Decoraties. FEUILLETON. BIJVOEGSEL VAN DE Maandag 3 October 1898, no. 232. Middelburg 1 October. Wij verschillen nog al eens in gevoelen met de redactie van De Maasbode, onze lezers weten dit, maar dezer dagen schreef zij toch iets dat ons uit het hart was gegrepen. Dit betrof de tegenwoordige wijze van de coreeren, die hare goedkeuring niet kan weg dragen. En wezenlijk niet zonder reden. Als een lintje of een ridderkruis bloot beschouwd wordt als een Btuk speelgoed, waarmee men groote menschen gelukkig maakt, evenals kleine kinderen met een pop, een trom mel of shako, welnu dat men het dan maal late regenen, telken jare, zooals men met St. Nicolaas de jeugd met onzichtbare hand bestrooit. Vele grooten zijn dan even gelukkig als de kleinen. Maar wie zulk een decoratie als huldebewys beschouwt, haar in eere wenscht gehouden te zien, moet zich ergeren aan de zonderlinge manier, waarop tegenwoordig wordt omge sprongen met het verleenen van ridderorden. Bij den jongsten verjaardag van onze konin gin waren er wel meer dan zes honderd menschen die op deze wijze gelukkig werden gemaakten toch vonden anderen het nog niet genoeg en wisten zij nog velen aan te wijzen die ook recht hadden gehad op zulk een, laten wij het maar volgens gewoonte, een eerbewijs noemen, al gaat er op die manier veel van de eer verloren. De meeaten kregen het bij wijze van prijs, ter wille van hunne anciënniteit, omdat zij zooveel jaren eene, vaak zeer goed bezoldigde betrekking hadden waargenomen of omdat zij een korter of langer tijd iets deden dat, hoewel nu niet strikt behoorend tot hun taak, iets meer was dan hun eigenlijke betrekking vor derde, doch dat daaraan nauw was verbonden. Een natuurlijk gevolg daarvan is, dat bij zulke gelegenheden de lijst voor drie vierden bestaat uit burgerlijke of militaire landsdie naren, ofschoon het aantal dier beambten zeker nog geen drie pet van de bevolking uitmaakt. Anderen werden begiftigd omdat zij een eerepost, bv. van lid der Tweede kamer, een zeker aantal jaren hadden vervuld. Hoe die allen zulke betrekkingen hadden waargenomen, deed niets ter zake. De duur van hun diensttijd telde slechts. De gewoonte om leden onzer volksvertegen woordiging per se te sieren met de orde van den Nederlandschen Leeuw, nadat zij een zeker aantal jaren als zoodanig hebben gefungeerd, acht De Maasbode verkeerdvooreerst omdat het verleenen van bijzondere gunsten aan Kamerleden van regeeringswege steeds achter wege moet big ven, maar ook omdat, zelfs al stemt men toe, dat het feit, dat iemand bv. 10 jaren Kamerlid is, hem aanspraak geeft om het virtus nobilitat op zijn borst te doen prijken, daardoor allicht een middel kan worden gevonden om een weinig volgzaam lid te treffen door een niet-benoeming, terwijl al zijn collega's van dezelfde ancienneteit wel in de orde van den Nederlandschen Leeuio worden opgenomen. Dan is er altijd een categorie van personen, die gedecoreerd werden omdat een goede kennis, wetende hun liefde, of wel hun vurig verlangen naar zulk een lintje in het knoopsgat, deaan- dacht van hem, die in deze iets kon doen, op hen had gevestigd en allicht een motief kent om hun zulk een genoegen te verschaffen. ËËNI6E MUZIKALE HIM1IBM. Uit het Fransch. VAN CH. BOLLINAT. Er was eens een tijd, dat men voor de piano een soort van godsdienstige vereering koes terde. Toen de oude Field op zijn sterfbed lag, wisten zijne vrienden niet tot welken geestelijke zij zich moesten wenden om hem op zijn laatste groote reis voor te bereiden. „Zijt gij Pausgezind of Calvinist vroe gen zij hem. „Ik. ben pianist 1" antwoordde de ster vende kunstenaar. Onder de volgelingen van dit nieuwe geloof waren zonder twijfel de twee grootsche be roemdheden: Liszt en Chopin. Men heeft heel wat gespot met de aanmati ging van Liszt, met zijn ongelooflijken trots, zijn grootsche kunstenmakerij, zijn voorkomen van een roman-held, zijn vreemde muzikale theo rieën; niettegenstaande dit alles, vergat men de menschelijke gebreken terwille der artistieke grootheid. Liszt is in waarheid de Leeuw op de piano geweest. Alle groote artisten, die wij daarover geraadpleegd hebben, (behalve Chopin), hebben ons 't zelfde geantwoord: „O, Liszt is ons aller meester!" Men heeft talenten geboord, die reiner, vol Een niet minder groote grief is, dat ver- eenigingen geëerd worden door den voorzitter, soms ook den secretaris een lintje te geven. En in sommige vereenigingen loopt alles in het honderd door intriges van eerzuchtigen, in den regel niet de meest bekwamen, die tegen het tijdstip, waaropeen vereenigiDg een lintje „ver dient," graag een eerezetel willen bekleeden. Want „zoo zijn er," zou Alexander Yerheull schrijven. Bovendien speelt vaak in deze het toeval een rol, en werpt het een lintje in den schoot van een, die, kortelyks tot het eere ambt ge roepen, nog geen gelegenheid had te toonen wat hij voor de vereeniging zou zijn, terwijl een zeer verdienstelijk voorganger, die nu toevallig kort te voren aftrad, wel eens wordt gepasseerd. Een gevolg van deze handelwijze is, dat de ernst van die begiftiging geheel verdwijnt, het idee, dat de ridderorden moeten dienen om bijzondere deugden of voortreffelijke daden te beloonen, hierdoor natuurlijk op den achter grond geraakt. Dit is wel een der grootste schaduwzijden van den tegenwoordigen jaarlijks terugkeeren den decoratie-regen. Zou daarmee niet gebroken kunnen worden Zoo voortgaande, zal toch de tijd eenmaal aan brekenwaarop half Nederland gedecoreerd is. Geen wonder dat menig begunstigde het rid derkruis en lint weglegt in een lade. De waarde der decoratie kan alleen stijgen, wanneer het verleenen ervan uitzondering blijft. Wie een grootsch werk tot stand heeft ge bracht, dat ten nutte van het algemeen is; wie dit gedaan heeft met toewijding, met talent, met ijver, met inspanning van alle krachten, hij worde bekroond! Wie een daad verrichtte van zelfopoffering, van moed, van trouw, van zeldzame toewijding hem worde eene decoratie verleend, zooals dit in Indië geschiedt met de Militaire Wil lemsorde, welke zoowel door een soldaat als door een generaal verworven kan worden. Wie op het gebied van kunsten en weten schappen uitblinkt boven velen, hem valle de eer te beurt een ridderkruis te ontvangen. Wie als industrieel jaren lang ten nutte van zijn kring met buitengewonen ijver werkzaam was, zegen verspreidde en voorspoed bracht onder velenwie een mensch zich toonde en waakte voor de belangen van hen, wier geluk aan zijne handen was toevertrouwdhij kan aanspraak maken op de eer gedecoreerd te worden. Maar de hemel beware ons verder voort te gaan op den weg van sleur en gewoonte, die in de laatste jaren wordt gevolgd, en de dood steek is voor het doel, waarmee zulke deco raties in het leven zijn geroepenhet erkennen en waardeeren van ware verdiensten EEN VRAAG. Zooals in een vorig nommer in 't kort werd gemeld, heeft de heer mr Troelstra Vrijdag voor den Hoogen Baad den eed als advocaat afgelegd. Deze eed luidt: „Ik zwere (belove) getrouwheid aan den Koning, gehoorzaamheid aan de grondwet, eer bied voor de regterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet geloove regtvaardig te zijn." Ten deze schijnt de heer Troelstra dus geen bezwaar gehad te hebben om trouw aan de KoniDgin te zweren. Dat hij dit op eene andere plaats wel meende te moeten doen gelden, is o. i. inconsequent en ongemotiveerd. Of wil de heer Troelstra waar het zijn ambt geldt, zich wel aan een formaliteit onderwerpen en niet als lid der Tweede Kamer Dan komt zijne houding ons niet flink voor en allerminst vrij van aanstellerij. ALS TEGENHANGER van hetgeen de heer Troelstra in zijn grimmige rede bij het adresdebat in de Tweede kamer uit een paar bladen van de buitenlandsche pers citeerde, mag wel gelezen worden wat de cor respondent van 't Hbld., de bekende mr L. Is raels, in zijne beschrijving over de reis naar Lissabon aan boord van de Koningin Regentes, mededeelt als de totaal-indruk bij onze gasten der internationale pers van >het verblijf in Nederland, maakter, sympathieker warenmaar niet éen, die in dezelfde mate die electrische en magne tische musicaliteit bezat, welke de menigte boeit en meesleept. Het gebeurde wel eens, dat Liszt middel matig speelde wanneer hij verstrooid, slecht gestemd of zeer overspannen was; maar wan neer hij wilde spelen, als hij als zijn krachten inspande om een schitterend effect te maken, en hij zijn muzikaal gedicht in zijn hoofd, zijn hart, zijn vingers en zijn zenuwen had, dan slingerde hij dat als een bliksemstraal op het onthutste en bevende publiek, en dan bereikte hij een effect dat geen ander ooit bereikte, behalve misschien Paganini. Schumann zei van hem met een mengeling van bewondering en ironie„Hij schittert als de bliksem, ratelt als de donder en laat een sterke zwavellucht na Wij hebben dikwijls en jarenlang Liszt en Chopin gehoordmaar nooit hebben wij zóó veel van hun talenten genoten als in den zo mer van 184 'tWas op een kasteel N dicht bij een plaatsje, „de Zwarte Vallei" genaamd. De vrouw des huizes, die om haar talenten alge meen beroemd was, maar nog meer bemind om haar goedhartigheid, verleende toen gast vrijheid aan Chopin, dien zij van een wissen dood gered had. Zij verpleegde hem met moe derlijke teederheid, en daaraan danken wij stellig de laatste composities van dit reine en edele genie. Er was dat jaar op 't kasteel N. een ar- „Zij zijn bet meest getroffen door de sterk sprekende combinatie van liefde voor het Koningshuis, onbegrensden vrijheidszin, en geeBt voor orde, die de feesten hebben geken merkt en die maakten dat men duidelijk zag, dat alle betuigingen van loyauteit uit het hart voortsproten, en tevens hoe oprecht ge meend ook, elk begrip van serviliteit uitsluiten. Nederland heeft den indruk gemaakt (ik erken dat wij ons beste beentje wel in die dagen hebben voorgezet) van door en door gezond, voorzichtig en energiek te zijn, niet van zoo schatrijk als de buitenlandsche faam wel eens voorstelt, maar als welvarend, zonder bedorven door overgroote weelde, maar hoogst solide, stevig en gesteld op verfijnde genoegens. De Nederlandsche kunst heeft zeer geïmpressio- neerdvan onze wetenschap heeft men niet veel indruk gekregen, alleen van de algemeene verspreiding en ver doorgevoerde kennis van vreemde talen. De koningin heeft ook bij alle vreemden haar persoonlijke bekoring doen werken, daar over was slechts één roepeveneens over den weinigen grondigen partijstrijd, die in Neder land bleek te bestaan. Men heeft den indruk gekregen, alsof van prineipieele verschillen die tot verbittering aanleiding geven, in Nederland geen spoor is, maar alles neerkomt op een vrij geuit meeningsverschil over opportuniteit of uitgestrektheid van de een of andere politieke zaak. Ik ben hier slechts de spiegel, die het beeld weerkaatst, dat de vreemde pers gekre gen heeft, voor zooverre dit uit ons 40-tal was af te leidendaar die 40 uit zoovele volken bestonden, kan men dit beeld vrij wel als Durchschnittsbild van het buitenland beschou wen, en of het juist is, kan ieder mijner lezers zich zelf afvragen. Over de ontvangst, aan de buitenlandsche pers bereid, heerschte éénzelfde meening. De inrichting van het Maison de la Presse werd bgzonder, geroemd, eveneens de goede zorgen, besteed om de buitenlanders hun taak nauw gezet en gemakkelijk te doen vervullen. Het programma der 14 dagen heeft men wel wat overladen gevonden. Het was te rijk aan goede zakene?n volgend maal moet wat meer vrge tijd worden gelaten voor zelfstandige, speciale ontdekkingstochtjes, Maar één critiek mag ik evenmin verzwijgen, daar ook zy zeer algemeen werd vernomen. Het betrof de huisvesting. Over het algemeen vond men het logies duur en niet comfortabel, zoo niet erger. De subcommissie voor huisvesting heeft haar taak te licht op gevat." BENOEMIAIUES ENZ. Bij kon. besluit: is de heer W. Hartlaub erkend en toegela ten als consul generaal van Siam te Botter dam en is aan den commies der posterijen 3e kl. H. W. van Starckenborgh Jutting, op zijn verzoek, eervol ontslag uit 's Bijks dienst verleend. Crepen staatsbegrooting 1899. P h i 1 i p p i n e—M i d d e 1 b u r g. In de toelichting tot de staatsbegrooting voor 1899 deelt de min. v. financiën het volgende medeDe bedijking der schorren in het ver dronken land van Saeftingen, onder C1 i n g e en Graauw, sedert Koningin-Emmapolder genaamd, is, niettegenstaande de voor een goed deel voltooide zeedijk door den storm van 18/19 Juni 1897 zwaar werd beschadigd en ontred derd, zoo goed geslaagd, dat het werk tegen den op 29 November 1897 gevolgden storm volkomen bestand bleek te zijn. De geheele oplevering had, nadat eenig uit stel was verleend, in December 1897 plaats. De kosten dezer ouderneming, bedijking, nieuwe haven voor Clinge, keiweg naar de ha ven, verbreediDg der Suatiegeul van en aanleg van een waterboezem, in den van Alsteinpol- der, met vergoedingen aan derden voor inne mingen van grond, toezicht en onderhoud tot 30 Juni 1898 hebben beloopen 316.680, waarin het aandeel van den Staat f 279.350 beliep. Voor den aanleg van een stuk keiweg in den Lowisapolder, wegens deze bedijking ge- wenscht, heeft de Staat bovendien nog betaald 5.056. Met uitzondering van 14 H.A. in de na tisten-bijeenkomst, zooals men zelden bijwoont. Liszt kwam er met een ster uit de Parijsche wereld, een zeer nobele vrouw, even geestig als mooi, die toen Arabella genoemd werd, maqf die sedert een anderen naam verwierf en een eereplaats in de letterkunde bekleedde. Men trof er ook de voortreffelijke zangeres Pauline V. met haar echtgenootEugène D.den beroemden, romantischen schilder, den kleurendiehterB., den grooten acteur, en nog verscheidene andere beroemdhedendan nog de kinderen van de hotelbewoonster, een zoon en een dochter, beiden aanbiddelijk; een neef, een nicht, en eindelijk nog eenige vrienden uit de naburige stad met hunne vrouwendie allen waren jong, vol geestdrilt en eerlijk als goud. Dit was bet gezelschap, dat zich toen op 't kasteel bevond. Er heerschte een aangename gastvrijheid en volslagen vrijheid. Er waren geweren en hon den voor de jachtliefhebbers, schuiten en hengels voor hen die van visschen hielden en een prachtige tuin om te wandelen. Elk deed wat hy wilde. Liszt en Chopin componeerden Pauline V studeerde haar rol uit de Profeet; de vrouw des huizes schreef een roman of een drama enz. enz. Om zes uur vereenigde men zich om te dineerenmen ging niet uit elkaar vóór twee of drie uur in den morgen. Wg zullen hier niet alles verhalen van de geïmproviseerde genoegens, die den tijd zoo snel voorby deden gaan; wij willen hier alleen spreken van de muziek en bovenal van ,de twee pianisten. Chopin speelde zelden. Hg liet bijheid der nieuwe haven, die voor huisplaatsen en erven naar mate van aanvrage zullen wor den verkocht, is het eigendom van den Staat in den polder, blijvende 498,722 H.A., 30 Juni en 1 Juli jl. in het openbaar verkocht voor 775,020 met 5 pCt. onraadspenningen, zoo dal de Staat, aangezien de bedijkte grond als schor slechts f 600 's jaars opbracht, uit de bedijking eene bate trekt van meer dan een half millioen gulden. Door de steeds vooruitgaande verlanding van het zuidoostelijk deel van den Brakman wordt de langs de voorgronden der polders Philippi ne en Stad Philippine loopende vaarweg naar de haven van Philippine hoe langer hoe on dieper en kan ook de haven zelve niet meer door den voor den dijk van den in 1885 be dijkten Vergeartpoldet liggenden spuiboezem op voldoende diepte gehouden worden. Het laat zich dus aanzien dat, zonder aan leg van kunstwerken, Philippine den toegaDg tot het noordelgk deel van den Brakman en daardoor naar de Schelde, bijgevolg zijn voor naamste middel van bestaan, de mosselvissche- ry, zou verliezen. Eene nieuwe haven met een harden weg daarheen of een nieuwe waterweg naar een voldoend diepe geul van den Brakman is te verkrygen door bedijking van de schorren en slikken, gelegen tusschen de polders Vergaert, Stad Philippine en Kleine Stelle. Wel zal in zoodanige bedijking vrij wat grond, die nog niet tot schor is opgeslibt, vallen en de bedij king uit een geldelijk oogpunt dus niet voor- deelig zyn, maar zij is het eenige middel om de mosselvisschery en den mosselhandel van Philippine te behouden en daardoor de verar ming van deze nu welvarende plaats te voor komen. Twee plannen kwamen in aanmerking, nl. de bedijking van één polder met eene haven bg den Noordoosthoek van den Kleine Stellc- polder op pl. m. 1500 meter van Philippine en met deze plaats verbonden door een keiweg, of twee polders, van elkander gescheiden door een open kanaal, leidende van de tegenwoor dige haven van Philippine naar den Noordoost hoek van den Kleine Stelle-polder. Aan dit laatste plan werd de voorkeur ge geven door het gemeentebestuur van Philippine, de Gedeputeerde Staten van Zeeland en den minister van waterstaat, handel en nijverheid, die voornemens is het kanaal in beheer en onderhoud bij den waterstaat te brengen. De bedykingskosten zijn geraamd op ƒ275.000, waarvan 200.000 ten laste van den dienst 1899 zoude komen. De in te dyken polders zouden pl. m. 202 H. A. groot zgn. Vermoedelyk zal hunne op brengst bg veiling de bedgkingskosten niet ten volle dekken, in het gunstigste geval slechts weinig overschryden. Door de directie van het vry-entrepot te Middelburg is verzocht om een kleine verbouwing van het bij haar in huur zijnde deel van het Oost-Indisch huis aldaar, waardoor zij gelegenheid zal krijgen tot opslag van bin- nenlandsche goederen. Tot dat doel is 700 op hoofdstuk VII B der staatsbegrooting voor 1899 uitgetrokken. Verhooging van den huur prijs zal de uitgaaf ruimschoots dekken. Als herinnering aan het jaar waarin H. M. de Koningin de regeering heeft aanvaard, zul len een aantal gouden en zilveren stand penningen worden aangemunt met het jaar tal 1898. Ter voorziening in de vacature van drie landmeters zal in 1899 een examen wor den gehouden. Eveneens zullen examens ge houden worden voor de betrekkingen van surnumerair der registratie en domeinen en van landmeter en aspirant-landmeter van het kadaster. A T J E H. De correspondent van de N. R. Crt. te Bata via seinde onder dagteekening van Vrijdag „Officieel. Teungkoe Tapa richtte bentengs op te Menarang aan de Simpang Kanan-rivier. Luitenant-kolonel Biesz is er met honderd ba jonetten heen gegaan en heeft de benteDgs ver nield. Tapa vluchtte in de wildernis. Biesz vervolgt hem. zich slechts daartoe overhalen als hij zeker was iets buitengewoons, ik zou haast zeggen iets volmaakts te leveren. Voor niets ter wereld zou hij er in toege stemd hebben middelmatig te spelen. Liszt daarentegen speelde altijd, goed of slecht. Op een avond in de Meimaand, tusschen elf en twaalf uur, had het gezelschap zich in het groote salon vereenigd. De vensters stonden open't was een heerlyke manesebgn, de nach tegalen zongen en een geur van rozen en reseda kwam de kamer binnen. Liszt speelde een n'oeturne van Chopin en volgens zijn gewoonte borduurde hij er bij, trillers en tremolo's en rustteekens, die er niet in waren. Herhaalde lijk had Chopin teekenen van ongeduld gege ven eindelijk hield hij 't niet langer uit, na derde de piano en zei tegen Liszt op zijn eigen aardig phegmatieken toon „Vriend, ik verzoek u, als gij mij de eer aandoet iets van mij te spelen, dan te doen wat er geschreven staar, of speel iets an ders alleen Chopin heeft het recht om in een werk van Chopin veranderingen te ma- iken." „Welnu! speel dan zelf," zei Liszt, ter- wyl hg een weing gepikeerd opstond. „Heel gaarne," sprak Chopin. Op dit oogenblik ging de lamp uit doordat er een onbezonnen nachtvlinder invloog en zgn vleugels verbrandde. Men wilde de lamp weer aansteken. „Neen" riep Chopin, »doe veel liever alle Het blad teekent hierbij aan Teungkoe Tapa is de bekende geestdrijver, die door kolonel Van Heutz in Edi verslagen en van de Oostkust van Atjeh verdreven werd. Hy week uit naar het Zuiden, naar het gouver nement van Sumatra's Oostkust, waar hg in het binnenland positie nam aan de linker zg- rivier van de rivier van Tamiang, ongeveer een twintig kilometer ten westen van Seroeway. Aan het met de jongste mail aangebracht verslag omtrent de voornaamste gebeurtenissen in het gouvernement Atjeh en onderhoorighe- den, loopende van 14 tot en met 20 Augustus, is het volgende ontleend: Wat de Noordkust betreft meldden zich we der verschillende hoofden aan bij den eivielen en militairen gouverneur om zich aan het Ne- derlandsoh gezag te onderwerpen. Panglima Polim moet te Poloh Keureb ver sterkingen aanleggen. Deze had verder den Imeum van Barabo doen gevangen nemen wegens diens weigering om volk te leveren voor den bouw van bentings en loodsen te Keureb, terwyi de andere Imeums van de VII moekims zulks wel gedaan hadden. Ook had den dezen geldelijke bydragen gegeven om den strijd tegen ons vol te houdenzoo had Pan glima Polim van elk der Imeums van Koenjet Paloh, Tandjong Nitjah en Barabo 1000 dol lars gevorderd, van die van Glédiëng 500dol- lars, van T. Bin Djareuen 500 dollars, en van T. Mantroe Singgah Badja te Koedjet 300 dollars, welke sommen alle betaald werden, behalve door den Imeum van Barabo, die slechts 500 dollars gaf. Onze troepen maakten herhaaldelijk nachte lijke tochten naar de verblijfplaatsen van T. Oemar en andere vijandelijke bendehoofden, zonder het gewenschte gevolg. Wat de weersgesteldheid betreft, wordt ge meld dat het over het algemeen droog weder was, met zware windvlagen uit het Z.-W. Ter Westkust van Atjeh viel vooral des nachts dikwijls zeer veel regen. Van pokken in het Melaboesche werd niets meer vernomen, daarentegen kwamen er nog steeds koortsgevallen onder de bevolking voor. In Groot-Atjeh was de gezondheidstoestand gunstig. Alleen in de Moekim Lamara (III Móekims Daroï) deden zich enkele gevallen van pokken voor. In de III Moekims Daroï stierven 6 runderen aan veepest. Elders werden omtrent heer- schende veeziekte geen berichten ontvangen. LETTEREN EN KUNST. Niet met Bredero's Spaansche Brabander zal de Nederlandsche Tooneelvereeniging de ry der voorstellingen te Middelburg in dit seizoen openen maar, naar zij ons meldt, met het blijspel van bet bekende tweetal Blumenthal en KadelburgIn den liggenden Os t, gevolgd door 2?n Excellentie in spé. Het eerstgenoemde is een successtuk, evenals Jan Ongeluk, en werd Zondag te Berlijn voor de 200ste maal in het Lessing-Theater opgevoerd. In Wies- baden zag keizer Wilhelm het spelen en hij vond het zoo aardig, dat hij den schrijvers tele- graphisch geluk wenschte met hun succes. Ook in ons land vond dit blijspel, blijkens recensies in verschillende bladen, veel bijval. Het gezelschap brengt de opzettelijk voor dit stuk vervaardigde decoraties mee. Voor deze eerste voorstelling zijn de coupons van het vorig seizoen neg gangbaar. Zooals in een groot deel der oplaag van ons vorig nommer is gemeld, stortte mejuffrouw H. Hintzen te Amsterdam in het waarborgfonds der Nederlandsche Opera een som van 10.000; zy sprak daarbij de hoop uit, dat dit haar voor beeld navolging moge vinden, opdat de opera zich daardoor voor goed op degelijken grond slag zal kunnen vestigen en ontwikkelen. Gelukkig Gent! Massenet zal al daar dezen winter de eerste opvoering van zijn Esclarmonde, Saint Saëns die van zgn Henry VIII dirigeeren. Orelio zal medewerken op een der 12 concerten van de Musikalische Oesellschaft te Keulen. kaarsen ook uit de maneschijn is voor mij genoeg." Toen speelde hij en hij speelde een heel uur achter elkaar. U zeggen hoe hij speelde, dat zullen wy niet beproeven. Er zyn aandoeningen, die men gevoelt ma«r die men onmogelijk kan weergeven De nachtegalen zwegen om naar hem te luis teren; de bloemen dronken als 't ware de dauw dezer tonen, die uit den hemel neer daalde, in; het publiek zat in stomme ver rukking en durfde nauwelijks ademhalen; en toen de betooveraar eindigde, waren aller oogen vochtig, vooral die van Liszt. Hij om armde Chopin en riep uit: „Mijn vriend, gy hebt gelijk! De werken van een genie als 't uwe zijn heilig; 'tis heiligschennis er aan te raken. Gij zijt waarlijk een dichter en ik ben slechts een kwakzalver." -„Och kom," hernam Chopin levendig, „wij hebben ieder ons genre, dat is alles. Gij weet wel dat niemand ter wereld Weber en Beet hoven kan spelen zooals gij. Hoor eens, ik verzoek u het adagio in cis mineur van Beet hoven voor mij te spelenmaar doe het dan eens heel ernstig, zooals gij 't kunt als gg wilt." Liszt speelde het adagio en legde er zgn geheele ziel, ziju geheele kracht in. Toen open baarde zich by 't publiek een ander soort van aandoening; men schreide, men snikte; maar 't waren niet die zachte tranen die Chopin had opgewekt. 't Waren die wreede tranen, waarvan Othello sprak. De melodie van den tweeden artiest drong niet zacht het hart binnen, maar door-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 5