BUITENLAND.
LAATSTE BERICHTEN
Revisie Dreyfuss-zaak.
De heer Van Raalte toont aan dat een man,
die het geluk heeft gezegend te zijn met acht
kinderen en f 650 inkomen heeft, werkelijk
wel mag vrijgesteld worden. Bovendien zal
het aantal vanzoodanigen niet bijster groot zijn.
De heer Verkuyl Quakkelaar wijst erop dat
de hoofden van groote gezinnen reeds worden
ontlast door wegneming der belasting op bet
gemaal.
De voorzitter herinnert eraan dat door aan
neming van het voorstel-Van Raalte de be
lasting met f 5000 zou worden verminderd.
Hij stelt in bet licht dat die aanneming
ver reikende gevolgen hebben zal.
De heer Kalbfleisch zal tegen het voorstel-
Van Raalte stemmen, wijl dit van zeer nadee-
ligen invloed zijn zal op de gemeente-financiën.
De heer Verkuyl Quakkelaar wijst er nog
op dat in tal van gemeenten niets wordt afge
trokken voor de kinderen.
De beer Van Uije Pieterse zal ook stemmen
tegen het voorstel-Van Raaltehij vindt een
aftrek van f 25 voor elk kind voldoende.
De heer Delvoye zal tegen het voorstel-Van
Raalte stemmen, omdat bij aanneming de mid
den klassen nog meer zullen worden gedrukt.
HQ stelt in het licht dat de werkman reeds
bij onderwijs enz. ontlast wordt, wat de bur
gerij betalen moet. Men moet in deze ook
billijkheid in het oog houden.
De voorzitter wijst erop, dat bij de nieuwe
verordening de laagste klassen reeds vrij aan
merkelijk verlicht worden.
Het voorstel-Van Raalte wordt alsnu in
stemming gebracht en verworpen met 9
tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Gewin, Rottier,
Loois en Van Raalte.
De aitt. 8 tot en met 18, bet laatste, geven
geen aanleiding tot besprekingen van eenig
belang.
De geheele verordening wordt daarop zon
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De verordening op de invordering geeft geen
aanleiding tot discussie. Ook deze wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
.ing der
Aan de orde is thans de
Comeente-begrootlng voor (899.
Zij is door burg. en wetb ontworpen als
volgt
Inkomsten.
Hfdat. I, ontvangsten wegens vroegere dien
sten, f 1871.90®.
Hfdst. II, inkomsten van gemeente-eigen
dommen en bezittingen, f 12176.38 s.
Hfdst. Ill, belastingen en heffingen, f 121.315.02,
40 opcenten op de grondbelasting, gebouwde
eigendommen, 10 idem op de ongebouwde eigen
dommen en hoogstens 85 op de personeele be
lasting, f 24454.94; hoofdelijke omslag f44000;
belasting op de dranken f28000; belasting op
tooneelvoorstellingen f404 hondenbelasting
f 1140.50; vergunningsrecht f2512.50.
Hfdst. IV, inkomsten van verschillenden aard
en toevallige baten, f 110806.46suitkeering
door het rijk krachtens art. 1 der wet van 27
Mei 1897, f 59383.50; id. krachtens art. 10
dier zelfde wet, f 600bijdrage van het rijt
in de kosten van het lager onderwijs, f 12492.75;
opbrengst van haardasch en mestspeciën
f 3696.17.
Hfdst. V, buitengewone ontvangsten, nibil.
Uitgaven»
Hfdst. I, huishoudeiyk bestuur, f 20130.246.
Hfdst. II, kosten betrekking hebbende op
plaatselijke belastingen, f 7154.43.
Hfdst. III, kosten van onderhoud en ver
nieuwing van openbare gebouwen, f 23550.55.
Hfdst. IV, kosten van onderhoud en lasten,
f 1594.01.
Hfdat. V, kosten van politie, schutterij,
brandweer en straatverlichting, f 21486.28;
politie f 13790.77; schutterij f 1492,51brand
weer f 1103straatverlichting, f 5100.
Hfdst. IV, kosten van den geneeskundigen
dienst en-armwezen, f 34350; geneesk. dienst,
f 1800armwezen f 32550subsidie burgerlijk
armbestuur, f 10500gasthuis, f 14600 en bur
gerweeshuis, f 7450.
Hfdat. VII, kosten ten behoeve van onder
wijs en kunsten en wetenschappen, f 69594,19s,
middelbaar onderwijs f 3756.30lager onderwijs
f 65627.89s, bewaarscholen f 10jaarwedde
muziek- en dansmeester f 200.
Hfdst. VIII, reuten en aflossingen f 24796.58s,
Htdst. IX, andere uitgaven, f 42989.63.
Hfdst. X, onvoorziene uitgaven, f 523.85.
Het totaal der inkomsten en der uitgaven
bedraagt f 246.169.77*.
Door burg. en weth. worden daarin nog de
volgende wijzigingen voorgesteld:
Inkomsten, art. 1 van bfdst. II te ver
minderen met f 2.17' en mitsdien te ramen
op f 2876.13s; deze vermindering staat in
verband met de mindere opbrengst van
hnurd bouw- en weiland.
Art. 2 van hfdst. II te verminderen met
f 50, in verband met de f 50, door J. Loois
te betalen voor het onbebouwd blijven van
een stuk grond aan de Wijnbergache kade.
Het totaal der inkomsten vermeerdert dus
met f 47.82* en wordt mitsdien f 246.217.60.
Uitgaven. Art. 1 van afd. 3 van hfdst. I
te verminderen met f 300, tengevolge van het
overlijden van de gepensioneerden G. de Vos.
Hfdst. X te verhoogen met t 347.82s.
Het totaal der uitgaven wordt dus ook
f 246.217.60.
Met betrekking tot bet adres van den com
mies bij den burgerlijken stand W. Klomp om
verhooging zijner jaarwedde, komen burg. en
weth. in een breed gemotiveerd rapport tot
de conclusie dat het niet billijk zou zijn dit
verzoek in te willigen.
Hoewel zij gaarne de verdiensten van de
tegenwoordigen ambtenar in alle opzichten
moeten erkennen, daar de gemeente in hem
een uitstekend ambtenaar heeft, meénen zij
toch dat er geene termen zijn om zijne wedde
te verhoogen en stellen zij voor afwijzend op
rijn adres te beschikken.
Aan het rapport .der commissie voor de
financiën omtrent de begrooting ontleenen wij
het volgende:
Bij de algemeene beschouwingen wenscht een
lid de vraag te stellen in verband met de
steeds klimmende uitgaven of wel het noo-
dige zuinig beheer in acht genomen wordt.
Alles neemt toe, subsidiën, jaarwedden, fabri
cage enz. en dit wordt gevonden door eene
verhooging van den hoofdelijken omslag.
De burgemeester antwoordt hierop, dat
burg. en wetb. de zuinigheid zooveel mogelijk
betrachten, doch dat met de uitbreiding der
gemeente en de toename der bevolking ver
schillende -uitgaven natuurlijk aanmerkelijk
stijgen, zoo o. a. het onderwijs. De verhoogiDg
van den Hoofdelijken omslag Btaat in verband
met de verlaging van de belasting op het
gedistilleerd.
Tegen de verhooging van den hoofdelijken
omslag met f 4000 is volgens bem echter
geen het minste bezwaar, met bet oog op de
toegenomen draagkracht en de nieuwe regeling
door die verhooging van f 4000 zal het per
centage niet toenemen.
Burg. en weth. refereeren zich aan het ant
woord van den burgemeester.
Bij art. 5, afd. 1 van het hoofdstuk uit
gaven stellen burg. en weth. voor de jaar
wedden van den griffier en den commies bij de
bevolking te verhoogen, respectievelijk met
f 100 en f 200.
De commissie adviseert eenparig tot goed
keuring der voorgestelde ver booging vanjaar-
wedden.
By art. 6 afd. 1 van hoofdst. I adviseert
de commissie tot afwijzende beschikking op
het adres van den commies bij den burgerlij
ken stand om verhooging van jaarwedde.
Een lid zon dien commies f 100 willen
De andere leden zijn hiertegen en veroenigen
zich geheel met de beschouwingen van het
rapport van burg. en weth. op het adres.
Burg. en wetb. handhaven geheel hun af
wijzend preadvies.
Bij art. 8 afd. 1 van hoofdst. I, jaarwedde
van dm archivaris, 100, verklaart de com
missie zich eenparig voor dit nieuwe artikel.
Bij art 5 hfdst. II, jaarwedde van den
deurwaarder bij de plaatselijke belasting f 550,
in plaats van* f 500, zegt de commissie een
parig voor de voorgestelde verhooging te zijn.
Bij art. 7 afd. 1 hfdst. V, kosten voort
vloeiende uit de wetgeving op de besmettelijke
ziektenvan f 400 op f 525 gebracht, wil een
lid dit artikel met f 250 verminderen (huur
pesthuis) en, wordt dit goedgekeurd, H. VI
afd. II art. 2 met f 250 te verhoogen.
Burg. en weth. verwijzen hieromtrent naar
bun antwoord bij de begrooting voor het
Gasthuis.
Bij art. 1 afd. IV van hoofdst. V, konten
van de straatverlichting f 5100, klaagt een lid
der commissie zeer over de lichtsterkte van
het gas. Het gas brandt z. i. zeer slecht.
Hij vraagt of er wel de noodige controle op
de lichtsterkte is. Dit zou bepaald hoog
noodig zijn.
Hij geeft in overweging een toestel tot
onderzoek der lichtsterkte aan te schaffen.
Andere leden deelen deze beschouwingenen
klagen eveneens zeer over het gas.
Burg. en weth. deelen de klachten over het
gas, dat ook naar hunne meening veel te wen-
sehen overlaat. Zij zullen overwegen in hoever
geregelde controle op de lichtsterkte, over
eenkomstig artikel 11 der concessie mogelijk
is en wat biervan de kosten zullen zijn.
Bij art. 11 van hfdst. IX, kosten van het op
halen van beer- en mestpeciën f 9123, stelt een
lid voor eene commissie uit den raad te be
noemen ten einde te onderzoeken of het niet
mogelijk is een ander stelsel in te voeren, daar
de reiniging veel te veel geld aan de gemeente
kost. Deze commissie moet het recht hebben
zich deskundigen te assumeeren, om zoodoende
tot een beteren toestand te geraken.
Burg. en wetb. zeggen dat het reeds lang
hunne aandacht heeft getrokken dat de reini
ging veel aan de gemeente kost. De uitga
ven bedroegen: in 1895 f 4235.07, in 1896
f3762.655, in 1897 f 4950.01*, in 1898 f 5250
(raming) in 1899 f 5436.83 (raming.)
In 1892 hebben burg. en weth. reeds een
voorstel ingediend tot heffing van een recht op
de beertonnen enz.dit voorstel ontmoette
echter bij den raad tegenkanting en werd des-
Burg. en weth. zijn echter voornemens dit
voorstel zoo noodig aenigszins gewijzigd
binnenkort bij den raad aanhangig te maken.
Na mededeeling van deze stukken wordt tot
de behandeling der begrooting overgaan.
Bij de artikelsgewijze behandeling, begin
nende bij de uitgaven, wordt de door burg.
en weth. voorgestelde verbooging van jaar
wedden van ambtenaren ter secretarie goedge
keurd en komt bij art, 6 van afd. 1 van hfdst.
1 het adres van den commies bij den burger
lijken stand ter tafel met het voorstel van
burg. en weth.
De heer Gewin doet het voorBtel het trak
tement van den commies voor den burgerlijken
stand met f 100 te verhoogen.
Dit wordt na discussie verworpen met
algemeene stemmen, behalve die van den voor
steller en den heer Gewin.
De begtooting is ten slotte zonder hoofde-
Vtrkoojiiogen en Verpachtingen ii Zeeluid.
Dut om. Pluti. Voorwerpen. Informatiin.
8 4Nov. Heinkenszand.Booraen, DeR.Breasar
8 VI Swingen, Inspan, Maret Tak
8 s Zierikzee. Visgoierij, (verpFranse,
8 9 Middelburg, Meubels, Notarishuis.
11 Ovezande, Hnfaet), V. d> Kloes
en De Vos.
REVISIE DREYFUSS-ZAAK.
Parijs. Aan bet einde van zijn rapport kwam
de raadsheer mr Bard tot de conclusie, dat
er van de beschuldiging tegen Dreyfuss
niets overblijft.
Hij stelt de vraag of er geen grond is om
het vonnis eenvoudig te vernietigen, zonder
verwijzing naar een anderen krijgsraad.
Maar hij adviseert dat het Hof een geheel
nieuw onderzoek zal doen plaats hebben door
een commissie uit het Hof.
De advocaat van mevrouw Dreyfuss, mr
Mornard, vraagt in zijn conclusie een nieuw
onderzoek.
De procureur-generaal, zijn requisitoir aan
vangend, vroeg revisie, in 't midden latend of
het Hof wil gebruik maken van zijn recht om
zelf een onderzoek in te stellen.
De cassatie zonder verwijzing naar een
nieuwe behandeling acht hij juridisch onmo
gelijk.
Loting Nationale Militie.
De loting voor de lichting der nationale
militie van het jaar 1899 zal dit jaar plaatB
hebben in de gemeenten en op de dagen en uren,
als hieronder zijn aangewezen
Kapelle Zaterdag 29 Oct. 10 n. vm. voor
Waarde, 10.15 u. vm. IJerBeke en 11.15 n.
vm. Kruiningen.
Tholen Maandag 31 Oct. 10 u. vm. voor
Tholen, 11.30 u. vm. Oud-Vosmeer, 1 u. nm,
St Annaland en 2 n. nm. Poortvliet.
Tholen Dinsdag 1 Nov. 9 u. vm. voor
Stavenisse, 9.30 u. vm. St Philipsland, 10.15
u. vm. St Maartensdijk en 11.15 u. vm. Scher-
Goes Donderdag 3 Nov. 9 u. vm. voor
Goes, 10.30 u. vm. Borasele, 11 u. vm. Kloe-
tinge. 11.15 u. vm. Heinkenszand en 1 u. nm.
's Heer Arendskerke.
Go es Vrijdag 4 Nov. 9 u. vm. voor 's Gra
venpolder, 9.15 u. vm. Kattendijke, 9.45 u. vm.
Wolphaartsdijk, 10.30 u. vm. Hoedekenskerke,
10.45 u. vm. Baarland, 11 u. vm. Oudelande,
11.15 u. vm. Ellewoutsdijk, 11.30 u.vm. 'sHee-
renhoek, 11.45 u. vm. Nisse, 12 u. midd. Drie
wegen en 'sHeer Abtskerke en 12.15 u. nm.
Ovezand.
Algemeen Overzicht.
De laatste dagen zijn uit Spanje allerlei on
rustbarende berichten gekomen. Eerst over
een dreigende militaire dictatuur en over een
reis van generaal Weyler door enkele provincies.
Van deze zaken vernam men het rechte niet.
Maar meer werd bekend over een ander conflict.
Een der voornaamste bladen uit de Spaansche
hoofdstad, de Nacionaldat door Figueroa, een
der Cortes-leden, wordt bestuurd, had, ondanks
het verbod van de censuur, een artikel opge
nomen, waarin de gouverneur van Cadix, Ribot,
van slechte handelingen werd beschuldigd. Dit
had tengevolge dat het kamerlid werd gevan
gen genomen, hetgeen in strijd was met de
wet, welke, naar een sedert betwistte uitleg
ging ook als de Cortes niet bijeen zijn, de
leden van dat lichaam onschendbaar maakt.
Figueroa protesteerde en werd toen op last
van den kapitein-generaal in vrijheid gesteld.
Maar Ribot was daarmede niet tevreden en
vroeg zijn ontslag. De ministerraad willigde
dat verzoek in, maar nu verzette de minister
van openbare werken Gamazo zich, en trok
partij voor Ribot, zijn zwager. Hij vroeg zijn
ontslag en verklaarde zich alleen bereid dat
terug te trekken als Ribot een andere en be
tere gouverneursplaats, die te Barcelona, kreeg.
De andere ministers wilden daarin niet treden,
met het gevolg dat Gamazo aftrad. Maar nu
mengde ook Chinchilla, de kapitein-generaal
van Madrid zich in de zaak, op grond dat het
loslaten van Figueroa een desavoueeren was van
het door hen gegeven bevel tot gevangeneming.
Ook hij wilde daarop aftreden, maar met
veel moeite gelukte het, hem van dit voor
nemen terug te brengen. Later heeft hij zijn
ontslag-aanvraag herhaald, welke daarop is in
gewilligd.
Deze zaak had in de pers tot groote ont
stemming geleid; de bladen keurden vooral de
gevoeligheid van Gamazo en Chincilla af.
Het slot was dat ook de minister van oorlog,
generaal Correa, zijn ontslag aanbood. Maar
het is aan de Regentes en aan Sagasta gelukt
den generaal te bewegen op dat besluit terug
te komen.
De moeielijkheden met betrekking tot
Figueroa zijn uit den weg geruimd, doordien
de ministers overeen kwamen de kwestie van
de onschendbaarheid te onderwerpen aan het
oordeel van het hoogste gerechtshof en van
den Raad van State.
Daarmede was de crisis voor het oogenblik
bezworen.
Vooral moet zwaar hebben gewogen het ar
gument, dat Correa's aftreden den val van het
geheele kabinet ten gevolge zou kunnen hebben,
en dat dit desorganiseerend zou werken op de
commissie voor de vredesonderhandelingen, en
zeker zou leiden tot het aftreden van den voor
zitter Montero Rios.
Wat de verrichtingen der vredes-commissie
aangaat, daarvan blijft de opgelegde geheim
houding goed gehandhaafd. Slechts af en toe
wordt iets vernomen, maar toch genoeg om te
weten, dat de finantieele regeling het groote
struikelblok blijft.
Woensdag heeit men de geheele namiddag
zitting aan deze zaak gewijd; veel is men niet
gevorderd, en de beraadslaging zou Donderdag
worden voortgezet.
Beknopte Mededeelingen.
Te Parijs verwacht men dat Dupny, die
Donderdag tot laat in den avond bij Faure
was, een kabinet zal vormen.
De Petit Bleu noemt Constans, do groote
bedwinger van het Boulangisme, als minister
van justitie. Delcassé en Bourgeois zonden
aanblijven. Ribot zou financiën nemen,
Ook blp er sprake van De Freycinet voor
oorlog.
Het stenograpbi8ch verslag van de
zitting van Dinsdag werpt een eenigszins ander
licht op de stemming over het amendement
De Mahy, waariD der regeering verweten werd,
dat zij do beleedigingen van het leger niet
heeft doen vervolgen.
Piou heeft uitvoerig geantwoord op de mede
deelingen van Sarrien, betreffende de herbaalde
weigering van Chanoine om een klacht in te
dienen.
Hij wees daarbij in het bijzonder op de
woorden van Sarrien, dat de ministerraad de
circulaire, waarin de procureurs-generaal wer
den uitgenoodigd vervolgingen uit te lokken,
had goedgekeurd.
De uitvoering van het aldus, op voordracht
van Sarrien genomen besluit had niet mogen
afstuiten op het verzet van éau minister. Men
had Chanoine moeten dwingen heen te gaan
of een klacht in te dienen.
Nu men de zaken liet zooals ze waren, kreeg
de circulaire een platonische beteekenis. Men
beeft feitelijk een mystificatie op touw gezet.
Geheel ongelijk had Piou, dunkt ons, achteraf
niet.
Maar als de regeering generaal Chanoine
eens gewipt had, dan ware het kabaal zeker
tienmaal erger geweest
Met een enkel woord hebben wij Woensdag
melding gemaakt van de smadelijke bejegening,
welke Cavaignae ten deel viel, toen deze den
treurigen moed had in de kamer het woord
te nemen.
Het incident leverde een paar niet onaardige
interrupties op. Zoo b.v. toen Cavaignae aan
ving „ik behoef wet niet te verzekeren
welke woorden werden beantwoord met een
„ge hebt hier al zooveel verzekerd."
Een oogenblik later wees hij op de vreemde
samenvoeging van de haudteekeningen onder
de motie-Ribot. „Ja, maar die zijn ten minste
echt."
Van den Engelschen ministerraad is niets
uitgelekt. Na afloop had Salisbury een onder
hond met De Courcel.
Generaal Kitchener is te Londen aange
komen en met geestdrift ontvangen.
Uit Yemen, waar reeds lang een opstand
woedt, komen nog steeds de meest treurige
berichten.
Het ophitsen van de stafpartij en van de
anti-semitische pers heeft niet gebaat; de ver
wachte groote betooging is uitgebleven en het
waB aanvankelijk zelfs stil in de nabijheid van
het gebouw, waar voor het eerst de Dreyfuss-
zaak in het openbaar voor een rechterlijk
college zou worden besproken. Een verrassing
bood die behandeling niet; 't was bekend dat
mr Bard voor herziening was en het was be
kend dat het met de behandeling der Dreyfuss-
zaak een treurig iets was geweest, ook bij alles
wat er aan vast was. Maar toch zal menigeen
verbaasd hebben opgezien, toen het fijne ont
leedmes van den magistraat werd gebruikt, en
tot een vernietigende diagnose leidde.
Het eerst hield hij zich bezig met het re
quisitoir van den procureur-generaal Manau,
betreffende de beide punten in de door mevr.
Dreyfuss geschreven aanvraag om revisie: lo
het handschrift van het bordereau en 2o
valschheid van Henry.
De experts komen, volgens den procureur-
generaal, allen tot de conclusie dat het bor
dereau van Dreyfuss is, maar toch is er
aanleiding te onderzoeken of de expertise
met voldoende zorg heeft plaats gehad, waarbij
hij wijst op den brief van Esterhazy aan
een onbekende, waarin hij zich op een ver
dachte wijze uitlaat over de identiteit van zijn
handschrift en dat van het bordereau.
Wat Henry aangaat, de door deze gepleegde
valschheid in geschrifte dagteekent van 1896,
dus van na de veroordeeling. Maar zij maakt
het vroegere, voor Dreyfuss zeer bezwarende
getuigenis van Henry verdacht.
Beide punten kunnen, naar mrMazau meent,
dus aanleiding tot revisie geven, wijl de aan
vraag daartoe aan de wettelijke vormen vol
doet.
Na deze voorlezing trad mr Bard in een breede
uiteenzetting van zijn onderzoek, dat over ver
schillende dossiers liep.
Het eerst behandelde hij het rapport van Du
Paty de Clam over de in hechtenisneming en
de eerste verhooreu van Dreyfuss. Volgens Du
Paty sprak Dreyfuss zich herhaaldelijk tegen
met betrekking tot den hydraulischen rem, maar
ontkende bij ooit iets over Madagascar te heb-
Verder deelde Du Paty mede, dat hij Drey
fuss het bordereau onder dictee heeft doen
schrijven, dat deze toen heftig ontroerde en
over koude vingers klaagde. Maar, zoo voegde
mr Bard er by, de photographie van het ge
dicteerde schrijven wijst niet aan, dat de schrij
ver zeer ontroerd was. (Sensatie.)
Nog bleek dat Du Paty Dreyfuss had doen
schrijven onder de meest verschillende omstan
digheden) staande en zittende, met de bloote
hand en met een handschoen aan, met een
gewone ön niet een rondsehrift pen enz.
Het einde van het verhoor van Dreyfuss
was, dat deze op het hoofd zijner kinderen
zijn onschuld bezwoer. Hij vroeg een onder-
boud met den minister van oorlog, maar Dn
Paty weigerde dit zoolang Dreyfuss niet bekende.
In de tweede plaats behandelde Bard het rapport
van d'Orméschéville, waarin gesproken wordt
over het levensgedrag van Dreyfuss, als een
bezwarende aanwijzing.
Mr Bard oordeelt anders en beriep zich
verder op de uitstekende beoordeeling van
Dreyfuss door diens chefs. Merkwaardig is
dat de reeks gunstige beoordeelingen wordt
afgebroken door óen zeer slechte van kolonel
Fabre, die Dreyfuss niet geschikt acht voor
den generalen staf. (Men kan er wel van op
aan, dat die kolonel Fabre een anti-semiet is
Met betrekking tot alle verdachtmakingen
van Dreyfuss blijft niets over en zoo beeft
men slechts het bordereau en de (latere) beken
tenissen aan Lebrun Renaud.
Aan, deze laatste becht mr Bard weinig waar
de. Maar vooral hier moet men twijfelen,waar de
bekentenissen van mond tot mond zijn overge
bracht, eerst veel later op schrift werden ge
steld en ten slotte goheel uiteen loopen.
De stukken betreffende die bekentenissen zijn
daardoor vaag en tegenstrijdig.
En de mededeeling, dien aan
gaande door Cavaignae in de kamer
gedaan, vormt weer een derde lezing!
De slotsom van mrBard was, dat deze stuk
ken een te broos materiaal zijn om er op in
te gaan.
Maar al ware het dat Dreyfuss de hem in de
mond gelegde bekentenis had afgelegd, dan
nog warö niet bewezen dat Dreyfuss schuldig
was aan verraad. Hij heeit (volgens de stuk
ken) bekend, als lokmiddel, om andere gewich
tige geheimen te weten te komen, iets te heb
ben overgeleverd; als dat zoo was dan zou men
op die handeling niet de qualificatie van ver
raad mogen toepassen.
Over het petit bleu liep mr Bard vluchtig
heen, met het oog op de aanhangige processen.
Trouwens de op deze zaak betrekking heb
bende stukken zijn uit het dossier gelicht.
Aldus komende op Esterhazy uitte mr Bard
zijn verbazing over het feit, dat deze werd in
gelicht over alles wat aan het ministerie te
zijnen aanzien besproken werd.
Daarbij las hij brieven voor, welke Ester
hazy vóór de klacht van Mathieu Dreyfuss
aan den minister van oorlog richtte, om zijn
onschuld te betuigen. In deze brieven spreekt
Esterhazy van zijn eer en van die zijner familie,
en beroept hij zich op een vreemden souverein,
wiens naam mr Bard wegliet. De rapporteur
kwam daarna op de zaak van de gesluierde
dame. Hij betreurt het, dat de krijgsraad dit
punt niet heeft opgehelderd, want het zou
merkwaardig zijn te weten hoe een zoo be
langrijk stuk als het „document liberateur,".
uit het ministerie van oorlog verdween.
Misschien hadden Du Paty de Clam of
Henry daar wel licht over kunnen verspreiden.
De heer Bard wees verder op nog meer
vreemde punten: de huiszoeking by Picquart
tijdens diens afwezigheid, de latere huiszoeking
bij Esterhazy enz,
Daarna kritiseerde hij het rapport van majoor
Ravary, die het onderzoek tegen Esterhazy
leidde, en kwam verder terug op de brieven
waarin Esterhazy bedenkingen oppert over da
experts die men niet „vertrouwen" kan (11)
Met enkele woorden gewaagde Bard nog van
de onbetwistbaar echte brieven aan madame
De Boulancy en merkte op dat de daarin uit
gedrukte gevoelens niet die van een Fransch-
man, noch die van een soldaat zijn.
Vervolgens ontleedde Bard de rapporten der
experts en toonde aan dat van dezen 4 het hand
schrift natuurlijk noemen, en 1 van een ver
draaide hand spreekt.
De tegenspraak in de rapporten der experts,
ook ten aanzien van de conclusie of vaststaat
dat Dreyfuss de schrijver zou zijn, is zoo groot
dat mr Bard tot de slotsom komt dat het
bordereau als eenig materieel bewijsstuk niet
bruikbaar is. Zoo men geen andere
bewijzen heeft, moet het vonnis
worden vernietigd.
In het verdere deel van zijn rapport merkte
mr Bard bovendien nog op, dat de herkomst
van het bordereau alleen maar vaststaat door
een verklaring van Henry, den falsaris.
In het volgend deel van zijn rapport behan
delde Bard eerBt de zaak-Henry. Het door
hem voorgelezen proces-verbaal bevatte niets
nieuws; alleen enkele niet ter zake doende
bijzonderheden en de verklaring dat Henry
beweerde geen medeplichtige te hebben.
Daarna zette hij uiteen den grooten invloed,
door Henry op de veroordeeling uitgeoefend,
welke in verband met de latere onthulling
het vertrouwen in de chose jugêe schokt.
Daarna kwam het punt dat zeker het be
langrijkste isde memorie van Picquart,
aan den minister van justitie gericht. In dit
omvangrijke stak gaat Picquart alles nade
aanhouding van Dreyfuss, alleen op het ver
moeden, dat deze de schrijver van het borde
reau was; de geringe beteekenis der in dat
document genoemde stukkende onmogelijk
heid dat Dreyfuss die stukken had, en de
zekerheid dat Esterhazy ze wel kon krijgen
de onwaarschijnlijkheid dat Dreyfuss verraad
zou plegen, en de gronden voor de ver
moedens tegen Esterhazy. Dan wijst hij op
de houding van Du Paty de Clam en op de
betuigingen van onschuld van DreyfuBSop de
zoogenoemde bekentenissen aan Lebrun-Renaud,
door belanghebbenden in de zaak gebrachtop
de houding van Billot en Boisdeffre, die stom
bleven tegenover de bewijzen dat Dreyfuss
onschuldig was.
Picquart had met Billot en vooral met Gonse
de zaak besproken en deze had, toen hem met
de stukken in de hand werd aangetoond dat
Dreyfuss onschuldig was, gevraagdwat het
hem aanging of Dreyfuss op het Duivelseiland
zat. „Gij weet wel dat de generaals Mercieri
en Saussier in de zaak betrokken zijn. Wilt
gjj die nu compromitteeren zoo zeide Gonse
tegen Picquart,