MIDDELRURGSCHE COURANT. N0. 232 1898, Maandag 3 October. 141° Jaargang. Deie courant verschijnt dageljjks, mot uitzondering ran Zon- en Feestdagen. Prgs, per kwartaal, zoowel yoor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 1 Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 1 Oct. 8 u. vm. 66 gr. 12 u 63 gr., av. 4 u. 59 gr. F. Yerw. tam. kr. N. O. wind. Advertentiën voor bet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zjjn. AdvertentiSn: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. AdvertentiSn bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratie tan bet bureau te bekomen. Agenten? Te Terneuzeu; m. de Jok ge; te Rotterdam: Nijgh VAX Ditmab. B§ deze courant behoort een Middelburg 1 October. en gezonde taal. „Mevrouw l De inhuldiging van Uwe Majesteit was de aanleiding tot een opwinding, waardoor een groot deel des volks zonder nadenken werd meegesleept. Onder den indruk van een zeker historisch fanatisme heeft ons volk feest gevierd op eene wijze, die de volksvertegenwoordiging doet hopeu dat niet al te dikwijls dergelijke feesten zullen gevierd worden. De Tweede kamer der Staten-Generaal moet tot haar leedwezen Uwe Majesteit de illusie ontnemen dat er bij die gelegenheid van eenige geestdrift is gebleken. De ver ouderde, onbegrepen leuze „Oranje bóven" het kan Uwe Majesteit, hoe jong zij ook moge wezen, niet ontgaan zijn heeft plaats gemaakt, en zal dit meer en meer doen, voor den internationalen strijdkreet van het klasse bewuste proletariaat: „Leve de Sociaal-democratie." Eerst wanneer die kreet algemeen wordt aangeheven, zal de heilstaat in Nederland aangebroken zijn. De gevoelens van ridderiykheid, die ons bezielen ook tegenover U, evenals tegenover elke jonge vrouw, zij moge Koningin of Arbeidster zijn, konden ons niet weerhouden dit onder de aandacht van Uwe Majesteit te brengenzelfs niet bij de eerste gelegen heid waarop de Volksvertegenwoordiging van hare gevoelens tegenover U kan doen blijken. De Tweede kamer meende dit juist zeer nuttig en aarzelde daarom geen oogenblik om Uwe Majesteit onomwonden den toestand bloot te leggen, zooals deze op dit oogen- blik naar hare meening is. Het is ons daarom hoogst moeilijk Uwe Majesteit in de vervuiling van Hare hooge roeping ter zijde te staan. Wij wenschec liever te wachten totdat de hooge plaats, welke Uwe Majesteit door het toeval der geboorte heeft verkregen, kan worden in genomen door iemand die door verdienste of bekwaamheid zich die waardig heeft getoond." In dien geest meenen wij, zou het adres van antwoord op de Troonrede hebben moe ten luiden, wanneer dit ware geschreven overeenkomstig de gevoelens van mr P. J. Troelstra. Althans, zoo kwam het ons voor na lezing van diens bekende, uitvoerige rede in de Handelingen der Tweede kamer. Welken indruk dit antwoord zou gemaakt hebben op onze jonge Koningin Of zij dan niet reden hadde gehad om te twijfelen aan het gezond verstand van onze vertegenwoordiging? Wie zal dien indruk beschrijven; wie zal het laatste ontkennen? Wat heeft de afgevaardigde van Tietjerk- steradeel toch bewogen, zooveel tijd zoek te maken met nuttelooze beschouwingen, waar by met een enkel kort protest had kunnen volstaan Was de lust hem te sterk of was in zijne oogen de plicht hem opgelegd voor zijne kiezers te getuigen en zijne gevoelens te verkondigen, die iedereen bijna weet? Daarvoor, om aldus „uit te pakken", be hoefde hy toch waarlijk geen beslag te leggen op den nationaten tijd, die zoo kost baar is. In zijne geheele rede hebben wy niets gevonden dat uitblonk door frischheid van gedachte of nieuwheid van meeniDg. Dat een volk wel eens wispelturig, ook wel eens veranderiyk is, zelfs tegenover zijne regeerders, weet ieder, die een weinig geschiedenis kent. Maar in onze historie is het juist zoo opmerkelijk dat altijd wêer de sympathieën zich keerden tot het huis van Oranje en de leden daarvan, trots hunne tekortkomingen en meuschelijke fouten, steeds populair zy'n gebleven en ten slotte toch weer als redders in den nood zijn beschouwd! pat geboorte geen bekwaamheid met zich brengt, is even armeen bekend als bet onloochenbare feit, door ons onlangs nog gereleveerd, dat een keuze bij stemming van een president ook meestal niet de waarborgen schenkt dat gekozen wordt hg die door verdienste of bekwaamheid uitmunt. Toch heeft by vorstelijke personen bet toeval der geboorte zijne goede zijde. Daarop wees nog Vrydag het Utrechtsch Dagblad welks redactie o. a. schreef „Het „toeval der geboorte"jtoch verzekert van zyn kindsheid af aan den tot monarch bestemde eene opvoeding voor zyn verheven taak, zooals geen ander sterveling ooit ge nieten kan. Eene opvoeding, waarnit eene „bekwaamheid" voor die taak voortvloeit, zooals geen onzer ooit kan bereiken. „Het „toeval der geboorte" sluit van den beginne af eiken strijd der eerzucht nit, die, zooals men thans ziet in Frankryk wel verre van den verdienstely keten of be- kw&ameten de middelmatigsten en minst 8crupuleuzen aan het bewind brengt. Het „toeval der geboorte" schept een erfelijk, met de hoogste eigenschappen toegerust, op de hoogste wijze voor zyn taak berekend ras, welks belang op de innigste wijze met het belaDg van het ge- egeerde land is saamgeweven, ja daarmee identiek is." Dit zijn voordeelen, niet zoo licht te achten; en die wel opwegen tegen enkele bezwaren, aan eene instelling, als ons koning schap is, verbonden. Dat er bij de jongste feestviering uit spattingen plaats hadden, is ligt te begrijpen. Maar de schildering van enkele buitenlanders op dit punt is reeds voldoende als „over dreven" gesignaleerden tegen onhebbelijke daden, gepleegd tegenover hen die niet wilden feestvieren, is reeds genoeg ge protesteerd. En hoe luttel waren zij tocb tegenover honderden, ja duizenden feiteD, die getuigden van goeden zin, eensgezind heid en een prettige stemming en welwil lendheid Dat op een Meifeest van arbeiders geeD schandelijke feiten voorkomen, is waarlijk geen deugdmaar niets meer dan eeD aatuuriyk gevolg van de inrichting dier feesten, welke door de „strijdende arbeiders partij" worden geregeld. Zulke feesten zijn niet te vergelijken met openbrre festiviteiten, iu groote steden, waaraan een gansche be volking, bestaande uit ryp en groen, uit zeer heterogene elementen, deelneemt. En wat nu de a'.gemeeue strekking van mr Troelstra's rede betreft, daaromtrent nog deze enkele opmerking Er is, zeide hy, nog zooveel in ons land dat beter kon zijn. Onder de werklieden zijn er die geen menschwaardig bestaan hebben. Maar, mogen wy hem eens vragen, zyn er onder de andere standen, onder de door hem zoo verachtelyk genoemde bourgeoisie ook niet velen, voor wie bet leven verre van rooskleurig is? Eu met welk recht kan bij dan vorderen dat eene volksvertegenwoordiging alleen en uitsluitend opkomt voor de belangen van éen stand; dat een hoofd van den Staat, hetzij dit een president, een koning, eeD keizer of eene jeugdige vorstin zy, alleen daarop al zijne gedachten, zyn streven en werken richt? Deze is geroepen op aller belaDgen te lettenen, voorgelicht door de vertegen woordiging van het gansche volk gd niet van éen categorie, maatregelen te nemen om bet welzyn van het geheel te be vorderen. Doch laat ons liever het woord geven aan een lid der Kamer, dat, naar ons gevoeleD, in hare zitting van Dinsdag het best, het flinkst mr Troelstra heeft beantwoord, aan den heer Pynappel, die namens de com missie van redactie het woord voerde. Hij zeide dan „De heer Troelstra is begonnen met te verdedigen zijn wegblyven van de inhuldi ging der koningin. Hy moet zelf weten of dat wegblyven eene goede reden had. Mg heeft het bevreemd, omdat hij daardoor niet voldaan heeft aan den grondwettelijken plicht der eedsaflegging, niettegenstaande hij niet verhinderd was tegenwoordig te zijn en niet tegenstaande bjj den eed op de Grondwet wél beeft afgelegd toen hij lid der Kamer is geworden. Maar hij verkleint in zijne voorstelling en in zyne woorden de beteekenis van gewich tige zaken. Hij spreekt niet van inhuldiging en eedsaflegging, maar slechts van feesteD, i, van het volk sprekende, noemt hy het een lummelachtig volk en smaalt op zyn zucht naar praalvertoon. Dat is verkleinen i groot is en wegnemen wat de kern der zaak uitmaakt Ik zal mij verder tot het ontwerp adres bepalen en ik kan dit te eerder doen, omdat wat de geachte spreker heeft aangevoerd ala de motieven voot zyne honding bij de inhuldiging, door my besproken zal worden tot verdediging van het ontwerp der Com missie. Ik zal, zoodoende, zonder het ter rein te verlaten waarop ik mij te bewegeD beb, toch een deel bespreken van hetgeen de heer Troelstra heeft aangevoerd met een ander doel, welk doel ik verder ter ay de ban laten. De geachte spreker kwam op tegen de woorden, in het ontwerp-adres gebezigd „indrukwekkende openbaring van de gevoe lens van vaderlandsliefde en gehechtheid aan het bnis van Oranje, welke het Neder- landsche volk bezielen". Over hetgeen bij bij die gelegenheid van de houding van bet volk gezegd heeft, is de staf reeds gebroken door de twee sprekers die my zijn vooraf gegaan, aan wier krachtig protest ik slechts weinig heb toe te voegen. Ook ik wensch niet uit de verslagen van een tweetal cor- lenten van buitenlandBche bladen mijne wetenschap te putten van hetgeen gebeurd is en als het nog noodig was, zou ik er den spreker op kunnen wijzen dat, nadat by bad aangehaald woorden; gebezigd door twee Franscbe of Belgische correspondenten, die hy in staat achtte, wat hy eene legende noemde, te niet te doen, hij het volgende oogenblik woorden van een ÉngelscbeD cor respondent heeft aangehaald, maar om ons tegen die woorden te waarschuwen, en te verklaren dat deze schreef over hetgeen hij niet kende. De heer Troelstra h eft ook opgemerkt, dat enkele personen overlast hebben geleden van anderen, die in o-eryver van Oranje gezindheid tegenstanders beleedigd hebbeD of baldadigheden tegen hen hebben gepleegd. Gelukkig dat by er zelf byvoegde, dat de baldadigen door de politie over een afstand zelfs si-rak bij van een grooten afstand teruggehouden moesten worden. De politie heeft ze dos teruggehouden. Van een ander zeide hij, dat deze door de politie is ontzet. De politie is dus opgetreden en heeft hare taak vervuld. Dat er enkelen zyn geweest, die daden gepleegd hebben, welke, voor zoover ze gebeurd zijn, door allen zullen worden afgekeurd dat behoeft ons niet te verwonderenmaar dat, waar de politie zich daartegen heeft verzet, zy het goede karakter van het feest heeft gehandhaaft dat zullen wij alleu moeten erkennen. Om de wuftheid van de volksganst aan te toonen, heeft de spreker een beroep ge daan op de hulde, naar hij beweert, onder de Fransche overheersching in Amsterdam aan Napoleon gebracht. Hij put zyne weten schap uit hetgeen hij dezer dagen gelezen heeft. Ik, die hem in de rede viel, put myne wetenschap uit hetgeen ik van oogge tuigen en tydgenooten heb gehoord. Myu vader leefde in die dagen, en van hem en andere oudere bloedverwanten heb ik ge hoord, hoe het volk zich onttrok aan de feestviering, hoe zy, die meededen, dit deden gedwongen door de Fransche politie, boe men gedwongen illumineerdeen niet op straat verscheen, maar wegschool in zyn huis. Omdat ik dit weet, moet ik opkomen tegen de voorstelling, door den heer Troelstra van de dsgen onzer vernedering gegeven. Ik kom nu tot de hoofdzaak. De heer Troelstra weet voor hetgeen ge schied is in deze dagen geen beter motief te vinden dan dat het hun, die aan hunne ge voelens van vaderlandsliefde en gehechtheid aan het Huis van Oranje uiting hebben ge geven, te doen was om eigen voordeel eD steun voor eigen macht. Ik voor mij, wanneer ik de uiting hoor van een diep gevoel, denk zeker niet ter stond dat het eigenbelang er de grondslag van is en dat die uiting slechts een voor wendsel is om het jagen naar eigen voordeel te bedekken. Ik wensch dan ook hiermede te eindigen, dat ik den heer Troelstra wijs op hetgeen de werkelijke grond is geweest van de indrukwekkende openbaring der gevoelens, waarmede de Commissie van redactie overtuigd is, dat ook de Kamer zal instemmen. De eerste grond, die in zulke oogenblikken een overweldigenden invloed uitoefent, is de historie van ons volk. Die historie, waarop de heer Troelstra zelf een beroep heeft ge daan, is, wanneer zij tot persoonsvereeriDg leidt, een rechtmatige grondslag voor die vereering. In het ontwerp-adres wordt gezegd, dat diep is gevoeld hoeveel Nederland aan het Huis van Oranje verschuldigd is. Wij den ken aan den tachtigjarigen oorlog aan den strijd tegen Frankryk en Engeland onder Willem III; aan de afschudding van de Franscbe overheersching in deze eeuw ook ik kom daar aanstonds op terug aan de dagen van 1848. Het Nederland8che volk beeft ook gevoeld de beteekenis, die ieder persoon kaD hebben voor zija volk en zijn tijd, en hoe die in vloed des te grooter is, naarmate zijne ga ven grooter zijn en de plaats, die hij inneemt, hooger is. Dat heeft het Nederlandsche volk gevoeld, en van onze jeugdige KoniDgin een heilrijken invloed verwachtend, heeft het met bly vertrouwen Haar toegejuicht. Ons Vorstenhuis is een waarborg voor onze nationale onafhankelijkheid. Niet ieder land beeft het voorrecht zulk een waarborg te bezitten, maar het land, dat er op steunen mag, eert en bemint zijn Vorstenhuis. Onze Koningen onder de Grondwet van 1848 waren de handhavers van den duidelijk gebleken volkswil. De heer Troelstra ver wyt het Willem II, dat hy zich niet gesteld heeft iu dienst van éene uitsluitende richting. Wy prijzen dat in hem en in zyn opvolger en verwachten ook van onze jonge Koningin, dat Zij den duidelijk gebleken volkswil zal erkennen, aannemen en handhaven. De Kooinklijke macht is de beslissende macht in tijden waaria de volkswil niet met zekerheid blijkt. Verkleinend in woorden de beteekenis eener groote zaak, heeft de heer Troelstra voor die macht het woord vliegwiel gebezigd. Een ander had dat woord vroeger reeds gebruikt, als beeld spraak. Maar iets auders is het een beeld te gebruiken, iets anders er met voldoening op te wijzen om te trachten eene belangrijke zaak tot kleine proportiën terug te breDgen. Intusschen ook als beeld is het woord on juist, en ik geloof d it hg zelf, die het eerst het beeld gebruikt heeft, my dit zal toege ven. Het vliegwiel ontleent zyn gang aan ie beweging die voorafgaat en die het voort zet. Maar de Koninklyke macht beeft te kiezen, waar zy staat op een welke weg zal worden ingeslagen. Eindelyk ons Koningshuis is een waar borg voor onze nationale eenheid. WaaTboTg «oor eenheid naar buiten; drang tot eenheid naar binnen. Er zyn vele partijen in Nederland, die scherp tegenover elkander staan. Maar in het antwoord op de Troonrede, waar de Kamer iu haar geheel, als lichaam, tot de Koningin spreekt, veetigt zy het oog niet op dien partijstryd, maar op hetgeen Neder land vereenigt. Allerminst mag tegeno er die eenheid de eenzijdigheid verheerlijkt worden, die ons steeds uit den mond van den afgevaardigde uit Tietjerksteradeel tegenblinkt. Hij spreekt altijd van kapi talisme, van bourgoisie en daartegenover van arbeiders. Hij vergeet dat wij allen arbeiders zijn, of althans behooren te zijn, indien wij de plaats, die wij op aarde en in de maatschappij innemen, willen waardig zyn. Hij spreekt van bezittende klassen, en hy vergeet, dat ieder tot die bezittende klassen kan behooren, want het bezit is het product vaD arbeid, talent en besparing. Daar, waar by den staf breekt over de bezittende klassen, daar breekt hij den staf over datgene wat hy zelf moet prijzen arbeid, talent en spaarzaamheid, waaruit voortkomt de grootheid van een volk en waarin de waarborg ia gelegen voor de toekomst. Maar zeide de heer Troelstra mag men spreken van eenheid, waar zooveel ontbering heerecht, waar zooveel verbetering gewenscht wordt eD, naar bil meende, zoo weinig verbetering wordt verkregen Wat een richting, een persoon of een groep van personen wenscht, mag men niet stellen als het doel en streven van heel het volk of heel de Kamer. Maar dat hetgeen de geachte spreker beoogt, wel degelyk in de Troonrede zelve op den voorgrond is gesteld, blijkt nit deze woorden, daarin voorkomende „Belangryk en veelomvattend is weder om de arbeid, die U wacht. Allerwege treden vraagstukken van groote maatschap- pelyke beteekenis op den voorgrond, tot welker oplossing de wetgever geroepen wordt y te dragen."" Erkend wordt het in de Troonrede, dat, waar groote maatschappelyke vraagstukken bestaan, waar nooden geleden worden, het de roepiDg van den wetgever is, zooveel van hem afhangt en naar iedere overtuiging, tot leniging van die nooden, tot oplossing van die vraagstukken mede te werken.1 Het is met het oog op al die gronden, dat wy, gehecht aan het koningschap en aan het Hais van Oranje, met bly vertrou wen te gemoet zien de regeering van de jonge Koningin en dat in het Ontwerp-Adres wordt voorgesteld ook deze bede te uiten „Moge Uwer Majesteits regeeriüg, onder Gods zegen, strekken tot heil van het Ko- Dinkryk Zie, dat is, naar ons gevoelen, eerst gezonde taal, een eofógvertegenwoordiger waardig. 5) Ook de heer H. G. Roodhuyzen te 's Gra- veland komt op tegen de historische herinne ringen van den heer Troelstra. Hy vraagt de zen wat hy onder bet volk verstaat? Het echte Amsterdamsche volk, d. z. de geestver wanten en standgenooten van de Amsterdam mers, die er de Willematraat en de Oostelijke eilanden bewonen, die hebben Napoleon niet toegejuichtde Joden hebben bet gedaan, en dat zy het deden was nogal natnurlyk: de Joden hebben het Napoleon te danken, dat zij staatsburgers geworden zijn. De turfdragers weigerden als éen man, toen hun elk een dukaat werd geboden om de paar den van 's keizers rijtuig af te spannen en het juichende naar den Dam te trekken. Verder haalt de heer Roodhuyzen nog aan het feit van een asebkarman, die met zyn wagen niet nit den weg wilde gaan, toen het keizer lijk rijtuig aankwam. De politie waB toen wel gedwongen zelf het paard van de aschkar by den teugel te grypen en er mede naar den Voorburgwal te rennen. Dat gaf een gejuich onder de menigte en Napoleon zat te buigen, denkende dat het gejuich hem gold. Dit verhaal is zuiver historisch. UIT STAD EN PROVINCIE. In de Vrydagavond door vennooten der Nijcerheidzvereeniging alhier gehouden alge- meene vergadering werd de balans en winst en verliesrekening over 1897/98 goedgekeurd vastgesteld, en het dividend bepaald op 4'/i percent. Tot bestuursleden werden benoemd de heeren P. Boudewynse en J. W. Ver hulsten tot Qmi89ari8sen de heeren P. B. van de Kreke, Jacq. Hackenberg, C. C. Unger.en Job. L. van der Pauwert. Voor den nieuwen cursus aan de volks zangschool, vanwege Uit het VolkVoor het Volk alhier, hebben zich ongeveer 60 nieuwe leerlingen aangemeld. Vrydag ochtend werd de eervol ontslagen hoofd-agent titulair by de politie te Goes M. van Waarde, die voor het laatst dienst deed, door den commissaris, in tegenwoordigheid van het geheele politiepersoneel, op zeer waardeeren- de en vleiende wijze toegesproken, en hem een aandenken aangeboden. In de Vrydag op 's Landskamer te Zie- r i k x e e gehouden algemeene vergadering van het waterschapsbestuur van Schouwen werd de rekening van 1897 goedgekeurd in ontvang op f 194,961.03s, in uitgaaf op f 184,132.05 en dus met een goed slot van f 10,828.98*. Het re servefonds bedroeg op 30 Sept. f 101.201.40. Het dijkgeschot voor 1899 werd vastgesteld op hetzelfde cyfer als over 1898, met uitzon dering van het geschot voor de gronden vroe ger tot den Oosteren-Ban behoorende, dat f 6 per gegoed H.A. bedragen zal. In de Vrijdag te Aardenburg gehou den raadszitting werd besloten aan den onder- wyzer F. Beun, die onlangs de hoofdakte behaalde, eene gratificatie te verleenen van f 50?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1