MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 263.
1898
Dinsdag
8 November.
141® Jaargang,
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering ran Son* en Feestdag»,
Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franecp.p.,/1,
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 7 Nov. 8 u. vm. 41 gr. 12 n 47 gT,,
av. 4 u. 44 gr. F. Verw. Z. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór nor
aan het bureau bezorgd rijn.
AdvertentiSn20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andera familieberichten *>a
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames *0 want por rogel
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
AdvertentiSn bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan bet bureau te bekomen.
Agenten.
Te 1s GravenhageDe Gebr. Beunfante; te
AmsterdamA. de La Mar Azn.
Bij deze courant behoort een
Ontwerp van wet betreffende wijzigingen
in de bepalingen op het straffen en
de strafrechtspleging ten aanzien
van jeugdige personen.
I.
„Men weet wel, waav men begint, maar
niet waar men eindigtzoo luidt de ver
zuchting van ben, die met l8ede oogen aan
zien, hoe de Staat meer en meer ingrijpt
iu het bijzonder leven zijner burgers, hoe
hQ zich weet in te dringen tusschen werk
gever en arbeider, hoe hij, met een beroep
op de bygièue, de dierste belangen van huis
eigenaren met scbennende hand wil ont
wijden, hoe hij zich wil mengen in het
intieme leven, door een schuldeloos kinden
een wanhopige moeder recht te verschaffen,
en daarmee den heiligen tempel van het
fatsoen omverhaalt, door een lichtzinnig
man of een piichtvergeten ellendeling te
herinneren aan de les, dat bij, die de lus
ten wil, ook de lasten moet dragen.
Of is soms ook bovengenoemd ontwerp,
ingediend aan de Tweede kamer bij kon.
Boodschap van 25 Jali 1898, niet weer een
staaltje van die verafschuwde Staatsbe
moeiing Men ziet hier niet den adder,
die onder het gras schnilt, omdat men er
aan gewoon is, dat al wat op strafrecht en
straffen betrekking heeft voor het meeren-
deel door den wetgever aan zich is getrok
ken. Maar victorieOok dit ontwerp is
een flikkering in de schemering van den
dag der sociale rechtvaardigheid, die eens
zal aanbreken.
En voor den rechter is in dit ontwerp een
taak weggelegd, die voor de toekomst de
schoonste vruchten kan dragen. liet straf
recht behoeft niet, gelijk prof. Van Hamel
ducht, een onderdeel der psychologische
wetenschap te woiden, het behoeft niet te
ontaarden in een wetenschap, die slechts
dient om uit te maken dat verreweg het
grootste deel der misdadigers daartoe is
gedetermineerd, dat zij zijn crimineh-nés
en eer rijp voor een gesticht van krank
zinnigen, dan voor de gevangenis, maar wel
behoort meer dan thans het geval is, de
strafrechter de psychologie te hulp te roepen
en met haar bijstand hartstochten en driften
te ontleden, om daardoor tot een juister
waardeering van de schuldmate van het
geïncrimineerde individu te geraken.
Hij behoort, meer dan nu mogelijk is, in
de gelegenheid te worden gesteld om de
motieven, die tot iedere afkeuringswaardige
daad leidden, te peilen, en daarmee bij het
bepalen der straf rekeniDg te houden.
En waarmede kan men, om daartoe te
geraken, beter beginnen, dan met wijziging
te brengen in de bepalingen betreffende het
straffen van, en de strafrechtspleging tegen
jeugdige overtreders der strafwetten
Hier is het woord van Victor Hugo op
zijn plaats, dat iu iederen man een knaap,
in iederen knaap een man aanwezig is. De
misdadige jeugd vait veelal later wederom
der misdaad ten prooi, hetzij dat zy zich
wentelt en opgroeit in de misdaad, eD
daarin behagen vindt, ja er zelfs trotscb
op is, hetzy zij, eens er toe vervallen,
slechts schoorvoetend in de maatschappij
terugkeert, en, met een vergefelijk vooroor
deel ontvangen, meent dat de poort der
deugd voor goed voor haar is ge
eu haar geen andere dan de verkeerde weg
open staat.
Wil men dus de criminaliteit afdoende
bestrijden, dan dient men haar in haar
grondvesten aan te tasten, door te trachten
de jeugdige misdadigers op gepaste wijze
te straffen, maar daarbij steeds in het oog
te houden, dat naar verbetering van den
jeugdigen delinquent allereerst moet worden
gestreefd.
Noch met het ethisch motief, dat Kant voor
het strafrecht aanvoert, als zou de straf
slechts de rechtvaardige vergelding voor
het verrichte kwaad zyn, en evenmin met
Hegels meening, als zou de Staat alleen
moeten straffen, omdat de door hem in het
leven geroepen harmonische rechtsorde is
gestoord, behoort in de eerste plaats reke
ning te worden gehouden.
De straf zij niet alleen vergelding voor
het gedane kwaad, maar ook en vooral een
aansporing tot verbetering in de toekomst.
Te zorgen dat door dit dualistisch beginsel
de straf, vooral die aan dea jeugdigen
delinquent opgelegd, wordt beheerscht, zy
de taak des strafrechters, waarvoor by steun
moet kunnen putten uit de wet.
Dat het voor mij liggende ontwerp, wan
neer het eens wet zal zijn geworden, hem
in vele opzichten dien steun zal kunnen
versch&ffdn, staat bij mij vast en wil ik
trachten in het vervolg van dit opstel aan
te toonen.
Om een duidelijk betoog daarover te
kunnen leveren, schijnt het mij noodzakelyk
toe, de hoofdverschilpunten, die het ontwerp
met de thans geldende wetsbepalingen aan
biedt, nauwkeurig aan te geven, waarbij dan
van zelf de gelegenheid wordt geschonken,
daaraan eenige opmerkingen vast te
knoopen.
Twee hoofdvragen dringen zich allereerst
op den voorgrond, te wetenhoever strekt
zich de strafrechterlyke minderjarigheid uit
en welke zijn de straffen of maatregelen die
zoo noodig kunnen worden toegepast?
De eerste vraag is gemakkelijk te beant
woorden. Onder de bestaande wet toch wordt
men op 16 jarigen leeftijd strafrechterlijk
meerderjarig, terwijl het ontwerp het vol
tooien van het achttiende levensjaar als
grens aangeeft. Ik behoef niet te zeggen,
•Jat deze grens altijd zeer willekeurig is,
daar in ieder bijzonder geval de ontwikke
ling van het individu zou moeten aanwijzen
wanneer voor hem het tydperk der straf-
rechtelybe meerderjarigheid intreedt, maar,
en de Memorie van Toelichting zegt dit
terecht „een grens moet er wezen, en
dan is het beter de zorg en leiding van
kinderen te schenken aan hen, die reeds
met volwassenen zouden kunnen worden
kgesteld, dan jeugdige personen bloot
te stellen aan de gevaren en nadeelen, die
de gewone straffen voor hen zouden kunnen
medebrengen."
Ik zon nog willen wijzen op een ander
argument, om den leeftyd van 18 jaar als
;ren8 boven dien van 16 jaar te verkiezen,
n wel de dan bestaande analogie met het
voorschrift van art. 86 van het Burgerlijk
Wetboek. Daar toch wordt, behoudens
dispensatie, de huwbare leeftijd voor man
nen gesteld op 18 jaar, waaruit volgt, dat
men het voltooide 181e levensjaar als
normale eindgrens voor de ontwikkeling der
puberteit beschouwt. Dat het vaststellen
van een zoodanige grens niet van recente*
datum is, leeren de werken over antiquitei
ten, volgens welke de Romeinsche jongeling
op 17jarigen leeftyd de bulla aan den
Lar wydde en de toga praetexta f)
verwisselde met de toga virilis t) En nu kan
aaar myn oordeel, en ik mag mij hierby
beroepen op psychologen van naam, geen
beter tijdstip voor de aanwezigheid van
het oordeel des onderscheids om deze
abstracte en duistere uitdrukking nog één
maal te gebruiken worden aangenomen,
dan juist dat, waarop de geslachtelyke ont
wikkeling haar beslag heeft gekregeD.
Ik kan niet nalaten aan te halen de
getuigenis van ten minste één schryver, van
den Italiaanschen procureur des konings
Ferriani, die in zijn boek, dat in 1895 is
verschenen, ons een schat van wetenswaar
digheden meedeelt over zijn en anderer
ervaring ten aanzien van minderjarige
delinquenten. Op blz. 17 van dit werk
drnkt hy den ouders op het hart hun kin
deren allerminst een oogenblik uit het oog
te verliezen in het critieke tydperk der
geslachtelyke ontwikkeling,waarin de richting,
die zij eens op verstandelijk en zedelijk
Misdadigers door geboorte,
jcing is naar Lombroso.
De uitdruk-
Een gouden versiersel, dat de jongens
tot hun 17de jaar en de meisjes tot haar
huwelijk droegen.
De Lares zijn de als beschermgoden fun-
geerende, vreedzame en weldoende geesten der
afgestorvenen. Ieder huis had éen Lar.
f) Toga praetexta was by de Romeinen de
met eene purperstrook omzoomde toga, die
maagden en knapen tot op het 17e jaar droe
gen; toga puravirilis, de eenkleurige, man
nelijke toga, welke de jongelingen na het
volbrachte 17e jaar aandeden.
gebied zullen volgeD, zich begint te openbaren.
De knaap van gisteren is de man van
heden, en welk een man? Schuchter en
tegelijk vermetel, het eene oogenblik oprecht,
het andere een leugenaar, volgend de ge
dachte van het oogenblik, daar geen ervaring
zyn daden bestuurt, rijk aan verbeeldings
kracht en arm aan nadenken, gemakkelijk
op te winden zoo voor goed als kwaad.
Eu zou men nu het tydstip, waarop het
oordeel des onderscheias geacht moet worden
aanwezig te zijn, willen stellen, midden in
den loop van dit proces? Neen immers; men
wachte het einde af, en daar dit naar veler
meening in de meeste gevallen eörst met
het voltooien van het 18de jaar het geval
verdient de grens van het ontwerp om
deze reden vooral, de voorkeur boven dien
van de bestaande wetsbepalingen.
Overigens wordt steeds in het ont
werp, ter plaatse waar misverstand zou
kunnen ontstaan, gesproken van den minder
jarigen schuldige, om hen, die door een
huwelijk, óf krachtens art. 86 eerste, óf
krachtens art. 86 tweede lid, meerderjarig
zyn geworden, aan de bepalingen van dit
ontwerp te onttrekken.
Bestond nu in ons tegenwoordig wetboek
niet de bepaling van art. 38, dat, zooals
bekend is, hen, die een strafbaar feit
hebben begaan, vóór dat zij deu leeftijd van
tien jaren hadden bereikt, aan alle vervol
gingen voor den strafrechter onttrekt, welnu,
ik kon gevoegelyk ons eerste vraagpunt als
beantwoord beschouwen, maar bij dezen Gal-
Ii8ch-Germaanechen twistappel,die in onze wet
in Duitschen zin is beslist, moet ik nog een
oogenblik stilstaan. Bestaat er een leeftyds-
grens, beneden welke geen strafrechterlyke
aansprakelijkheid denkbaar is, en zoo ja, is
die grens voor de meeste individuen zoo
constant, dat bet raadzaam mag heeten baar
in een wetsbepaling vast te leggen?
Ja, zegt de wetgever van 1881; neen, zegt
de vervaardiger van dit ontwerp. Althans
□een in zooverre, dat de beoordeeling by
ieder kind behoort te geschieden door den
rechter, die over de feiten beslist. Voorts
kan m. i. bij niemand bezwaar bestaan, om
ook kinderen beneden 10 jaar te vervolgen,
daar, gelijk wij straks zien zullen, den rechter
vryheid genoeg is gelaten, om het kind on
gestraft aan de ouders terug te geven of
het in geval van ernstige feiten te doen
deelen, in de materieele en moreele voor
deden die een opvoeding van Staatswege
het kan verschaffen.
Rest een wellicht ernstiger tegenwerping,
en wel dezewaarom gebroken met het
onttrekken van het zoo jeugdige kind aan
den strafrechter en het niet, als voorheen,
gebracht voor den burgerlyken rechter in
raadkamer Het antwoord hierop kan kort
zijn. Er bestaat geen reden om het kind
alleen uit misplaatste teergevoeligheid aan
den rechter te onttrekken, die door zijn
dagelijbschen arbeid gewoon is, zich met
strafrechterlijke vraagstukken bezig te hou
den, terwyl voorts het verbod van openbaar
heid, in art. 149ó:> van het ontwerp neer
gelegd, aan het kind en zijn ouders de
blikken van onkiesche nieuwsgierigheid be
spaart; het wordt hoog tyd dat gebroken
wordt met het geldende idee, als zou een
verschijnen voor den strafrechter uit den aard
der zaak vernederend of onteerend werken.
Wanneer ik nu ten laatste aanstip, dat
tusschen de jeugdige delinquenten beneden
14 jaar en die boven dien leeftijd nog ver
schil wordt gemaakt by het bepalen der straf,
dan heb ik het voornaamste, wat dit ont
werp ten aanzien der toerekeningsvatbaar
heid bevat, medegedeeld, en, naar ik hoop,
voldoende aangetoond, dathet boven de thans
bestaande bepalingen reeds in zoover de voor
keur verdient, dat de hoogste leeftijdsgrens
nu in verband is gebracht met het staud-
punt, dat tegenwoordig door de psycholo
gische wetenschap wordt ingenomen, en den
rechter het enge keurslijf van art. 38 is uit
getrokken, dat, hoe passend wellicht ook naast
het voor kinderen onmogelyke strafstelsel
van onze strafwet, thans, als in strijd met
den nieuwen koers, moet worden ter zyde
in principe uit de wet zullen zien verdwy-
nen, bestaat er geen reden meer om op hen
geen maatregelen toe te passen, die by zon
derlij k met het oog op hun behoeften zijn
uitgedacht.
Middelburg 7 November.
- en hiermede kom ik op onze
tweede hoofdvraag, nu wy de voor kin
deren ongeschikte straffen van gevangenis,
hechtenis en hooge boete, wat hen aangaat»
TWiüGHH) KAMER.
Aan het afdealingaverslag over hoofdstuk
IX, waterstaat, der staatsbegrooting voor 1899
is het volgende ontleend
Door zeer vele leden werd geklaagd over de
opdryving van de nitgaven op dat hoofdstuk,
waarvan het eindcijfer ongeveer 2 millioen
hooger is dan de som voor 1898 toegestaan.
Inachtneming van zuinigheid achtte menwen-
scheiyk. Van verschillende zijden werd den
minister verzocht aanvragen voor openbare
werken en traktementsverhogingen, die niet
bepaald noodig ot voor uitstel vatbaar zyn,
terug te nemen.
Vele leden hadden bezwaar tegen de voor
gestelde verhooging van traktementen; bijzon
der van de verhooging van de wedde van een
der referendarissen met f 500. Tegen de
voorgenomen reorganisatie van het korps in
genieurs van den waterstaat werden verschil
lende bezwaren geopperd. Ook werd aange
voerd, dat de voorgestelde maatregelen het
korps ingenieurs zouden desorganisaeren.
Anderzijds achtte men 's ministers voorstellen
alleszins aanbevelenswaardig.
Zeer vele leden hadden bezwaar tegen de
uitgaven voor een geologische kaart, die, naar
betoogd werd, v->or den landbouw van geen
nut is. Men gaf den minister in overweging
den post van de begrooting af te voeren.
Aangevoerd werd, dat zonder bezwaar de
werken voor riviorverbetering over een langer
tijdperk kunnen verdeeld worden.
Verscheidene leden wenschten te weten of
het overleg met den minister van oorlog, ten
aanzien van het rapport der Staatscommissie
inzake den waterweg van Dordrecht
naar zee, was afgeloopen en wat de minister
met betrekking tot deze noodige verbetering,
waarvan hij ook zeker de urgentie niet zou
ontkennen, voornemens was te doen. Op zeer
spoedige beslissing werd met nadruk aange
drongen.
Men vroeg of de minister thans eenige nadere
mededeelingen kon verstrekken, omtrent den
aanleg van een vluchthaven aan het
Krammer; en of de minister kon opgeven
welke maatregelen nader voor verbetering van
de Heldersche zeewering noodig zullen zijn en
hoeveel daarvoor zal zijn nit te geven.
Gevraagd werd waarom met de werken tot
verbetering van het kanaal van Gent naar
Terneuzen nog niet is begonnen.
In verband met de voorgenomen afschaffing
der rykstollen werd aangedrongen op vermin
dering van de uitgaven voor verbetering en
onderhoud der rijkswegen.
Vele klachten werden geopperd over de
scherpe concurrentie tusschen de Staatsspoor
weg Mij. en de H. IJ. S. M., die o. a. het wei
geren van de kilometerboekjes op de laatstge
noemde My. tengevolge heeft, en de aanslui
tingen gebrekkig doet zyn. Op staatsexploitatie
werd aangedrongen, ook door leden die vroe
ger daartegen gekant waren. Daartoe zouden
de beide lynen in éen hand moeten komen.
Anderen meenden dat ook dan particuliere
exploitatie zou kunnen geschieden.
Over slechte verlichting in waggons werd ge
klaagd en over gemis aan retirades in dew<ggoi s,
speciaal in de 3e klasse en op lange trajecten.
Men wenschte dat ook ten aanzien van h<t
spoorwegpersoneel bepalingen in de wet tegen
overmatigen arbeidsduur zouden worden op
genomen en drong aan op Zondagrust voor het
personeel, of althans op het verzekeren van een
wekelykschen rustdag.
Enkele leden wenschten verlaging van spoor
wegtarief voor werklieden en dat ook by het
vaststellen der dienstregelingen zou worden
gelet op het school- en marktbezoek van het
platteland naar de steden.
Geklaagd werd over den dienst op de
op den dag der legerrevue en aangedrongen
op de noodzakelijkheid van verbetering der
stations te Arnhem en Deventer.
Op beperking werd aangedrongen in het
verleenen van subsidiën voor den aanleg van
stoomtrams.
Men vroeg of de regeering gevolg zou geven
aan het tot haar gericht adres, om wetteiyke
bepalingen te maken omtrent het minimum-
ontvlammingspunt van petroleum, bestemd voor
dagelijksch gebruik.
De verminderde subsidie aan de vereeniging
Het Buitenland, wenschten eenige leden niet
toe te staan. Anderen hadden met leedwezen
zelfs de vermindering gezien.
Zeer vele leden konden zich met de voorge
stelde verhoogiDg van het subsidie voor de
Parysche tentoonstelling van 3 ton met 67.300
niet vereenigen. O. a. achtte men f 25.000
voor het geven van een aanschouwelijk beeld
van onzen landbouw niet gerechtvaardigd en
velen was 't niet duidelijk, welk practischnut
de inzendingen der departementen van oorlog
on waterstaat zouden hebben.
Men wenschte de motieven, die den minister
geleid hebben tot het voorstel om een adjunct-
inspectrice van den arbeid te benoemen, be
nevens inlichtingen te ontvangen omtrent den
haar op te dragen werkkringals die zich zal
bepalen tot toezicht op vrouwenarbeid had men
daartegen geen bezwaar.
Men wenschte o. a. op geenerlei wijze in
te stemmen met de denkbeelden over gelyk-
stelling van vrouwen en mannen, welke uiting
vonden op de congressen der onlangs te
'sGravenhage gehouden tentoonstelling van
vrouwenarbeid.
jwezen werd op de wenscheiykheid om
voor de handelsbedienden Kamers van Arbeid
in te stellen.
Eenige leden wenschten voor het postverkeer
met de koloniën, voor zoover dit plaats heeft
door middel van Nederlandsche maatschappyen,
hetzelfde tarief te zien ingevoerd als voor het
binnenlandsch verkeer.
Op vermeerdering van brievenbussen werd
angedroDgen. Meer bussen van bescheidener
afmeting en goedkoopere construtie zouden beter
aan de behoefte voldoen.
Over de ruwe behandeling van met post ver
zonden stukken, o. a. kamerstukken, werd ge
klaagd.
Sommige leden drongen nader aan op het
ten huize van de geadresseerden doen bezorgen
•an aaDgeteekende brieven. Anderen oordeel
den dien maatregel bedenkelijk uit een oog
punt van veiligheid.
Men vroeg, naar aanleiding van de som van
10,000, aangevraagd voor de aanschaffing van
automobiles, welke trajecten de minister als ge
schikt beschouwt en waar en wanneer de proef
zal worden genomen.
het sectieverslag is gevoegd een nota van
den heer Fokker waarin deze, herinnerend aan
hetgeen te Amsterdam omtrent de wenschelyk-
heid tot reorganisatie van de Kamers van koop
handel is besloten en met toevoeging van zijne
beschouwingen aangaande de onvoldoende wyze
van samenstelling, inrichting, werking en be
voegdheid der kamers, de aandacht der Tweede
kamer vestigt op deze belangrijke aangelegen
heid en by den minister aandringt dat de
regeeriDg zoo spoedig mogelijk de reorganisatie
der kamers ter hand neme of zooveel van haar
afhangt voorbereide.
Men verzocht den minister te willen mede-
deelen welke stappen Z. Exc. zich voorstelt te
om verbetering te bevorderen der vert
egenwoordiging van handel en nyverheid.
BENOEMINGEN ENZ.
By kon. besluit:
is W. B. Reeser, hoofd der school van het
departement 's Gravenhage der maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, benoemd tot ridder in
de orde van Oranje-Nassau
is aan den ontvanger der dir. bel. en acc»
D. W. Middelhoven te Dieren c. a., op zya
verzoek, eervol ontslag uit 's rijks dienst ver
leend, behoudens aanspraak op pensioen
is de kapitein N. J. A. P. H. van Es, van
het korps rijdende-artillerie, op pensioen ge-
iteld ad f 1289 's jaarsen aan dien kapitein
de rang verleend van majoor;
met ingang van 1 Mei 1899, aan den
directeur van het telegraafkantoor te Gronin
gen, I. Ouwen broek, op zijn verzoek, als zoo
danig eervol ontslag verleend, met dankbe-
uiging.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Tot ons leedwezen vernemen wij, dat het
concert-Messchaert-Röntgen te Middelburg
niet door gaat. Beiden zijn zoo druk bezet,
dat er geen geschikte dag voor Zeeland's
hoofdstad was te vinden.
- Door de firma Lever Brothers te Rotter
dam is aan verschillende gemeentebesturen'
ook aan dat van Middelburg, aangeboden
om, zonder bezwaar voor de gemeentekas, eene
inrichtiBg temaken, waardoor bet mogelijk zal
zyn ook des avonds de namen der straten te
kunnen lezen.
Zondagmiddag ontstond te Vlissingen
in het tuinhuisje van het Beeldenhuis brand,
die zoo toenam, dat de brandspnit van de
Bulgia ter blusscbing uitrukte. Ofschoon daar
mede heel wat water in het huisje werd ge
worpen brandde het geheel uit. Dit brandje
bracht, vooral omdat het mooi weer was en
vele menschen op den kuier waren, heel waf
drukte te weeg.