eenige andere in een glazen huis werkt, te bespeuren. Van bevoegde zijde heeft men dan ook dr Diinner reeds op de vingers getikt en aangetoond dat het openbaar lager onderwijs in geen enkel opzicht anders is dan tijdens Thorbecke's be stuur. Dat onderwijs wordt nog altijd dienst baar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en aan hunne opleiding tot alle christelijke en maat schappelijke deugden (de oude formules, door den minister Godefroi indertijd uitdrukkelijk goedgekeurd); de onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders denkenden, en waar dit voorschrift mocht over treden worden, wordt het thans, even goed als vroeger, tegengegaan en gestraftde open bare scholen zijn nog altoos voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezind heid toegankelijk. Er bestaat dus inderdaad voor den geloovige, van welk kerkgenootschap ook, geen enkele reden om aan de openbare school partijdigheid of tegenwerking van den godsdienst en kerkdienst ten laste te leggen. Dat de katholieken en orthodoxe protes tanten het doen, heeft eene bijzondere reden; deze kerkelijke partijen hebben zich langzamer hand in politieke partijen omgezet, en trachten door het isolement, dat haar bijzonder onder wijs moet scheppen, de toekomst van hare eigen politieke partij te bevestigen; daar geldt het niet de instandhouding en het voortbestaan van de kerk als zoodanig, maar het kunstmatig beveiligen van de conservatieve en reactionnaire begrippen, die de leiders en woordvoerders aankleven, en die, dit kan volmondig erkend worden, niet bestand zijn tegen het samen leven van een volk, dat, bij alle verschillende opvattingen omtrent onzienlijke dingen, zijne tijdelijke en maatschappelijke behoeften wil geregeld hebben overeenkomstig de milde denkbeelden van den nieuwen tijd. Iets der gelijks als katholieken en anti-revolutionnairen beoogen, zal wel niet in de bedoeling van dr Diinner liggen. De Joden hebben hier te lande nooit isolement gezocht noch behoeven te zoeken in 't belang van eene kerkelijk-poli- tieke discipline; met behoud van al hunne eigenaardigheden, hebben ze het leven van het geheele volk medegeleefd, zijn ze niets anders geweest dan Nederlanders, hetgeen ze dan ook zijn. En anti-revolutionnaire neigin gen hebben ze evenmin getoond, zij die aan de groote revolutie hunne politieke en maatschap pelijke gelijkheid van rechten te danken hebben. Conservatieven en liberalen zijn er onder hen altijd geweest, evenals onder de niet-orthodoxe protestantenom diezelfde reden die voor dezen gold, dat ze niet stonden onder de bevelen van kerkelijke hoofdlieden, ook in niet-kerkelijke zaken. Wil de Amsterdamsche opperrabijn hierin verandering brengen Hebben de lauweren van het Nederlandsch Episcopaat en van dr A. Kuyper hem de Blapelooze nachten bezorgd, waarin dit plan is uitgebroeid Ik kan mij vergissen, maar ik denk niet dat hij dan suc ces zal hebben. Zijn zonderling en met deD, onder de Nederlandsche Israëlieten bestaanden geest weinig strookend denkbeeld zal worden verijdeld, niet door het verzet van het libe ralisme, ook niet door den tegenzin, dien de bijval van hen, die gisteren nog anti-semieten waren, niet kan missen te verwekken, maar door de afkeuring van hen, tot wie hij zijne vermaning heeft gericht. Den Haag, 17 November 1898. CEESTELIJKE KASPLANTEN. Het schrijven van dr Diinner, opperrabbijn te Amsterdam, vindt meer en meer bestrijding, ook van eigen geloofsgenooten. Zoo bevatte de N. E. Crt. in haar nommer van Vrijdag een schrgven van den heer B. Blok, waarin deze vraagt of dr Diinner in de mee ning verkeert, dat hetgeen hij wenscht werd verkregen op de openbare school, zooals die bestond voordat zij dermate ontaardde, als de opperrabbijn meent dat nu het geval is. En zoo neen, waarom is dan nu eerst de openbare school voor dr Düoneren zijne geestverwanten onbruikbaar geworden? Eene andere vraag, aldus schreef de heer Blok verderZou dr Düuner dan van de ge mengde school hebben mogen verlangen een onderwijs, dat aan de geloofs-dogmata van het Jodendom beantwoordde? „Is niet veeleer, van zuiver-orthodox Joodsch standpunt, de neutrale school, waar, volgens de wet, tot alle „christelijke en maatschappe lijke deugden" wordt opgeleid, het best wan neer zij, ik zou haast zeggen: zoo modern- christelijk mogelijk is?" Het is den heer Blok steeds voorgekomen, dat, wanneer het Joodsche kind reeds op de openbare school leert zich eenmaal in de groote maatschappij te bewegen, zóoals voor een nuttig, vreedzaam en verdraagzaam samengaan met andersdenkenden onontbeerlijk is, voor den Israëliet daarnevens nog menige hechte band van meer innige gemeenschap in eigen boezem overblijft. „Vooreerst: de reinheid, naar het meest volstrekt moreel begrip, van het familie leven. Dande aloude synagogedienst. Voorts: de tallooze pieuse en liefdadige instellingen. Niet het minst: de godsdienstige leersohool. Voor al deze zaken is te allen tijde door dr Diinner, diens vrome voorgangers en diens ij verige geestverwanten gezorgd met onbegrensde toewijding. Zij vonden daarbij steeds rijkelijk steun en medewerking, met de daad, óok en niet het minst van zoodanige geloofsgenooten, die, naar hetgeen dr Diinner vooropstelt, in zijne gedachten „buiten het Jodendom" moeten ge plaatst worden, doch zonder wier hulp zij er niet zouden zijn gekomen. En nu is het diep treurig, dat ondanks al dien ijver, al die krachts inspanning, al die toewijding, al die offervaar digheid, thans door den booggeëerden geeste lijke eene godsdienstige verbastering wordt bespeurd. Opmerkelijker nog is 't, dat deze verbastering op den breeden rug van de open bare school wordt geschoven, welke derhalve, beladen met alle zondeD,alsdebok voor Azazel naar de woestijn wordt verbannen Maar indien het hooge ideaal van dr Diinner nu eens mocht worden bereiktindien zijn modern ghetto op eigen verzoek werkelijk mocht worden opgericht; indien hij ten volle al de vruchten mocht plukken van de opvoe ding „die van de prilste jeugd in de genoemde geestesrichting zorgvuldig gekweekt is", hoe zal hij vraagt de heer Blok 't dan stel len wanneer de kinderen, grooter geworden, de hoogere inrichtingen van onderwijs moeten bezoeken wanneer zij, tot mannen en vrouwen opgegroeid, zich zelfstandig in de breede maatschappij zullen moeten bewegen?" Aan het slot van zijn artikel maakt de heer Blok de volgende opmerking„ür Diinner, de hooggeachte geestelijke, is van zijne prilste jeugd „doorkneed" niet alleen in de door hem gevolgde en zeer te eerbiedigen geestesrichting, maar ook in nationale opvattingen, die met Nederlandsche toestanden niet altijd schijnen overeen te komen. Zou hetgeen de confessio- neele school in Duitschland heeft gekweekt, ook uit dien hoofde niet reeds in een welbe grepen Joodsch belang, het denkbeeld van de herleving van sectescholen verre, zeer verre moeten doen verwerpen?" TWIJFEL IN RECHTZAKEN. Dezer dagen vestigde Het Vad. de aandacht op een onlangs verschenen brochure van mr Guyot, oud-president van de Groninger rechtbank, waarin een geval wordt verhaald, 'twelk een 30tal jaren geleden eenige beweging heeft gemaakt. Toen werd iemand te Gronin gen, die steeds zijn onschuld volhield, wegens een aanranding tot eenige jaren gevangenis straf veroordeeld. Later werd een ander persoon als de vermoedelijk schuldige aangewezen, ver volgd, doch buiten vervolging gesteld op over wegingen die tot ernstige critiek aanleiding gaven. Maar de toenmalige regeering was door de behandeling dezer zaak zoo overtuigd ge worden van de onschuld van den eerst veroor deelde, dat zij hem onmiddellijk gratie verleende. Uit deze geschiedenis trekt mr Guyot de moraal, dat men, als er twijfel bestaat aan de juistheid eener veroordeeling, nooit voor den zelfden rechter de zaak nogmaals moet doen behandelen. Niet de onpartijdigheid, maar de onbevangenheid is aan twijfel onderhevig. De Hogerhuis-zaak bevestigt thans de juist heid van die opvatting. En de ontwerpers van het voorstel van revisie, die van dezelfde gedachte uitgaan, vinden ook in rechterlijke kringen krachtigen steun. BENOEMINUEIV ENZ. Bij kon. besluit: is aan den officier van gezondheid 2e kl. J. H. M. van Dortmond, van bet pers. van den geneesk. dienst der landmacht, thans op non activiteit, op verzoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend en die officier van gezondheid benoemd tot reserve-officier van gezondheid 2e kl. bij de landmacht is aan den directeur van het telegraafkan toor te Eindhoven W. G. van Eymeren, op zijn verzoek, als zoodanig eervol ontslag ver leend. is, met iugang van 1 April 1899, aan den inspecteur der posterijen W. P. Nagel, opzijn verzoek, als zoodanig eervol ontslag verleend, met dankbetuiging. In de St. Ct. van heden is opgenomen het kon. besluit, houdende bepaling dat de borg- tochtenwet op 1 December 1898 in werking zal treden. Af- of ontslag van gevangenen. Ten einde de voordrachten tot af- of ont slag van gevangenen, uitgaande van de ver schillende colleges van regenten over de ge vangenissen, te kunnen ondersteunen, heeft de minister van justitie tot genoemde colleges de uitnoodiging gericht om zich, bij het opmaken daarvan, de vraag te stellen of door den veroordeelde oprecht berouw wordt getoond over de door hem bedreven daad en voor zoover dit kan blijken of het verblijf in de gevangenis zoodanigen invloed op den gevangene heeft uitgeoefend, dat een gunstige verwachting kan worden gekoesterd aangaande de bereiking van het doel der bestraffing. Voorts geeft de minister te kennen, dat, waar het bestaan van een gevaarlijk karakter van den gevangene moet worden aangenomen, zoo- als dat kan blijken uit de recidive, uit zijn antecedenten en uit den aard van het gepleegde misdrijf, het goed gedrag in de gevangenis en de betoonde vlijt bij arbeid slechts by uit zondering kunnen leiden tot afslag van straf. Ten aanzien van die gevangenen acht Zijne Exc. het noodzakelgk, dat behalve in buitengewone gevallen de volle zwaarte van de straf op hen blijft drukken, ten einde hun zoo lang doenlijk de gelegenheid te be nemen zich nader aan de wet te vergrijpen, waardoor tevens de maatschappij, voor zooveel mogelijk, wordt bevrijd voor hun misdadige handelingen. Omtrent de bijzondere omstandigheden, w. o. een vervroegde terugkeer in het maatschappe lijk leven zou plaats hebben, wenscht de minister, dat rekening worde gehouden met do gelegenheid, die voor den gevangene openstaat om door arbeid in zgn onderhoud te voorzien, zoomede met de al of niet aanwezigheid van gegronde vrees voor den verderfelijkan invloed van anderen op het karakter van den gevan gene, dan wel of de toestand van het gezin, waarin hij eventueel weder zou worden opge nomen, zoodanig gunstig kan worden geacht, dat dit een gewenschten waarborg kan opleve ren tegen de verleiding, waaraan, uit den aard der zaak, de ontslagen gevangenen meer dan anderen zijn blootgesteld. Gelijkstelling van Japanners met Euro peanen in Nederlandsch-lndië. In zijn antwoord op het afdeelingsverslag der kamer omtrent het ontwerp tot wijziging van art. 109 van het Indisch regeerings re glement, weerspreekt de minister van koloniën de bewering, dat aan de Japanners, door hunne gelijkstelling met Europeanen, boven alle an dere vreemdelingen een groot voorrecht wordt toegekend. De in het voorloopig verslag gereleveerde omstandigheid, dat Japan, wat zijn godsdienst betreft, niet met Europeesche maar alleen met Aziatische volken gelijk gesteld kan worden, zou naar de meening der regeering hier niet den doorslag geven. De minister meent dat met den thans voorgestelden maatregel niet mag worden verwijld, juist omdat het nu te voorzien is, dat de handelsbetrekkingen tus- schen Japan en Nederl. Indië zich allengs zul len uitbreiden. De minister ontkent dat de aanneming van het gedane voorBtel ten gevolge zou hebben dat gelykstelling van andere vreemde Ooster lingen, bepaaldelijk van Chineezen, met Euro peanen op den duur niet zou kunnen worden geweigerd. Het geval staat geheel op zich zelf. Gemeenteraad van Goes. Zitting van Vrijdagavond te 81/2 uur. Voorzitter de heer J. J. Ramondt, oudste wethouder, wegens uitstedigheid van den bur gemeester. Tegenwoordig 13 leden. In de eerste plaats wordt mededeeling ge daan van ingekomen stukken, waaronder be hoort een verzoek van de Friesche Maatschappij van landbouw, om adhesie aan haar adres aan H. M. de Koningin, betreffende de sluiting der Belgische grenzen voor Nederlandsch vee. Van den heer A. D. F. van der Wart is een verzoek ingekomen om een maand verlof wegens gezondheidsredenen, waarby een ge neeskundig attest is gevoegd. Het verzoek wordt ingewilligd. Mededeeling wordt gedaan, dat met ingang van 21 dezer aan dr Z. Th. Diehl op verzoek eervol ontslag is verleend als directeur van en leeraar aan de H. B. school in de scheikunde, natuurlijke historie enz. en dat voor dezen cursus de leeraar M. C. J. de Visser als plaats vervangend directeur is aangewezen, zoodat in die vacature tijdelijk is voorzien. "Wijl voor de vacature van leeraar nog geen lijst van benoembaren kan worden overgelegd, zal eene tijdelijke opdracht moeten worden gedaan. Burg. en weth. zijn, naar zij meenen, daarin geslaagd en stellen voor: a. aan den heer dr J. van de Stadt, leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Mid delburg, tijdelijk op te dragen de lessen in de scheikunde; b. om den heer P. Leenhouts te Koude- kerk e, gediplomeerde aan de Rykslandbouw- school te Wageningen, tijdelijk te belasten met de lessen in Natuurlijke historie, beiden aan de H. B. school; en c. om den heer dr T. S. Hofman te Goes, adsistent aan het Rijkslandbouwproefstation te Goes, te belasten met de drie lesuren in kennis der Natuur aan de Burger Avondschool tot 1 April a.s., als wanneer de cursus eindigt, mits het voor dezen te stellen honorarium, met inbe grip der andere belooningen, den begrootings- post niet overschrgde. Alles ingaande op 28 November a.s. De raad verleent hieraan zgne goedkeuring. In plaats van den heer J. Adam, overleden, wordt tot lid van de openbare gezondheids commissie benoemd dr A. J. Swaving, met wien op de voordracht stond de heer J. A. van Mol. Aan de wed. C. Duvekot wordt afgestaan, nadat het aan den openbaren dienst is ont trokken, een stukje gemeentegrond aan den Westwal, groot 10 centiaren, nog noodig tot bouwen van een woning. Zij geeft daarvoor in ruil 46 centiaren grond tot verbreed ing van den weg. Een verzoek van J. Balje om in erfpacht te ontvangen 60 M3 bouwgrond aan denKeizers- dijk, wordt op voorBtel van burg. en weth. gewezen van de hand, aangezien een onge- wenschte toestand zal ontstaan, indien de zich aldaar bevindende pakhuizen uitkomen in een nauwe steeg of slop. Alvorens werd verworpen een voorstel van den heer M. de Jonge om Bal jé te berichten dat zijn verzoek niet vatbaar was voor behan deling wegens gemis aan duidelijkheid. Voorloopig wordt afwijzend beschikt op een verzoek van P. Schryver, om gedurende 10 jaar eenden in de vest te mogen houden, omdat de pacht van de visseherij in de vest met 30 Juni 1899 eindigt. De commissie, benoemd door de afdeelingen Heinkenszand en Kruiningen ter Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland, ter bevordering der jaarlijks te Goes te houden paarden- en veulen markt, verzoekt om die jaarlijksche markt voortaan te doen plaats hebben op den eersten Dinsdag in Juni, in welk geval de markt te Goes onmiddellijk voorafgaat aau de paardenmarkt te Zierikzee. Zij doet dit op grond dat de vreemde koop lieden in 't begin van Juni deze streken reeds bezoeken tot het opkoopen van veulens en jonge paarden en het bezoek aan de markt niet zoo groot is als verwacht werd. Het doel toch, waarmede die markt werd ingesteld, was voornamelijk het verlevendigen van den handel in veulens en jonge paarden, teneinde de fokkerij daarvan aan te moedigen. Burg. en weth. stellen voor gunstig op het verzoek te beschikken, met welk voorstel de raad zich vereenigt. Naar aanleiding van reclames van aangesla- genen in den H. 0. worden, op voorstel van B. en W., de volgende beslissingen genomen G. de Leeuwen en M. P. van Hese worden geschrapt van het kohierde'aanslagen van T. J. Verburg en M. Kok Jz. worden gehand haafd A. Zonnevijlle wordt overgebracht van de 5e naar de 2e en P. Schrier van de 2e naar de le klasse. Daarna wordt toegestaan eenige kwijtschel ding van schoolgelden wegens het verlaten der school van leerlingen. Ofschoon dit niet op de agenda voorkomt, verzoekt de voorzitter nog een punt te willen behandelen. Het is gebleken, dat de afwatering van de begraafplaats niet voldoende is en dat er maatregelen op grooter schaal noodig zijn, om zeker te zyn dat geen water in de groeven blijft staan. Daartoe zullen nieuwe slooten moeten worden gegraven, hetgeen nu nog ge makkelijk mogelijk is, wijl de begraafplaats nog niet wordt gebruikt en het plantsoen nog jong en dus gemakkelijk te verplanten is. Volgens deskundigen zullen de kosten van een en ander ongeveer f 500 bedragen. Burg. en weth. vragen machtiging om hoogstens dat bedrag daarvoor te mogen gebruiken, welke machtiging de raad verleent. De vergadering is daarna gesloten. LANDBOUW. Samenwerking op landbouwgebied. Omtrent de voordracht, Woensdagavond door den heer P. Leenhouts, landbouwkundige van Koudekerke, te Westkapelle gehouden, schrijft men ons nog het volgende In zijne inleiding drong de spreker in 't be lang van de landbouwers op samenwerking aan. Zijne komst naar Westkapelle had ook tot doel te bevorderen, dat die samenwerking zoo mogeiyk nog vlugger tot stand kome en inniger worde. Samenwerking op 't gebied van den land bouw moet er z'ijn. Oude toestanden, waarbij de op zichzelf staande landman tegenover het kapitaal machteloos staat, moeten weg. De vereenigde landbouwers moeten en kunnen ook eischen gaan stellen omtrent de eigen schappen, die kunstmest, zaaizaden, enz. by levering moeten nebben. Zg moeten zich door vereenigde krachten sterk weten tegenover kooplieden en fabrikanten. De Staat, die tot vóór korten tijd weinig gedaan heeft voor den landbouw, maakt het den landbouwers thans reeds gemakkelijk contróle uit te oefenen op verschillende landbouwproducten en meststof fen de proefstations van den landbouw staan voor ieder openvoor verschillende streken zijn er landbouwconsulenten aangesteld, die inlichtingen geven, zoodra die gevraagd wor den o. a. de spreker zelf als zoodanig voor Walcheren. De samenwerking der land bouwers zal verder leiden tot samenspreking, waarbij de een van den ander leert uit de ge dane proeven of verkregen resultaten. Zg kan de landbouwers by kleine opofferingen tot eene sterke machtsontwikkeling brengen, die telkens en telkens weer de waarheid der spreuk in herinnering zal breDgenEendracht maakt macht. De pas te Westkapelle opgerichte landbouw- vereeniging stelt zich als naaste doel voor oogen het gemeenschappelgk aanschaffen van kunstmeststoffen. Daarom gaf de spreker een kort overzicht van deze stoffen en hun gebruik. Allereerst hoorde men, wat kunstmest aan gaat, hier te lande van een geregeld gebruik van den vogelmest op aardappels en van de menschelijke faecaliën. Overigens bezigde men steeds stalmest, alsof dit de eene nuttige mest stof was. Nu heeft eene plant deze drie hoofd- bestanddeelenhet water, de koolstofverbin- gen en de aschbestanddeelen. Water wordt den planten toegevoerd uit den grond of uit de lucht, koolstof uit de lucht, terwgl de aschbe standdeelen in den grond aanwezig moeten zijn, willen de planten kunnen groeien. In den regel kan de mensch weinig of niets doen ten opzichte van den aanvoer van kool stof of water in de planten. Waar echter de aschbestanddeelen niet in den bodem aanwezig zijn of niet in voldoende mate of zeer onevenre dig, daar kan de kunst de natuur te hulp komen. Ontbreekt daar een der ascbbestanddeel'-n, hetzij kalk, stikstof, kali, phoaphaten of wat ook, welnu men voere het ontbrekende door een onzer kunstmesstoffen aan. Wat men vroeger onwetend, en vaak in den blinde deed door 't gebruik van vogelmest, was den planten eene meststof brengen, waarin 1 stikstof en 9 phosphaten aanwezig waren. Thans, bij de nauwkeurige kennis van de voor d planten noodige stoffen, geeft men ze het noodige zoo na mogelgk door toepassing van kunstmest. Onder deze kunstmeststoffen zijn de voor naamste: Chilisalpeter en ammoniak, de phos-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 5