MIDDELRIRGSCHE COURANT. N°. 189, 141" Jaargang. 1898.' Zaterdag 13 Augustus. De*e courant forsohifnt dagelijks, met uïtzondoring Tan Zou- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland fran-so p.p., A.Wonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 12 Aug. 8 a. vm. 78 gr. 12 n 89 gr., *v. 4 u. 81 gr. F. Vent. Z. wind. Adverteutiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één nor aan het bnreau bezorgd zijn. Adrortentiön20 cent por regel. Gebuurte- dood- en alle andere familieborionton nn Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 eent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeeligt voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn grati* aan hot bureau te bekomen. Middelburg 12 Augustus. RIJKSMIDDELEN. Het tweede halfjaar heeft zich ingezet met een kleine verhooging van het totaal, een van ongeveer 515.000. Deze gunstige uitkomst is aan bijna alle groepen behalve de indirecte belastingen te danken. De directe belastingen droegen er f 324.900 toe bij, met een lijst welke er oogenschynlyk verward uitziet. De grondbelasting gaf f 287.000 minder, maar dat beteekent niets, daar de late uitreiking der biljetten in 1897 oorzaak was, dat de be taling vertraagd werd en dus de maanden in bet midden van het jaar meer gaven daD anders. Het totaal van dat middel is dan ook zeer bevredigend, daar de zeven maanden f 222.000 meer gaven. Het personeel vloeide bijzonder mild en gaf, bijna het dubbel van Juli 18971.537.000 tegen f 825.000. In de zeven maanden is het nu bijna een miljoen voor. De bedrijfsbelasting daarentegen daalde in Juli met ƒ123.000maar heeft dien ondanks nog een vooruitgang van f 98.000 sedert 1 Januari. De vermogensbelasting, die stationair was, is door een mildere vloeiing van f 24 000 in Juli f 20.000 boven de eerste zeven maanden van het vorige jaar gekomen. De invoerrechten daalden in Juli f 20.000, maar zijn nog f 70.000 voor. Van de accijnsen blijft vooral de suiker stijgen. Er is een voorsprong van 2 Va miljoen, waarvan de afgeloopen maand f550.000 gaf, zonder aftrek van de premie. Het ge distilleerd blijft dalen en gaf l'/a ton minder. Zout, bier en geslacht waren daaren tegen vrij wel onveranderd. Het totaal der groep is f 417.000 hooger. De indirecte belastingen hebben het erg slecht gemaaktalle posten zijn lager, en welzegel f 53.000, registratie f 40.000 en successie f 220.000, samen alzoo f 313.000, waardoor het verlies op de zeven maanden tot f 032.000 steeg. Van de kleinere middelen is als gewoonlijk weinig te zeggendomeinen gaf een onver wachte stijging van 50 122 in plaats vaD 80 duizend gulden de posterijen gaven f 26.000 meerde rijkstelegraaf steeg nog f 14.000, en dat hoewel het de eerste maand van de ta riefsverlaging was. Het loodswezen gaf 9000 meer. De algemeene indruk der zeven maanden is dus niet ongunstig. Voor zoover wetswijziging geen invloed had op de opbrengst of op de tijdstippen van betaling, is een geleidelijke stijging waar te nemen. VERLAAGD TELEGRAMTARIEF. Gelijk men uit bovenstaande opgaaf van de opbrengst der rijksmiddelen zal zien, heeft de belangrijke verlaging van het tarief van bin- nenlandsche telegrammen in Juli geen daling van de opbrengBt tengevolge gehader valt zelfs een stijging van 14.000 te constateeren, tegen een gemiddelde stijging van 18.000 in de eerste zes maanden. Deze perzik smaakt dus naar meer, vooral* omdat nit den aard der zaak de toeneming van het verkeer als gevolg van tariefsverlaging nooit onmiddellijk intreedt. Toch is het misschien niet overbodig te herinneren aan een opmerking, ongeveer 5 jaar geleden door de Amh. Cour. gemaakt, toen wijlen de heer Linckens, met verwijzing naar het buitenland, voorstelde door tariefsverlaging de opbrengst van de rijkstelegraaf te verhoogen, „Zou," zoo schreef de A. Crt., „de heer L. daar entegen ook eens kunnen vermelden of die meerdere opbrengst aan gelden niet tevens een e aanmerkelijke verhooging van het sterftecijfer onder de telegraafambtenaren of een spoediger ongeschikt worden voor den practischen dienst van dezen na zich sleepte? Immers, waar zij hier te lande, onder den tegenwoordigen toestand, reeds op han 55ste jaar versleten worden ge acht, zal die leeftijd bij meerderen, en dan nog wel zoo zenuwprikkelenden, arbeid hoogst waar schijnlijk tot 50, zoo niet nog lager moeten worden teruggebracht. Om dit voor de hand liggend gevaar te voorkomen, zou 't redelijk- heidsgevoel gebieden, dat men óf de dienst tijden met eenige uren daags verminderde, óf de pensioenen dezer ambtenaren met minstens 1/3 verhoogde. In 't eerste geval zou bet personeel dienen te worden uitge breid, in 't tweede een zeer groot bedrag meei ten laste van 't pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren komen. Beide manieren kosten echter veel geld en 't zal nog de vraag zijn, of er dan toch nog winst zou overschieten. Bovendien zon de telegraaf dan eene geduchte •concurrente worden van hare zuster de post, wier inkomsten dan wellicht in dezelfde mate Agenten. Te Vlissingen: C. N. J. de Vet Mestdagh; te GoesA. C. Bolluyt, firma Wed. de Jonge. verminderen als die van eerstgenoemde stijgen zouden. Wij meenden zoo eiudigde het Arnhemsche blad destijds deze opmerkingen, waartoe ons van bevoegde zjjde de noodige gegevens wer den verstrekt, niet achterwege te mogen houden." Zonder ons bij deze woorden geheel aan te sluiten, achten wij het toch niet ounoodig, op deze keerzijde te wijzen. Alleen het argument dat de post de gevol gen der concurrentie zou ondervinden, is, dunkt ons, geheel te verwerpen. DE OPHELDERING VAN Dr KUYPER tegenover de opmerkingen, gemaakt over zijn vertrek naar Amerika, luidt in haar geheel als volgt „Voor ik naar New-York scheep ga, een kort woord van opheldering en van verweer. Van opheldering, in zooverre het vreemd is gevonden, dat ik, als kamerlid en voorzitter van het Pers-comité, niet bij de inhuldigings festiviteiten tegenwoordig zal zijn. Voor wat het Pers-comité aangaat, kan ik dit zeer kort afdoen. Toen in het bestuur van den Journalistenkring de vraag tot mij kwam, of ik het voorzitterschap van het comité voor de buitenlandsche pers aanvaarden wilde, heb ik terstond en duidelijk, geantwoord, dat ik bereid was te helpen wat ik kon, maar dat de heeren wel moesten weten, dat ik niet bij de feesten zou zijn, wijl ik naar Amerika moest. Alleen onder het verband van die pertinente verklaring trad ik als voorzitter van het comité open het is alzoo geheel onbillijk, my thans een verwijt te maken van wat ik van meet af als conditie heb gesteld. En wat de inhuldiging zelve aangaat, zoo zal te dezen opzichte de teleurstelling wel voor niemand pijnlijker zijn dan voor mij zeiven, maar ik was reeds twee jaren te voren gebonden, en kon van de Stone-lectures niet afzien. De universiteit van Princetown had mij honoris causa doctor in de rechten ge maakt, en uitgenoodigd haar bul in loco te komen ontvangen, met het honden van eenige lectures. Beleefdheid veroorloofde mij niet, dit af te slaan. Toch was het reeds twee achtereenvolgende jaren uitgesteld het laatst in '97 om de verkiezingen. Toen nu in den beginne van dit jaar er nogmaals op werd aangedrongen, dat ik thans mijn belofte gestand zou doen, heb ik moeten aannemen, en kon ik niet meer terug; te minder, daar, toen ik beslissen moest, de juiste dag der inhuldiging nog van verre niet bekend was." Deze opheldering geeft ons geen aanleiding iets terug te nemen van hetgeen wij in ons vorig nommer schreven. er het tegendeel, want de laatste woorden, dat, toen dr Kuyper „beslissen moest, de juiste dag der inhuldiging nog van verre niet bekend was", bevatten een stellige onwaarheid. Het spijt ons dit te moeten zeggen, op een oogenblik dat dr Kuyper reeds in zee is. Maar waarom deze opheldering ook van de valreep naar de pers gezonden Indien dit de taktiek is, om alle discussie over deze onbeholpen ophelderingen te voor komeD, dan achten wij ons niet geroepeD, om der wille van zulk een bedrijf te zwijgen. et in den aanhef van dr Kuyper's schrijven bedoeld woord van verweer, dat naar onze meening in dit communiqué geen plaats bad moeten vinden, omdat het geen zaak van publiek belaDg maar slechts eene van huis- houdelijken aard betreft, heeft betrekking op een lasterlijk geiucht, door een paar bladen verspreid over dr. Knyper's zoon Guillaume, sergeant bij het reservekader te Arnhem, die bij zijn examen voor sergeant effectief „gezakt" zou zijn, maar daarop, dank zij den invloed en de voorspraak van zijn vader, toch was toege laten. De waarheid is, dat er van afwijzing geen sprake is geweest. De bevordering van kapitein tot hoofdofficier. Over dit onderwerp schreef dezer dagen de heer M. de Ras, oud-kapitein-intendant, lid der Tweede Kamer, in de Zuid-Limburger het volgende Gedurende de drie jaren, dat in het kabinet Roëll de heer Schneider als minister van oor log lungeerde, gold voor de bevordering van kapitein tot hoofdofficier de bepaling, dat, wanneer de kapitein eenmaal zekeren leeftijd, ik meen de 52 jaar, had bereikt, hij onher roepelijk in bevordering werd voorbijgegaan. Dat was eene bepaling naar het inzicht en le bon plat sir van generaal Schneider. Een kapitein kon nog zoo'n uitmuntend offi cier zijn, gesignaleerd door zijne chefs als be kwaam, vol dienstijver, van onberispelijk ge drag, was hij den leeftijd van 52 jaar slechts één dag te boven, hij was veroordeeld. Naar men schrijft deelt minister Eland die zienswijze zijns voorgangers niet. Althans in de dagbladen komt dezer dagen een bericht voor, dat kapiteins, aan wie, namen» den vorigen minister van oorlog was aangezegd dat hun leeftijd een beletsel voor het verkrijgen van den hoofdoificiersrang was, thans te kennen is gegeven dat, wat den tegenwoordigen minister van oorlog betreft, dat beletsel niet aanwezig is. Ik weet niet of het bericht waarheid bevat, maar is het juist, ik zou het voornemen van minister Eland van ganscher harte toejuichen. Er is veel te zeggen voor het in de Wet op de bevordering opnemen van bepalingen een maximum leeftijd voor iederenrang vaststellende. Ik heb mijne meening te dien opzichte ook en vooral met het oog op eene meer regelma tige bevordering, en het verkrijgen van een geschikt officierskader voor de reserve uit voerig uiteengezet in een hoofdartikel in De Tijd van 24 Juni 1890. Maar zoolang dergelijke bepalingen wiet in de Bevorderingswet opgenomen zijn, gaat het niet aan, dat de bevordering tot hoofdofficier af hankelijk wordt gesteld van een begrip of opvatting, misschien van een gril van den een of anderen oorlogsminister. Natuurlijk, zelfs by gemis eener maximum leeftijdsbepaling in de wet, is er eene grens die niet kan overschreden worden. De beoor deeling der grens, kan slechts geschieden door de onmiddellyke chefs van den kapitein, die voor bevordering in aanmerking komt. Maar mij zijn kapitein'?bekend, die van hunne onmiddellijke chefs wisten, dat niets hunne be vordering tot hoofd-officier in den weg stond, dan hun 52 jarige leeftijd. En zoo werden (niet krachtens de wet) zeer verdienstelijke officieren in bevordering voorbij gegaan. Anderen, misschien minder geschikt dan bovengenoemde, worden wel bevorderd. Bijna alle kapiteins zijn, als zy voor deD majoorsrang in aanmerking komen, vaders van huisgezinnen, die jaren lang hebben uitgezien naar eenige fioaceieele lotsverbetering, en som* plotseling werden teleurgesteld. Daarbij komt nog, dat de pbysieke geschiktheid, de bedre venheid in het paardrijden van sommigen der zoogenaamd gepasseerden, niets te wenschen overliet. De eene mensch is op 52 jarigen leeftijd zoo kras als een goede veertiger, en omgekeerd. Is eenmaal eene wettelijke bepaling van ma ximum leeftijd voor iederen rang opgenomen, dan is het iets anders. lo. De officier weet, reeds bij zijne aanstel ling, waaraan hy zich te houden heeft. 2o. Hij weet, dat zijne bevordering tot hoofd officier niet meer afhankelijk is van de inzichten of, zooals ik het reeds noemde, le bon plaisir van den oorlogsminister die aan het bewind is. 3o. Hy weet, dat zijne niet-bevordering het gevolg is van een maatregel, noodzakelijk geacht in het welbegrepen belang van het geheele officierkorps. 4o. Zal, door het opnemen eener bepaling als bovenbedoelde, de bevordering regelmatiger nen plaats hebben, en er meer kans ontstaan, dat de leeftijd de promotie van kapitein tot majoor minder in den weg staat. Ten slotte vertrouw ik, dat, nn er van wette lijke bepalingen geen apïake is, met het oog op den leeftijd der kapiteins, die voor den ma joorsrang in aanmerking komen, minister Eland de lijst der in de laatste jaren gepasseerde ka piteins nog eens nauwkeurig moge nagaan, juist en vooral voor hen, die om dien leeftijd uit gesloten zijn geworden voor bevordering. Nog is het wellicht tijd om, voor eenigen dier officieren althans recht te doen, en mogelijk begaan onrecht gedeeltelijk te herstellen. ONLOGISCH. Onder dit opschrift maakte het Centrumhet orgaan van dr Schaepman, in zyn nommer van Vrijdag 5 Augustus de volgende juiste opmer king, die wij om verschillende redenen tot nu toe nalieten onder de aandacht onzer lezers te brengen „In hun vurigen oppositie-ijver blijven de bestrijders van het ontwerp tot invoering van den leerplicht zich niet altyd gelijk. Soms komen hunne argumenten met elkander in botsing. Zoo wordt eenerzijds betoogd, dat de uit voering van het ministerieele plan onmogelijk zal zijn wegens de kosten. Nu, dat men hier voor een hinderpaal staat al komt het woordje onoverkomelijk ons ook te kras voor willen wij niet ontkennen. Men zal schoolruimte en onderwyskrachten te kort komen en de principieele tegenstanders van het ontwerp blijven niet in gebreke de cijfers sterk te doen spreken. Hieruit kan men dus opmaken, dat het schoolverzuim verre van onbeduidend mag heeten, zelfs al deDkt men het extra-leerjaar uit het ontwerp weg. Maar terzelfder tijd wordt betoogd, dat leer plicht ten onzent overbodig is, omdat het schoolverzuim door zijn geringen omvang deD vooigeatelden maatregel niet wettigt. Hoe laat zich dit nu rijmen Een van tweeën tochóf het schoolverzuim is belangrijk en dan zal de bestrijding veel geld kosten, maar wordt de wet toch ge- ëischt door het algemeen belang. Of het schoolverzuim is niet belangrijk, maar dan kunnen ook de kosten niet zoo hoog zijn, als men voorgeeft. 'tBest is dus, dat de principieele bestrijders van het leerplicht-ontwerp zich aan éen argu ment houden. Want wie te veel bewijst niet waar? bewijst doorgaans niets." Het woning vraagstuk zal op de eerstvolgende vergadering van de Vereeniging voor Staathuishoudkunde en Sta tistiek worden behandeld. Er zijn drie pread viezen uitgebracht, en wel door de heeren mr S. van Houten, mr H. Krabbe en mr F. S. van Nierop. De heer Yan Houten stelt zich op het vroeger steeds door hem ingenomen standpunt en acht het niet in de eerste plaats de taak der over heid hier op te treden. Wel wil hij nog steeds 't geen hij vroeger voorstelde: uitbreiding en wijziging van 't onteigeningsrecht, waardoor de gemeente grond beschikbaar kan krijgen, die aan de bestaande kom grenst en in waarde stijgt. De heer Krabbe wenscht de meest mogelijke vrijheid voor gemeenteraden om toezicht te houden op de woningen en regelen te stelieD voor het bonwen en bewonen. Hy wil de overheid hier zeer krachtig zien optreden. De heer Van Nierop bewandelt ongeveer den middelweg. Hij geeft een interessauten blik op de zaak en heeft daarvoor een eigen aardigen vorm gekozen, te weten een behan deling door een gefingeerde raadscommissie, die in 1896/97 te Amsterdam zou hebben be staan en een adres voor de raad aan de regeering zou hebben ontworpen. Een vermakelijk incident heeft zich bij deze zaak voorgedaan. Mr Treub besprak in het Soc. Weekblad de prae-adviezen, maar heeft niet bespeurd dat de heer Van Nierop aan 't fanta- seeren is geweest, niettegenstaande hy in de jaren, waarover de heer Van Nierop spreekt, wethouder der gemeente was. Van N erop heeft er natuurlijk erg veel pleizier ir, dat hy er den oud wethouder heeft laten iLluopen en mr T. erkent volmondig, dat hy dupe ia geweest. De waarde van 't advies van den heer Van Nierop verandert echter niet door den vorm waarin hij zijn advies heeft gegoteD. Mr Treub eindigt zijn beschouwing op deze wijze: „De drie prae-adviezen vullen elkaar door de kleurschaktering, welke zy aanbieden, op een zeer gelukkige wijze aan. Mr Van Houten vertoont om een woord van den heer Krabbe te gebruiken „een laatste stei- geiing van het stokpaard, dat in de dagen van 1860 en 1870 zóó druk boreden werd, dat met een „het behoort niet tot de taak der over heid" kon worden volstaan." Mr Van Nierop gaat schoorvoetend, aarzelend en zonder enthou siasme met den modeinen tijdgeest mede. In mr Krabbe vindt men den overtuigden sociaal hervormer, voor wien het woningvraagstuk b! echts een onderdeel is van het groote sociale vraagstuk, waaraan OLze tyd, en in onzen tijd allen met vereende krachten, dus ook staat en gemeente, hebben te arbeiden, niet om het op te lossen, maar om het op een wat verder stadium van ontwikkeling over te geven aan hen, die na ons zullen komen. Men zon kun nen zeggen, dat van het drieledig menu, dat de Vereeniging voor de staathuishoudkunde en de statistiek zyn leden vooizette, mr Van Houten de soep, mr Krabbe den hoofdschotel en mr Van Nierop het nagerecht bereidde." (Zw. Crt.) NEOERLANDSCHEN BAKKERSBOND. Op de Woensdag te Rotteidam door den Nederlandschen Brood- Koek- en Banketbakkers- bond gehouden vergadering uitte de voorzitter in zijne openingstoespraak zijn leedwezen dat vele vakgenooten zich nog niet by den Bond hadden aangesloten. Uit het jaarverslag bleek, dat het ledental en het aantal afdeelingen zijn vermeerderd, hoewel de afdeeling Sliedrecht wegens gebrek deelneming werd ontbonden, en thans be draagt 1050 leden en 39 buitengewone leden. Herinnerd werd aan het uitkeeringsfonds bij overlijden, waarvan iedere meester-bakker, die lid van den Bond is, lid kan zijn. De geldmiddelen van den Bond verkeeren in een niet al te rooskleurigen toestand. De rekening en verantwoording van de Bakkers-Bondscourant sloot met een nadeelig saldo van f 636.39, zoodat dringend werd aan bevolen de contributie te verhoogen. Het hoofdbestuur stelde voor die te verhoogen met 1 en te brengen op f 2.50, waarvoor leden dan wekelijks de Bakkerscourant zouden ontvangen. Na langdurige discussie werd dit voorstel met 44 tegen 16 stemmen verworpen. De volgende algemeene vergadering zal in Zutphen worden gehouden. De heeren H. C. Funke en I. van Muyden, die aan de beurt van aftreding waren als ledou van het bestuur en verklaard hadden niet meer in aanmerking te willen konten, wegens het verwerpen van het voorstel van het hoofdbe stuur tot verhooging der contributie ondanks allerlei pogingen om hen op dit besluit te doen terugkomen werden met overgroote meer derheid herkozen. Beiden verklaarden de herbenoeming in over* weging te zullen houden. Na afdoening van enkele zaken van huishou- delijken aard, stelde de heer Gantpoort voor, dat het hoofdbestuur zal overwegen in hoever op de kosten van de Bakkerscourant kan wor den bezuinigd; daarna zou kunnen blijken of de contributie al dan niet verhoogd moet wor den. Dat voorstel werd bij acclamatie aan genomen. A T J E H. De correspondent te Batavia van de N. R. Ct. seiude Donderdag De telegraphische gemeenschap tusechen Kota Radja en Medan is verstoord. Den 4en Augustus trok het 3e bataljon naar Mampreh. Het ontmoette geen tegenstand. Het 6e en 2e bataljon met cavalerie trekken naar den pas van het zuidergebergte op weg uaar TaDgseh, om Toekoe Oemar en zijn familie te zoeken. Onze troepen bezetten Tjot Geuëh. BENOEMlAGtA ENZ. By kon. besluit is aan G. Jordens, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als notaris te Enschedé. De ministers van justitie en van waterstaat erleenen de volgende week geen audiëntie. UIT STAD EN V'ROVINCIE. Wanneer men in deze dagen de winkel straten doorwandelt, dan behoeft men lang geen scherp opmerker te wezen, om te ervaren dat de inhuldiging van Koningin Wilhelmina een welkome gelegenheid is geweest voor iu- dustrieelen en winkeliers, om alle daarvoor ge schikte en een massa daarvoor zeer ongeschikte zaken tot „kroningsartikelen" te stempelen. Die op te noemen is onnoodigieder onzer lezers kan, dat verlangende, zelf wel een lange lysfi ervan aanleggen. Bij de meeste dier artikelen moet op de eene of andere wyze het portret van Hare Majesteit dienst doen en schilders, beeldbouwers, teeke naars, photografen enz. hebben hun kunst ter beschikking gesteld van de ny verheid, door de beeltenis der Koningin te reproduceeren, waarbij velen hunner zeer mooi, artistiek werk geleverd hebben. Maar helaas! Ook niet kunstenaars, en die wel het meest, hebben zich te werk gezet en de markt overvoerd met portretten, bustes, medailles, prentverbeeldingen enz., die een schan de zijn voor de vervaardigers en een beleedi- ging voor haar die zij heeten voor te stellen, 't Is gewoon weg een gruwel, wat men op dat gebied ziet. Daarom mag het een verademing heeten, als men werkelijk iets goeds kan bewonderen; en hiertoe is thans gelegenheid in het nieuwe magazijn van den heer Jacq. Frank, in de Lange Delft alhier. Deze etaleert een bronzen buste van de Ko ningin, die werkeiyk een kunstwerk mag ge noemd worden en in den handel gebracht wordt door de Société des Bronzes te Amsterdam. De buste is naar het leven vervaardigd door den jeugdigen, te vroeg ontslapen, voor de kunst zooveel belovenden beeldhouwer Joh. Wortman. Zij is zeer artistiek behandeld, uitstekend ge lijkend, in alle opzichten een kunstwerkH. M. de Koningin-Regentes kocht een dezer bustes aan. Goedkoop zijn de bustes niet, maar zy, wier middelen het toelaten zich er een aan te schaf fen, verzekeren zich een kunstschat, die, meer en beter dan eenig ander werk, een blijvende herinnering zal zijn aan het aanvaarden der regeering door Koningin Wilhelmina. Wie de middelen niet bezit om zulk een buste te koopen, ga haar toch zien. Daardoor geniet men van den aanblik van iets waariyk schoons, ontwikkelt zyn zin voor kunst en leert ongemerkt ook hierin het kaf van het koren onderscheiden. Op het Molenwater alhier is men druk bezig met de werkzaamheden voor de gasillu- minatie. Vooral het plein rond de muziektent zalryk worden verlicht, verder een gedeelte van de laan in de richting naar den krnidtuiD, terwijl in het grasveld voor perceel 1725 een groote gasfontein wordt opgericht. Ook op de Loskade is men met de voorbe reiding bezig.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1