Ididorgscie Conrani
Musicalia.
BIJVOEGSEL
van de
van
Maandag 17 October 1898, no. 244,
Middelburg IS October.
Stukken Tan den Gemeenteraad Tan
Middelburg.
Door burg. en weth. wordt een crediet ge
vraagd van f 369 tot uitvoering van eenige
werken ter bevordering van de gewenschte
aanslibbing in het afgesneden gedeelte der
Middelburgsche haven.
In haar rapport aangaande de gemeente-
begrooting voor 1899 wijst de commissie voor
de fabricage erop dat, wegens afwezigheid van
doelmatige middelen tot afvoer van hemel- en
spoelwater, aanleg van de volgende riolen noo-
dig is tot een totaal bedrag van f 8805. De
commissie is van oordeel, in verband met het
vermoedelijke bedrag van f 12000, dat in het
jaar negentien honderd zal blijken noodig te
zijn (en wel langs de binnengracht ongeveer
van af de Langeviele tot halfweg den Zuid-
singel) tot verdere voltooiing van genoemde
rioleering, deze werken in het belang eener
goede uitvoering, ook met het oog op de hygiëne,
en, naar het haar voorkomt, financieel ook voor-
deeliger, te gelijk uit te voeren en het be
drag der leening, nu groot f 8805, te vermeer
deren met f 12000 en daarvoor te stellen een
ronde som van f 21000.
Naar aanleiding van bet adres der firma G.
Alberts Lz. Co. betreffende het als puin-
plaats aangewezen deel van het dok der voor
malige Commercie Compagnie leggen burg. en
weth. over de door hun college van den ge
meentebouwmeester ontvangen profielen met
berekening van den inhoud der bergruimte van
het als puinplaats aangewezen deel van het
dok der voormalige Commercie-Compagnie
alsmede eene specifieke opgaaf van de hoeveel
heid puin enz., waarmede de Looiersgracht is
gedempt.
„Aangezien uit een en ander ten'overvloede
blijkt dat in het bewuste gedeelte dok ruim
16000 M3 kunnen worden geborgen en in de
Looiersgracht gemiddeld per jaar 650 M3 wer
den aangevoerd, kunnen wij, zeggen burg. en
weth., in het adres geene aanleiding vinden u
voor te stellen op het besluit tot het als puin-
plaats bestemmen van het gedeelte dok terug
te komen.
Voor zooveel noodig, teekenen wij hierbij
aan, dat de puinstorting op zoodanige wijze
geschieden zal, dat de belendende perceelen
geen last van het afvloeiende water zullen
ondervinden."
Van de firma G. Alberts Lz. en Co. is een
nader adres ingekomen, waarin zij aanbiedt
een gedeelte van het dok der voormalige Com
mercie Compagnie te mogen huren voor het
bergen van houtvlotten.
Zij verzoeken 4000 c. a. wateroppervlakte in
huur te mogen hebben, tegen betaling van
2!/i cent per c. a.
Burg. en weth. komt het niet raadzaam voor
aan adressant op anderen dan den tegenwoor-
digen voet de beschikking over het oostelijk
deel van het dok te geven. Zij stellen voor
afwijzend op het adres te beschikken.
Verlaging gasprijs en straatbelast'mg.
Ingekomen is verder net voorstel van de
heeren J. F. van Dunné, mr S. Gratama Hz.,
mr K. W. Brevet, L. K. van der Harst JJz.,
C. Verhage en I. H. C. Heijse tot verlaging
van den gasprijs en tot heffing van eene be
lasting, bedoeld bij art. 240 litt. i der gemeen
tewet.
De Vcreeniging voor Instrumentale Muziek
te Middelburg zal Woensdag 19 October
a. s., ter herdenking van haar tienjarig bestaan,
den leden een feestconcert aanbieden.
Dat deze herdenking op waardige wijze zal
geschieden, wie, die het streven van de „Instru
mentale" kent, zou daaraan twijfelen, doch een
zoo belangrijk programma als nu geboden
wordt, overtrof mijn verwachting. Het is
daarom dat ik de aandacht van het kunstlie
vend publiek eens bijzonder op dit concert
wensch te vestigen. Meer dan jammer toch
zou het zijn, indien bij een dergelijke kunst-
avond een plaatsje in onze concertzaal onbezet
bleef.
Voor dat ik echter belangstellenden het een
en ander over de uit te voeren muziekwerken
mededeel, een enkel woord over de feestvie
rende Vereeniging zelve.
Hoewel ik de „Instrumentale" niet van de
oprichting af heb kunnen gadeslaan mijn
komst alhier dateert van 1891 zoo hebben
de uitvoeringen, welke ik het genoegen had
in de laatste jaren bij te wonen, mij bewezen
dat bij deze Vereeniging een zeer ernstige wil
en groote toewijding hoofdfactoren zijn.
Een vereeniging nu met die eigenschappen,
en gedachtig aan Schumann's Des Lemens ist
kein Ende moet na korter of langer duur iets
werkelijk goeds op muzikaal gebied kunnen
prestoeren.
Zij stellen voor, naar aanleiding van het op
22 Juni jl. gevallen besluit tot verlaging van
den gasprijs, om met ingang van 1 Januari
1899 dien prijs te brengen op 7 cent per Ms,
en tweedens om, tot dekking van het daardoor
te wachten tekort, met ingang van dienzelfden
datum een belasting te heften als bedoeld is
bij art. 240 littera i der gemeentewet, waarvoor
wordt overgelegd een ontwerp-verordening op
de heffing en een dito op de invordering.
De voorgedragen verordening tot heffing
luidt als volgt
Ontwerp-verordeniDg op de heffing eener
belasting wegens gebouwde eigendommen, die
zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare
straten of wegen der gemeente Middelburg zjjn
gelegen.
Art. 1. Te rekenen van 1 Januari 1899 af
wordt, als bijdrage in de kosten ten laste der
gemeente Middelburg komende voor aanleg,
onderhoud en verlichting van hare openbare
straten of wegen, overeenkomstig art. 240
litt. i der gemeentewet, in die gemeente ge
heven eene belasting wegens gebouwde eigen
dommen, die zelve of wier aanhoorigheden
aan bedoelde straten of wegen zijn gelegen.
Art. 2. Het jaarlijksch bedrag der belasting
zal hoogstens f 10.000 zijn.
Art. 3. Het dienstjaar, waarover de belasting
loopt, is het kalenderjaar.
Art. 4. De belasting is verschuldigd door
hen, die krachtens recht van bezit of eenig
ander zakelijk recht het genot hebben van de
in art. 1 genoemde eigendommen.
Als genothebbende wordt aangemerkt hij,
die als zoodanig op 1 Januari van het dienst
jaar, waarover de belasting loopt, in den
kadastralen legger is aangewezen, tenzij door
hem, zijne erfgenamen of rechtverkregenhebben-
den mocht worden aangetoond, dat in dien
legger eene abusieve tenaamstelling heeft plaats
gehad of eene overboeking is verzuimd. De
daarvoor strekkende bewijsstukken moeten bij
burgemeester en wethouders worden ingeleverd
vóór den 1 Januari van het dienstjaar waar
over de belasting loopt.
Wanneer burgemeester en wethouders het
bewijs geleverd achten, dan komt de aanslag
in de belasting ten name van hem, die als
genothebbende in den kadastralen legger had
moeten zijn vermeld vóór of op het tijdstip
dat die legger werd afgesloten.
Art. 5. Ingeval iemand, die bij het inwer
king treden dezer verordening of later als ge
nothebbende in den kadastralen legger is aan
gewezen, mocht zijn overledeD, zal, zoolang
geene overboeking in dien legger heeft plaats
gehad, zoowel de eerste als elke verdere aan
slag in de belasting ten name van dien over
ledene komen. In dat geval zijn echter voor
de betaling der belasting aansprakelijk de erf
genamen of rechtverkregenhebbenden van den
overledene.
Evenzeer is voor de betaling der belasting
aansprakelijk hij, die vóór of na het in wer
king treden dezer verordening in de rechten
van een aangeslagene is getreden.
Die aansprakelijkheid bepaalt zich niet alleen
tot het geheele bedrag der belasting over het
loopende dienstjaar, maar strekt zich mede uit
over volgende dienstjaren, ook al mocht de
nieuwe verkrijger niet in den kadastralen leg
ger als genothebbende zijn of worden aange
wezen.
Art. 6. De belasting wordt berekend naai
de belastbare opbrengst van het gebouwde
eigendom, zooals die in den kadastralen legger
is aangegeven krachtens de wet op de grond
belasting en de wet tot herziening van de be
lastbare opbrengst der gebouwde eigendommen.
Ingeval in den kadastralen legger geen be
lastbare opbrengst is genoemd, wordt deze door
burgemeester en wethouders vastgesteld. Bij
die vaststelling zal zooveel mogelijk worden
gelet op, en rekening worden gehouden met
de belastbare opbrengst, waarop aangrenzende
of naburig eigendommen zijn geschat.
Art. 7. De belasting bedraagt hoogstens
2 van de belastbare opbrengst van elk der
gebouwde eigendommen.
Zij wordt voor elk dienstjaar naar gelang
van bet benoodigd bedrag en met inachtneming
van het in art. 2 bepaalde maximum vastgesteld.
Art. 8. Van de belasting zijn vrijgesteld
a. nieuw gestichte gebouwde eigendommen,
die eerst na 1 Januari van het dienstjaar,
Alleen toch door ernstige beoefening der
kunst dient men de kunst zelve; en ik vind
't dan ook een gelukkig teeken des tijds dat
het z. g. gelief hebber(wel geen fraaie uit
drukking) op muzikaal gebied meer en meer
tqt het verleden gaat behooren.
Wat de „Instrumentale" in die afgeloopen
tiental jaren heeft gepresteerd, ja, lezer, dat
is betrekkelijk veel en te uitgebreid om dit in
zijn geheel mede te deelen. Laat het dan ook
voldoende zijn hier te constateeren, dat steeds
degelijke composities, doch tevens van den meest
uiteenloopenden aard, werden ten gehoore ge
bracht. Noem ik slechts werken van Bach,
Beethoven, Mozart, Haydn, Handel, Wagner,
Grieg, Verhulst, Verdi, Saint-Saëns, Delibes,
Tschaikowsky e. m. a.
Men ziet dus: meest alle richtingen waren
op de programma's van de „Instrumentale"
vertegenwoordigd; en dat pleit zeer zeker in
de eerste plaats voor het op muzikaal gebied
ruime inzicht van den directeur dier Vereeniging.
Of het de „Instrumentale" op den afgelegden
weg steeds voor den wind is gegaan, het is
mij niet bekend, doch waarschijnlijk zal ook
zij wel, zooals in het leven van meest elke ver
eeniging, donkere wolken hebben zien samen
pakken, on dus minder gunstige en aangename
oogenblikken beleefd hebben.
Gelukkig echter de vereeniging, die daaraan
weerstand kan bieden, en steeds met onver-
Hieronder te verstaan het voor tijdpas-
seering en das minder consciëntieus beoefenen
van muziek.
waarover de belasting loopt, tot gebruik of
bewoning geschikt zijn, zulks ter beoordeeling
van burgemeester en wethouders
b. gebouwen, waarvan de gemeente of hare
instellingen volgens deze verordening het genot
hebben
c. gebouwen, welke voor den openbaren
eeredienet zijn bestemd
d. gebouwen, die als scholen of inrichtingen
van onderwijs worden gebruikt.
Ingeval gedeelten van de sub c en d ge
noemde gebouwen door anderen gebruikt wor
den of voor andere doeleinden strekken, val
len die gedeelten onder de belasting. De be
lastbare opbrengst van die gedeelten zal wor
den vastgesteld zooals in art. 6 laatste lid is
bepaald, tenzij die opbrengst reeds uit den
kadastralen legger mocht blijken.
Art. 9. Voor een gebouwd eigendom, dat
gedurende 12 achtereenvolgende maanden on
bewoond en ongebruikt is gebleven, kan dooi
den belastingschuldige ontheffing of teruggave
van de belasting worden gevraagd. Mochten
die 12 maanden in twee dienstjaren vallen, dan
kan de ontheffing of teruggave zich nooit ver
der uitstrekken dan over de maand of maan
den van het laatste dienstjaar.
Elk verzoek tot ontheffing of teruggave moet.
schriftelijk aan burgemeester en wethouders
worden ingediend binnen twee maanden na den
dag, dat het gebouwd eigendom gedurende
twaalf achtereenvolgende maanden onbewoond
of ongebruikt is geweest. Burgemeester en
wethouders geven daarop eene beschikking.
Art. 10. Deze verordening treedt in werking
met 1 Januari 1899 en zal van kracht zijn
voor de jaren 1899, 1900 en 1901.
Verder wordt door de voorstellers ook eene
verordening op de invordering overgelegd.
De toelichting op de verordeningen luidt als
volgt
Aanzien de voorgestelde verlaging van den
gasprijs met 1V-s cent per M3 de inkomsten
der gasfabriek, ten minste voorloopig, zal ver
minderen met f 10.485 (zie de nota op bladz.
IV der M. v. T. bij de gemeentebegrooting van
1899), zoo dient daarvoor een equivalent te
worden gevonden.
De voorstellers dier verlaging vinden, met
het oog op 't bedrag van den Hoofdelij ken
Omslag en het aantal opcenten op de perso-
neele belasting, geen vrijheid in die richting
verder te gaan, maar achten nu het oogenblik
gekomen tot invoering eener matige straatbe
lasting. Met vrij groote zekerheid kunnen zij
u mededeelen, dat de gezamenlijke kadastrale
opbrengst der gebouwde eigendommen in Mid
delburg op 1 Januari 1898 ruim f 500.000 be
droeg, zoodat bij eene heffing van hoogstens
f 10.000 met een percentage van ten hoogste 2
percent kan volstaan worden.
Daar zij gegronde hoop meenen te mogen
koesteren, dat de verlaging van den gasprijs
binnen niet al te langen tijd het gasverbruik
zal doen toenemen, achten zij het niet noodig,
de verordening langer dan drie jaar van kracht
te doen zijn.
Eindelijk merken zij op, dat naar hun inzien
tegenover eeno vermindering van f 10.485 toch
kan volstaan worden met een equivalent van
f 10.000, omdat het wel niet gewaagd is, reeds
aanstonds eenig meerder gasverbruik als ge
volg der verlaging van den prijs te ramen, ten
einde zoodoende de begrooting te doen sluiten.
Door burg. en weth. wordt, naar aanleiding
van dit voorstel aan den raad in overweging
gegeven om, bijaldien dat voorstel door
hem mocht worden aangenomen, daarmede
bij de vaststelling van de gemeentebegrooting
voor 1899, op het einde dezer maand geene
rekening te houden, doch eerst de vereischte
Koninklijke goedkeuring op de heffings-veror-
dening af te wachten en, is deze verkregen,
alsdan aanstonds de eenmaal vastgestelde be
grooting voor 1899 te wijzigen, hoofdzakelijk
in dier voege, dat daarop in ontvang wordt
gebracht de vermoedelijke opbrengst van de
straatbelasting en daarentegen Hoofdstuk II
art. 11 der inkomsten (opbrengst van de gas
fabriek) worde verminderd met zoodanig bedrag
als in verband met den tot 7 cent per M3
verlaagden gasprijs mogelijk wordt geacht.
Op die wijze toch wordt geen gevaar geloopen,
dat door Gedeputeerde Btaten de goedkeuring
flauwden ijver haar weg vervolgt! Haar is
doorgaans een langdurige werkkring beschoren.
Vraagt men nu, of de toestand, zooals die
bij de „Instrumentale" op dit oogenblik is, mij
geheel bevredigt, dan kan ik daarop niet ten
volle bevestigend antwoorden.
Het is en blijft mij nog maar altijd een
open vraag waarom de eenige symphonie-
vereeniging, die alhier bestaat, (en dat nogal
in een plaats waar muziek zeer veel wordt
beoefend) slechts zoo weinig werkende leden
telt, en dientengevolge hare concerten alleen
mogelijk zijn, door medewerking van een aantal
musici van elders.
Zou nu werkelijk dat aantal leden niet voor
uitbreiding vatbaar zijn Het komt mij toch
zoo wenschelijk en in het belang der vereeni
ging voor.
Laat ik den welgemeenden wensch mogen
uitspreken dat de Vereeniging voor Instrumentale
Muziek een tijdperk van nog grooter bloei
moge tegemoet tredendat het aantal wer
kende leden moge vermeerderen, doch tevens
dat allen, die het bestaan eener instrumentale
vereeniging wenschelijk achten, haar hun finan-
cieelen steun zullen gaan verleenen, opdat het
gehalte der uitvoeringen, zooals die thans is,
kan worden bestendigd.
Zooals ik hiervoren reeds opmerkte, is het
programma dat de InstrumentaleWoensdag
zal ten gehoore brengen buitengewoon be
langrijk. De gelegenheid toch om een sym-
phonie en vooral een van Brahma te kunnen
aan de begrooting wordt onthouden, zoolang
de heffing van de z. g. straatbelasting niet is
goedgekeurd.
Voor het overige kunnen wij zeggen
burg. en weth. verder na van het bedoelde
voorstel der heeren van Duduó c. s. kennis te
hebben genomen, niet nalaten dienaangaande
een en ander op te merken en u in de eerste
plaats in ernstige overweging te geven de
vraag of het, nu ook de voorstellers evenmin
als wij voorshands kans schijnen te zien op de
exploitatie van de gasfabriek bezuinigingen in
te voeren, niet raadzaam is aan uw besluit
van den 22 Juni jl-, waarbij in het algemeen
tot verlaging van den gasprijs, (daarlatende of
dit hier met behoud van de gemeentelijke ex
ploitatie inderdaad mogelijk is) besloten is,
voorloopig geen verder gevolg te geven.
Met invoering van eene straatbelasting in het
algemeen waren wij, gelijk u bekend is, inge
nomen, doch het doel, dat wij daarmede be
oogden, was eene vermindering van de inkom
sten belasting, welke vermindering, naar wij
meenden, ieder en voornamelijk de niet be
zittende klasse ten goede kon komen.
De voorstellers daarentegen willen daarmede
geene andere belasting verminderen of althans
eene verhooging van zoodanige belasting voor
komen, doch willen de opbrengst van de straat
belasting dienstbaar maken aan eene verlaging
van den gasprijs met l'/a cent ten behoeve
van de 900 gasverbruikers in de gemeente,
die, behoudens uitzonderingen, natuurlijk niet
behooren tot de minst gegoeden en voor wie
het gebruik van gas niet gebiedend noodzake
lijk moet worden geacht.
Het is waar dat nu in ongeveer 1000 per
ceelen met eenejaarlijksehe belastbare opbrengst
van beneden de f 51 tot hoogstens f200, waar
thans geen gas wordt gebruikt, allen bewoond
door personen met een jaarlijksch inkomen
van f 300 tot f 600, deze personen zich eerder
dan anders gedwongen zullen gevoelen gas te
gebruiken, doch of dat aantal groot zal zijn,
meenen wij te moeten betwijfelen zoolang de
petroleum niet veel duurder wordt. Wat in-
tusschen bij aanneming van de voorgestelde
verordening vaststaat, is dat dezulken, voor zoo
ver zij eigen huizen bewonen, in de straatbe
lasting zullen moeten deelen, te weten
a voor huizen van f 50 belastb. opbr. f 1.
b r, v 100 2.—
c n 150 3.-
d 200 4.—
Het voordeel voor de eigen bewoners van de
sub a genoemde huizen gaat alzoo pas in na
66 M3 gas, voor de sub b genoemden na 133
M3 gas, voor de sub c genoemden na 200 M3
gas, voor de sub d genoemden na 266 M3 gas
te hebben gebruikt.
Bepaald voordeel zullen van dezen maatregel
trekken de eigenareD, tevens bewoners, van
huizen met eene hooge belastbare opbrengst,
waar in den regel veel gas wordt gebruikt.
De verwachting, welke de voorstellers koes
teren, dat het gasverbruik binnen niet al te
langen tijd zoo zal toenemen, dat de verorde
ning tot heffing der straatbelasting niet langer
dan drie jaar van kracht zal behoeven te zijD,
kunnen wij, op grond van het voorkomende
in de vierde nota van den wethouder Den
Bouwmeester, niet deelen.
Intussehen is het zeer wel mogelijk, dat de
meerderheid van uwe vergadering onze bezwa
ren niet deelt, de hoop, dat het gasverbruik
zeer aanmerkelijk zal toenemen, even gegrond
acht als de voorstellers, en zoodoende tot hef
fing van eene straatbelasting besluit.
Voor dit geval zij het ons vergund ten aan
zien van de voorgestelde verordeningen het
volgende op te merken:
Art. 1 (heffiogsverordening). Art. 240 lett.
i der gemeentewet gebruikt in plaats van de
woorden „zijn gelegen" het woord „belenden".
Art. 4 (heffingsverordening). Wij kunnen
niet inzien waarom juist door den beweerde
genothebbende, zijne erfgenamen of recht ver
kregen hebbenden moet worden aangetoond,
dat in den legger eene abusieve te naamstel
ling heeft plaats gehad of eene overboeking
is verzuimd. Ons dunkt dat het onverschillig
is wie zulks aantoont. Ook wanneer bv. de
controleur van de plaatselijke belastingen, bur
gemeester en wethouders bij de opmaking van
het kohier of de gemeenteraad bij de vaststel
ling zulks, hoe ook, bemerkt, dient zulks voor
genieten, komt in de plaats onzer inwoning
te zeldzaam voor om dit niet als een bijzon
dere gebeurtenis te boekstaven.
Brahms componeerde drie symphonieën,
waarvan de tweede de m. i. voor den toe
hoorder 't gemakkelijkst te volgen en de meest
dankbare alhier zal worden uitgevoerd.
Deze symphonie dateert van het jaar 1877 en
wordt tot een zijner meest romantische werken
gerekend.
Het sombere, zwaarmoedige, dat zoovelen
der Brahmsche composities kenmerkt, treedt
in de He symphonie grootendeels op den ach
tergrond. Men leert hier den grooten toon
dichter van een geheel andere, van eene onge
wone zijde kennen. Ik vroeg mij zelve bij
het doorbladeren der partituur wel eens af
is dat nu dezelfde Brahms die die Ernste Ge-
siinge 'smeester's laatste werk compo
neerde
De levendige, opgewekte hoofdgedachte van
dit opus is dan ook wellicht de oorzaak, dat
enkelen deze symphonie achterstellen bij zijn
eerste.
Mijns inziens doet men echter verkeerd een
vergelijking tusschen deze, van karakter zoo
zeer verschillende, werken te maken. Beschouwt
men elk van een afzonderlijk standpunt, dan
zal men erkennen dat beide symphonieën, hoe
ook uiteenloopend, kunstwerken van groote
innerlijke waarde zijn.
Brahms' lie symphonie bestaat uit vier
hoofddeelenAllegro non troppoAdagio non
troppo, Allegretto grazioso quasi Andantino en
Allegro con spirito.
den waren belastingschuldige het noodige ge
volg te hebben.
Hoe belanghebbende in alle gevallen in staat
is vóór 1 Januari te weten ot abuis in den
kadastralen legger den 1 Januari zal zijn ge;
pleegd of de overboeking op 1 Januari zal zijn
verzuimd, is ons niet duidelijk.
In ieder geval dienen niet uitsluitend bur
gemeester en wethouders, inaar dient zeker
ook wel de raad het bewijs geleverd te achten,
want burgemeester en wethouders maken ja
de kohieren op, maar de raad stelt die krach
tens art. 264 der gemeentewet vast.
Bovendien verdient het opmerking, dat in
art. 4 het bepaalde niet te kort mag doen aan
de gelegenheid tot het binnen 3 maanden na
de uitreiking van het aanslagbiljet indienen
van bezwaarschriften bij den Raad (art. 265
Gemeentewet) en beroep op Gedeputeerde
Staten (art. 265 Gemeentewet).
Blijkt het in den loop van het dienstjaar
dat een verkeerde is aangeslagen, dan behoort
o. i. dat abuis door vaststelling van suppletoire
kohieren te worden hersteld.
Art. 6, 8 en 9. (Heffingsverordening.) Met
het oog op eene mogelijk ongeoorloofd ge
achte delegatie van macht schijnt het aanbe
veling in die artikelen, waar „burgemeester en
wethouders" voorkomt, te lezen „de gemeente
raad".
Art. 6 en 7. (Heffingsverordening). Wij
meenen ten aanzien van het voorkomende in
het eerste lid van art. 6 en in het eerste lid
van art. 7 de vraag te moeten stellen of de
grondslag van de voorgestelde straatbelasting
niet zoo goed als geheel overeenkomt met de
heffing van eenige opcenten meer op de grond
belasting voor gebouwde eigendommen, welk
getal opcenten volgens de gemeentewet tot 40
is beperkt en hier bereids geheven wordt.
Art. 10. (heffiugsverordening). Wij geven
in overweging de woorden „treedt inwerking
met 1 Januari 1899 en" te doen vervallen.
Met bet oog op het begin van art. 1 schijnen
die woorden overbodig. Het tijdstip van de
inwerkingtreding hangt af van het verkrijgen
der Koninklijke goedkeuring.
Na nog eenige bemerkingen op de invorde-
rings-verordening vestigen burg. en weth. ein
delijk, voor zooveel noodig, de aandacht van
den raad op art. 1 der verordening, houdende
o. a. tarief van den prijs voor het gas, en doen
zij de vraag of het ook in de bedoeling ligt
de daarin vermelde korting te handhaven,
zoo de prijs van het gas op 0,07 per m3
wordt gesteld.
CEEN KWAAD IDEE.
De Nederlanderhet orgaan van jhr mr A.
F. de Savornin Lohman, geeft het volgende
advies ter verbetering en bespoediging van
den wetgevenden arbeid.
De Tweede kamer benoeme reeds in het
eerste jaar van haar vierjarig bestaan vaste
commissies voor wetgeving en ver wij ze elk
ontwerp, dat zij niet op de gewone wijze wil
behandelen, naar een dier commissies. De
leden dier commissie zouden dan van den
aanvang af hun aandacht meer bepaald kunnen
wijden aan die onderwerpen, waarop de hun
vermoedelijk toe te wijzen ontwerpen betrek
king zullen hebben, terwijl de overige werk
zaamheden vanzelf ten deel zouden vallen aan
die leden, die geen lid waren van die speciale
commissies.
Evenals thans met de commissies van voor
bereiding geschiedt, zon de Kamer desverkie
zende de benoeming der leden kunnen opdragen
aan den voorzitter, die natuurlijk zooveel
mogelijk uit alle partijen kiest. Mochten 20
leden iemand voor een commissie voordragen,
dan zou de voorzitter aan die voordracht ge
bonden moeten zijn.
Op deze wijze, zegt De Ned. zou de Kamer
met minder moeite haar omvangrijken arbeid
kunnen verrichten. Ongetwijfeld kan onze Ver
tegenwoordiging, als men let op de werkzaam
heid van elk harer leden en op den ernst, waar
mee zij haar taak opvat, zich gerust meten
met welke andere volksvertegenwoordiging
ook. Maar het is niet zeker dat dit zoo zal
blijven, indien zij geen maatregelen neemt om
aan de gestadige toeneming harer werkzaam
heden het hoofd te bieden.
Het hoofdthema van het eerste deel bestaat
uit een zeer liefelijken dialoog tusschen hoorns
en houten blaasinstrumenten, en toovert als
't ware den hoorder een landelijk tafereeltje
bij zonsondergang voor het oog. Het daarop
volgend overgangsgedeelte, dat, hoewel niet
geheel, op fragmenten van het eerste thema is
gebouwd, brengt twee nieuwe motieveD, terwijl
ook aan het slotgedeelte van deze satz,
trouwens een der meest verhevene en belangiijk-
ste plaatsen dezer symphonie wederom enkele
nieuwe motieven worden aangewend ik
stip hier even aan het zoo melodieus en gevoel
volle thema der cello's waarna een korte,
doch natuurlijk meesterlijke, doorwerking der
verschillende motieven het coda van het eerste
deel vormt.
De tweede satz draagt een geheel tegenóver-
gesteld karakter, en is van zeer droeven,
zwaarmoedigen aard. Hieruit spreekt weer
meer Brahms, zooals wij hem gewoon zijn.
Met een sombere melodie voor cello's aan
vangende, wordt de sluier van het droefgeestige
slechts een wijle opgelicht door een teeder
liefelijke melodie, die doet denken aan een
zonnestraaltje, dat zich voor een oogenblik
door een donker wolkenfloers een weg baant.
Die verheldering van het firmament is echter
van zeer korten duur, en het thema, dat hierop
volgt, getuigt weer van eene zeer droeve
stemming, evenals het slot, waarin het sombere,
droefgeestige hoofd-motief nogmaals doch nu
in 1° violen optreed.
De derde satz (deze bestaat uit drie deelen)
is opgewekt van stemming. Vooral het een-