ffiËellwisclie taai
BIJVOEGSEL
Maandag 24 October 1898, no. 250.
Middelburg 22 October.
Brieven van een Hagenaar.
Da minister van financiën heeft geen ge
lukkige greep gedaan in het financiewezen van
Nederland met zijn voorstel tot verhooging
van de belastingen op wijn en gedistilleerd.
Van alle kanten rijzen er bezwaren, en tot
verdediging van het wetsontwerp, bestemd om
in de onmiddellijke behoeften (om niet te zeg
gen r nooden) van de schatkist te voorzien,
wordt zoo goed als geen enkele stem gehoord;
men begint al te voorspellen dat er geen kans
op aanneming bestaat, en den minister wordt
daarom de raad gegeven het in te trekken
en te vervangen door een ander voorstel dat
minder onaannemelijk is. Volgens de memorie
van toelichting weet hij betere middelen dan
het voorgestelde, die hij, naar het schijnt, voor
latere behoeften bewaren wil.
Nu is er over het algemeen op het lot van
wetsontwerpen geen vaste horoscoop te trek
ken; het is dikwijls gebeurd dat voorstellen,
die door de sprekers en schrijvers van den dag,
zelfs door de vakmannen en deskundigen vol
komen onaannemelijk werden geacht; waar
over allerongunstigste verslagen door de Ka
mers zeiven waren uitgebracht, ten slotte met
glans door de spitsroeden van de parlemen
taire behandeling heen kwamen, en rustig
hunne plaats in de officieele wettenverzame-
ling kwamen innemen. Dit is nog in het laat
ste zittingjaar gebeurd inet de rijwielenbelas
ting en met de spoorwegovereenkomsten. Welke
aanvallen hadden deze twee wetsontwerpen
niet te doorstaanhoe weinig goeds werd er
aan ontdekt! Ook toen heette 't, dat de
Tweede Kamer ze zeer stellig zou verwerpen;
maar toen ze. na ongunstige verslagen aldaar
in behandeling kwamen, vonden zij betrekke
lijk slechts weinig tegenstand, om ook dooi
de Eerste Kamer in genade aangenomen te
worden.
Nu verkeerde de Kamer ten opzichte van
deze twee onderwerpen in een speciaal ge
val. Tot het invoeren van eene rijwiel
belasting had ze reeds een paar jaren vroeger
besloten, en tegen den voorgestelden vorm,
heffing als grondslag van het personeel, kon
ze zich toch ook kwalijk verzetten daar zij
zelve indertijd diezelfde opneming van de
rij wiel belasting in den kring van het personeel
had gevoteerd. En wat de spoorwegovereen-
komston betreft, die zoo van alle kanten, en
nog wel door ettelijke Kamers van Koophan
del, bestreden werden, misschien heeft de
Tweede kamer zich wel laten leiden door deze
overweging de spoorwegovereenkomsten van
1890, die zoo algemeen werden bewonderd en
toegejuicht, de Arnhemsche Courant was
het eenig persorgaan dat ze bestreed, evenals
de toenmalige directeur-generaal der Staats
spoorwegen, de heer Yrolik, die er om aftrad,
onder de vakmannen de eenige bestrijder was,
de algemeen goedgekeurde overeenkomsten
van 1890 hebben zóo ellendig gewerkt, laat
ons nu de proef eens nemen of algemeen ver
oordeelde overeenkomsten op spoorweggebied
soms tot goede uitkomsten zullen leiden. Eene
absurde logica zoo men wil, eene gevaarlijke
proefneming, maar wie zal den onbevoegden leek,
die over een moeilijk vraagstuk beslissen moet,
de beste oplosing wijzen, wanneer de deskun
digen in meening verschillen
Aan de voorspellingen betreffende het lot
van Pierson's laatste voorstel hecht ik echter
wel eenige waarde, ook al is op veel van de
daartegen geopperde bezwaren heel wat af te
dingen. Zoowel bij do administratie als in de
kamer heerscht echter, zooals mij meermalen
gebleken is, de meening dat men met het be
lasten van wijn en gedistilleerd reeds de
uiterste grens heeft bereikt. Eene belasting,
die het tienvoud, of daaromtrent bedraagt van
het belastingobject, zooals bij het gedistilleerd
het geval is, kan wel geacht worden op haar
maximum te staan. Nu al heeft er op groote
schaal vervalsching plaats van het gedistilleerd;
nu al is de smokkelhandel op de grens, die
zulke gemakkelijke winsten levert, kwalijk
tegen te gaan, tot Bchade voor de volk
zondheid, de moraliteit en de belangen van de
schatkist. Er is wel meer van het gedistilleerd
en den wijn te halen, hoorde ik dezer dagen
een belastingman (niet een belastingschuldige,
maar oen technicus van het vak) zeggen, maar
dan moet de belasting worden verlaagd. Dat
bevordert de consumptie, heeft altijd eenigen
invloed op de vervalsching en den smokkel
handel, zoodat de schatkist meer geniet. Maar
nu is het een ongeluk van deze soort van be
lastingen dat ze behalve een fiscaal ook een
moreel karakter hebben. De zeer juiste maat
regel van verlaging, om door vermeerdering
van consumptie de opbrengst te verhoogen,
gesteld dat de heer Pierson uit belang der
schatkist zijn geweten kon tot zwijgen brengen
om zulk een voorBtel te doen, er zou een kreet
van afschuw in het land opgaan, en met zijn
goeden naam van gemoedelijk man was 't
voor altoos gedaan. Moet er aan de jenever
belasting getornd worden, dan kan alleen ver
hooging in aanmerking komen, dit staat vast.
Bestaan daartegen echter ernstige bezwaren,
dan is de eenige conclusie dat men deze be
lasting maar met rust moet laten, en zien of
men elders de noodige middelen vinden kan,
De wijnhandel komt overal met nadruk op
tegen het voorstel tot verhooging van de be
lasting op zijn artikel; maar zijne argumenten
komen mij minder klemmend voor. De zoo
even vermelde gevaren van vervalsching en
smokkelhandel doen zich daarbij niet voor,
en ik vrees niet voor eene aanzienlijke ver
mindering van het gebruik door de luttele
guldensverhooging per hectoliter. Wijn is en
zal altoos blijven een object van weelde, dat
hier te lande nimmer volksdrank worden kan,
zooals in Frankrijk, omdat de Fransche
volkswijn niet aan den Noordelijken smaak
voldoet, en al deed hij dit wel, niet kan ver
zonden worden. Het gebruik van wijn neemt
hier te lande afhij wordt door andere dranken
meer en meer verdrongen ook bij de vermo
genden, maar die afneming is geen gevolg van
het bedrag der belastinghare verhooging zal
die evenmin bevorderen als hare verlaging of
afschaffing tot staan brengen't is den ge
bruiker om die enkele centen meer of minder
per fiesch niet te doen; allerlei omstandigheden,
veranderingen van mode, van levenswijze en
gebruiken, eene geheel andere manier van
reizen dan voorheen, hebben haar teweegge
bracht. Men moet echter de van deze afneming
van gebruik door de deskundigen gegeven
cijfers met veel voorzichtigheid aannemen.
Dezer dagen werd onder anderen door een
bekend wijnkooper gezegd of geschreven, dat
van 1896 op 1897 de wijnconsumptie met
duizend okshoofden, dus bijna 240.000 liters,
was afgenomen. De man kon echter alleen
spreken van den in het vrije verkeer, uit
entrepot in den handel gebrachten wijn, waar
voor accijns was betaald, hetgeen geheel
iets anders is dan geconsumeerde wijn.
Brengt de wijnhandel een goed gewas aan
de markt, zooals in 1896 met dat van 1893
plaats had, dan doen de groote wijnverbruikers
aanzienlijke hoeveelheden op. De accijns wordt
er van betaald, de kelder er mede gevuld, maar
de consumptie volgt niet in dezelfde verhou
ding zij verdeelt zich over een reeks van
latere jaren. Aangaande de betaalde belasting
valt aan het opgegeven cijfer niet te twijfelen,
maar betrekkelijk het wijngebruik bewijst het
niets hoegenaamd het is integendeel zeer wel
mogelijk dat in 1897 meer wijn is gedronken
dan in 1896.
Dezelfde verwarring tusschen veraccijnsing
en gebruik betrapte ik dezer dagen bij iemand,
die er over juichte dat het drankgebruik bij
de huldigingsfeesten zoo gering was geweest
omdat de gedistilleerd-accijns in September
f 70.000 minder had opgeleverd dan in dezelfde
maand van het vorige jaar. Daar echter de
huldigingsfeesten in de eerste helft van Sep
tember vielen, moet ook de opbrengst van
Augustus, toen de uitslag en de veraccijnsing
plaats grepen, in rekening worden gebracht,
en in die maand bracht de accijns meer dan
anderhalve ton meer op dan in Augustus 1897,
Dat de feesten van September 1898 minder dan
vroegere door dronkenschap zijn ontsierd, weet
ieder die ze heeft bijgewoond, maar de daar
voor aangevoerde belastingcijfers geven geen
juist beeld van den toestand.
Het groote bezwaar tegen de verhooging van
de wijnbelasting is gelegen in de internationale
moeilijkheid. Wij zijn niet meer door eentrac-
taat met Frankrijk gebonden aan een maximum
van wijnbelasting zooals vroeger; de wetgever
heeft dus het recht zooveel op liet artikel te
leggen als hij noodig acht. Maar de toon,
waarop nu reeds de Fransche pers zich over
dit wetsvoorstel heeft uitgelaten, maakt het
maar al te duidelijk aan welke gevaren het
bloot stelt. Bemoeilijkt gij den invoer van
mijn wijn, dan bemoeilijk ik den invoer van
uwe productenreprésailles dus, die voor onzen
landbouw en voor onze nijverheid hoogst
schadelijk zullen zijn, zoo redeneeren de Fran-
schen. Yan „grootmoedigheid" hebben we niet
veel te verwachten: Vaffaire-Israëls heeft het
voor iedereen duidelijk gemaakt, dat Nederland
in Fransche oogen niets meer is dan eene
quantüé neglig cable, een kleine staat, waarmede
eene groote mogendheid spelen en handelen
kan als de kat met de muis. Hierin ligt het
groote gevaar van eene verhooging van de
wijnbelasting hier te lande. Eene verhooging
van invoerrecht voor wijn op flesschen alleen,
hoe billijk ook, maakt het nóg erger. Dat
zou een flagrant geval van lèse-Sainte-Cham-
pagne zijn
Ik gewaagde hierboven van de spoorweg
overeenkomsten van 1890, waarover de onder
vinding thans aan iedereen eene ongunstige
meening heeft gegeven. Ik herinner mij daar
over, al eenigen tijd geleden, een Hagenaar
van eenigen naam te hebben hooren zeggen:
„'tls merkwaardig:] toen de spoorwegovereen
komsten aan de orde waren, vochten letterlijk
de hoofdambtenaren van Waterstaat en Finan
ciën om de eer van haar vaderschap; nu ze
eenige jaren met haar quadratuur van den
cirkel, de concentratie en concurrentie gewerkt
hebben, zijn allen er op uit de verantwoorde
lijkheid voor 'de uitvinding van die wonder
lijke theorie op een ander te schuiven."
Den Haag, 20 October 1898.
Het uitstel
der behandeling van de aanhangige Indische
m ij n w e twaartoe de Tweede kamer Vrijdag
besloot, geeft den hoofdredacteur van Het Vad.
aanleiding te wijzen op het zonderlinge feit,
en op het eigenaardige licht, dat daardoor
geworpen wordt op het vruchtbare van den
gewonen sectie-arbeid, dat de Kamer, najaren-
lange voorbereiding en na vijf ontwerpen te
hebben doorworsteld, zich nog onmachtig moest
verklaren om de financieele hoofdbepaling der
wet behoorlijk in orde te brengen. De heer
Mackay, voorzitter der commissie van rappor
teurs, klaagde Donderdagavond, dat hem de
tijd van voorbereiding te kort was geweest,
maar daarop was de fijn ironische terechtwij
zing van de zijde van den voorzitter zeker op
haar plaats, dat van overhaaste behandeling
geen sprake was. Het eindverslag was van
Sept. Zoo iemand, dan kon de heer Mackay
goed voorbereid zijn.
De heer Mackay had geen vrede met het
regeeringsvoorstel, ja, al wist hij dan niets
anders te bedenken, het maakte voor hem zelfs
de wet onaannemelijk. Hoe hardnekkig demi-
nister het ook verdedigde, kon wel niemand daar
waarlijk vrede mee hebben? vraagt de redacteur.
Vijf en twintig cents per hectare en 2 pet van
het bruto-product. De recognitie beteekent al
heel weinig, terwijl de 2 pet van de bruto-op-
brengst met het al of niet voordeelige der ont
ginning volstrekt geen rekening houdt. Zooals
de heer Pijnacker zeidedie belasting kan
drukkend zijn bij niet-loouende ontginningen
en is belachelijk onbeduidend als de zaken
goed gaan. Geen wonder dat men daartegenover
zocht naar een middel om de winst te treffen.
De heer Van Kol had daaraan zijn krachten
beproefd. Hij wilde, zooals bij ook reeds in de
voorvergaderingen had uiteengezet, aanvanke
lijk niets heffen en eerst met belasten begin
nen, als het kapitaal was terugverdiend, maar
dan ook nemen de helft der netto-winst. Wij
zien niet in, dat hierin iets buitensporigs ligt,
ofschoon er misschien de voorkeur aan ware te
geven in den aanvang met kleiner winstdeel
genoegen te nemen en langzamerhand op te
klimmeD, desnoods nog hooger, bijv. tot de
62 V» pCt. van Billiton. Drukkend kan dit stelsel
nooit zijn, daar wie het minder goed heeft,
ook minder betaalt. In den grond der zaak is
hier een kapitalistisch amendement, terwijl 't
voorstel van den minister, hoe genadig ook
voor de kapitalisten, in beginsel meer in de
socialistische lijn ligt. Dit toch begint reeds
dadelijk te heffen, ook in het tijdperk der op
sporing, en accapareert voor den Staat een
evenredig aandeel in al wat voor den dag wordt
gehaald. Het is als een erkenning van den mede
eigendom van den Staat, zich alleen maar be
perkende tot een miniem klein aandeel, maar
toch het beginsel bevattende. Het amendement
van den socialist echter gunt het kapitaal
alle gelegenheid om winst te behalen en vraagt
slechts voor den Staat een flinke belasting van
overwinst.
Dit laatste stelsel is voor ons, en naar 't
ook wel scheen, voor zeer velen in de Kamer
aantrekkelijker. Bij den minister rezen echter
bergen van de bezwaren ten aanzien der uit
voering, ja hij dorst de verantwoordelijkheid
niet aanvaarden om de Indische regeering een
zoo zware taak op de schouders te leggen, 't
Schijnt dan een onmogelijke zaak te zijn om
te bepalen, wat netto-winst is en om de mijn-
bouwondernemingen in 't vaststellen dier netto
winsten te controleeren. Nu is 't buiten kijf,
dat de wet hier eenig richtsnoer moet geven
en dat het amendement-Van Kol te dien op
zichte in gebreke bleef. Maar is dat nu een
onoverkomelijk moeilijke taak Ook bij de be
drijfsbelasting treft men de winsten der onder
nemingen; de staat der Nederlanden genieteen
aandeel in de winst der Nederlandsche Bank.
hij deelt in de winst der spoorwegonderne
mingen, hij neemt vijf achtste tot zich van de
winst der Billiton-Maatschappij. Is dat stelsel
dan voor andere mijnbouw-ondernemingen on
mogelijk? Er zullen natuurlijk wel eens ge
schillen rijzen, en de ondernemingen zullen wel
eens slimmer zijn dan de Staat, maar in den
regel kan men toch aannemen, dat naarmate
er meer verdiend wordt, er ook meer door den
Staat wordt genoten.
Da poging van den heer Pijttersen om een
beter stelsel te bedenken dan dat van den heer
Van Kol was niet gelukkig. Hij wilde den
Staat een derde van het maatschappelijk ka
pitaal van elke onderneming in aandeelen ge
ven. Dit zou den Staat verplichten zich bij
elke onderneming te interesseeren en te doen
vertegenwoordigen en ook de risico's te dee-
len. Na de critiek van den heer Hartogh be
hoeft men voorts wel niet meer te vragen, of
hier geen moeilijkheden en quaesties zouden
kunnen rijzen.
In die richting zal men niet moeten zoeken,
wel in die van het amendement-Van Kol.
Zegeviert daartegenover het stelsel der regee
ring, dan inderdaad krijgt de critiek een schijn
van recht, die zegt, dat de wet er op aange
legd is, ook al bedoelt de minister dat niet,
om den kapitalisten de schatten van Indië's
bodem in handen te laten. Wel blijft bet vol
komen waar, dat de winsten dikwijls niet groot
zijn, maar waar ze wel groot zijn daar ontziet
de Staat ze. 's Ministers bewering, dat de fiscus
toch wel op andere manieren zijn voordeel
vindt bij bloeiende maatschappijen bewijst
weinig. Wat aan invoerrechten en dergelijke
belastingen geheven wordt, zijn tegenover de
onderneming slechts bedrijfsonkosten, waar
naast de nettowinst staat. Is deze winst een
maal in de zakken der kapitalisten en der aan
deelhouders, dan is zij slechts te achterhalen
als bestanddeel van hun persoonlijk vermogen,
dat niet hooger te treffen is dan andere doe
len daarvan. En als die gelukkigen in Neder
land zitten of in andere landen buiten Indië,
dan profiteert de Indische schatkist daar niets
van.
Het aangenomen uitstel toont, dat het de
Kamer ernst is met het verlangen om de eischen
der Indische schatkist beter tot hun recht te
doen komen. Het is zeer te wenschen, dat
men er in de afdeelingen in slagen moge iets
bruikbaars te vinden, want de wet aan te
nemen, zooals zij daar ligt, zou in hoogemate
bedenkelijk zijn.
TEEKENACHTIG MAAR VALSCH.
De talentvolle bestrijder van den leerplicht
ds H. Pierson verheugt zich zie De Ned.
in den steun, dien hij van onverdacht libe
rale zijde krijgt van den Gids redacteur Tutein
Nolthenius. Deze vindt ons lager onderwijs
in vele opzichten ondeugdelijk en acht hervor
ming dringend noodig. Met het oog daarop
betreurt hij, dat, nu in den vorm van leerplicht
twistappel wordt opgeworpen, waardoor
verbetering wordt tegengehouden. Met instem
ming haalt ds Pierson deze woorden aan
„Van harte is een strijdlustigheid te betreu
ren, te minder begrijpelijk, nu het de heer
Goeman Borgesius was, die, als voorzitter der
eerste sectie van het vakcongres, zoo welspre-
pleitte voor het omverhalen der oude
school. Hoe nu, drie jaren later, terwijl hij
zijn ideaal kan verwezenlijken, wil hij, in
plaats van te aioopen, eene hoogere verdieping
zetten op dat afgekeurde gebouw
En de heer P. voegt er bij „Een man, die
vrij is in zijn handelen, gaat niet (zooals de
heer Nolthenius zoo teekenachtig uitdrukt)
een nieuwe verdieping zetten op een gebouw,
welks slooping bij noodzakelijk acht. Dit toch
is de beste manier om de slooping ad kalendas
graecus te verschuiven."
Teekenachtig? misschien, onjuist zeker.
Van het opzetten van een nieuwe verdieping
kon sprake zijn, als de minister voorstelde,
zonder reorganisatie, aan de schoolvakken een
aantal nieuwe toe te voegen. Hij laat ech
ter het gebouw geheel en al onveranderd,
maar zegt alleen„aio, kiuderen, niet buiten
blijven spelen, of door weer en wind langs
straat slijpen, of werk doen boven je krach
ten en dat je gezondheid schaadt, maar er in!
En als je liever mijn school voorbijgaat en bij
mijn buurman Pierson binnengaat, ook goed;
maar voor galg en rad zal je niet opgroeien,
ik het verhinderen kan." En nu wist de
minister wel, dat zijn gebouw niet volmaakt
is, en dat hij met zijn architecten bepaald aan
't opmaken van nieuwe plannen moet, maar
dit werk gaat zoo gauw niet, en inmiddels is
dit gebouw beter dan geen gebouw. Het werk
van zijn architecten behoeft er geen oogenblik
voor stil te staan, omdat de baas zelf eventjes
maatregelen gaat nemen om de kinderen in 't
gebouw te krijgen.
Men kan zich slechts verbazen over de vol
komen miskenning van het karakter van het
leerplichtontwerp, als de heer P. durft schrij
ven „Dit wetsontwerp is gericht tegen school
verzuim door kinderen, van welgezinde ouders
gepleegd, en nu eischt het van volkomen be
voegde ouders, dat zij vrede zullen hebben
met een school, door den minister zelf afge
keurd. Dit is een opdringen van opinies,
waarvoor geen enkel deugdelijk motief kan
worden aangewezen."
En het is te betreuren, dat de redactie van
De Ned. wier bezadigd en onpartijdig woord
andersdenkenden zoo vaak tot luisteren dwingt,
op zoo onverantwoordelijke wijze aan het door
slaan raakt, als het den leerplicht geldt. Vad.)
Zulvelcontröle.
De aanvraag van de regeering om gelden
tot het stichten en inrichten van een Rijks-
zuivel-contrölestation heeft in de afdeelingen
der Tweede kamer nogal bedenkingen
uitgelokt.
Men merkte in de eerste plaats op, dat, door
aan boterfabrikanten de gelegenheid te geven,
zoowel hun product als hunne werkplaatsen te
stellen onder geregeld toezicht van rijkswege,
zou worden gehandeld in strijd met het stelsel
van de bestaande boterwet. Waar immers dat
stelsel medebrengt, dat aan margarine of sur
rogaat een kenteekeu wordt gegeven, zou thans
de natuurboter zelf als het ware van een etiket
worden voorzien. Dit nieuwe stelsel kon vol
gens sommigen niet worden ingevoerd zoolang
de verwachte herziening der boterwet niet zou
zijn tot stand gekomen.
Daartegenover meenden anderen, dat de stich
ting van een zuivelstation en de invoering van
het rijkstoezicht van zoodanige herziening niet
afhankelijk behoeft te zijn en buiten verband
daarmede kan worden tot stand gebracht.
Zelfs verdiende het volgens hen aanbeveling,
reeds dadelijk dergelijke maatregelen te nemen
om van de resultaten daarvan partij te kun
nen trekken bij de herziening der boterwet.
Ook afgezien van het verband met de be
staande boterwet, bestreden vele leden de
wijze waarop de regeering de gelegenheid
wil openstellen, het bedrijf onder toezicht van
rijkswege te plaatsen. Zij vreesden, dat daar
door de boer zou worden achtergesteld bij
den fabrikant.
De laatste zou zich onder contróle stellen
maar de eerste niet, omdat in den regel het
deponeeren van een handelsmerk voor hem te
kostbaar en te omslachtig zou zijn. Van
rijkswege zou dus er toe worden medege
werkt, aan het product van den fabrikant eene
hoogere waarde te geven dan aan dat van
den boer, wiens boter in den handel gedepre-
cieerd zou zijn. Daardoor zou aan de zuivel
bereiding, buiten de fabrieken om, belangrijk
nadeel worden toegebracht.
Al moge nu ook bij de boterfabricatie con
centratie in de richting des tijds liggen, de
staat was, naar de meening dezer leden, niet
geroepen door zijne maatregelen zoodanige
concentratie in de hand te werken.
Ook indien een middel kon worden gevon
den om den boer het zioh onder toezicht
stellen mogelijk te maken, zouden deze leden
over den maatregel niet gunstiger denken,
omdat dan het aantal inspecteurs zóó groot
zou moeten zijn, dat de thans reeds dure
maatregel nog kostbaarder zou worden.
Trouwens men verwachtte, dat ook bij een
toezicht van den omvang, als zich de regee
ring voorstelt, de kosten spoedig hooger zouden
stijgen dan wordt opgegeven. De Staat neemt
door in te staan voor de zuiverheid der boter,
die onder controle staat, eene groote verant
woordelijkheid op zichde controle zou dus
streng en voortdurend moeten zijn en het laat
zich voorzien, dat met de drie inspecteurs,
welke „aanvankelijk" worden aangesteld, reeds
spoedig niet zal kunnen worden volstaan.
Dit klemt te meer, omdat naar het oordeel
van vele leden, behalve aan fabrikanten van
boter, ook aan handelaren in dit product en
aan fabrikanten, tevens boter ver koopers, de
gelegenheid moet worden gegeven hun bedrijf
onder Rijkstoezicht te plaatsen. Deze leden
betuigden, in tegenstelling met anderen, die
van eene gelijkstelling van handelaren met
fabrikanten niet wilden weten, hunne instem
ming met het adres, hetwelk door C. Veth te
Delft en andere leden van het bestuur der
Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in
den boter- en kaashandel bij de Kamer is inge
diend. Gevolg van deze gelijkstelling zou even
wel zijn, dat het aantal toezicht houdende
ambtenaren zou moeten worden uitgebreid.
Bij den tegenwoordigen toestand van 's rijks
financiën moet men, zoo werd ten slotte door
sommigen opgemerkt, al zeer sterk overtuigd
zijn van het groote nut der inrichting en de
practische mogelijkheid om het doel, dat de
regeering zich voorstelt, te bereiken, wil men
tot dezen maatregel kunnen medewerken. Juist
dit laatste, de practische mogelijkheid om het
gestelde doel te bereiken, werd door deze leden
betwijfeld. Zij herinnerden aan het stempelen
van rijkswege van de haringvaten in vroegere
jaren, om daardoor de qualiteit van den inhoud
te garandeeren, een maatregel, waarop men
later is moeten terugkomen.
ONDERWIJS.
Te Rotterdam is het examen in de vrije-
en ordeoefeningen der gymnastiek o. a. met
goed gevolg afgelegd door den heer A. van
der Bliek van Goes.
Te Nijmegen slaagde voor hetzelfde examen
de heer J. van Omzeele van Middelburg.
Diploma A voor de zuivere toepassing
van het correspondentieschrift en vertrouwd
heid met het systeem Stolze Wery is o. a. ver
strekt aan den heer K. Lantermans te Vlis-
singen.
Te Amsterdam overleed de heer F. J.
Haverkamp, in leven hoofd eener school en
ook bekend als dichter van talrijke gelegen
heidscantates en verzen, o. a. ook het populair
geworden Kroningslied, het bekroonde ant
woord op een prijsvraag vanwege de Vereeni
ging tot verbetering vanden volkszang.
Schoolartsen.
De resultaten, te Wiesbaden verkregen door
de aanstelling van schoolartsen, zijn bijzonder
gunstig. In 1895 zijn ze aangesteld. Uit een
onderzoek bleek toen dat van de 7000 school
kinderen circa 1ji met lichaamsgebreken behept
waren. Een viertal schoolartsen werden be
noemd. Zij kregen de opdracht ieder kind,
dat ter school kwam, aan een onderzoek te
onderwerpen en de onderwijzers op de hoogte
te brengen van de eischen der gezondheidsleer.
Sedert zijn bij 7.6 percent der kinderen be
ginnende ruggegraatsverkrommingen, bij 6 pet.
onderlijfsgebreken, bij 13.6 pet. oogziekten ge
constateerd, waar anders allicht geen notitie
van zou zijn genomen en die nu werden genezen
Het onderzoek, naar den toestand der kin
deren ingesteld, gaf den arts gelegenheid den
ouders de noodige inlichtingen te verschaffen,
op welke wijze de goede invloed van de school
naar 't huis werd overgebracht. En daar het
bleek dat de slechte lichamelijke toestand voor
een deel het gevolg was van onvoldoende
voeding, vond de vereeniging Kindervoeding
aldaar een nieuwen steun bij haar aanvrage
om hulp en kon zij haar heilzame werkzaam
heid verder uitbreiden. (Zwolsehe Crt.)
KERKNIEUWS.
Op 1 en 2 November wordt te Arnhem
de 28ste algemeene vergadering gehouden van
den Nederlandschen Protestantenbond.
Ter voorziening in de vacature, in het
hoofdbestuur ontstaande door de aftreding van
den heer W. J. Berdenis van Berlekom, worden
aanbevolen mej. M. Berdenis van Berlekom,
te Middelburg, en de hoeren dr C. H. Kin-
dermann te Gorinchem en P. Keg te Goes.
Door de afdeeling Schiedam van genoemden
Bond is met groote meerderheid eene motie
aangenomen, waarbij het bestuur wordt uit-
genoodigd den voorganger, den heer F. W. N.
Hugenholtz Jr, te verzoeken zijn ontslag-aan
vraag in te trekken.
LANDBOUW.
Wij ontvingen een afdruk van een opstel,
geschreven door den heer Bruijning Jr te
Wageningen over Berekening der gebruiks
waarde van landbouwzaden.
De uitvoerigheid van het stuk belet ons dit
in zijn geheel op te nemen. Wij vermoeden
echter dat belangstellenden, op aanvrage, van
den Bchrijver wel een afdruk zullen kunnen
bekomen. Dezen raad, door hem gegeven,
brengen wij gaarne onder de aandacht dei-
landbouwers hun zij ten zeerste aanbevolen,
voor de door hen aan te koopen zaden steeds
e garantie voor de gebruikswaarde te
Door de landbouwvereeniging te Kou-
dekerfee is besloten tot den aankoop van
een Yorkshire beer van zuiver ras.
Vee-Invoer in België.
De voorzitters van de Vereeniging ter be
vordering der volkswelvaart te Assen en de
Landbouwvereeniging te Kloosterveen, uitge-
noodigd om op het bureau van den directeur-
generaal der afdeeling landbouw van het mi
nisterie van binnenlandsche zaken van gedach
ten te wisselen omtrent een aan hem gericht
schrijven in zake invoer van vee in België
hebben aan die uitnoodiging voldaan. Nadat
mr Sickens hen eerst eenige mededeelingen
had laten doen, dankte hij de leden der beide
vereenigingen voor de belangstelling, in zake
uitvoer betoond, en waarschuwde in te gaan
op courantartikelen, geschreven door personen,
die met den toestand minder goed op de hoogte
zijn. Voorts verzekerde hij, dat de regeering
zooveel van België had gekregen als te ver
krijgen was. Is de quarantaine lastig, de
groote kosten zijn toch betrekkelijk. Voor
f 6 j\ f 7.50 heeft men een stuk vee onder