Ididorgscie Conrani Musicalia. BIJVOEGSEL van de van Maandag 17 October 1898, no. 244, Middelburg IS October. Stukken Tan den Gemeenteraad Tan Middelburg. Door burg. en weth. wordt een crediet ge vraagd van f 369 tot uitvoering van eenige werken ter bevordering van de gewenschte aanslibbing in het afgesneden gedeelte der Middelburgsche haven. In haar rapport aangaande de gemeente- begrooting voor 1899 wijst de commissie voor de fabricage erop dat, wegens afwezigheid van doelmatige middelen tot afvoer van hemel- en spoelwater, aanleg van de volgende riolen noo- dig is tot een totaal bedrag van f 8805. De commissie is van oordeel, in verband met het vermoedelijke bedrag van f 12000, dat in het jaar negentien honderd zal blijken noodig te zijn (en wel langs de binnengracht ongeveer van af de Langeviele tot halfweg den Zuid- singel) tot verdere voltooiing van genoemde rioleering, deze werken in het belang eener goede uitvoering, ook met het oog op de hygiëne, en, naar het haar voorkomt, financieel ook voor- deeliger, te gelijk uit te voeren en het be drag der leening, nu groot f 8805, te vermeer deren met f 12000 en daarvoor te stellen een ronde som van f 21000. Naar aanleiding van bet adres der firma G. Alberts Lz. Co. betreffende het als puin- plaats aangewezen deel van het dok der voor malige Commercie Compagnie leggen burg. en weth. over de door hun college van den ge meentebouwmeester ontvangen profielen met berekening van den inhoud der bergruimte van het als puinplaats aangewezen deel van het dok der voormalige Commercie-Compagnie alsmede eene specifieke opgaaf van de hoeveel heid puin enz., waarmede de Looiersgracht is gedempt. „Aangezien uit een en ander ten'overvloede blijkt dat in het bewuste gedeelte dok ruim 16000 M3 kunnen worden geborgen en in de Looiersgracht gemiddeld per jaar 650 M3 wer den aangevoerd, kunnen wij, zeggen burg. en weth., in het adres geene aanleiding vinden u voor te stellen op het besluit tot het als puin- plaats bestemmen van het gedeelte dok terug te komen. Voor zooveel noodig, teekenen wij hierbij aan, dat de puinstorting op zoodanige wijze geschieden zal, dat de belendende perceelen geen last van het afvloeiende water zullen ondervinden." Van de firma G. Alberts Lz. en Co. is een nader adres ingekomen, waarin zij aanbiedt een gedeelte van het dok der voormalige Com mercie Compagnie te mogen huren voor het bergen van houtvlotten. Zij verzoeken 4000 c. a. wateroppervlakte in huur te mogen hebben, tegen betaling van 2!/i cent per c. a. Burg. en weth. komt het niet raadzaam voor aan adressant op anderen dan den tegenwoor- digen voet de beschikking over het oostelijk deel van het dok te geven. Zij stellen voor afwijzend op het adres te beschikken. Verlaging gasprijs en straatbelast'mg. Ingekomen is verder net voorstel van de heeren J. F. van Dunné, mr S. Gratama Hz., mr K. W. Brevet, L. K. van der Harst JJz., C. Verhage en I. H. C. Heijse tot verlaging van den gasprijs en tot heffing van eene be lasting, bedoeld bij art. 240 litt. i der gemeen tewet. De Vcreeniging voor Instrumentale Muziek te Middelburg zal Woensdag 19 October a. s., ter herdenking van haar tienjarig bestaan, den leden een feestconcert aanbieden. Dat deze herdenking op waardige wijze zal geschieden, wie, die het streven van de „Instru mentale" kent, zou daaraan twijfelen, doch een zoo belangrijk programma als nu geboden wordt, overtrof mijn verwachting. Het is daarom dat ik de aandacht van het kunstlie vend publiek eens bijzonder op dit concert wensch te vestigen. Meer dan jammer toch zou het zijn, indien bij een dergelijke kunst- avond een plaatsje in onze concertzaal onbezet bleef. Voor dat ik echter belangstellenden het een en ander over de uit te voeren muziekwerken mededeel, een enkel woord over de feestvie rende Vereeniging zelve. Hoewel ik de „Instrumentale" niet van de oprichting af heb kunnen gadeslaan mijn komst alhier dateert van 1891 zoo hebben de uitvoeringen, welke ik het genoegen had in de laatste jaren bij te wonen, mij bewezen dat bij deze Vereeniging een zeer ernstige wil en groote toewijding hoofdfactoren zijn. Een vereeniging nu met die eigenschappen, en gedachtig aan Schumann's Des Lemens ist kein Ende moet na korter of langer duur iets werkelijk goeds op muzikaal gebied kunnen prestoeren. Zij stellen voor, naar aanleiding van het op 22 Juni jl. gevallen besluit tot verlaging van den gasprijs, om met ingang van 1 Januari 1899 dien prijs te brengen op 7 cent per Ms, en tweedens om, tot dekking van het daardoor te wachten tekort, met ingang van dienzelfden datum een belasting te heften als bedoeld is bij art. 240 littera i der gemeentewet, waarvoor wordt overgelegd een ontwerp-verordening op de heffing en een dito op de invordering. De voorgedragen verordening tot heffing luidt als volgt Ontwerp-verordeniDg op de heffing eener belasting wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten of wegen der gemeente Middelburg zjjn gelegen. Art. 1. Te rekenen van 1 Januari 1899 af wordt, als bijdrage in de kosten ten laste der gemeente Middelburg komende voor aanleg, onderhoud en verlichting van hare openbare straten of wegen, overeenkomstig art. 240 litt. i der gemeentewet, in die gemeente ge heven eene belasting wegens gebouwde eigen dommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan bedoelde straten of wegen zijn gelegen. Art. 2. Het jaarlijksch bedrag der belasting zal hoogstens f 10.000 zijn. Art. 3. Het dienstjaar, waarover de belasting loopt, is het kalenderjaar. Art. 4. De belasting is verschuldigd door hen, die krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht het genot hebben van de in art. 1 genoemde eigendommen. Als genothebbende wordt aangemerkt hij, die als zoodanig op 1 Januari van het dienst jaar, waarover de belasting loopt, in den kadastralen legger is aangewezen, tenzij door hem, zijne erfgenamen of rechtverkregenhebben- den mocht worden aangetoond, dat in dien legger eene abusieve tenaamstelling heeft plaats gehad of eene overboeking is verzuimd. De daarvoor strekkende bewijsstukken moeten bij burgemeester en wethouders worden ingeleverd vóór den 1 Januari van het dienstjaar waar over de belasting loopt. Wanneer burgemeester en wethouders het bewijs geleverd achten, dan komt de aanslag in de belasting ten name van hem, die als genothebbende in den kadastralen legger had moeten zijn vermeld vóór of op het tijdstip dat die legger werd afgesloten. Art. 5. Ingeval iemand, die bij het inwer king treden dezer verordening of later als ge nothebbende in den kadastralen legger is aan gewezen, mocht zijn overledeD, zal, zoolang geene overboeking in dien legger heeft plaats gehad, zoowel de eerste als elke verdere aan slag in de belasting ten name van dien over ledene komen. In dat geval zijn echter voor de betaling der belasting aansprakelijk de erf genamen of rechtverkregenhebbenden van den overledene. Evenzeer is voor de betaling der belasting aansprakelijk hij, die vóór of na het in wer king treden dezer verordening in de rechten van een aangeslagene is getreden. Die aansprakelijkheid bepaalt zich niet alleen tot het geheele bedrag der belasting over het loopende dienstjaar, maar strekt zich mede uit over volgende dienstjaren, ook al mocht de nieuwe verkrijger niet in den kadastralen leg ger als genothebbende zijn of worden aange wezen. Art. 6. De belasting wordt berekend naai de belastbare opbrengst van het gebouwde eigendom, zooals die in den kadastralen legger is aangegeven krachtens de wet op de grond belasting en de wet tot herziening van de be lastbare opbrengst der gebouwde eigendommen. Ingeval in den kadastralen legger geen be lastbare opbrengst is genoemd, wordt deze door burgemeester en wethouders vastgesteld. Bij die vaststelling zal zooveel mogelijk worden gelet op, en rekening worden gehouden met de belastbare opbrengst, waarop aangrenzende of naburig eigendommen zijn geschat. Art. 7. De belasting bedraagt hoogstens 2 van de belastbare opbrengst van elk der gebouwde eigendommen. Zij wordt voor elk dienstjaar naar gelang van bet benoodigd bedrag en met inachtneming van het in art. 2 bepaalde maximum vastgesteld. Art. 8. Van de belasting zijn vrijgesteld a. nieuw gestichte gebouwde eigendommen, die eerst na 1 Januari van het dienstjaar, Alleen toch door ernstige beoefening der kunst dient men de kunst zelve; en ik vind 't dan ook een gelukkig teeken des tijds dat het z. g. gelief hebber(wel geen fraaie uit drukking) op muzikaal gebied meer en meer tqt het verleden gaat behooren. Wat de „Instrumentale" in die afgeloopen tiental jaren heeft gepresteerd, ja, lezer, dat is betrekkelijk veel en te uitgebreid om dit in zijn geheel mede te deelen. Laat het dan ook voldoende zijn hier te constateeren, dat steeds degelijke composities, doch tevens van den meest uiteenloopenden aard, werden ten gehoore ge bracht. Noem ik slechts werken van Bach, Beethoven, Mozart, Haydn, Handel, Wagner, Grieg, Verhulst, Verdi, Saint-Saëns, Delibes, Tschaikowsky e. m. a. Men ziet dus: meest alle richtingen waren op de programma's van de „Instrumentale" vertegenwoordigd; en dat pleit zeer zeker in de eerste plaats voor het op muzikaal gebied ruime inzicht van den directeur dier Vereeniging. Of het de „Instrumentale" op den afgelegden weg steeds voor den wind is gegaan, het is mij niet bekend, doch waarschijnlijk zal ook zij wel, zooals in het leven van meest elke ver eeniging, donkere wolken hebben zien samen pakken, on dus minder gunstige en aangename oogenblikken beleefd hebben. Gelukkig echter de vereeniging, die daaraan weerstand kan bieden, en steeds met onver- Hieronder te verstaan het voor tijdpas- seering en das minder consciëntieus beoefenen van muziek. waarover de belasting loopt, tot gebruik of bewoning geschikt zijn, zulks ter beoordeeling van burgemeester en wethouders b. gebouwen, waarvan de gemeente of hare instellingen volgens deze verordening het genot hebben c. gebouwen, welke voor den openbaren eeredienet zijn bestemd d. gebouwen, die als scholen of inrichtingen van onderwijs worden gebruikt. Ingeval gedeelten van de sub c en d ge noemde gebouwen door anderen gebruikt wor den of voor andere doeleinden strekken, val len die gedeelten onder de belasting. De be lastbare opbrengst van die gedeelten zal wor den vastgesteld zooals in art. 6 laatste lid is bepaald, tenzij die opbrengst reeds uit den kadastralen legger mocht blijken. Art. 9. Voor een gebouwd eigendom, dat gedurende 12 achtereenvolgende maanden on bewoond en ongebruikt is gebleven, kan dooi den belastingschuldige ontheffing of teruggave van de belasting worden gevraagd. Mochten die 12 maanden in twee dienstjaren vallen, dan kan de ontheffing of teruggave zich nooit ver der uitstrekken dan over de maand of maan den van het laatste dienstjaar. Elk verzoek tot ontheffing of teruggave moet. schriftelijk aan burgemeester en wethouders worden ingediend binnen twee maanden na den dag, dat het gebouwd eigendom gedurende twaalf achtereenvolgende maanden onbewoond of ongebruikt is geweest. Burgemeester en wethouders geven daarop eene beschikking. Art. 10. Deze verordening treedt in werking met 1 Januari 1899 en zal van kracht zijn voor de jaren 1899, 1900 en 1901. Verder wordt door de voorstellers ook eene verordening op de invordering overgelegd. De toelichting op de verordeningen luidt als volgt Aanzien de voorgestelde verlaging van den gasprijs met 1V-s cent per M3 de inkomsten der gasfabriek, ten minste voorloopig, zal ver minderen met f 10.485 (zie de nota op bladz. IV der M. v. T. bij de gemeentebegrooting van 1899), zoo dient daarvoor een equivalent te worden gevonden. De voorstellers dier verlaging vinden, met het oog op 't bedrag van den Hoofdelij ken Omslag en het aantal opcenten op de perso- neele belasting, geen vrijheid in die richting verder te gaan, maar achten nu het oogenblik gekomen tot invoering eener matige straatbe lasting. Met vrij groote zekerheid kunnen zij u mededeelen, dat de gezamenlijke kadastrale opbrengst der gebouwde eigendommen in Mid delburg op 1 Januari 1898 ruim f 500.000 be droeg, zoodat bij eene heffing van hoogstens f 10.000 met een percentage van ten hoogste 2 percent kan volstaan worden. Daar zij gegronde hoop meenen te mogen koesteren, dat de verlaging van den gasprijs binnen niet al te langen tijd het gasverbruik zal doen toenemen, achten zij het niet noodig, de verordening langer dan drie jaar van kracht te doen zijn. Eindelijk merken zij op, dat naar hun inzien tegenover eeno vermindering van f 10.485 toch kan volstaan worden met een equivalent van f 10.000, omdat het wel niet gewaagd is, reeds aanstonds eenig meerder gasverbruik als ge volg der verlaging van den prijs te ramen, ten einde zoodoende de begrooting te doen sluiten. Door burg. en weth. wordt, naar aanleiding van dit voorstel aan den raad in overweging gegeven om, bijaldien dat voorstel door hem mocht worden aangenomen, daarmede bij de vaststelling van de gemeentebegrooting voor 1899, op het einde dezer maand geene rekening te houden, doch eerst de vereischte Koninklijke goedkeuring op de heffings-veror- dening af te wachten en, is deze verkregen, alsdan aanstonds de eenmaal vastgestelde be grooting voor 1899 te wijzigen, hoofdzakelijk in dier voege, dat daarop in ontvang wordt gebracht de vermoedelijke opbrengst van de straatbelasting en daarentegen Hoofdstuk II art. 11 der inkomsten (opbrengst van de gas fabriek) worde verminderd met zoodanig bedrag als in verband met den tot 7 cent per M3 verlaagden gasprijs mogelijk wordt geacht. Op die wijze toch wordt geen gevaar geloopen, dat door Gedeputeerde Btaten de goedkeuring flauwden ijver haar weg vervolgt! Haar is doorgaans een langdurige werkkring beschoren. Vraagt men nu, of de toestand, zooals die bij de „Instrumentale" op dit oogenblik is, mij geheel bevredigt, dan kan ik daarop niet ten volle bevestigend antwoorden. Het is en blijft mij nog maar altijd een open vraag waarom de eenige symphonie- vereeniging, die alhier bestaat, (en dat nogal in een plaats waar muziek zeer veel wordt beoefend) slechts zoo weinig werkende leden telt, en dientengevolge hare concerten alleen mogelijk zijn, door medewerking van een aantal musici van elders. Zou nu werkelijk dat aantal leden niet voor uitbreiding vatbaar zijn Het komt mij toch zoo wenschelijk en in het belang der vereeni ging voor. Laat ik den welgemeenden wensch mogen uitspreken dat de Vereeniging voor Instrumentale Muziek een tijdperk van nog grooter bloei moge tegemoet tredendat het aantal wer kende leden moge vermeerderen, doch tevens dat allen, die het bestaan eener instrumentale vereeniging wenschelijk achten, haar hun finan- cieelen steun zullen gaan verleenen, opdat het gehalte der uitvoeringen, zooals die thans is, kan worden bestendigd. Zooals ik hiervoren reeds opmerkte, is het programma dat de InstrumentaleWoensdag zal ten gehoore brengen buitengewoon be langrijk. De gelegenheid toch om een sym- phonie en vooral een van Brahma te kunnen aan de begrooting wordt onthouden, zoolang de heffing van de z. g. straatbelasting niet is goedgekeurd. Voor het overige kunnen wij zeggen burg. en weth. verder na van het bedoelde voorstel der heeren van Duduó c. s. kennis te hebben genomen, niet nalaten dienaangaande een en ander op te merken en u in de eerste plaats in ernstige overweging te geven de vraag of het, nu ook de voorstellers evenmin als wij voorshands kans schijnen te zien op de exploitatie van de gasfabriek bezuinigingen in te voeren, niet raadzaam is aan uw besluit van den 22 Juni jl-, waarbij in het algemeen tot verlaging van den gasprijs, (daarlatende of dit hier met behoud van de gemeentelijke ex ploitatie inderdaad mogelijk is) besloten is, voorloopig geen verder gevolg te geven. Met invoering van eene straatbelasting in het algemeen waren wij, gelijk u bekend is, inge nomen, doch het doel, dat wij daarmede be oogden, was eene vermindering van de inkom sten belasting, welke vermindering, naar wij meenden, ieder en voornamelijk de niet be zittende klasse ten goede kon komen. De voorstellers daarentegen willen daarmede geene andere belasting verminderen of althans eene verhooging van zoodanige belasting voor komen, doch willen de opbrengst van de straat belasting dienstbaar maken aan eene verlaging van den gasprijs met l'/a cent ten behoeve van de 900 gasverbruikers in de gemeente, die, behoudens uitzonderingen, natuurlijk niet behooren tot de minst gegoeden en voor wie het gebruik van gas niet gebiedend noodzake lijk moet worden geacht. Het is waar dat nu in ongeveer 1000 per ceelen met eenejaarlijksehe belastbare opbrengst van beneden de f 51 tot hoogstens f200, waar thans geen gas wordt gebruikt, allen bewoond door personen met een jaarlijksch inkomen van f 300 tot f 600, deze personen zich eerder dan anders gedwongen zullen gevoelen gas te gebruiken, doch of dat aantal groot zal zijn, meenen wij te moeten betwijfelen zoolang de petroleum niet veel duurder wordt. Wat in- tusschen bij aanneming van de voorgestelde verordening vaststaat, is dat dezulken, voor zoo ver zij eigen huizen bewonen, in de straatbe lasting zullen moeten deelen, te weten a voor huizen van f 50 belastb. opbr. f 1. b r, v 100 2.— c n 150 3.- d 200 4.— Het voordeel voor de eigen bewoners van de sub a genoemde huizen gaat alzoo pas in na 66 M3 gas, voor de sub b genoemden na 133 M3 gas, voor de sub c genoemden na 200 M3 gas, voor de sub d genoemden na 266 M3 gas te hebben gebruikt. Bepaald voordeel zullen van dezen maatregel trekken de eigenareD, tevens bewoners, van huizen met eene hooge belastbare opbrengst, waar in den regel veel gas wordt gebruikt. De verwachting, welke de voorstellers koes teren, dat het gasverbruik binnen niet al te langen tijd zoo zal toenemen, dat de verorde ning tot heffing der straatbelasting niet langer dan drie jaar van kracht zal behoeven te zijD, kunnen wij, op grond van het voorkomende in de vierde nota van den wethouder Den Bouwmeester, niet deelen. Intussehen is het zeer wel mogelijk, dat de meerderheid van uwe vergadering onze bezwa ren niet deelt, de hoop, dat het gasverbruik zeer aanmerkelijk zal toenemen, even gegrond acht als de voorstellers, en zoodoende tot hef fing van eene straatbelasting besluit. Voor dit geval zij het ons vergund ten aan zien van de voorgestelde verordeningen het volgende op te merken: Art. 1 (heffiogsverordening). Art. 240 lett. i der gemeentewet gebruikt in plaats van de woorden „zijn gelegen" het woord „belenden". Art. 4 (heffingsverordening). Wij kunnen niet inzien waarom juist door den beweerde genothebbende, zijne erfgenamen of recht ver kregen hebbenden moet worden aangetoond, dat in den legger eene abusieve te naamstel ling heeft plaats gehad of eene overboeking is verzuimd. Ons dunkt dat het onverschillig is wie zulks aantoont. Ook wanneer bv. de controleur van de plaatselijke belastingen, bur gemeester en wethouders bij de opmaking van het kohier of de gemeenteraad bij de vaststel ling zulks, hoe ook, bemerkt, dient zulks voor genieten, komt in de plaats onzer inwoning te zeldzaam voor om dit niet als een bijzon dere gebeurtenis te boekstaven. Brahms componeerde drie symphonieën, waarvan de tweede de m. i. voor den toe hoorder 't gemakkelijkst te volgen en de meest dankbare alhier zal worden uitgevoerd. Deze symphonie dateert van het jaar 1877 en wordt tot een zijner meest romantische werken gerekend. Het sombere, zwaarmoedige, dat zoovelen der Brahmsche composities kenmerkt, treedt in de He symphonie grootendeels op den ach tergrond. Men leert hier den grooten toon dichter van een geheel andere, van eene onge wone zijde kennen. Ik vroeg mij zelve bij het doorbladeren der partituur wel eens af is dat nu dezelfde Brahms die die Ernste Ge- siinge 'smeester's laatste werk compo neerde De levendige, opgewekte hoofdgedachte van dit opus is dan ook wellicht de oorzaak, dat enkelen deze symphonie achterstellen bij zijn eerste. Mijns inziens doet men echter verkeerd een vergelijking tusschen deze, van karakter zoo zeer verschillende, werken te maken. Beschouwt men elk van een afzonderlijk standpunt, dan zal men erkennen dat beide symphonieën, hoe ook uiteenloopend, kunstwerken van groote innerlijke waarde zijn. Brahms' lie symphonie bestaat uit vier hoofddeelenAllegro non troppoAdagio non troppo, Allegretto grazioso quasi Andantino en Allegro con spirito. den waren belastingschuldige het noodige ge volg te hebben. Hoe belanghebbende in alle gevallen in staat is vóór 1 Januari te weten ot abuis in den kadastralen legger den 1 Januari zal zijn ge; pleegd of de overboeking op 1 Januari zal zijn verzuimd, is ons niet duidelijk. In ieder geval dienen niet uitsluitend bur gemeester en wethouders, inaar dient zeker ook wel de raad het bewijs geleverd te achten, want burgemeester en wethouders maken ja de kohieren op, maar de raad stelt die krach tens art. 264 der gemeentewet vast. Bovendien verdient het opmerking, dat in art. 4 het bepaalde niet te kort mag doen aan de gelegenheid tot het binnen 3 maanden na de uitreiking van het aanslagbiljet indienen van bezwaarschriften bij den Raad (art. 265 Gemeentewet) en beroep op Gedeputeerde Staten (art. 265 Gemeentewet). Blijkt het in den loop van het dienstjaar dat een verkeerde is aangeslagen, dan behoort o. i. dat abuis door vaststelling van suppletoire kohieren te worden hersteld. Art. 6, 8 en 9. (Heffingsverordening.) Met het oog op eene mogelijk ongeoorloofd ge achte delegatie van macht schijnt het aanbe veling in die artikelen, waar „burgemeester en wethouders" voorkomt, te lezen „de gemeente raad". Art. 6 en 7. (Heffingsverordening). Wij meenen ten aanzien van het voorkomende in het eerste lid van art. 6 en in het eerste lid van art. 7 de vraag te moeten stellen of de grondslag van de voorgestelde straatbelasting niet zoo goed als geheel overeenkomt met de heffing van eenige opcenten meer op de grond belasting voor gebouwde eigendommen, welk getal opcenten volgens de gemeentewet tot 40 is beperkt en hier bereids geheven wordt. Art. 10. (heffiugsverordening). Wij geven in overweging de woorden „treedt inwerking met 1 Januari 1899 en" te doen vervallen. Met bet oog op het begin van art. 1 schijnen die woorden overbodig. Het tijdstip van de inwerkingtreding hangt af van het verkrijgen der Koninklijke goedkeuring. Na nog eenige bemerkingen op de invorde- rings-verordening vestigen burg. en weth. ein delijk, voor zooveel noodig, de aandacht van den raad op art. 1 der verordening, houdende o. a. tarief van den prijs voor het gas, en doen zij de vraag of het ook in de bedoeling ligt de daarin vermelde korting te handhaven, zoo de prijs van het gas op 0,07 per m3 wordt gesteld. CEEN KWAAD IDEE. De Nederlanderhet orgaan van jhr mr A. F. de Savornin Lohman, geeft het volgende advies ter verbetering en bespoediging van den wetgevenden arbeid. De Tweede kamer benoeme reeds in het eerste jaar van haar vierjarig bestaan vaste commissies voor wetgeving en ver wij ze elk ontwerp, dat zij niet op de gewone wijze wil behandelen, naar een dier commissies. De leden dier commissie zouden dan van den aanvang af hun aandacht meer bepaald kunnen wijden aan die onderwerpen, waarop de hun vermoedelijk toe te wijzen ontwerpen betrek king zullen hebben, terwijl de overige werk zaamheden vanzelf ten deel zouden vallen aan die leden, die geen lid waren van die speciale commissies. Evenals thans met de commissies van voor bereiding geschiedt, zon de Kamer desverkie zende de benoeming der leden kunnen opdragen aan den voorzitter, die natuurlijk zooveel mogelijk uit alle partijen kiest. Mochten 20 leden iemand voor een commissie voordragen, dan zou de voorzitter aan die voordracht ge bonden moeten zijn. Op deze wijze, zegt De Ned. zou de Kamer met minder moeite haar omvangrijken arbeid kunnen verrichten. Ongetwijfeld kan onze Ver tegenwoordiging, als men let op de werkzaam heid van elk harer leden en op den ernst, waar mee zij haar taak opvat, zich gerust meten met welke andere volksvertegenwoordiging ook. Maar het is niet zeker dat dit zoo zal blijven, indien zij geen maatregelen neemt om aan de gestadige toeneming harer werkzaam heden het hoofd te bieden. Het hoofdthema van het eerste deel bestaat uit een zeer liefelijken dialoog tusschen hoorns en houten blaasinstrumenten, en toovert als 't ware den hoorder een landelijk tafereeltje bij zonsondergang voor het oog. Het daarop volgend overgangsgedeelte, dat, hoewel niet geheel, op fragmenten van het eerste thema is gebouwd, brengt twee nieuwe motieveD, terwijl ook aan het slotgedeelte van deze satz, trouwens een der meest verhevene en belangiijk- ste plaatsen dezer symphonie wederom enkele nieuwe motieven worden aangewend ik stip hier even aan het zoo melodieus en gevoel volle thema der cello's waarna een korte, doch natuurlijk meesterlijke, doorwerking der verschillende motieven het coda van het eerste deel vormt. De tweede satz draagt een geheel tegenóver- gesteld karakter, en is van zeer droeven, zwaarmoedigen aard. Hieruit spreekt weer meer Brahms, zooals wij hem gewoon zijn. Met een sombere melodie voor cello's aan vangende, wordt de sluier van het droefgeestige slechts een wijle opgelicht door een teeder liefelijke melodie, die doet denken aan een zonnestraaltje, dat zich voor een oogenblik door een donker wolkenfloers een weg baant. Die verheldering van het firmament is echter van zeer korten duur, en het thema, dat hierop volgt, getuigt weer van eene zeer droeve stemming, evenals het slot, waarin het sombere, droefgeestige hoofd-motief nogmaals doch nu in 1° violen optreed. De derde satz (deze bestaat uit drie deelen) is opgewekt van stemming. Vooral het een-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 5