MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 259.
141s Jaargang,
1898
Donderdag
3 November.
FEUILLETON.
Het zonderlinge wezen.
Dwe courant verschijnt dagelijks, met uitzondering ran Zon- en Teesfcdagep.
Prijs, per kwartaal, ioowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2<,~
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 2 Nov. 8 u. vm. 46 gr. 12 u 54 gr.,
av. 4 u. 52 gr. F. Verw. tam. kr. Z. W. wind.
AdvertentiSn voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
AdvertentiSn: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en allo andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
AdvertentiSn bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenhageDe Gebr. Bemnïahtb te
Amsterdam A. de La Mar Azn.
Middelburg 2 November.
VRIJE RUILVERKEER.
In de Nieuwe Arnh. Crt. wordt de aandacht
gevestigd op een, onder het opschrift „Uitvoer
van spek", in het Ned. Landbouw Weekblad
voorkomend, ongezocht pleidooi ten gunste
van het vrije ruilverkeer. Daarin wordt nl.
vermeld, dat in de laatste twee jaar de uitvoer
van spek in Zweden zoozeer is gedaald, terwijl
de Doensche spekbandel, die een grooten om
vang heeft, bleef bloeien. Die teruggang in
Zweden is, naar bet Landbouw Weekklad zegt,
hieraan toe te schrijven, dat het onmogelijk
is voordeelig varkens te mesten, zonder de
goedkoope voedingsstoffen, en de mislukking
van den tarweoogst gedurende de twee laatste
jaren menigeen genoopt heeft gebeel van het
mesten van varkens af te zien. En de mis
lukking van den tarweoogst zou niet noodza
kelijk een sterke stijging in den prijs van het
voeder in Zweden tengevolge hebben, ware
het niet dat er een invoerrecht van 65 ct. per
cwt. op dat is gelijk aan 50 pet. van de
gewone waarde, werd geheven, waardoor de
Zweedsche varkensfokker hoofdzakelijk afhangt
van den haveroogst. Daar de haveroogst ge
durende ten minste drie jaren mislukt is, is
het gevolg, dat de Zweedsche spekbandel zeer
achteruit gaat.
Denemarken daarentegen heeft vrijhandel.
Met goedkoop varkensvoeder te hunner be
schikking, zijn de Deensche boeren in staat
een handel in spek te dry ven, die dreigt zelfs
den spekhandel van Ierland te niet te zullen
doen. Het spreekt van zelf, dat de Denen
hun succes in dezen handel grootendeels te
danken hebben aan hunne coöperatieve orga
nisatie, doch het Landbouw Weekblad wil toch
niet vergeten hebben, dat zonder dat goed
koope voer de handel nooit deze uitgebreid
heid zon hebben verkregen.
Jonge schilders en het publiek.
In het weekblad De Amst. geeft prof. Dake,
na vermeld te hebben, dat jonge schilders ten
onzent dikwerf feitelijk gebrek lijden, het vol
gende aan het publiek in overweging
„1. Abonneere men zich op Nederlandsche
geïllustreerde periodieken etc.
2. Steune men de Vereeniging tot bevordering
van beeldende kunsten der maatschappij Artlet
Amicitiae, die meestal werken van jonge kun
stenaars aankoopt.
3. Schenke men geld aau het Davidsfouds
der maatschappij Arti et Amicitiaewelk fonds
zeer klein is en bestemd tot steun van jonge
kunstenaars.
4. Haar niet in de laatste plaats bezoeke
men meer de tentoonstellingen met het vaste
plan om iets van een jong kunstenaar te
koopen."
Dit laatste zeker onder reserve, dat de be
zoeker daar iets naar zijn smaak en gading
vindt.
De redactie van het Haagsche Dagblad tee
kent by deze aansporing van prof. Dake dan
ook het volgende aan
't Is hier al mee als met het te jong en
zonder zekere en voldoende inkomsten zich
huwelijksbanden aanleggen. Er worden er al te
Uit het Fransch.
vau MARCEL LAMI.
veel schilder tegenwoordig, rijp eu groen, ook
zonder de minste vocatie voor de kunst, ver
lokt door de schijnbaar gemakkelgke en aan
trekkelijke zijde van het beroep, maar spoedig
dikwijls als het echter te laat is ontwa
rende de enorme moeilijkheden vooral voor
jongelui, die elk ander beroep veel beter had
den kunnen kiezen. We betwijfelen het overi
gens zeer of er onder de werkelijke jonge ta
lenten zoo veel gebreklijders zijn. Dezen breken
zich wel baan, zy het dan ook soms na een
korten Struggle for life. En om van de strom
pelaars in de kunst prullen aan te koopen,
dat gaat toch ook niet: 't zou trouwens juist
tegen het belang van dergelijke jongelui zijn,
die door het succes vau hun middelmatig werk
slechts aangewakkerd worden om daarmee
voort te gaan.
BENTOEMO «JKN ENZ.
Bij kon. besluit is benoemd tot directeur
van het postkantoor te Loppersum L. W.
Bruins, thans in geiyke betrekking te Lichten
voorde.
Aanstaanden Zaterdag verleent de minster van
binnenlandsche zaken geeue audiëntie-
Blijkens een telegram van den Gouverneur-
Generaal van N.-I., van 1 November 1898,
wordt de gouvernements-koffieoogst op Java
voor dit jaar thans geraamd op 96.000 pikols.
OOST - IN Dl
Yolgeus berichten in de bladen, dt. 10 Oct.,
per jongste mail ontvangen, is de eerste arbeid,
dien de heer mr De Meester, vice-president van
den Raad van Indië, aanvaarden zal, het bestu-
deeren der kwestie of het wenschelijk en moge
lijk zal blyken van de traktementen der amb
tenaren en officieren patentbelasting te heffen.
Om gemakkelyk gegevens te kunnen bekomen
van het Dep. van Fin., heeft de vice president
zijn bureau opgeslagen in de kamer in het
paleis op het Waterlooplein, waar tot nu toe
de secretaris van den raad van Indië zetelde.
De benoeming van mr De Meester heeft er
toe geleid, dat de gouverneurszetels te Makassar
en Padang zijn open gekomende laatste zal
echter met het oog op de reorganisatie van het
bestuur over Sumatra's Westkust, slechts ty-
delyk bezet worden.
A T J E H.
Aan het verslag omtrent de voornaamste
gebeurtenissen in het gouvernement Atjeh en
Onderhoorigheden, loopende van 11 tot en met
17 September 1898, valt niet veel belangrijks
te ontleenen, dat niet reeds uit telegrammen
bekend is.
Hoewel in de Soegi der XXII moekims
(Groot-Atjeh) de bevolking rustig aan den
arbeid is, bleef zij toch onbetrouwbaar ten
opzichte harer verhouding tot de vgandige
elementen in het gebergte, die verraad met
vermoording straffen, terwijl het bestuur het
heulen met die bende slechts met geldboete
of verbanning straft.
Ter Westkust werd 1 Sept. de feestvreugde,
bij gelegenheid van de inhnldigingsfeesten al
daar, des avonds een oogenblik verstoord, door
dat kwaadwilligen de wachthuizen van Kota
Mantjang en Gloempang beschoteneen paar
granaatschoten in de richting van Kota Kassan
waren echter voldoende om hen te verjagen.
Hierdoor en door het vuur der wachthuizen
werd, zooals men nader vernam, een vyftal
kwaadwilligen getroffen, waaronder lieden van
Wailah, Boeboen en Proembai.
In Soesoen kwamen nog enkele gevallen vau
pokziekte met doodelijken afloop voor. Ook
zon die ziekte nog in Kwala Batoe heerschen.
Eiders was de toestand gunstig.
Volgens een regeeringstelegram werd uit
Segli, dd. 30 Sept. door den 2en bevelhebber
der expeditionaire troepen geseind, dat van
den 26en' tot den 29en dier maand een tocht
was gemaakt naar de moekims Panté Radja,
Peudoeë Pangwa en Triëng Gadeng (aan de
grens van Merdoe). De bevolking was overal
in haar kampongs aanwezig en de hoofden
meldden zich by den hevel hebber.
De weersgesteldheid was regenachtigde
gezondheidstoestand goed.
UIT STAD ÉN "PROVINCIE.
Heden morgen is aan de Nieuwe Haven
alhier het lyk opgehaald van eene 65-jarige
vrouw. Het lijk is naar het Gasthuis vervoerd.
Naar men ons uit V 1 i s s i n g e n meldt,
zal het stoomschip Koning Willem I, in aan
bouw bij de Kon. Mij. De Schelde, voor reke
ning van de Maatschappy Nederlandden 12
Nov. a. s. van hier vertrekken naar Amsterdam.
Onder de reis zal het proefstoomen en den 26
d. a. v. de eerste reis naar Oost-Indië maken.
Hedfn morgen had een schilder, werkzaam
aan dit stoomschip, het ongeluk te vallen en
zijn been te breken. Per brancard werd hij
naar het gasthuis vervoerd.
De gemeenteraad van Domburg be
sloot tot den aanleg eener nieuwe algemeene
begraafplaats, omdat de bestaande, die met
1860 geopend werd, geheel is gebruikt en er
niet opnieuw kan worden begraven, omdat de
lijken niet ver genoeg zijn vergaan.
De heer J. R. P. Heeröldt, volontair bij
het commissariaat van politie te Goes,
is na afgelegd examen benoemd tot schryver
bij de politie te Rotterdam.
Na de tegenspraak,^die zijn bericht on
dervindt, acht onze correspondent te Goes
zich verplicht, ter zijner rechtvaardiging,
eenige bijzonderheden mede te deelen omtrent
het gebeurde met den schippersknecht. Dit
komt hierop neer: Terwijl diens baas te
Rotterdam zyn zieke vrouw bezocht, had
zijn knecht by een agent voor suikerbieten te
Goes de halve vracht gehaald, zijnde f 22.50.
Een deel van dat geld heeft hij besteed aan
sterken drank en met het overige is hij er
van door gegaan, hoogstwaarschijnlijk even
eens naar Rotterdam, van waar de schipper
zelf 'savond8 terugkeerde.
Het geval is dus niet zoo onschuldig als
men het doet voorkomen; en volgens onzen
berichtgever had men beter gedaan over de
zaak te zwijgen, dan door een onhandige tegen
spraak, evenals destijds bij de kwestie van het
vleesch, zijne vertrouwbaarheid in een minder
gunstig licht te stellen en deze nadere byzon-
derheden uit te lokken.
Van Bruinisse werden gedurende de
vorige week naar Holland, België, Frankrijk,
Duitschland en Engeland verzonden 3800 tonnen
mosselen ad f 1.80 tot f 1.20 per tondie
prijsvermindering is waarschijniyk het gevolg
van overvoerde markt.
De zaadaanvoer was 200 tonnen ad f 1.25
per ton.
Het was in een afgelegen, dicht begroeid
hoekje van Klein-Kabylië, aan het einde van
een nog woeste vallei, besproeid door een
mager oued of stroompje en rondom ingesloten
door byna ondoordringbaar struikgewas. De
naastbygelegen stad was ver, heel ver af;
evenals het naaste dorp, dat men pas begon
te houwen. Er voerde nog geen weg naar
dit dichte bosch, dat misschien nog nooit door
een menschenvoet betreden was. Nergens,
noch in het bosch, noch aan den oever der
rivier, noch tusschen de groepen mastiekboomen
en oleanders zag men de lange voetstappen van
dat zonderlinge wezen dat rechtop gaatmaar
overal ontwaarde men sporen van allerlei
vorm en lengte, de diep gespleten dubbele
hoeven van hoornvee, vierdeelige indrukken
van klauwen, fijne sterren van vogelpooten.
Geen ander geluid dan het ruischen van den
wind door het gebladerte der olijf- en eiken-
boomen, het geroep der patrgzen en hout
duiven, het gekef der jakhalzen, het gehuil
der hyena's en somtijds een vreeselijk geluid,
4ajb den geheelen omtrek vervolde en de haren
der dieren, zoowel als de bladeren der boomen
deed trillen.
Op zekeren dag zagen de vogels, de jakhal
zen, de hyena's, de wilde katten, de kruipende
on de vliegende dieren in dit land, dat hun
sedert eeuwen toebehoorde, en waar zy zich
voedden met wat er groeide, of met het
geen als van zelf hnn buit werd, een
wonderlgk dier aankomen. Het was heel groot,
met twee verschillende koppentoen men
het voor het eerst gewaar werd, en het liet
sporen van hoeven achtertoen verdeelde het
zich in tweeën en liep de eene helft, die veel
kleiner was, alleen en liet groote sporen ach
ter, lang en breed en gelijk, veel langer en ge-
lijkei dan die van den panter.
Dit halve wezen, dat toch een geheel was,
had ook wel vier pooten, maar stond op twee,
niet at en toe, als de springhaas, maar van
den ochtend tot den avond, zonder moede te
worden.
Somtijds werden zijne voorpooten langer en
blonken plotseling aan het einde en dan hak
te en velde h*y de boomen en wierp eensklaps
weer de helft van zijn arm neer en liep weg.
Of hij haalde de struiken nit den grond en
krabde en wroette, even vermoeid als een
leeuw, die kiespijn heeft. Wat was dat dwaas!
Zon hij er van gaan eten Hij graasde niet,
hij pikte niet, hy heet niet. En zijn stem
O! hij had er niet een, zooals alle fatsoenlijke
dieren der scheppiDg, maar ik weet niet hoe
HET ADRES,
door Gedeputeerde Staten van Zeeland dt 7 Sept.
aan onze Koningin gezonden, bij gelegenheid van
hare inhuldiging, luidt in zijn gebeel als volgt
„Mevrouw
Door de plechtige inhuldiging van Uwe
Majesteit wordt de welbeproefde band tnsschen
Oranje en Nederland opnieuw bezegeld.
Meer dan drie eeuwen stond Uw Doorluchtig
stamhuis nagenoeg onafgebroken aan het hoofd
van den Staat.
Zijne vrijheid en onafhankelijkheid dankt ons
volk aan Uwen grooten Voorzaat, Prins Wil
na I, den Vader des Vaderlands.
Hare roemvolle plaats in de ry der volken
verkreeg de natie onder de schitterende leiding
van de Stadhouders Maurits, Frederik Hendrik
en Willem II en van den Stadhouder-Koning
Willem III, die als staatslieden en legerhoofden
zich alB om stryd onsterfelijke verdiensten ver
wierven jegens het Vaderland.
In de 18de en in den aanvang dezer eeuw
zag ons volk zich telkens genoopt, om in be
narde omstandigheden de toevlucht tot Uw
vorstenhuis te nemen, tot bewaring of herwin
ning van zijne onafhankelijkheid.
De vreedzame ontwikkeling der Maatschappij
en van ons Staatsleven in de 19e eeuw dankt
het Nederlandsche volk aan het schrander be
leid en de onvermoeide toewijding zyner flrie
Koningen, laatsteiyk van Uwe Doorluchtige
en Veelbeminde Moeder, H. M. de Koningin-
Regentes.
ij alle lotswisselingen, welke Vorst en Volk
in de reeks der eeuwen ondergingen, stond
Zeeland in liefde voor het huis van Oranje
steeds vooraan.
Tot tweemaal toe werd in den loop onzer
Geschiedenis de Prinsenvlag in Zeeland het
eerst geheschen en naar volle waarheid mocht
Uwer Majesteits Commissaris by Uw bezoek
aan dit GeweBt getuigen, dat Uwe Majesteit
nergens een getrouwer lijfwacht kan vinden
dan het Zeeuwsche Volk.
Mocht het noodig zyn, als van onds, zouden
goed en bloed voor Uw Persoon en Troon
willig geofferd worden.
Uwe Majesteit houde zich verzekerd dat deze
betuiging geen gdel woord is, dat ieder Zeeuw
door deze gevoelens bezield en bereid is ze
gestand te doen, waaraan wij slechts uitdruk
king leenen.
Het moge echter aan Uwe Majesteit bespaard
biy ven, dat buitengewone omstandigheden ooit
een beroep op de liefde van Uw Volk nood
zakelijk zouden maken.
Integendeel worde aan Uwe Majesteit op het
voetspoor van Uwe Koninklgke Ouders, tot in
;te van dagen eene regeering heschoreD,
rijk aan voorspoed en zegen, gedragen en ge
adeld door het wederzijdsche vertrouwen van
Vorstin en Volk.
Als vertegenwoordigers van de Provinciale
Staten van Zeeland van het Zeeuwsche Volk
huldigen wy Uwe Majesteit als onze geëerbie
digde Koningin en bieden wg U in dit plech
tige oogenblik de betuiging aan van onze on
wankelbare trouw en aanhankelijkheid aan U
en aan Uw Koninklijk Stamhnis.
Het zy ons vergund hier de oude leus te
verbinden, die in de harten der Zeeuwen ge
grift staat:
„Met God voor Oranje!"
veel verschillende. Het was meestal een dof
gebrom, en dan weer scherpe kreten, dan weer
tonen, die rezen en daalden, als het gezang
der vogels, en een andermaal, terwgl zijn ge
laat vuurrood werd, een opeenvolging van
schrille tonen, een beetje geiykend op het ge
lach der hyena's, maar toch mooier, meer ge
pareld, gelukkiger. Slechts in éen opzicht
geleek dit fabelachtige wezen op een gewoon
dier het had een wgfje en een jong.
En de dieren staarden vol verwachting het
onbegrijpeiyke, onbekende aan.
Een kolonist had zich, als voorlooper, met
vrouw en kind, gevestigd in deze onbe
woonde streek, waar het nog wemelde van
dieren, waar de p'antengroei nog zoo welig
was, en waar zij mijlen in den omtrek geen
andere buren hadden dan struikgewas en
boomstammen, bekken en slagtanden. Het was
niets bijzonders het waren gewone men
schenwant het was de Mensch.
Het was niets, en toch bracht die stoere
boer, even sterk als de mastiekboom, en byna
even beschaafd in zijn vereelte handen, zon
der het te weten een groot deel der mensche
lijke overlevering, der menschelijke macht
mede; en terwgl hij meende alleen voor zich
en de zijnen te werken, zette hy onbewust,
als nederig soldaat, den grooten, den eersten,
den eeuwigdurenden strijd voor geheel zijn ras
tegen de barbaarschheid van den grond en der
voort.
LANDBOUW.
In de Dinsdag te Goes door de afdee-
ling Heinkenszand der Maatschappij tot bevor
dering van landbouw en veeteelt in Zeeland
gehouden vergadering, waaromtrent in ons
vorig nommer reeds het een en ander is
medegedeeld, werd ook de kwestie besproken
om, in plaats van een proefveld, eene proef-
hofstede aan te leggen. De heer Van Oeveren
deed de toezegging daarvoor een tot in details
uitgewerkt plan te zullen indienen.
De wenschelykheid werd verder uitgesproken
om een algemeen reglement voor paardenkeu-
ringen in te voeren.
Ook kwam ter sprake de moeilijkheid, die
zich heeft voorgedaan, dat een bekroonde
hengst, die eene vereeniging voor haar zelve
had aangekocht, door de keuringscommissie
werd aangewezen om aldaar te worden gesta-
tionneerd. Er werd daarby op gewezen, dat,
als deze moeiiykheid niet wordt opgelost, er
voortdurend minder buitenlandsche hengsten
zullen worden aangekocht.
De keuringscommissie beslist met het hoofd
bestuur naar hare overtuiging en in verband
inet de behoeften, maar dit neemt niet weg
lat het voor een hengsten vereeniging, die een
goeden hengst heeft aangekocht, onaangenaam
is daarvan beroofd te worden.
Op de hoofdbestuursvergadering zal dit
punt ter sprake gebracht worden.
ONDERWIJS.
De voordracht voor onderw'ijzer aan de
openbare school te N i s s e bestaat uit de hee-
en A. van der Snoek te Doornspijk, M. C.
van den Ende te Wolfaartsdyk en J. Kense te
Groede.
- Voor het examen in de. vrije- en orde-
oefeniDgen in de gymnastiek is te Rotterdam
o. a. geslaagd de heer J. Okker te Wil he 1-
minadorp.
Onderwijs in de geschiedenis.
Door 36 leeraren in de geschiedenis aan
Hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus
is dt. 31 Oct. aan den Minister van binnenland
sche zaken een adres gezonden, waarin zij te
kennen geven
„dat zij zich gedrongen gevoelen de aandacht
van Zyne ExceleDtie te vestigen op de belaD-
;en van het onderwijs in de Ge-chiedenis
aan genoemde scholen, in verband met de
eischen van Eindexamen, zooals die omschre-
zijn in het Programma van het thans
vigeerend Algemeen Reglement
dat de ervaring heeft geleerd, dat, tengevolge
der groote hoeveelheid vakken, die het Eind
examen omvat, slechts weinige leerlingen op
bevredigende wgze kunnen voldoen aan den
gestelden eisch: kennis van de geheele,
algemeene en vaderlandsche Geschiedenis;
dat, nit hoofde van dien eisch, bij het onder-
wijs in de heide hoogste klassen, zooveel tijd
aan herhaling van de geheele Geschiedenis
uaoet worden besteed, dat eene goede behan
deling der negentiende eenwer door
onmogeiyk wordt gemaakt
dat zy zich veroorloven te wyzen op het
Eindexamen der Gymnasia, waarby de eischen,
wat de Geschiedenis betreft, zijn bepaald tot
de kennis van den tyd sinds 1713;
Het was niets, en toch had die kleine
grgsaard de eerste spade in den grond gesto
ken hy bad de eerste menscheüjke woning
gebouwd; zyn lach en zyn woord hadden daar
het eerst weerklonken. Nog eenB, het was
niets voor ons, die spitten, die bouweD, die
spreken; voor ons, die, zonder ze te zien, dage
lijks de grootste veranderingen bijwonen
maar de levende wezens, die noch spitten,
noch bouwen, noch spreken, de dieren, die
niet afgeleerd hebben om zich te verbazen,
voelden dat er iets zeer buitengewoons plaats
id.
Evenals de eerste menschen, die worstelden
met de struiken, bad de oude man een hut
gebouwd van stammen en takken. Hij had
open plek in het bosch gemaakt en
rondom zyn hnt een enkele boom laten
staanwant voor den pionier, zoowel als
voor den wilde, is het bosch het donkere
hol, vol vijanden en gevaren. Hij had zijn
erf schoongemaakt zonder zich te bekommeren
over de gestoorde nesten, of de verwoeste
legers, gelijk een onbewust man, die zyn taak
vervult. Af en toe flikkerde er echter een
groot licht in zijn duister breinde vreugde
om iets tot stand te brengen is altijd groot.
Hy was zeer blijde, met een verheveD, manne-
ïyke blijdschap, met een blgdschap die onbe
kend is by de boeren, die een land bewonen,
dat reeds klaar is, toen hij, in de plaats van
de dichte bremstruiken, de slingerplanten en
mastiekboomen, den kalen grond zag te voor-
scbyn komen, bereid om zaad op te nemen
en vruchtbaar te worden.
Maar des nachts kwam de wraak der natuur,
waaraan geweld gepleegd was. De olijf Doornen
ea de eiken, die de bergen en heuvels bedekten,
schenen den vreemdeling te bedreigen, als tal-
looze spookachtige legers. In zgn hut hoorde hij,
behalve het verontrustende gefluister in het don
kere bosch, door het geloei zgner ossen en het ge
blaf zyner honden heen allerlei onbekende gelui-
an gekef, een gehuil, somtijds een gebrul,
dat eensklaps de doodsche stilte verbrak en alles
met schrik vervulde; dat vreeslijke gebrul dat
by mensch en dier de haren te berge doet rijzen.
Het kind verbleekte. De oude vrouw richtte
zich op en sperde de oogen wijd open. De
grijsaard luisterde met op elkaar geklemde
tanden. Al de voorvaderlijke aDgst van den
mensch, die verdwaald iB in een onbeken
de, eindelooze, woeste streek; al de angsten,
die sedert eenwen zyn ingeslapen in het kalme
bloed van het beschaafde en goed beschermde
nageslacht, ontwaakte weer hg die arme lieden,
bestormden hen, deden hen huiveren, hunne
harten ineen krimpen, of onstuimig kloppeD,
zóó onstuimig dat zij het boven alles nit hoorden.
O! dan gevoelden zg zich zoo akelig ver
af, zoo vreeseiyk verlaten, te midden van al
die levende wezens. Zy verlangden zoo om
andere schepsels van hun soort om zich heen te
hebben, onverschillig wie, zelfs hunne ergste