MIDDELRURGSCHE COURANT. N°. 267. 141a Jaargang. 1808 Zaterdag 12 November. Deio courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen» Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor allo plaatsen in Nederland franse p,p., /t.— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 11 Nov. 8 n. vm. 39 gr. 12 o 53 gr., xv. 4 0.51 gr. F. Verw. zw. Z. O. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één nor aan het burean bezorgd zijn. Advertentiön20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten ca Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames oent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiön bi] abonnement op voordeelige ▼oorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebr. Belinfantf te Amsterdam A. de La Mar Azn. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. Ontwerp van wet betreffende wijzigingen in de bepalingen op het straffen en de strafrechtspleging ten aanzien van jeugdige personen. IV. Zooals ik in mijn vorig opstel schreef, is door den wetgever tegen kinderen, die den leeftijd van 14 jaar hebben bereikt eD ter zake van misdryf terecht staan, de straf van berisping uitgesloten; terwijl bij een terechtstelling ter zake van overtre dingen aan alle kinderen de straf van berisping, en deze alleen, kan worden op gelegd, tenzij nog geen twee jaren zijn ver- loopen sedert zijne schuldigverklaring aan eenig strafbaar feit onherroepelijk is gewor den, als wanneer de straffen van geldboeten of van plaatsing in een tuchtschool kunnen worden uitgesproken. De onderscheiding, gemaakt ten aanzien van het straffen van overtredingen in tegenstelling met misdrijven, is, eveuale in art. 39, waar voor de facultatieve opleg ging van dwangopvoedingter zake van over tredingen recidive wordt geëischt, geheel io overeenstemming met het systeem van onze en zoovele andere strafwetten, die tusschen misdrijven en overtredingen een sterk onder scheid maken. De voorsteller van dit ontwerp kon bij deze partieele wijziging der strafwet daarop geen iubreuk makenniettemin wil ik hem gaarne den wensch toedichten, dat eens ook deze doctrinaire onderscheiding uit de wet zal ver dwijnen om óf geene, óf eene op althans betere grondslagen gevestigde indeeling der straf bare feiten te maken. Ik wil mij aan een verdere bespreking van een, het bestek van dit opstel te buiten gaande stof niet wagen, en deze in dit ont werp gehandhaafde onderscheiding, zij het met leede oogen, als door den drang der noodzakelijkheid opgelegd, aanvaarden. Thans wil ik eenige woorden wijden aan de straffen zelve. Reeds dadelijk treffen wij een oude kennis, de geldboete, die eigenaardige straf, die met een beroep op het„kom je aan mijn geld, dan kom je aan mijn leven," de schuldigen ia een aan velen hunner dierbaar zwak, den mammon, treft. In de practijk meermalen van nut, valt evenwel op het zedelijk en verbeterend karakter van deze str al soort misschien wel een en ander af te dingen. Maar hoe dit z{j> xe is er, bewijst in de practijk diensten, en kan met de wijziging, die zij in dit ontwerp naar omstandigheden ondergaat, wellicht ook tegenover jeugdige boosdoeners nog van nut zijn. Bedoelde wijzigingen zijn te vinden in art. 27 quater en art. 29 quinquies vierde lid, waarbij het maximum in het algemeen op 90 gesteld en in ieder bijzonder geval de rechter verplicht wordt geen geldboete op te leggen, tenzij de ontvangst van den arbeid van den schuldige dezen tot beta ling in staat stelt. Het algemeen maximum is bepaald in verband met het hoogste loon, dat iemand als kind zal kunnen verdienen, terwijl het zeker onnoodig is op het voordeel eu het nut van een bepaling als die van art. 39 quinquies lid 4 te wijzen, waar men weet, boe meestal een "hooge boete geen straf is voor het kind, maar een belasting op de spaarpenningen van behoeftige ouders, die hun kind niet willen laten „zitten"! Na is het zeer waar, dat minderjarige kinderen ook hun verdiend weekgeld, oi althans een gedeelte daarvan aan hun ouders moeten inbrengen, maar zooals de Mem. v* Toel. (men zie Alg. bescb. 7, blz. 13, lste kolom) terecht opmerkt, allereerst zal bet bedrag der boete, op het door den schul dige anders te behouden deel der verdienste, en eerst in de tweede plaats op het aan de ouders af te geven gedeelte worden ver haald, die dit liever zullen lijden, dan door de plaatsing van hun kind in een tucht school hem en zijn loon langer te moeten missen. Daar evenwel volgens het 4de lid van art. 39 quinquies geldboete alleen dón mag worden opgelegd, indien den rechter blijkt, dat de opbrengst van dpn arbeid van den schuldige dezen tot betalirg in staat stelt, en art. 344bis bepaalt dat en hoe het ver haal der boete op het loon onder den werk gever moet plaats hebben, komt mij hst voorschrift van art. 23 tweede lid slot (nieuw) geheel onnoodig voor. Waartoe tuchtschool bij niet-betaling als er altyd betaling plaats grijpt In de Mem. v. Toel. wordt dezelfde op merking gemaakt, maar niet dezelfde con clusie er nit getrokken, dat er altijd betaling zal plaats hebben, zoodat de bepaling van art. 23 voor de uitzonderingen behouden moet blijven. Welke die uitzonderingen zullen zijn, is mij niet recht dnidelijk. De zwaarste straf, die de rechter den schuldige kan opleggen, is die van plaatsing in een tuchtschool. Ter zake van misdrijven en de in art. 27bis opgesomde overtredingen van eenigszins ern8tigen aard, bedraagt het minimum êen maand en het maximum alweer voor hen, die nog niet en die wel den veertien jarigen leeftijd hebben bereikt, respectievelijk zes maanden en éen jaar, terwijl ter zake van andere overtredingen de bepaalde maxima met de helft worden verminderd. Ik zal niet wederom mijn bezwaren tegen het maken van een leeftijdsgrens uitmeten, maar wil er alleen op wyzen, dat ingeval van ernstige misdrijventen aanzien van wier bedrijvers dwangopvoeding door den rechter niet noodzakelijk wordt geacht, de maximaal-termijn mij rijkelijk kort voorkomt. Allicht zal nu de rechter, die den maat regel van dwangopvoeding eigenlijk onnoo- iig acht, dien toch opleggen, omdat ook hii van oordeel is dat een verblijf van éen jaar in een tuchtschool toch al zeer weinig straf en dus van gering nut voor den schuldige is. Men bedenke wél, dat beide, gelijk ge rechtigde maatregelen zijn, die tot verbetering moeten leiden, maar d it, theoretisch gespro- keu, bij den maatregel van dwangopvoeding het verbeteringsbeginsel, bij de plaatsing in een tuchtschool het straffend beginsel domineert. Uit het, ingevolge art. 39bis ingediende wetsontwerp valt weinig verschil op te maken tusBchen beide instellingen, en indien de algemeene maatregel van bestuur niet door eenig ingrijpend verschil het straffend karakter der plaatsing in een tuchtschool boven het gesticht, waar dwangopvoeding wordt ondergaan, kenmerkt, is het te vreezen, dat in de practijk beide maat regelen vrij wel ineen znllenloopen, slechts met dit formeele onderscheid, dat in laatst genoemde gestichten door het uitvoerend gezag, in eerstgenoemde door den rechter over den duur van het verblijf wordt beschikt. Dit alles wordt ook door de Memorie van Toelichting, (men zie Algemeene Beschou wingen 6, blz. 12 tweede kolom) beaamd, zonder evenwel een middel aan de hand te doen om dit straffend karakter te doen uitkomen. Wel wordt daar breed uitgemeteu van de bezwaren, die tegen het in Zwitserland gebruikelijke scboolarrest bestaan. Deze bezwaren zijn inderdaad van zeer ernstigen aard, vooral het sub 2o genoemde, paeda- ïogische, dat, door het hoofd der school als werktuig van de rechterlijke macht te doen optreden, deze het vertrouwen en de aan hankelijkheid, die hij bij en van de scholieren moet genieten, dikwerf zal verspelen. De Memorie van toelichting geeft geen nadere aanwijzing, het wetsontwerp en art. 39bis evenminaan den Koninklijken wet gever is het dus voorbehouden een passende regeling te geven. Ook kan de straf van plaatsing in een tuchtschool voorwaardelijk, d. w. z. onder een opschortende voorwaarde, worden opge legd. Dit kau geschieden (art. 39 sexiet) indien de straf van berisping wordt opge- Ipgd, of deze, wanneer er geen andere hoofdstraf toepasselijk is en tevens het kind niet aan zijn ouders of voogden wordt terug gegeven, niet kan worden opgelegd. Gedurende den termijn van ten minste éen en ten hoogste twee jaren blijft die straf dan den schuldige dreigend boven het hoofd hangen. Deze voorwaardelijke veroordeeling is facultatief, maar tot een andere voorwaar delijke veroordeeling is de rechter verplicht. Dit is het geval van art. 39 ter. Wanneer een kind ter zake van een der daar opgesomde ernstige misdrijven ter be schikking van de regeering vordt gesteld moet de rechter een termijn van ten minste één en ten hoogste drie jaren bepalen, die een proeftijd zullen vormen, aan te vangen met den dag, waarop de_ voorziening van regeeringswege in des schuldigen opvoeding onvoorwaardelijk eindigt. Tevens wordt de schuldige veroordeeld tot gevangenisstraf vau ten hoogste de helft van het maximum, op het misdryf gesteld, terwijl in plaats van levenslange, tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 10 jareD wordt opgelegd. Beide voorwaardelijke veroordeelingen, én die tot tuchtschool én die tot gevangenis straf, worden volgens het nieuw voorgestelde art. 341bi8 van bet W. v. Sv. ten uitvoer de laatste iudien de veroordeelde zich voor het ingaan van den proeftijd slecht heeft gedragen of opnieuw aan eenig strafbaar feit onherroepelijk mocht zijn schuldig verklaard, de eerste alleen in het laatstgenoemde geval, daar op het gedrag van een in vrijheid levenden persoon niet wel toezicht valt te houden. Deze b -ide soorten van voorwaardelijke veroordeeling moeten als een gelukkige nieuwigheid worden begroet en toegejoiebt, die èu voor eenvoudig berispte kindereD èn voor diegenen, aan wie dwangopvoeding is opgelegd, een spoorslag kunnen zijn tot goed ;edrag. Ik zeg evenwel nit voorzichtigheid kunnen zijD, want het goed recht van voor waardelijke veroordeeling moet vooralsnog door do ervariug worden bewezen Men loopt er wel zeer hoog mede, met iu haar het beiuchte zwaard van Damocles te zien waardoor eeus schuldig verklaarde misda- digets van een verder voortschrijden op he. vet keerde pad zullen worden teruggehouden maar is deze redeneering eigenlijk niet even toepasselijk op de bepalingen vau de straf wet zelve, die naar het oordeel der voorstan ders van de conditioneele veroordeeliug, geen voldoend concrete bedreiging opleveren. Wellicht zal de toepassing dezer bepalingen, indien zij eens wet ziju geworden, wat ik voor mij gaarne zal zien, een heilzame les geven, die men zich later, wanneer men geneigd mocht zijn ook voor oudere delin quenten de mogelijkheid op voorwaardelijke veroordeeling te openen, ten nutte zal kun nen maken. Ik hoop en vertrouw, maar de toekomst zal dit uitmaken. Terecht heeft de voorsteller van het ont werp in de voorwaardelijke veroordeeling tot gevangenisstraf een middenweg gezien, tusschen het bezwaarom den ontslagen opvoedeling nog met de gevolgen van de zouden uit vroeger jaren te belasten, eu de moeilijkheidom hem, die ter zake van een ernstig feit ter beschikking van de regee ring is gesteld, na afloop der opvoeding geheel los te laten. Indien, wat ik ernstig hoop, de voor waardelijke veroordeeling hem een prikkel tot goed gedrag zal zijn, dan bereikt men daarmee een hoogst gunstig resultaat; zoo niet, dan bewijst de schuldige niet rijp te zijn om in de maatschappij terug te keeren, moet dan, daar het niet aangaat meerder jarige personen, in een opvoedingsgesticht te behouden, ook maar mededeelen iu het strafstelsel, dat voor delinquenten van den- zelfden leeftijd als hij dan heeft bereikt, is vastgesteld. Het zal daarom voor het uitvoerend gezag overweging verdienen, om hen, die zich tijdens de dwangopvoeding niet al te best gedragen, tot hun drie en twintigste jaar aldaar te behouden, opdat zy althans op uiet te jeugdigen leeftijd met het gevange nisleven kennis maken. Zijn zij van zoo verdorven natuur, dat vórr het drie en twintigste jaar, ook bij het strengste systeem van opvoeding geen verbetering valt waar te nemen, dan is naar mijn oordeel da Staat gerechtigd de handen van hen af te trekken, om dan te zien of de cel hen wellicht tot nadenken en beterschap zal kunnen brengen, wat ik tot mijn spijt niet kan vertrouwen. Slot volgt.) Middelburg 11 November. BEAiOEMlNU£tl ENZ. Bij koninklijk besluit is benoemd tot notaris binnen het arr. 's Hertogenbosch, ter stand plaats Nuenen, A. Th. J. Mertens, candidaat- notaris te Ojsterhout. TWKEtïK KlUKH. Hoofdstuk V Binnenlandsche zaken). Het afdeelingsonderzoek van dit Hoofdstuk heeft aanleiding gegeven tot de volgende op merkingen en beschouwingen. Naar de met rit g van zeer vele leden ia bij de samenstelling dezer begrooting niet de noo- dige zuinigheid betracht. Onderscheidene leden hadden niet zoozeer bedenking tegen hooger bedragen voor onder wijs en landbouw, doch kwamen inzonder heid op tegen voortdurende verhooging van traktementen. Het voornemen om de zaken, rakende de jacht en v i s s c h e r ij, over te brengen bij de afdeeling „Landbouw" aan het dep. van binnenl. zaken werd toegejuicht, doch men had gaarne gezien, dat de minister verder ware gegaan en bedacht ware geweest op vol ledige concentratie van alle met den landbouw nauw samenhangende belangen. Wat het kiesrecht betreft, wees men er op, dat de uitoefening van dat recht zooveel mogelijk moet worden vergemakkelijktde aandacht werd erop gevestigd, dat het tegen deel geschiedt. Eukele leden wenschten dat de minister de vermeerdering van het getal stemdi8tricten in de grootere gemeenten zou bevorderen. Ook werd gevraagd of de minister niet eene mechanische wijze van stemmen zou willen bevorderen. Met het oog op hetgeen is voorgevallen aan de gemeentelijke hoogere burgerschool te G o e s, waar, tengevolge van inmenging van den inspec tenr van het middelbaar onderwijs, eene althans bruikbare organisatie nu gedesorganiseerd schijnt te zijn, werd gevraagd, of het niet wen- scbelyk ware, dat het staatstoezicht niet in te sterke mate zyn wil opdringe aan de locale besturen en commission. "Verder werden allerlei punten te berde ge bracht, reeds vroeger m°er dan eens behandeld. Visscherij-belangen. Op bet dezer dagen te Utrecht, onder leiding van den heer T. A. O. de Ridder, burgemees ter van Katwijk, gehouden eerste nationaal visscherij-congres, wees deze erop, hoe de vis- scherij is een gedeeltelijk zeer veronachtzaamde tak van ons volksbestaan, welks toestand drin gend verbetering eischt. De geldende wetsbe palingen bevatten zoowel voor zout- als voor zc.etwatervis8cherij zeer belemmerende voor schriften. Van de ligging van ons land aan Noord- en Zuiderzee, van onze schoone rivieren, worden de voordeelen veelal ontkend en ver waarloosd. Bij de verpachtingen vooral blijkt dit. Dat mag zoo niet voortgaan, de Regeering moet tusschenbeide komen. Noord- on Zuider zee en de groote wateren zijn als 't ware de boerderijen onzer vischteelt, die veel meer pro ductief kunnen wOTden gemaakt. Afscheiding der bepalingen omtrent visscherg van de wet op de jacht acht de heer De Ridder dringend noodig. Hij wees er voorts op hoe weinig gestreng de wet de diefstallen en strooperijen uit vischvijvers tegengaat, waarvan het gevolg is, dat niemand bij Da er toekomt vijvers voor vischcultuuraan te leggen. In 't algemeen acht hg streng politietoezicht op de zoetwatervisscherg hoog noodig. "Wel willen sommigen liever dempen dan de visscbery bevorderen, een deel van di Zuiderzee afdammen, doch zooals nu de casus positie der Nederlandsche visscherg op dit oogenblik is, kan de heer De Ridder zich zulks best begrijpen. Maar verkeerd is het. Hij wil liever de paarden voor, inplaats vanachterdeD wagen spannen. Van de Zuiderzee is veel meer te profiteeren. Men wil hier alles op éen kaart zetten, zich alleen toeleggen op landbouw, zon der het varietas delectat toe te passen. Behoudzucht, aan de visscherg verweteD, heerscht er al niet meer dan op het gebied van landbouw; alleen zijn er op dit laatste gebied meer mannen van naam, die zich de zsak aantrekken. Strenge eenvoud is bij dit alles voorwaarde en wat nieuw geschiedt op dit gebied, moet allereerst door de meergegoe den beproefd worden, zooals nu da stoom trawlers. Wij zijn hier niet in Engeland of Schotland, waar men gemakkelijker kapitalen vindt om de zaak der visscherg te atenuen. ~Met enkele cgfers toonde de voorzitter aan, hoeveel er nog uit onze wateren te halen is, waardoor aan duizenden brood verschaft wordt. Het bedrijf der visscherg heeft aanspraak op aller aandacht. Gelukkig, zei bij, gaan w'ij een betere toe komst Ie gemoet. Het. verheugde hem te kun nen mededeelen dat hg de afdeeling landbouw onder mr Sickesz een afzonderigke regeling voor de zoetwstervisschery in bewerking is, en dat tevens de Ned. Heide-Maatschappij, mede door mr Sickesz bestuurd, een afdeeling voor zoetwatervisscherij zal oprichten, voor de lei ding waarvan een deskundige in het buiten land wordt opgeleid. Ook dit Congres is een bewgs van een betere toekomst. Na nog enkele plichtplegingen, ging men tot behandeling der zaken over. Men besprak o. a. de verzekering op visscberij - gebied, waarvan eene regeling dringend noodig is. Er zal eene commissie worden benoemd, die deze zaak in de zeeplaatsen ter hand zal nemen. Verder wil men de regeering vragen om strenger bepalingen tegen de verontreiniging van openbare werken, tegen het stroopen op visscherygebied, en om andere wettelyke voor schriften in het belang der visscherg. Nog verschillende andere punten ten voor- deele daarvan werden behandeld, o. a. omtrent certificaten van bekwaamheid voor schippers etc., en werd algemeen gevraagd een verbods bepaling otn visch beneden zekere afmeting te vangen. Aangenomen werd de volgende motie. „Het congres, gehoord de mededeeling, dat reeds een nieuwe afzonderhjke visacherijwet by de afd. Landbouw van het departement van binnenl. zaken in bewerking is, besluit het uitvoerend comité uit te noodigen aan H. M. de Koningin zyn groote ingenomenheid met deze nededeeling psr eerbiedig adres te betuigen en M. een stenographiBch verslag van het daar verhandelde te zenden." In de afdeeling zoutwatervisch werd gesproken over de middelen om het gebruik van versche visch in Nederland te bevorderen en or weer volksvoeding van te maken. Daartegenover werd er op gewezen, dat zelfs de meer welge- iteldeu moeite hebben om zeevisch te krijgen. E" zullen intusschen pogingen worden gedaan >m de versche zeevisch meer in kleine hoe veelheden verkrijgbaar te stellen. Nog werd besloten by de regeeriog aan te dringen op het vrystellen van den vischhandel te IJmniden van betaling der retributie, tbans geheven. UIT STAD ÊNVKÜVINCIE. By kon. besluit zyn benoemd tot voor zitter voor het waterschap voor de uitwatering door de sluizen bij Nummer Een in den Horfd- plaat^oldev P. F. Thomas en in het bestuur vau deu polder Karei tot dg kgraaf J. P. Krijger en tot plaatsvervangend dijkgraaf J. van Liere. Aan de beden te Middelburg gehou den verkiezing voor leden der Kamer van koophandel en fabrieken namen 45 van de 284 kiezers deel. r k o z e n werden de heeren Joh. Lutegn met 43, J. P. Fokker met 42, Ph. BoudawynsemeC 40 en H. P. den Bouwmeester met 44 stemmen, Ter voorziening in de vacatures, ontstaan door bet overlijden van den heer F. G. Sprenger en het bedanken van den heer J. J. H. Dooren- bos, werden gekozen de heeren L. G. Kake- beeke met 36 en H.A.Boogaert met 27stemmen. Verder waren uitgebracht op de heeren J. J H. Doorenbos 5, A. A. Bekaar 4, C. J. Rekkers 3, M. G. Boasson 3, A. M. van der Heil 2, C. Verhage 2 stemmen, terwgi 1 stem werd uitgebracht op de heeren M. P. van der Harst, C. A. H. Billerbecb, C. de Broekert, J. A. Zip P. L. de Brugne, C. van der Bent, J. F. M. van der Hell, F. M. Wibaut, H. Boasson en W. J. Sprenger. De opbrengst der te M i d d e I b u r g gehouden collecte voor de oud-strijders bedroeg 97. Uit een advertentie in ons vorig nummer hebben onze lezers het overlyden kunnen ver nemen van den heer John P. Bjst, het hoofd van het o. a. te V1 i s s i n g e n gevestigd scheepvaartbureau. Het H. v. A. zegt, dat de handels- en scheep vaartwereld van Antwerpen pijnlijk getroffen is door dit overlyden. Van Eagelschen oorsprong, vestigde de heer Best zich voor lange jaren in die stad en stichtte er het zeevaartbureel, dat onder zyne leiding groote uitbreiding nam en byhuizen kreeg te Gent, Vlissingen en Londen. De heer Best was officier in de Leopoldsorde. Hit huis Bist heeft in den laatsten tijd al zijne hoofden verloren door het afsterven van de heeren Eug. Laureyssens en Vanderstraeten en nu BeBt zelf en door het uittreden van den heer Schippers uit de firma. Volgens eene wilsbeschikking van den over ledene, blijft het huis John P. Best Co. be staan, met de heeren Alf.Montigny, zyn schoon zoon, en Alf Aerts, zgn vennoot sedert lange jaren, als hoofden der firma.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1