MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 189,
141" Jaargang.
1898.'
Zaterdag
13 Augustus.
De*e courant forsohifnt dagelijks, met uïtzondoring Tan Zou- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland fran-so p.p.,
A.Wonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 12 Aug. 8 a. vm. 78 gr. 12 n 89 gr.,
*v. 4 u. 81 gr. F. Vent. Z. wind.
Adverteutiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één nor
aan het bnreau bezorgd zijn.
Adrortentiön20 cent por regel. Gebuurte- dood- en alle andere familieborionton nn
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 eent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeeligt
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn grati*
aan hot bureau te bekomen.
Middelburg 12 Augustus.
RIJKSMIDDELEN.
Het tweede halfjaar heeft zich ingezet met
een kleine verhooging van het totaal, een van
ongeveer 515.000.
Deze gunstige uitkomst is aan bijna alle
groepen behalve de indirecte belastingen
te danken.
De directe belastingen droegen er f 324.900
toe bij, met een lijst welke er oogenschynlyk
verward uitziet.
De grondbelasting gaf f 287.000 minder,
maar dat beteekent niets, daar de late uitreiking
der biljetten in 1897 oorzaak was, dat de be
taling vertraagd werd en dus de maanden in
bet midden van het jaar meer gaven daD
anders. Het totaal van dat middel is dan ook
zeer bevredigend, daar de zeven maanden
f 222.000 meer gaven.
Het personeel vloeide bijzonder mild en gaf,
bijna het dubbel van Juli 18971.537.000
tegen f 825.000. In de zeven maanden is het
nu bijna een miljoen voor.
De bedrijfsbelasting daarentegen daalde in Juli
met ƒ123.000maar heeft dien ondanks nog een
vooruitgang van f 98.000 sedert 1 Januari.
De vermogensbelasting, die stationair was,
is door een mildere vloeiing van f 24 000 in
Juli f 20.000 boven de eerste zeven maanden
van het vorige jaar gekomen.
De invoerrechten daalden in Juli f 20.000,
maar zijn nog f 70.000 voor.
Van de accijnsen blijft vooral de suiker
stijgen. Er is een voorsprong van 2 Va miljoen,
waarvan de afgeloopen maand f550.000 gaf,
zonder aftrek van de premie. Het ge
distilleerd blijft dalen en gaf l'/a ton
minder. Zout, bier en geslacht waren daaren
tegen vrij wel onveranderd. Het totaal der
groep is f 417.000 hooger.
De indirecte belastingen hebben het erg slecht
gemaaktalle posten zijn lager, en welzegel
f 53.000, registratie f 40.000 en successie
f 220.000, samen alzoo f 313.000, waardoor het
verlies op de zeven maanden tot f 032.000 steeg.
Van de kleinere middelen is als gewoonlijk
weinig te zeggendomeinen gaf een onver
wachte stijging van 50 122 in plaats vaD
80 duizend gulden de posterijen gaven f 26.000
meerde rijkstelegraaf steeg nog f 14.000, en
dat hoewel het de eerste maand van de ta
riefsverlaging was. Het loodswezen gaf 9000
meer.
De algemeene indruk der zeven maanden is
dus niet ongunstig. Voor zoover wetswijziging
geen invloed had op de opbrengst of op de
tijdstippen van betaling, is een geleidelijke
stijging waar te nemen.
VERLAAGD TELEGRAMTARIEF.
Gelijk men uit bovenstaande opgaaf van de
opbrengst der rijksmiddelen zal zien, heeft de
belangrijke verlaging van het tarief van bin-
nenlandsche telegrammen in Juli geen daling
van de opbrengBt tengevolge gehader valt
zelfs een stijging van 14.000 te constateeren,
tegen een gemiddelde stijging van 18.000 in
de eerste zes maanden.
Deze perzik smaakt dus naar meer, vooral*
omdat nit den aard der zaak de toeneming
van het verkeer als gevolg van tariefsverlaging
nooit onmiddellijk intreedt.
Toch is het misschien niet overbodig te
herinneren aan een opmerking, ongeveer 5 jaar
geleden door de Amh. Cour. gemaakt, toen
wijlen de heer Linckens, met verwijzing naar
het buitenland, voorstelde door tariefsverlaging
de opbrengst van de rijkstelegraaf te verhoogen,
„Zou," zoo schreef de A. Crt., „de heer L. daar
entegen ook eens kunnen vermelden of die
meerdere opbrengst aan gelden niet tevens een e
aanmerkelijke verhooging van het sterftecijfer
onder de telegraafambtenaren of een spoediger
ongeschikt worden voor den practischen dienst
van dezen na zich sleepte? Immers, waar zij
hier te lande, onder den tegenwoordigen toestand,
reeds op han 55ste jaar versleten worden ge
acht, zal die leeftijd bij meerderen, en dan nog wel
zoo zenuwprikkelenden, arbeid hoogst waar
schijnlijk tot 50, zoo niet nog lager moeten
worden teruggebracht. Om dit voor de hand
liggend gevaar te voorkomen, zou 't redelijk-
heidsgevoel gebieden, dat men óf de dienst
tijden met eenige uren daags verminderde,
óf de pensioenen dezer ambtenaren met
minstens 1/3 verhoogde. In 't eerste geval
zou bet personeel dienen te worden uitge
breid, in 't tweede een zeer groot bedrag meei
ten laste van 't pensioenfonds voor burgerlijke
ambtenaren komen. Beide manieren kosten
echter veel geld en 't zal nog de vraag zijn,
of er dan toch nog winst zou overschieten.
Bovendien zon de telegraaf dan eene geduchte
•concurrente worden van hare zuster de post,
wier inkomsten dan wellicht in dezelfde mate
Agenten.
Te Vlissingen: C. N. J. de Vet Mestdagh; te
GoesA. C. Bolluyt, firma Wed. de Jonge.
verminderen als die van eerstgenoemde stijgen
zouden.
Wij meenden zoo eiudigde het Arnhemsche
blad destijds deze opmerkingen, waartoe ons
van bevoegde zjjde de noodige gegevens wer
den verstrekt, niet achterwege te mogen
houden."
Zonder ons bij deze woorden geheel aan te
sluiten, achten wij het toch niet ounoodig, op
deze keerzijde te wijzen.
Alleen het argument dat de post de gevol
gen der concurrentie zou ondervinden, is, dunkt
ons, geheel te verwerpen.
DE OPHELDERING VAN Dr KUYPER
tegenover de opmerkingen, gemaakt over zijn
vertrek naar Amerika, luidt in haar geheel
als volgt
„Voor ik naar New-York scheep ga, een kort
woord van opheldering en van verweer.
Van opheldering, in zooverre het vreemd is
gevonden, dat ik, als kamerlid en voorzitter
van het Pers-comité, niet bij de inhuldigings
festiviteiten tegenwoordig zal zijn.
Voor wat het Pers-comité aangaat, kan ik
dit zeer kort afdoen. Toen in het bestuur van
den Journalistenkring de vraag tot mij kwam,
of ik het voorzitterschap van het comité voor
de buitenlandsche pers aanvaarden wilde, heb
ik terstond en duidelijk, geantwoord, dat ik
bereid was te helpen wat ik kon, maar dat de
heeren wel moesten weten, dat ik niet bij de
feesten zou zijn, wijl ik naar Amerika moest.
Alleen onder het verband van die pertinente
verklaring trad ik als voorzitter van het
comité open het is alzoo geheel onbillijk, my
thans een verwijt te maken van wat ik van
meet af als conditie heb gesteld.
En wat de inhuldiging zelve aangaat, zoo
zal te dezen opzichte de teleurstelling wel voor
niemand pijnlijker zijn dan voor mij zeiven,
maar ik was reeds twee jaren te voren
gebonden, en kon van de Stone-lectures
niet afzien. De universiteit van Princetown
had mij honoris causa doctor in de rechten ge
maakt, en uitgenoodigd haar bul in loco te
komen ontvangen, met het honden van eenige
lectures. Beleefdheid veroorloofde mij niet,
dit af te slaan. Toch was het reeds twee
achtereenvolgende jaren uitgesteld het laatst
in '97 om de verkiezingen. Toen nu in den
beginne van dit jaar er nogmaals op werd
aangedrongen, dat ik thans mijn belofte gestand
zou doen, heb ik moeten aannemen, en kon
ik niet meer terug; te minder, daar, toen ik
beslissen moest, de juiste dag der inhuldiging
nog van verre niet bekend was."
Deze opheldering geeft ons geen aanleiding
iets terug te nemen van hetgeen wij in ons
vorig nommer schreven.
er het tegendeel, want de laatste woorden,
dat, toen dr Kuyper „beslissen moest, de juiste
dag der inhuldiging nog van verre niet
bekend was", bevatten een stellige onwaarheid.
Het spijt ons dit te moeten zeggen, op een
oogenblik dat dr Kuyper reeds in zee is.
Maar waarom deze opheldering ook van de
valreep naar de pers gezonden
Indien dit de taktiek is, om alle discussie
over deze onbeholpen ophelderingen te voor
komeD, dan achten wij ons niet geroepeD, om
der wille van zulk een bedrijf te zwijgen.
et in den aanhef van dr Kuyper's schrijven
bedoeld woord van verweer, dat naar onze
meening in dit communiqué geen plaats bad
moeten vinden, omdat het geen zaak van
publiek belaDg maar slechts eene van huis-
houdelijken aard betreft, heeft betrekking op
een lasterlijk geiucht, door een paar bladen
verspreid over dr. Knyper's zoon Guillaume,
sergeant bij het reservekader te Arnhem, die
bij zijn examen voor sergeant effectief „gezakt"
zou zijn, maar daarop, dank zij den invloed en
de voorspraak van zijn vader, toch was toege
laten.
De waarheid is, dat er van afwijzing geen
sprake is geweest.
De bevordering van kapitein tot
hoofdofficier.
Over dit onderwerp schreef dezer dagen de
heer M. de Ras, oud-kapitein-intendant, lid der
Tweede Kamer, in de Zuid-Limburger het
volgende
Gedurende de drie jaren, dat in het kabinet
Roëll de heer Schneider als minister van oor
log lungeerde, gold voor de bevordering van
kapitein tot hoofdofficier de bepaling, dat,
wanneer de kapitein eenmaal zekeren leeftijd,
ik meen de 52 jaar, had bereikt, hij onher
roepelijk in bevordering werd voorbijgegaan.
Dat was eene bepaling naar het inzicht en
le bon plat sir van generaal Schneider.
Een kapitein kon nog zoo'n uitmuntend offi
cier zijn, gesignaleerd door zijne chefs als be
kwaam, vol dienstijver, van onberispelijk ge
drag, was hij den leeftijd van 52 jaar slechts
één dag te boven, hij was veroordeeld.
Naar men schrijft deelt minister Eland die
zienswijze zijns voorgangers niet.
Althans in de dagbladen komt dezer dagen
een bericht voor, dat kapiteins, aan wie, namen»
den vorigen minister van oorlog was aangezegd
dat hun leeftijd een beletsel voor het verkrijgen
van den hoofdoificiersrang was, thans te kennen
is gegeven dat, wat den tegenwoordigen minister
van oorlog betreft, dat beletsel niet aanwezig is.
Ik weet niet of het bericht waarheid bevat,
maar is het juist, ik zou het voornemen van
minister Eland van ganscher harte toejuichen.
Er is veel te zeggen voor het in de Wet op
de bevordering opnemen van bepalingen een
maximum leeftijd voor iederenrang vaststellende.
Ik heb mijne meening te dien opzichte ook
en vooral met het oog op eene meer regelma
tige bevordering, en het verkrijgen van een
geschikt officierskader voor de reserve uit
voerig uiteengezet in een hoofdartikel in De
Tijd van 24 Juni 1890.
Maar zoolang dergelijke bepalingen wiet in de
Bevorderingswet opgenomen zijn, gaat het niet
aan, dat de bevordering tot hoofdofficier af
hankelijk wordt gesteld van een begrip of
opvatting, misschien van een gril van den een
of anderen oorlogsminister.
Natuurlijk, zelfs by gemis eener maximum
leeftijdsbepaling in de wet, is er eene grens
die niet kan overschreden worden. De beoor
deeling der grens, kan slechts geschieden door
de onmiddellyke chefs van den kapitein, die
voor bevordering in aanmerking komt.
Maar mij zijn kapitein'?bekend, die van hunne
onmiddellijke chefs wisten, dat niets hunne be
vordering tot hoofd-officier in den weg stond,
dan hun 52 jarige leeftijd.
En zoo werden (niet krachtens de wet) zeer
verdienstelijke officieren in bevordering voorbij
gegaan. Anderen, misschien minder geschikt
dan bovengenoemde, worden wel bevorderd.
Bijna alle kapiteins zijn, als zy voor deD
majoorsrang in aanmerking komen, vaders van
huisgezinnen, die jaren lang hebben uitgezien
naar eenige fioaceieele lotsverbetering, en som*
plotseling werden teleurgesteld. Daarbij komt
nog, dat de pbysieke geschiktheid, de bedre
venheid in het paardrijden van sommigen der
zoogenaamd gepasseerden, niets te wenschen
overliet. De eene mensch is op 52 jarigen leeftijd
zoo kras als een goede veertiger, en omgekeerd.
Is eenmaal eene wettelijke bepaling van ma
ximum leeftijd voor iederen rang opgenomen,
dan is het iets anders.
lo. De officier weet, reeds bij zijne aanstel
ling, waaraan hy zich te houden heeft.
2o. Hij weet, dat zijne bevordering tot hoofd
officier niet meer afhankelijk is van de inzichten
of, zooals ik het reeds noemde, le bon plaisir
van den oorlogsminister die aan het bewind is.
3o. Hy weet, dat zijne niet-bevordering het
gevolg is van een maatregel, noodzakelijk geacht
in het welbegrepen belang van het geheele
officierkorps.
4o. Zal, door het opnemen eener bepaling
als bovenbedoelde, de bevordering regelmatiger
nen plaats hebben, en er meer kans ontstaan,
dat de leeftijd de promotie van kapitein tot
majoor minder in den weg staat.
Ten slotte vertrouw ik, dat, nn er van wette
lijke bepalingen geen apïake is, met het oog
op den leeftijd der kapiteins, die voor den ma
joorsrang in aanmerking komen, minister Eland
de lijst der in de laatste jaren gepasseerde ka
piteins nog eens nauwkeurig moge nagaan, juist
en vooral voor hen, die om dien leeftijd uit
gesloten zijn geworden voor bevordering.
Nog is het wellicht tijd om, voor eenigen dier
officieren althans recht te doen, en mogelijk
begaan onrecht gedeeltelijk te herstellen.
ONLOGISCH.
Onder dit opschrift maakte het Centrumhet
orgaan van dr Schaepman, in zyn nommer van
Vrijdag 5 Augustus de volgende juiste opmer
king, die wij om verschillende redenen tot nu
toe nalieten onder de aandacht onzer lezers te
brengen
„In hun vurigen oppositie-ijver blijven de
bestrijders van het ontwerp tot invoering van
den leerplicht zich niet altyd gelijk.
Soms komen hunne argumenten met elkander
in botsing.
Zoo wordt eenerzijds betoogd, dat de uit
voering van het ministerieele plan onmogelijk
zal zijn wegens de kosten.
Nu, dat men hier voor een hinderpaal staat
al komt het woordje onoverkomelijk ons
ook te kras voor willen wij niet ontkennen.
Men zal schoolruimte en onderwyskrachten
te kort komen en de principieele tegenstanders
van het ontwerp blijven niet in gebreke de
cijfers sterk te doen spreken.
Hieruit kan men dus opmaken, dat het
schoolverzuim verre van onbeduidend mag
heeten, zelfs al deDkt men het extra-leerjaar
uit het ontwerp weg.
Maar terzelfder tijd wordt betoogd, dat leer
plicht ten onzent overbodig is, omdat het
schoolverzuim door zijn geringen omvang deD
vooigeatelden maatregel niet wettigt.
Hoe laat zich dit nu rijmen
Een van tweeën tochóf het schoolverzuim
is belangrijk en dan zal de bestrijding veel
geld kosten, maar wordt de wet toch ge-
ëischt door het algemeen belang. Of het
schoolverzuim is niet belangrijk, maar dan
kunnen ook de kosten niet zoo hoog zijn, als
men voorgeeft.
'tBest is dus, dat de principieele bestrijders
van het leerplicht-ontwerp zich aan éen argu
ment houden. Want wie te veel bewijst
niet waar? bewijst doorgaans niets."
Het woning vraagstuk
zal op de eerstvolgende vergadering van de
Vereeniging voor Staathuishoudkunde en Sta
tistiek worden behandeld. Er zijn drie pread
viezen uitgebracht, en wel door de heeren mr
S. van Houten, mr H. Krabbe en mr F. S. van
Nierop.
De heer Yan Houten stelt zich op het vroeger
steeds door hem ingenomen standpunt en acht
het niet in de eerste plaats de taak der over
heid hier op te treden. Wel wil hij nog steeds
't geen hij vroeger voorstelde: uitbreiding en
wijziging van 't onteigeningsrecht, waardoor de
gemeente grond beschikbaar kan krijgen, die aan
de bestaande kom grenst en in waarde stijgt.
De heer Krabbe wenscht de meest mogelijke
vrijheid voor gemeenteraden om toezicht te
houden op de woningen en regelen te stelieD
voor het bonwen en bewonen. Hy wil de
overheid hier zeer krachtig zien optreden.
De heer Van Nierop bewandelt ongeveer
den middelweg. Hij geeft een interessauten
blik op de zaak en heeft daarvoor een eigen
aardigen vorm gekozen, te weten een behan
deling door een gefingeerde raadscommissie,
die in 1896/97 te Amsterdam zou hebben be
staan en een adres voor de raad aan de
regeering zou hebben ontworpen.
Een vermakelijk incident heeft zich bij deze
zaak voorgedaan. Mr Treub besprak in het
Soc. Weekblad de prae-adviezen, maar heeft niet
bespeurd dat de heer Van Nierop aan 't fanta-
seeren is geweest, niettegenstaande hy in de
jaren, waarover de heer Van Nierop spreekt,
wethouder der gemeente was. Van N erop
heeft er natuurlijk erg veel pleizier ir, dat
hy er den oud wethouder heeft laten iLluopen
en mr T. erkent volmondig, dat hy dupe ia
geweest. De waarde van 't advies van den
heer Van Nierop verandert echter niet door
den vorm waarin hij zijn advies heeft gegoteD.
Mr Treub eindigt zijn beschouwing op deze
wijze: „De drie prae-adviezen vullen elkaar
door de kleurschaktering, welke zy aanbieden,
op een zeer gelukkige wijze aan. Mr Van
Houten vertoont om een woord van den
heer Krabbe te gebruiken „een laatste stei-
geiing van het stokpaard, dat in de dagen van
1860 en 1870 zóó druk boreden werd, dat met
een „het behoort niet tot de taak der over
heid" kon worden volstaan." Mr Van Nierop
gaat schoorvoetend, aarzelend en zonder enthou
siasme met den modeinen tijdgeest mede. In
mr Krabbe vindt men den overtuigden sociaal
hervormer, voor wien het woningvraagstuk
b! echts een onderdeel is van het groote sociale
vraagstuk, waaraan OLze tyd, en in onzen tijd
allen met vereende krachten, dus ook staat en
gemeente, hebben te arbeiden, niet om het op
te lossen, maar om het op een wat verder
stadium van ontwikkeling over te geven aan
hen, die na ons zullen komen. Men zon kun
nen zeggen, dat van het drieledig menu, dat de
Vereeniging voor de staathuishoudkunde en de
statistiek zyn leden vooizette, mr Van Houten
de soep, mr Krabbe den hoofdschotel en
mr Van Nierop het nagerecht bereidde."
(Zw. Crt.)
NEOERLANDSCHEN BAKKERSBOND.
Op de Woensdag te Rotteidam door den
Nederlandschen Brood- Koek- en Banketbakkers-
bond gehouden vergadering uitte de voorzitter
in zijne openingstoespraak zijn leedwezen dat
vele vakgenooten zich nog niet by den Bond
hadden aangesloten.
Uit het jaarverslag bleek, dat het ledental
en het aantal afdeelingen zijn vermeerderd,
hoewel de afdeeling Sliedrecht wegens gebrek
deelneming werd ontbonden, en thans be
draagt 1050 leden en 39 buitengewone leden.
Herinnerd werd aan het uitkeeringsfonds bij
overlijden, waarvan iedere meester-bakker, die
lid van den Bond is, lid kan zijn.
De geldmiddelen van den Bond verkeeren in
een niet al te rooskleurigen toestand.
De rekening en verantwoording van de
Bakkers-Bondscourant sloot met een nadeelig
saldo van f 636.39, zoodat dringend werd aan
bevolen de contributie te verhoogen. Het
hoofdbestuur stelde voor die te verhoogen met
1 en te brengen op f 2.50, waarvoor
leden dan wekelijks de Bakkerscourant zouden
ontvangen.
Na langdurige discussie werd dit voorstel
met 44 tegen 16 stemmen verworpen.
De volgende algemeene vergadering zal in
Zutphen worden gehouden.
De heeren H. C. Funke en I. van Muyden,
die aan de beurt van aftreding waren als ledou
van het bestuur en verklaard hadden niet meer
in aanmerking te willen konten, wegens het
verwerpen van het voorstel van het hoofdbe
stuur tot verhooging der contributie ondanks
allerlei pogingen om hen op dit besluit te doen
terugkomen werden met overgroote meer
derheid herkozen.
Beiden verklaarden de herbenoeming in over*
weging te zullen houden.
Na afdoening van enkele zaken van huishou-
delijken aard, stelde de heer Gantpoort voor,
dat het hoofdbestuur zal overwegen in hoever
op de kosten van de Bakkerscourant kan wor
den bezuinigd; daarna zou kunnen blijken of
de contributie al dan niet verhoogd moet wor
den. Dat voorstel werd bij acclamatie aan
genomen.
A T J E H.
De correspondent te Batavia van de N. R. Ct.
seiude Donderdag
De telegraphische gemeenschap tusechen
Kota Radja en Medan is verstoord.
Den 4en Augustus trok het 3e bataljon naar
Mampreh. Het ontmoette geen tegenstand.
Het 6e en 2e bataljon met cavalerie trekken
naar den pas van het zuidergebergte op weg
uaar TaDgseh, om Toekoe Oemar en zijn familie
te zoeken.
Onze troepen bezetten Tjot Geuëh.
BENOEMlAGtA ENZ.
By kon. besluit is aan G. Jordens, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als notaris te
Enschedé.
De ministers van justitie en van waterstaat
erleenen de volgende week geen audiëntie.
UIT STAD EN V'ROVINCIE.
Wanneer men in deze dagen de winkel
straten doorwandelt, dan behoeft men lang
geen scherp opmerker te wezen, om te ervaren
dat de inhuldiging van Koningin Wilhelmina
een welkome gelegenheid is geweest voor iu-
dustrieelen en winkeliers, om alle daarvoor ge
schikte en een massa daarvoor zeer ongeschikte
zaken tot „kroningsartikelen" te stempelen. Die
op te noemen is onnoodigieder onzer lezers
kan, dat verlangende, zelf wel een lange lysfi
ervan aanleggen.
Bij de meeste dier artikelen moet op de eene
of andere wyze het portret van Hare Majesteit
dienst doen en schilders, beeldbouwers, teeke
naars, photografen enz. hebben hun kunst ter
beschikking gesteld van de ny verheid, door de
beeltenis der Koningin te reproduceeren,
waarbij velen hunner zeer mooi, artistiek werk
geleverd hebben.
Maar helaas! Ook niet kunstenaars, en die
wel het meest, hebben zich te werk gezet en
de markt overvoerd met portretten, bustes,
medailles, prentverbeeldingen enz., die een schan
de zijn voor de vervaardigers en een beleedi-
ging voor haar die zij heeten voor te stellen,
't Is gewoon weg een gruwel, wat men op dat
gebied ziet.
Daarom mag het een verademing heeten, als
men werkelijk iets goeds kan bewonderen; en
hiertoe is thans gelegenheid in het nieuwe
magazijn van den heer Jacq. Frank, in de
Lange Delft alhier.
Deze etaleert een bronzen buste van de Ko
ningin, die werkeiyk een kunstwerk mag ge
noemd worden en in den handel gebracht wordt
door de Société des Bronzes te Amsterdam.
De buste is naar het leven vervaardigd door
den jeugdigen, te vroeg ontslapen, voor de kunst
zooveel belovenden beeldhouwer Joh. Wortman.
Zij is zeer artistiek behandeld, uitstekend ge
lijkend, in alle opzichten een kunstwerkH. M.
de Koningin-Regentes kocht een dezer bustes aan.
Goedkoop zijn de bustes niet, maar zy, wier
middelen het toelaten zich er een aan te schaf
fen, verzekeren zich een kunstschat, die, meer
en beter dan eenig ander werk, een blijvende
herinnering zal zijn aan het aanvaarden der
regeering door Koningin Wilhelmina.
Wie de middelen niet bezit om zulk een
buste te koopen, ga haar toch zien. Daardoor
geniet men van den aanblik van iets waariyk
schoons, ontwikkelt zyn zin voor kunst en
leert ongemerkt ook hierin het kaf van het
koren onderscheiden.
Op het Molenwater alhier is men druk
bezig met de werkzaamheden voor de gasillu-
minatie.
Vooral het plein rond de muziektent zalryk
worden verlicht, verder een gedeelte van de
laan in de richting naar den krnidtuiD, terwijl
in het grasveld voor perceel 1725 een groote
gasfontein wordt opgericht.
Ook op de Loskade is men met de voorbe
reiding bezig.