MIDDELBURGSCHE COURANT.
7 October.
N°. 236
141" Jaargang.
1898
Yrijdag
Deie courant verschijnt da gelijke, met uitzondering ran Zon- en Feeetdager.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p„, 2„—
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 6 Oct. 8 u. vm. 50 gr. 12 n 54 gr.,
•v. 4 o. 52 gr. P. Verw. zw. O. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nnrnmer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn,
AdrertentiSn20 cent per regel. Getoorfce- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cant per regel
Groote letters naar de plaats die sjj innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratie
aan het bureau to bekomen.
Agenten!
Te Terneuzen; M. de Jonge; te Botterdam:
Nijgh van Ditmak.
Middelburg 6 Oclober.
Een practisch standpunt?
Bij elke verandering van personen of bij
belangrijke gebeurtenissec op staatkundig ge
bied in ons land maken het koningschap, zijne
rechten en plichten, vooral tegenover de volks
vertegenwoordiging, een onderwerp van bespre
king uit.
Natuurlijk bleven die beschouwingen ook
niet achterwege bij de inhuldiging van onze
koningin.
De eigenaardige voorstellingen, die daarbij
door de anti-liberalen opnieuw gegeven werden
van de bedoelingen, welke onze partij zou
hebben met de koninklijke macht, hebben reeds
menig protest uitgelokt. Wij brachten nog in
ons vorig noinmer onder de aandacht onzer
lezers wat Het Vaderland hierover schreef.
Bij zonder trof ons echter wat in De Standaard
opmerkte zekere X., die, bij afwezigheid van
dr Kuyper, in dat blad hoofdopstellen Bchrijft.
Aan het slot van een artikel in het nomm«r
van Woensdag zeide hij
„Tegen die parlementaire monarchie nn
heeft Groen zich verzet, en de a.-r. partij ver
zet zich daartegen nog.
Geen verwerping van begrootingen om
redenen daarbuiten gelegen. Geen vereeniging
van het ambt van minister met dat van Volks
vertegenwoordiger. De Koningin niet de
dienaresse van den Staat ot der meerderheid.
Zij staat boven de partijen.
En waar de meerderheid, door de ministers,
Haar wetten ter onderteekening voorlegt, die
het recht schenden en de billijkheid tegenover
de natie of tegenover een deel der bevolking
miskennen, daar is het de hoogheerlijke roeping
van een telg van Oranje, om haar Veto te
doen hooren en het recht te handhaven. Tegen
over iedere meerderheid.
Zoo verstaan wij het Koningschap."
Ziedaar weer een redeneering, die, al is zij
niet nieuw, toch telkens treit door hare eigen
aardigheid.
Hoe fraai zij ook moge klinken in de ooreD
van theoretici, zooals X er wel een zal zijn,
die aan hun schrijftafel zitten, maar van de
eischen der praktijk nietB kennen en weten,
tegenover de praktijk der politiek in ons land
is zulk eene uiting allerzonderlingst.
Zij bevat óf een waarheid, die geen verde
diging meer behoeft, óf een ongerijmdheid, omdat
daarbij wordt aangenomen de mogelijkheid dat
een ministerie geen hoogen dunk heeft van een
Oranje-vorst, dien het alles kan voorleggen,
laten teekenen en helpen indienen; óf men
plaatst zich op een tegenover de moderne staats
instellingen niet te verdedigen standpunt.
Zelfs Groen van Prinsterer toonde, door zulk
een meening omtrent het koningschap te
niten, zich alles behalve een practisch staats
man. Trouwens de ervaring heeft voldoende
geleerd dat hij dit ook volstrekt niet was en
dat zijne volgelingen het eveneens verder
brengen in het redeneeren en agiteeren daD
in het practisch
De kwestie van het verwerpen van begroo
tingen om redenen daarbniten gelegen, en die
vau vereeniging van het ambt van minister
met dat van volksvertegenwoordiger willen wij
laten rusten. Ze zijn vroeger reeds meer
malen besproken, en daaromtrent verschillen de
meeningen onder alle partijen.
Maar de kwestie van het koningschap is
gewichtigeren de redeneering van X verdient
nog wel eenige nadere beschouwing.
Wat wil de
Met zijne bewering dat de Koningin staat
boven de partijen, zijn wij het allen vrijwel eens.
Maar dit standpunt, eenmaal als vaststaande
aannemende, is het juist zoo gewaagd in 't
algemeen verder te redeneeren zooals X
doet. Want wanneer toch het hoofd van den
staat, meenende dat de meerderheid onrecht
deed, zijn veto deed hooren, zou hij zich al
reeds vereenzelvigen met een der partijen,
nog wel met eene minderheid, en aldus zijn
onpartijdig standpunt laten varen.
Ons dunkt, de redeneering van X is op dit
punt, ook van zijn standpunt, vrij zwak.
Wij kannen ons voorstellen dat een Koning
of een Koningin een veto uitspreekt; en dat
Zooals wij, liberalen, die huldigen. (Bed.)
daarvoor in theorie aanleiding is. Maar de
practijkin ons land heeft, juist als gevolg van
onze parlementaire, constitutioneele monarchie,
geleerd, hoe weinig noodig dit ia.
Vóór de noodzakelijkheid daartoe kan blij
keu, is er al heel wat voorafgegaan. Meestal
hebben wij dan een kabinetscrisis of eene
kamerontbinding gehad.
Het stelsel, door X aangevallen, is daarom
zoo goed, omdat alles geleidelijk, zonder
schokken kan gaan.
Doch er ia nog iets anders.
Het recht schenden en de billijkheid mis
kennen;" wat wil dat eigenlijk zeggen?
Wat recht is in de oogen van den een is
onrecht in die van een ander.
Wat billijk wordt genoemd door eenigen,
vinden anderen de grootste onrechtvaardigheid.
In abstracto valt dus van het recht en de
billijkheid niet te spreken.
Zal een koning of een koningin dus daarover
zelve het oordeel moeten vellen
Uit de redeneering van X. zou men opmaken
dat hij dit wenscht. Maar dan komen wij,
dunkt ons, op een hoogst gevaarlijken weg.
Wij betwijfelen zelfs of de anti-revolution-
nairen de consequenties van zulk een stelsel
wel zouden aandurven.
Stel, zij hadden de meerderheidzij regelden
de zaken, zooals dit naar hunne overtuiging
het best was; zij namen wetsontwerpen aan,
door een ministerie uit haar midden, toch
altijd in overleg met het hoofd van den Staat
zeiven, voorgesteld en bij een koninklijke
boodschap ingediend. Wat zouden zij dan wel
zeggen wanneer de liberale minderheid per se
eiechte dat de Koningin, voldoende aan „de
hoogheerlijke roeping van een telg van Oranje",
haar veto liet hooren en haar recht handhaafde,
om die ontwerpen niet te teekenen?
Die minderheid toch kon evengoed, als eene
andere, een clericale, beweren dat die ontwer
pen „het recht schenden en de billijkheid tegen
over de natie of tegenover een deel der bevol
king miskennen." Hierbij geldt het toch
louter eene kwestie van opvatting.
Of wil X eenvoudig het recht om dat te be-
oordeelen aan zijne partijgenooten, aan de
clericalen overlaten?
Dit zal hij toch zeker niet durven verlangen.
Art. 71 der grondwet, dat den Koning of de
Koningin opdraagt aan de Staten Generaal
ontwerpen van wet voor te dragen, geeft hem
of haar tevens het recht de door de volksver
tegenwoordiging aangenomen wetsontwerpen
al of niet goed te keuren. Dat is waar.
De bedoeling daarvan is natuurlijk om in
geval ontwerpen, door het hoofd van den
staat in overleg met het kabinet ingediend,
bij de behandeling zoodanig mochten veranderd
zijn dat zij uiet meer aan de bedoeling beant
woorden, de gelegenheid te geven, die niet
goed te keurenen ditzelfde ook te doen met
ontwerpen, door het initiatief van kamerleden
zeiven in het leven geroepen, buiten de regee
ring om, en die niet in baar geest zijn.
Maar in het eerste geval staat nog altijd
vóór dien tijd de gelegenheid open om zulke
ontwerpen in te trekken.
Ons constitutioneel stelsel is zoo ingericht
dat een veto slechts als uiterste middel behoeft
aangewend te worden en de geschiedenis heeft
dan ook geleerd dat dit immer als zoodanig
wordt beschouwd.
Elke afwijking daarvan blijve hooge uitzon
dering.
En geen raadsman van de kroon, die het
ernstig meent met het welzijn van land en volk,
zal zeker ooit durven aanraden van het recht,
bij de grondwet toegekend, een lichtvaardig
gebruik te maken.
Maar evenmin zal een vorst of eene vorstir
die strikt zich houdt binnen de grenzen van
de constitutie, zooals die door haar ontstaan
en hare geschiedenis is geijkt, zich spoedig
aten bewegen een dergelijk gebruik van zijn
recht te maken.
Dat X dit minder bezwaarlijk voorstelt, is
onze groote grief; en dat in een blad als De
Standaardwaarin zoo dikwijls de democra
tische ideeën worden verkondigd en de be
langen van het volk worden voorgestaan, zulke
stellingen kunnen worden ter neer geschreven,
waardoor als regel wordt voorgesteld wat jnUt
I hooge uitzondering moet blijven, is ons ocj
I verklaarbaar.
Of het eene is een vergissing, een spelen
met woorden, óf het andere is een ongerijmdheid
Een onaangename verrassing.
Zooals bekend is gemaakt, worden van 1
October af houders van kilometerboekjes niet
meer toegelaten in de treinen der Holl. IJz
Spoorweg-Maatschappij op de gemeenschappe
lijke lijnen.
Dat is de groote verrassing die de winter-
dienstregeling 1898/99 ons brengt.
Het gevolg hiervan ia o. a. voor de reizigers
uit Zeeland, die kilometerhoekjes loopende
hebben, dat zij eene minder aangename of te
wel onaangename ervaring kunnen opdoen.
Zoo o. a. wanneer zij per trein van 3 u. 40
m., vier uur atadstijd, uit Vlissingen naar Bot
terdam gaan. Er is dan altijd te Roosendaal
een kansje den trein naar Rotterdam van de
Hollandsche spoonoegmaatschappij te halen. De
kans is wel gering, want wachten doet die
trein niet; maar zij bestaat toch.
Men zij echter, als houder van een kilome
terboekje, voorzichtig iu dien trein te stap
pen, in de'gedachte dat dit boekje geldende is.
Voor zulk een trein is dit niet het geval.
Men moet zich dus van een afzonderlijk kaarije
voorzien.
En zoo zijn er stellig meer gevallen, waarin
de nu gemaakte bepaling tot allerlei moeilijk
heden en onaangenaamheden aanleiding kan
iven.
Geen wonder dat daartegen verschillende
stemmen <pgaan, ernstige klachten rijzen.
Zoo o. a. bevat het Prov. ütr. en Stedel. Dbld
een opstel, waarin op die bepaling wordt ge
wezen.
De schrijver gaat na wat in Nederland Spoor
weg-gemeenschappelijk is: Rotterdam—Roo
sendaal; Rotterdam— Gouda— Utrecht—Amera
foort; AlmeloHengeloSalzbergen; Hengelo
Gronau; Zevenaar—Winterswijk; Arnhem
Emmerik,-ArnhemEistNijmegen; Nijmegen
Venlo—Kleef. De verschillende lijnen en lijn
gedeelten tellen te zamen 350 kilometers
Een boekje geit voor 1000 kilometersEn
op 350 stuks daarvan mag men de treinen der
Hollandsche IJzeren gerust laten voorbij rijden.
Misschien bieden die treinen juist de beste
correspondentiën in 't algemeen of speciaal
voor het doel dat men beoogt.
Dat doet er niet toe. Men moet nu wach
ten op de latere, slechtere of minder geschikte
correspondentie van den Staatsspoor, of an
ders moet men kaartjes koopen bij de Hol-
e IJzeren. Misschien zelfs zijn er hee-
lemaal geen treinen van eerstgenoemde, zooals
op de lijoen NijmegenKleef en Zevenaar
Winterswijk. Dan kan men zijn kilometer
boekje beelemaal voor die reizen opbergen en
moet men kaartjes koopen bij de Hollandsche
IJzeren.
Wat de aanleiding tot dien maatregel is
geweest
Volgens den schrijver in het Utrechtsch blad
jaloezie van de Hollandsch IJzeren Spoorweg
maatschappij op hare zuster, die zulke goede
zaken deed met de kilometerboekjesde uit
gifte daarvan steeg, steeg, steeg in't geweldige,
in 't onafzienbare.
,Die uitvinding was een goudbron geworden
de maatregel was zoo facile, zoo goedkoop,
zoo populair!
De staatsspoorweg-maatschappij gevoelde zich
zoo un&terblich wohl sedert de uitvinding der
kilometerboekjes, en dit wohlsein werd altijd
wohleraltijd unsterblicher.
En de zuster moest dit aanzien, moest toe
zien en kon, dank het wijze overleg der andere,
daar niets aan doen, niets daartegenover zet
ten zelfs de looze verlenging der retourkaar-
ten op 14 volle dagen mocht niets baten, want
die werd al dadelijk getroefd door een ver
lenging op een volle maand.
„Ai mij", zuchtte de jaloersche zuster,
iij," ze kon 't niet meer uithouden die
vervlkilometerboekjeBwas daartegen dan
niets, niets te beginnen Moest de Utrecht-
sche zuster dan beel Nederland bedienen met
kilometerboekjes? MoeBt dan heel Neder
land gekilometerboekt worden en de Utrecbt-
sche zuster, niettegenstaande de allerroyaalste
en allerloyaalste concurrentie op gemeenschap
pelijk en ander terrein, toch maar blijven geld
verdienen? Wie der Plage Einhalt zu
thunl"
Eindelijk, Eureka riepen ze in Amsterdam.
„De gemeenschappelijke lijnen Daaraan had
nog niemand gedacht. En zóó geschiedde
het, o, Nederlandsch publiek, dat er gedecre
teerd wierd„Kilometerboekjes niet meer
geldig voor Hollandsche IJzeren-treinen op ge
meenschappelijke lijnen."
De gevolgen konden Diet uitblijven; zoo
gaat de schrijver voort. Alle politiek helaas,
ook die der spoorwegen in Nederland (en overal
elders trouwens) wordt beheerseht door het
beginsel; so mir so dir oog om oog en tand
om tand. En dat is trouwens juist, wijl in de
natunr der zaak gelegen.
Wij lazen dan ook al van allerhande dit's en
dat's van de Amsterdamsche zuster, die door
de Utrechtsche, op hare beurt, geboycot wordt.
Maar gij, o Nederlandsch reizend publiek?
Wanneer zal de man opstaan in Nederland
die 't opneemt voor u, voor uwe belangen?
Die zal baudelen naar 't beginsel dat't publiek
er niet is voor de spoorwegen, dat 't publiek
er niet is om dienst te doen als kool tusachen
schaap en geit? Maar omgekeerd, dat de spoor
wegen zijn en moeten zijn anders niet dan
eene instelling ten behoeve van 't publiek
En wanneer zullen onze advocaten in Eerste
t Tweede kamer rijp zijn, zoo'n beginsel als
't eenig juiste en rechtvaardige te begrijpen
Te begrijpen dat de spoorweg-politiek moet
beheerseht worden door rechtvaardigheid, en
niet door naijver, door zoogenaamde loyale
concurrentie die altijd ontaardt, moet ontaar
den, in vliegen afvangerij, daar de eene concur
rent slechts kan leven ten koste van den
anderen, waarbij zooals bij deze quaestie
weer is bewezen naar de publieke belangen
in 't geheel niet gevraagd wordt.
Het belang van het reizend publiek is door
den maatregel der Hollandsche IJzeren Spoor
wegmaatschappij zeer geschaad. Wat is daar
in te doen Represailles van den anderen
kant, die de belangen van weer andere duizenden
benadeelenDat is alles. Eu daarmede gaat de
zaak iu den doofpot, totdat de Hollandsche
IJzeren weer iets anders uitvindt om haar con
current te negeren en te schaden ten koste van
't publiek en zoo ad infinitum want dat
spelletje zal niet eindigen voor en alleer de
concurrenten elkaar geheel en al verscheurd
hebben tenzij, nu tenzij spoedig iemand
verschijne in Den Haag, die ons eindelijk geeft
eene rechtvaardige spoorweg-politiek, toegepast
door e n e Staatsspoorwegmaatschappij, en
gecontroleerd door den Staat."
Als wij dan maar, willen wij hopen, niet te
veel overgeleverd zijn aan de willekeur van
die eene maatschappij.
Want ook de Staats-apoorwegmaatschappii
is geen heilig boostj?. En de concuirentie
tusschen twee of meer lijnen levert voor het
publiek toch ook hare voordeelen op.
Oost-IndLië.
A T J E H.
Een officieel telegram dd. 5 Oct., dat nog in
een deel der oplaag van ons vorig nominer
werd opgenomen, luidt:
„De ter Westkust van Atjeh ageerende
colonne embarkeerde te Koeala Boeboen en
debarkeerde te Telok Gloempang ter vervol
ging van Toekoe Oemar, die thans in Lagen is.
Een militair beneden den rang van offieier
verdronken."
De Bataviasche bladen brengen uitvoerige
mededeelingen over de feesten, in Batavia en
elders in Indië gevierd op 31 Aug. en verdere
dagen, ter gelegenheid dat koningin Wilhelmina
de regeering aanvaardde. De
De gouverneur-generaal sprak een rede uit,
waarin op 't gewicht van den dag en het feit
werd gewezen. Wat Z.Exc. daarin over Indie
zeide, laten wij hier volgen:
„De voorteekenen van haar regeeringstijd-
perk zijn gunstig. Met vernieuwde kracht is
de ondernemingsgeest, de uiting van een natio
naal volksbestaan en de voorbode van nationale
welvaart, in deze laatste jaren ontwaakt. Vooral
is dit merkbaar in onze scboone koloniën.
Nijverheid en verkeersmiddelen zijn er in de
laatste jaren met groote schreden vooruitge
gaan. Nederland's macht en aanzien zijn er
gestegen, wat ongetwijfeld zal leiden tot meer
dere geestelijke en economische ontwikkeling
van de volkeren van onzen Archipel.
Op het eiland Lombok heerscht thans overal
rust; de Balische bevolking verleent loyale
medewerking aan ons bestuur; de uitingen van
verzet onder de Sasaksche bevolking
volgen van de ongeordende toestanden tijdens
oorlog en opstand ontstaan zijn krachtig
en met goed gevolg bedwongen. Al blijft
groote waakzaamheid nog een eisch, toch zijn
ingrijpende hervormingen omtrent bestuur en
grondbezit reeds doorgevoerd, zonder onwil of
verzet te verwekken. Over het algemeen
schijnt die bevolking thans ingenomen met de
nieuwe orde van zaken, welke haar meer
veiligheid van personen en goederen waarborgt.
Krachtig heeft zij gewerkt aan de verbetering
van verkeerswegen, de herstelling van irrigatie-
werken en den opbouw van verwoeste wonin
gen. Omtrent de toekomst dezer bezitting
mogen alzoo met grond gunstige verwachtingen
worden gekoesterd.
In Atjeh en onderhoorigheden werd sedert
den betrekkelijk korten tijd van ons actief op
treden door krachtige en doeltreffende bestuurs
maatregelen het Nederland sche gezag op veel
hechtereu grondslag gevestigd, dan ooit te
voren. Openbaringen van verzet worden steeds,
waar overreding of geldstraf niet baten, met
spoed onderdrukt, gelijk nog onlangs bij het
uitbreken eener fanatieke bewegiDg langs de
Oostkust. Meer en meer blijkt, dat bij conse
quent en krachtig volhouden de beschikbare
middelen ruim voldoende zjjn om tot geheel
onderwerping te gerakeD, al is natuurlijk de
volkomen pacificatie dezer landen een vraag
van tijd.
In de Pedirstreken toonden de ons vijandige
elementen gedurende de jongste krijgsverrich
tingen hun zwakheid door elk ernstig treffen
te ontwijken. Wordt daardoor het doel van ons
optreden aldaar wellicht niet zoo spoedig bereikt,
toch hebben nu reeds hoofden en bevolking vau
een groot gedeelte der Pedirstreek blijken ge
geven van hun wensch, om onder ons gezag
veiligheid en rust te genieten. Indien wij, ook na
afloop der eigenlijke expeditie, voortgaan met de
vreemde, ons vijandige elementen inde Pedir
streek rusteloos te vervolgen, dan zal ook in
dit gebied, evenals in Groot-Atjeh, de bevolking
zich ten slotte geheel aan den handel en den
landbouw gaan wijden. Met grond mag ver
wacht worden, dat voortaan, door een rationeele
indeeling en legering, met niet meer troepen
dan gedurende het concentratie-tijdperk, het gan-
sche gebied van Atjeh en onderhoorigheden af
doende beheerseht en tot volkomens rust en orde
gebracht zal kunnen worden. In bet overige
gedeelte van onzen Archipel mag de toestand
over het algemeen gUBstig genoemd woid<n.
Ik vlei mij dan ook, aldus besloot de G. G.
dat deel van zijn toespraak, met de hoop, dat
EL M. Koningin Wilhelmina, ook voor zooveel
aangaat Neerland's bezittingen in dit wereld
deel, Haar gewichtige levenstaak, met ver
trouwen en gerustheid aanvaardt. Ongetwijfeld
zijn voor Haar regeeriDgstijdperk, ook met be
trekking tot Nederlandsch-Indië, belangrijke
maatregelen en hervormingen weggelegd, doch
daarbij zullen wijsheid en toewijding niet ont
breken al wat ridderlijk en ede! is, zal zich
beijveren de taak der vrouwenhand te ver
lichten."
Een reeks van corporatiën en ook verschil
lende Indische vorsten maakten hun opwach
ting bij den gouverneur-generaal en brachten
de Koningin bun hulde.
Volgens 't Bat. Nbl. moeten de woorden,
die de G.-G. over Lombok en Atjeh Bprak, be
rusten op nauwkeurige speciale inlichtingen
van de betrokken hoofden de kolonel Van
Heutsz en de resident Liefrinck gevraagd.
By aanbieding der hulde door de ver
schillende Inlandsche vorsten en hunne gezant
schappen ter gelegenheid van den verjaardag
van H. M. de Koningin, werden zij door Z.
E. den Gouverneur-generaal als volgt toege
sproken
Gij Pangerans, die hier gekomen zijt namens
den Soesoehoenan van Soerakarta en namens
den Sultan van Djokjakarta,
gij Sultans, die zeiven hier verschenen zijt,
namelijk van Pontianak, van Deli, Serdang en
van Assahan, gij Toengkoe, die hier verschijnt
imens den Sultan van Langkat,
en gij Pangeran Adipati Ario Mangkoe Ne-
goro VI en Pangeran Adipati Ario Pakoe Alam,
gij allen, weest gegroet!
Mijn hart is verheugd over de hulde,doorn
.mens uwe vorsten of door u zeiven heden
gebracht aan H. M. de verheven Koningin Wil
helmina by gelegenheid van Hare bestijging van
den troon der Nederlanden. Gaarne zal ik, Ha-
rer Majesteits vertegenwoordiger in geheel Ne-
derlandsch-Indig, die hulde aan mijn verheven
gebiedster overbrengen en daarbij herhalen de
betuiging van trouw en gehechtheid aan onze
Koningin, zoo even door u uitgesproken. Doch
ik kan u verzekeren, dat Hare Majesteit het
reeds weet dat allen, uit wier naam en uit
wier eigen mond hier is gesproken, steeds op
rechte bewijzen hebben gegeven van trouw en
gehechtheid aan Haar en aan hetNedeilaudseb
gezag, want onze verheven Koningin heeft zich
reeds op de hoogte gesteld van alles wat in
Nederlandsch-Indië is geschied. Al is Haar
troon ook ver van hier, Haar oog en hart zijn
Nederlandsch-Indië steeds nabij. Zij waakt met
evenveel zorg en liefde voor het heil van deze
schoone landen als voor dat van Nederland
zelf. Het ia dan ook Haar uitdrukkelijke wil,
dat ik Haar steeds nauwkeurig bericht zal
geven van alles wat Indië betreft.
Het is mijn vurigste wensch dat ik Hare
Majesteit te allen tijde niet alleen zal kunnen
verklaren dat de vorsten in Nederlandsch-Indië
Hare trouwe vazallen zijn, maar dat ik boven
dien zal mogen getuigen dat zij steeds indach
tig zijn aan het welzijn hunner onderdanen en
den vooruitgang van hun land bevorderen.
In dat streven zullen de vorsten altijd goe
den raad en krachtigen steun vinden bij mij
en bij mijne vertegenwoordigers in de verj
schillende gewesten.