MIDDELBURGSCHE COURANT. 7 October. N°. 236 141" Jaargang. 1898 Yrijdag Deie courant verschijnt da gelijke, met uitzondering ran Zon- en Feeetdager. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p„, 2„— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 6 Oct. 8 u. vm. 50 gr. 12 n 54 gr., •v. 4 o. 52 gr. P. Verw. zw. O. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nnrnmer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn, AdrertentiSn20 cent per regel. Getoorfce- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cant per regel Groote letters naar de plaats die sjj innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratie aan het bureau to bekomen. Agenten! Te Terneuzen; M. de Jonge; te Botterdam: Nijgh van Ditmak. Middelburg 6 Oclober. Een practisch standpunt? Bij elke verandering van personen of bij belangrijke gebeurtenissec op staatkundig ge bied in ons land maken het koningschap, zijne rechten en plichten, vooral tegenover de volks vertegenwoordiging, een onderwerp van bespre king uit. Natuurlijk bleven die beschouwingen ook niet achterwege bij de inhuldiging van onze koningin. De eigenaardige voorstellingen, die daarbij door de anti-liberalen opnieuw gegeven werden van de bedoelingen, welke onze partij zou hebben met de koninklijke macht, hebben reeds menig protest uitgelokt. Wij brachten nog in ons vorig noinmer onder de aandacht onzer lezers wat Het Vaderland hierover schreef. Bij zonder trof ons echter wat in De Standaard opmerkte zekere X., die, bij afwezigheid van dr Kuyper, in dat blad hoofdopstellen Bchrijft. Aan het slot van een artikel in het nomm«r van Woensdag zeide hij „Tegen die parlementaire monarchie nn heeft Groen zich verzet, en de a.-r. partij ver zet zich daartegen nog. Geen verwerping van begrootingen om redenen daarbuiten gelegen. Geen vereeniging van het ambt van minister met dat van Volks vertegenwoordiger. De Koningin niet de dienaresse van den Staat ot der meerderheid. Zij staat boven de partijen. En waar de meerderheid, door de ministers, Haar wetten ter onderteekening voorlegt, die het recht schenden en de billijkheid tegenover de natie of tegenover een deel der bevolking miskennen, daar is het de hoogheerlijke roeping van een telg van Oranje, om haar Veto te doen hooren en het recht te handhaven. Tegen over iedere meerderheid. Zoo verstaan wij het Koningschap." Ziedaar weer een redeneering, die, al is zij niet nieuw, toch telkens treit door hare eigen aardigheid. Hoe fraai zij ook moge klinken in de ooreD van theoretici, zooals X er wel een zal zijn, die aan hun schrijftafel zitten, maar van de eischen der praktijk nietB kennen en weten, tegenover de praktijk der politiek in ons land is zulk eene uiting allerzonderlingst. Zij bevat óf een waarheid, die geen verde diging meer behoeft, óf een ongerijmdheid, omdat daarbij wordt aangenomen de mogelijkheid dat een ministerie geen hoogen dunk heeft van een Oranje-vorst, dien het alles kan voorleggen, laten teekenen en helpen indienen; óf men plaatst zich op een tegenover de moderne staats instellingen niet te verdedigen standpunt. Zelfs Groen van Prinsterer toonde, door zulk een meening omtrent het koningschap te niten, zich alles behalve een practisch staats man. Trouwens de ervaring heeft voldoende geleerd dat hij dit ook volstrekt niet was en dat zijne volgelingen het eveneens verder brengen in het redeneeren en agiteeren daD in het practisch De kwestie van het verwerpen van begroo tingen om redenen daarbniten gelegen, en die vau vereeniging van het ambt van minister met dat van volksvertegenwoordiger willen wij laten rusten. Ze zijn vroeger reeds meer malen besproken, en daaromtrent verschillen de meeningen onder alle partijen. Maar de kwestie van het koningschap is gewichtigeren de redeneering van X verdient nog wel eenige nadere beschouwing. Wat wil de Met zijne bewering dat de Koningin staat boven de partijen, zijn wij het allen vrijwel eens. Maar dit standpunt, eenmaal als vaststaande aannemende, is het juist zoo gewaagd in 't algemeen verder te redeneeren zooals X doet. Want wanneer toch het hoofd van den staat, meenende dat de meerderheid onrecht deed, zijn veto deed hooren, zou hij zich al reeds vereenzelvigen met een der partijen, nog wel met eene minderheid, en aldus zijn onpartijdig standpunt laten varen. Ons dunkt, de redeneering van X is op dit punt, ook van zijn standpunt, vrij zwak. Wij kannen ons voorstellen dat een Koning of een Koningin een veto uitspreekt; en dat Zooals wij, liberalen, die huldigen. (Bed.) daarvoor in theorie aanleiding is. Maar de practijkin ons land heeft, juist als gevolg van onze parlementaire, constitutioneele monarchie, geleerd, hoe weinig noodig dit ia. Vóór de noodzakelijkheid daartoe kan blij keu, is er al heel wat voorafgegaan. Meestal hebben wij dan een kabinetscrisis of eene kamerontbinding gehad. Het stelsel, door X aangevallen, is daarom zoo goed, omdat alles geleidelijk, zonder schokken kan gaan. Doch er ia nog iets anders. Het recht schenden en de billijkheid mis kennen;" wat wil dat eigenlijk zeggen? Wat recht is in de oogen van den een is onrecht in die van een ander. Wat billijk wordt genoemd door eenigen, vinden anderen de grootste onrechtvaardigheid. In abstracto valt dus van het recht en de billijkheid niet te spreken. Zal een koning of een koningin dus daarover zelve het oordeel moeten vellen Uit de redeneering van X. zou men opmaken dat hij dit wenscht. Maar dan komen wij, dunkt ons, op een hoogst gevaarlijken weg. Wij betwijfelen zelfs of de anti-revolution- nairen de consequenties van zulk een stelsel wel zouden aandurven. Stel, zij hadden de meerderheidzij regelden de zaken, zooals dit naar hunne overtuiging het best was; zij namen wetsontwerpen aan, door een ministerie uit haar midden, toch altijd in overleg met het hoofd van den Staat zeiven, voorgesteld en bij een koninklijke boodschap ingediend. Wat zouden zij dan wel zeggen wanneer de liberale minderheid per se eiechte dat de Koningin, voldoende aan „de hoogheerlijke roeping van een telg van Oranje", haar veto liet hooren en haar recht handhaafde, om die ontwerpen niet te teekenen? Die minderheid toch kon evengoed, als eene andere, een clericale, beweren dat die ontwer pen „het recht schenden en de billijkheid tegen over de natie of tegenover een deel der bevol king miskennen." Hierbij geldt het toch louter eene kwestie van opvatting. Of wil X eenvoudig het recht om dat te be- oordeelen aan zijne partijgenooten, aan de clericalen overlaten? Dit zal hij toch zeker niet durven verlangen. Art. 71 der grondwet, dat den Koning of de Koningin opdraagt aan de Staten Generaal ontwerpen van wet voor te dragen, geeft hem of haar tevens het recht de door de volksver tegenwoordiging aangenomen wetsontwerpen al of niet goed te keuren. Dat is waar. De bedoeling daarvan is natuurlijk om in geval ontwerpen, door het hoofd van den staat in overleg met het kabinet ingediend, bij de behandeling zoodanig mochten veranderd zijn dat zij uiet meer aan de bedoeling beant woorden, de gelegenheid te geven, die niet goed te keurenen ditzelfde ook te doen met ontwerpen, door het initiatief van kamerleden zeiven in het leven geroepen, buiten de regee ring om, en die niet in baar geest zijn. Maar in het eerste geval staat nog altijd vóór dien tijd de gelegenheid open om zulke ontwerpen in te trekken. Ons constitutioneel stelsel is zoo ingericht dat een veto slechts als uiterste middel behoeft aangewend te worden en de geschiedenis heeft dan ook geleerd dat dit immer als zoodanig wordt beschouwd. Elke afwijking daarvan blijve hooge uitzon dering. En geen raadsman van de kroon, die het ernstig meent met het welzijn van land en volk, zal zeker ooit durven aanraden van het recht, bij de grondwet toegekend, een lichtvaardig gebruik te maken. Maar evenmin zal een vorst of eene vorstir die strikt zich houdt binnen de grenzen van de constitutie, zooals die door haar ontstaan en hare geschiedenis is geijkt, zich spoedig aten bewegen een dergelijk gebruik van zijn recht te maken. Dat X dit minder bezwaarlijk voorstelt, is onze groote grief; en dat in een blad als De Standaardwaarin zoo dikwijls de democra tische ideeën worden verkondigd en de be langen van het volk worden voorgestaan, zulke stellingen kunnen worden ter neer geschreven, waardoor als regel wordt voorgesteld wat jnUt I hooge uitzondering moet blijven, is ons ocj I verklaarbaar. Of het eene is een vergissing, een spelen met woorden, óf het andere is een ongerijmdheid Een onaangename verrassing. Zooals bekend is gemaakt, worden van 1 October af houders van kilometerboekjes niet meer toegelaten in de treinen der Holl. IJz Spoorweg-Maatschappij op de gemeenschappe lijke lijnen. Dat is de groote verrassing die de winter- dienstregeling 1898/99 ons brengt. Het gevolg hiervan ia o. a. voor de reizigers uit Zeeland, die kilometerhoekjes loopende hebben, dat zij eene minder aangename of te wel onaangename ervaring kunnen opdoen. Zoo o. a. wanneer zij per trein van 3 u. 40 m., vier uur atadstijd, uit Vlissingen naar Bot terdam gaan. Er is dan altijd te Roosendaal een kansje den trein naar Rotterdam van de Hollandsche spoonoegmaatschappij te halen. De kans is wel gering, want wachten doet die trein niet; maar zij bestaat toch. Men zij echter, als houder van een kilome terboekje, voorzichtig iu dien trein te stap pen, in de'gedachte dat dit boekje geldende is. Voor zulk een trein is dit niet het geval. Men moet zich dus van een afzonderlijk kaarije voorzien. En zoo zijn er stellig meer gevallen, waarin de nu gemaakte bepaling tot allerlei moeilijk heden en onaangenaamheden aanleiding kan iven. Geen wonder dat daartegen verschillende stemmen <pgaan, ernstige klachten rijzen. Zoo o. a. bevat het Prov. ütr. en Stedel. Dbld een opstel, waarin op die bepaling wordt ge wezen. De schrijver gaat na wat in Nederland Spoor weg-gemeenschappelijk is: Rotterdam—Roo sendaal; Rotterdam— Gouda— Utrecht—Amera foort; AlmeloHengeloSalzbergen; Hengelo Gronau; Zevenaar—Winterswijk; Arnhem Emmerik,-ArnhemEistNijmegen; Nijmegen Venlo—Kleef. De verschillende lijnen en lijn gedeelten tellen te zamen 350 kilometers Een boekje geit voor 1000 kilometersEn op 350 stuks daarvan mag men de treinen der Hollandsche IJzeren gerust laten voorbij rijden. Misschien bieden die treinen juist de beste correspondentiën in 't algemeen of speciaal voor het doel dat men beoogt. Dat doet er niet toe. Men moet nu wach ten op de latere, slechtere of minder geschikte correspondentie van den Staatsspoor, of an ders moet men kaartjes koopen bij de Hol- e IJzeren. Misschien zelfs zijn er hee- lemaal geen treinen van eerstgenoemde, zooals op de lijoen NijmegenKleef en Zevenaar Winterswijk. Dan kan men zijn kilometer boekje beelemaal voor die reizen opbergen en moet men kaartjes koopen bij de Hollandsche IJzeren. Wat de aanleiding tot dien maatregel is geweest Volgens den schrijver in het Utrechtsch blad jaloezie van de Hollandsch IJzeren Spoorweg maatschappij op hare zuster, die zulke goede zaken deed met de kilometerboekjesde uit gifte daarvan steeg, steeg, steeg in't geweldige, in 't onafzienbare. ,Die uitvinding was een goudbron geworden de maatregel was zoo facile, zoo goedkoop, zoo populair! De staatsspoorweg-maatschappij gevoelde zich zoo un&terblich wohl sedert de uitvinding der kilometerboekjes, en dit wohlsein werd altijd wohleraltijd unsterblicher. En de zuster moest dit aanzien, moest toe zien en kon, dank het wijze overleg der andere, daar niets aan doen, niets daartegenover zet ten zelfs de looze verlenging der retourkaar- ten op 14 volle dagen mocht niets baten, want die werd al dadelijk getroefd door een ver lenging op een volle maand. „Ai mij", zuchtte de jaloersche zuster, iij," ze kon 't niet meer uithouden die vervlkilometerboekjeBwas daartegen dan niets, niets te beginnen Moest de Utrecht- sche zuster dan beel Nederland bedienen met kilometerboekjes? MoeBt dan heel Neder land gekilometerboekt worden en de Utrecbt- sche zuster, niettegenstaande de allerroyaalste en allerloyaalste concurrentie op gemeenschap pelijk en ander terrein, toch maar blijven geld verdienen? Wie der Plage Einhalt zu thunl" Eindelijk, Eureka riepen ze in Amsterdam. „De gemeenschappelijke lijnen Daaraan had nog niemand gedacht. En zóó geschiedde het, o, Nederlandsch publiek, dat er gedecre teerd wierd„Kilometerboekjes niet meer geldig voor Hollandsche IJzeren-treinen op ge meenschappelijke lijnen." De gevolgen konden Diet uitblijven; zoo gaat de schrijver voort. Alle politiek helaas, ook die der spoorwegen in Nederland (en overal elders trouwens) wordt beheerseht door het beginsel; so mir so dir oog om oog en tand om tand. En dat is trouwens juist, wijl in de natunr der zaak gelegen. Wij lazen dan ook al van allerhande dit's en dat's van de Amsterdamsche zuster, die door de Utrechtsche, op hare beurt, geboycot wordt. Maar gij, o Nederlandsch reizend publiek? Wanneer zal de man opstaan in Nederland die 't opneemt voor u, voor uwe belangen? Die zal baudelen naar 't beginsel dat't publiek er niet is voor de spoorwegen, dat 't publiek er niet is om dienst te doen als kool tusachen schaap en geit? Maar omgekeerd, dat de spoor wegen zijn en moeten zijn anders niet dan eene instelling ten behoeve van 't publiek En wanneer zullen onze advocaten in Eerste t Tweede kamer rijp zijn, zoo'n beginsel als 't eenig juiste en rechtvaardige te begrijpen Te begrijpen dat de spoorweg-politiek moet beheerseht worden door rechtvaardigheid, en niet door naijver, door zoogenaamde loyale concurrentie die altijd ontaardt, moet ontaar den, in vliegen afvangerij, daar de eene concur rent slechts kan leven ten koste van den anderen, waarbij zooals bij deze quaestie weer is bewezen naar de publieke belangen in 't geheel niet gevraagd wordt. Het belang van het reizend publiek is door den maatregel der Hollandsche IJzeren Spoor wegmaatschappij zeer geschaad. Wat is daar in te doen Represailles van den anderen kant, die de belangen van weer andere duizenden benadeelenDat is alles. Eu daarmede gaat de zaak iu den doofpot, totdat de Hollandsche IJzeren weer iets anders uitvindt om haar con current te negeren en te schaden ten koste van 't publiek en zoo ad infinitum want dat spelletje zal niet eindigen voor en alleer de concurrenten elkaar geheel en al verscheurd hebben tenzij, nu tenzij spoedig iemand verschijne in Den Haag, die ons eindelijk geeft eene rechtvaardige spoorweg-politiek, toegepast door e n e Staatsspoorwegmaatschappij, en gecontroleerd door den Staat." Als wij dan maar, willen wij hopen, niet te veel overgeleverd zijn aan de willekeur van die eene maatschappij. Want ook de Staats-apoorwegmaatschappii is geen heilig boostj?. En de concuirentie tusschen twee of meer lijnen levert voor het publiek toch ook hare voordeelen op. Oost-IndLië. A T J E H. Een officieel telegram dd. 5 Oct., dat nog in een deel der oplaag van ons vorig nominer werd opgenomen, luidt: „De ter Westkust van Atjeh ageerende colonne embarkeerde te Koeala Boeboen en debarkeerde te Telok Gloempang ter vervol ging van Toekoe Oemar, die thans in Lagen is. Een militair beneden den rang van offieier verdronken." De Bataviasche bladen brengen uitvoerige mededeelingen over de feesten, in Batavia en elders in Indië gevierd op 31 Aug. en verdere dagen, ter gelegenheid dat koningin Wilhelmina de regeering aanvaardde. De De gouverneur-generaal sprak een rede uit, waarin op 't gewicht van den dag en het feit werd gewezen. Wat Z.Exc. daarin over Indie zeide, laten wij hier volgen: „De voorteekenen van haar regeeringstijd- perk zijn gunstig. Met vernieuwde kracht is de ondernemingsgeest, de uiting van een natio naal volksbestaan en de voorbode van nationale welvaart, in deze laatste jaren ontwaakt. Vooral is dit merkbaar in onze scboone koloniën. Nijverheid en verkeersmiddelen zijn er in de laatste jaren met groote schreden vooruitge gaan. Nederland's macht en aanzien zijn er gestegen, wat ongetwijfeld zal leiden tot meer dere geestelijke en economische ontwikkeling van de volkeren van onzen Archipel. Op het eiland Lombok heerscht thans overal rust; de Balische bevolking verleent loyale medewerking aan ons bestuur; de uitingen van verzet onder de Sasaksche bevolking volgen van de ongeordende toestanden tijdens oorlog en opstand ontstaan zijn krachtig en met goed gevolg bedwongen. Al blijft groote waakzaamheid nog een eisch, toch zijn ingrijpende hervormingen omtrent bestuur en grondbezit reeds doorgevoerd, zonder onwil of verzet te verwekken. Over het algemeen schijnt die bevolking thans ingenomen met de nieuwe orde van zaken, welke haar meer veiligheid van personen en goederen waarborgt. Krachtig heeft zij gewerkt aan de verbetering van verkeerswegen, de herstelling van irrigatie- werken en den opbouw van verwoeste wonin gen. Omtrent de toekomst dezer bezitting mogen alzoo met grond gunstige verwachtingen worden gekoesterd. In Atjeh en onderhoorigheden werd sedert den betrekkelijk korten tijd van ons actief op treden door krachtige en doeltreffende bestuurs maatregelen het Nederland sche gezag op veel hechtereu grondslag gevestigd, dan ooit te voren. Openbaringen van verzet worden steeds, waar overreding of geldstraf niet baten, met spoed onderdrukt, gelijk nog onlangs bij het uitbreken eener fanatieke bewegiDg langs de Oostkust. Meer en meer blijkt, dat bij conse quent en krachtig volhouden de beschikbare middelen ruim voldoende zjjn om tot geheel onderwerping te gerakeD, al is natuurlijk de volkomen pacificatie dezer landen een vraag van tijd. In de Pedirstreken toonden de ons vijandige elementen gedurende de jongste krijgsverrich tingen hun zwakheid door elk ernstig treffen te ontwijken. Wordt daardoor het doel van ons optreden aldaar wellicht niet zoo spoedig bereikt, toch hebben nu reeds hoofden en bevolking vau een groot gedeelte der Pedirstreek blijken ge geven van hun wensch, om onder ons gezag veiligheid en rust te genieten. Indien wij, ook na afloop der eigenlijke expeditie, voortgaan met de vreemde, ons vijandige elementen inde Pedir streek rusteloos te vervolgen, dan zal ook in dit gebied, evenals in Groot-Atjeh, de bevolking zich ten slotte geheel aan den handel en den landbouw gaan wijden. Met grond mag ver wacht worden, dat voortaan, door een rationeele indeeling en legering, met niet meer troepen dan gedurende het concentratie-tijdperk, het gan- sche gebied van Atjeh en onderhoorigheden af doende beheerseht en tot volkomens rust en orde gebracht zal kunnen worden. In bet overige gedeelte van onzen Archipel mag de toestand over het algemeen gUBstig genoemd woid<n. Ik vlei mij dan ook, aldus besloot de G. G. dat deel van zijn toespraak, met de hoop, dat EL M. Koningin Wilhelmina, ook voor zooveel aangaat Neerland's bezittingen in dit wereld deel, Haar gewichtige levenstaak, met ver trouwen en gerustheid aanvaardt. Ongetwijfeld zijn voor Haar regeeriDgstijdperk, ook met be trekking tot Nederlandsch-Indië, belangrijke maatregelen en hervormingen weggelegd, doch daarbij zullen wijsheid en toewijding niet ont breken al wat ridderlijk en ede! is, zal zich beijveren de taak der vrouwenhand te ver lichten." Een reeks van corporatiën en ook verschil lende Indische vorsten maakten hun opwach ting bij den gouverneur-generaal en brachten de Koningin bun hulde. Volgens 't Bat. Nbl. moeten de woorden, die de G.-G. over Lombok en Atjeh Bprak, be rusten op nauwkeurige speciale inlichtingen van de betrokken hoofden de kolonel Van Heutsz en de resident Liefrinck gevraagd. By aanbieding der hulde door de ver schillende Inlandsche vorsten en hunne gezant schappen ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de Koningin, werden zij door Z. E. den Gouverneur-generaal als volgt toege sproken Gij Pangerans, die hier gekomen zijt namens den Soesoehoenan van Soerakarta en namens den Sultan van Djokjakarta, gij Sultans, die zeiven hier verschenen zijt, namelijk van Pontianak, van Deli, Serdang en van Assahan, gij Toengkoe, die hier verschijnt imens den Sultan van Langkat, en gij Pangeran Adipati Ario Mangkoe Ne- goro VI en Pangeran Adipati Ario Pakoe Alam, gij allen, weest gegroet! Mijn hart is verheugd over de hulde,doorn .mens uwe vorsten of door u zeiven heden gebracht aan H. M. de verheven Koningin Wil helmina by gelegenheid van Hare bestijging van den troon der Nederlanden. Gaarne zal ik, Ha- rer Majesteits vertegenwoordiger in geheel Ne- derlandsch-Indig, die hulde aan mijn verheven gebiedster overbrengen en daarbij herhalen de betuiging van trouw en gehechtheid aan onze Koningin, zoo even door u uitgesproken. Doch ik kan u verzekeren, dat Hare Majesteit het reeds weet dat allen, uit wier naam en uit wier eigen mond hier is gesproken, steeds op rechte bewijzen hebben gegeven van trouw en gehechtheid aan Haar en aan hetNedeilaudseb gezag, want onze verheven Koningin heeft zich reeds op de hoogte gesteld van alles wat in Nederlandsch-Indië is geschied. Al is Haar troon ook ver van hier, Haar oog en hart zijn Nederlandsch-Indië steeds nabij. Zij waakt met evenveel zorg en liefde voor het heil van deze schoone landen als voor dat van Nederland zelf. Het ia dan ook Haar uitdrukkelijke wil, dat ik Haar steeds nauwkeurig bericht zal geven van alles wat Indië betreft. Het is mijn vurigste wensch dat ik Hare Majesteit te allen tijde niet alleen zal kunnen verklaren dat de vorsten in Nederlandsch-Indië Hare trouwe vazallen zijn, maar dat ik boven dien zal mogen getuigen dat zij steeds indach tig zijn aan het welzijn hunner onderdanen en den vooruitgang van hun land bevorderen. In dat streven zullen de vorsten altijd goe den raad en krachtigen steun vinden bij mij en bij mijne vertegenwoordigers in de verj schillende gewesten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1