bTOenlaM
DE OORLOG.
FEUILLETON.
aftrek of uitzondering aan Turkije worden uit
betaald. Alleen door dit buiten kijf te stellen
kon indertijd Turkije bewogen worden reeds
vóór den bepaalden tijd bet Grieksche gebied
te ontruimen. Als Frankrijk nu toch, tegen deze
overeenkomst in, op de speciaal voor Turkije
bestemde sommen voor een deel beslag legt.
dan is dit geen daad van recht, maar een van
macht, zegt het blad.
Turkije is te zwak, dan dat het zich met
goed gevolg tegen deze daad zou kunnen ver
zetten, en ook zullen hoogst waarschijnlijk de
mogendheden niet over deze zaak met Frank
rijk gaan strijden, doch dit land geeft niette
min een slecht voorbeeld en als te eeniger
tijd Turkije zijne verplichtingen tegenover
Fransche schuldeischers niet mocht nakomen,
dan kon de Turk zich er op beroepen, dat ook
Frankrijk eenmaal de door dit land ondertee-
kende verplichtingen niet is nagekomen.
Eindelijk merkt het blad nog op, dat Frank
rijk bij een al te brutaal optreden tegen Tur
kije licht in botsing zou kunnen komen met
mogendheden, wier wenschen op het punt van
buitenlandache zaken voor toongevend golden.
Ook om deze reden zal het geval wel geen oor
zaak worden van ernstige verwikkelingen.
Beknopte Mededeelingen.
Te Pargs heeft een nieuwe huiszoeking
plaats gehad, en wel bij den heer Dncasse,
den secretaris van mejuffrouw Blanche Com-
minges. Er werden vele papieren in beslag
genomen. Het onderzoek duurde van 's mid
dags 4 tot 's avondB 11 uur, en had plaats op
last van den rechter van instructie in de zaak-
Picquart.
Er is besloten dat Picquart, Esterhazy en
madame Pays onder geleide van politie naar
Versailles zullen gaan om in de zaak-Zo la te
worden gehoord.
Van de vele geruchten, welke wij Zater
dag in de Fransche bladen vonden, was er éón
dat ons niet onwaarschijnlijk voorkwam en
daarom werd overgenomen. Maar het bleek,
dat ook dit onjuist was. Generaal Zurlinden
heeft zich niet beklaagd over het arresteeren
van een officier door de burgerlijke justitie.
Het schijnt dat in deze geen vaste regel be
staat; tenminste beide partijen beroepen zich
op precedenten,waarin verschillend gehandeld is.
Trarieux heeft de Jour aangeklaagd
wegens een beleedigend artikel, waarin o. a.
beweerd werd, dat hg Dinsdag alle leden van
het syndicaat te dineer en heeft gehad. Alleen
Picquart was, gelijk men weet, zijn gast.
De Siècle heeft het plan tot het aanplak
ken van stukken gewijzigd en zal de brieven
van Demange weglaten. De gelden voor het
aanplakken blijven vloeien.
Gelijk het te verwachten, was hebben ook
de vertegenwoordigers van het groot-grondbezit
graaf Thun medegedeeld, dat intrekking der
taalverordening eerste voorwaarde is voor den
terugkeer van geregelde parlementaire toe
standen.
De ongunstige berichten over den toe
stand van den Paus worden tegengesproken.
Cyprus moet, ondanks den afstand aan
Engeland, nog steeds een jaarlgksche schatting
aan den Sultan betalen.
Thans is een overeenkomst getroffen, waarbij
de schatting der eerstvolgende jaren na aftrek
van rente, contant wordt uitgekeerd, zoodat
700.000 pd. st. beschikbaar is. Dit bedrag
wordt grootendeels besteed tot uitbreiding van
de Turksche vloot op de Engelsche werven.
In Swaziland keert de rust terug. De
moeder van den koning is met het bestuur
belast. Generaal Joubert is van Bremersdorp
teruggekeerd.
De capitulatie van Santiago.
Als de Spaanache regeering niet berucht was
om de brutale leugens, welke zij verspreidt,
dan zou men geneigd zijn geweest geloof te
hechten aan haar mededeelingen betreffende
Santiago. Want, in orde was het niet met de
capitulatie.
Generaal Toral had de algemeene voorwaar
den goedgekeurd. Maar bij de onderhandelin
gen over de details hokte het.
Hoe het precies toeging weten wij niet,
maar er was, vreemd genoeg, voor de Span
jaarden een achterdeurtje open gebleven, waar
van de bevelhebber maar al te gaarne gebruik
maakte. Immers na de eigenlijke capitulatie
bleek hem, dat de vijand zeer te lijden had
door de gele koortsdat de regeering, vooral
generaal Blanco, zeer ontstemd was over de
capitulatie en sprak van een krijgsraad, terwijl
eindelijk de onderbevelhebbers van generaal
Blanco een wenk moeten hebben gekregen, de
wapens niet neer te leggen.
Maar daarin ia nu verandering gekomen. De
Spaansche troepen hebben zich overgegeven,
de baai van Santiago is open, en de Ameri-
kaansehe vloot is binneugestoomd en ligt voor
de stad.
De voorwaarden der capitulatie van Santiago
omvatten alle troepen en al het krijgsmateri*
aal binnen het gebied waarover de capitulatie
loopt. De Vereenigde Staten verbinden zich
om zoo spoedig mogelijk alle Spaansche troe
pen uit het gebied in kwestie naar Spanje te
vervoeren. De troepen zullen zich zooveel
mogelijk nabij het garnizoen, waar zy thans
liggen, iuachepen, de Spaansche officieren zul
len hun wapenen behouden, de onderofficieren
en soldaten alles wat hun persoonlijk toebe
hoort. De Spaansche commandant wordt ge
machtigd de militaire archieven mede te nemen
van het district dat aan de Amerikanen is
overgegeven. Wat de vrijwilligers, de onder
de wapenen geroepenen en de vrij scharen be
treft, zij kunnen als zij willen in Cuba blijven
en worden op hun eerewoord vrijgelaten, maar
zij moeten hun wapenen afgeven. De Spaansche
troepen zullen met krijgseer Santiago verlaten
en zullen hun wapenen op een afgesproken
plaats ter beschikking stellen van de Ameri
kanen.
Er is overeengekomen, dat de Amerikaansche
commissarissen aan hunne regeering zullen
vragen, of de Spaansche soldaten de wapenen,
die zij met zooveel dapperheid gehanteerd
hebbeB, mogen medenemen naar Spanje. Door
deze bepaling staat de kwestie van de terug
gave der wapenen geheel aan de Amerikaansche
regeering.
Het garnizoen is daarop Zondag ochtend te
9 uur uit de verschansingen gelrokken naar de
Iiniën, waar elk regiment zijn wapenen aflegde.
Terzelfder tijd werd de Spaansche vlag neer
gehaald en de Amerikaansche iu de plaats
daarvan geheschen.
Dat de Amerikanen het uiterste zouden
vragen was niet te verwachten, want de ge
zondheidstoestand werd voortdurend slechter
door de gele koorts. Maar ook de Spanjaarden
hebben daardoor veel te lijden. Een te Ports
mouth (New-Hampshire) aangekomen transport
krijgsgevangenen telde vele lijders aan kwaad
aardige koorts, welke voor gele koorts werd
gehouden. Men zit er daarom in Amerika
in met deze gevangenen.
Bovendien vraagt men zich af, of de Spaan
sche regeering nu wel bereid zal zijn het gar
nizoen van Santiago in Spanje toe te laten. In
een tijd waarin alles wordt gedaan om bronnen
van besmetting te isoleeren, zou het al een
zeer vreemd iets zijn, als werd toegelaten dat
een 15000 (volgens anderen zelfs 24000) uit
geteerde, slecht verzorgde mannen uit een be
smette omgeving naar Europa werden over
gebracht. De Europeesche reeders weigeren
reeds hun booten voor dit transport beschik
baar te stellen en de Yankee's vragen wat
zij willen, want de vurige vaderlandsliefde
doodt deu handelsgeest niet.
IN SPANJE.
De afkondiging van den kleinen staat van be
legd heeft niet dien indruk gemaakt, welken men
er in den vreemde van verwachtte, en de maat
regel schijnt niet eens de vrees te hebben
gewekt, dat bijzondere omstandigheden er
aanleiding toe gaven.
Toch hoort men uit vele plaatsen, vooral
uit het Noorden, druk spreken over CarHsti-
sche woelingen, en het schijnt dat Don Carlos
zelf slechts op het sluiten van een nadeoligen
vrede wacht om zgn slag te slaan.
De organisatie der Carlisten is gereed, zoo
meldt men uit Madrid. In alle steden hebben
zij hunne vertegenwoordigers, en de geestelijk
heid ten platten lande stoort zich weinig aan
de staatkundige gedragslijn, door den Paus en
de bisschoppen voorgeschreven, vooral niet in
de Baskische provinciën, Navarra, Catalonië
en Valencia. Daar vormt de geestelijkheid
den machtigste» steun voor de beweging, welke
slechts op een woord van don Carlos wacht.
Generaal Weyler zou de aangewezen leider
der beweging zijn.
Een groot voordeel voor elke beweging van
dien aard is, de ontevredenheid van het leger,
dat werkeloos moet toezien, dat Spanje keer
op keer geslagen wordt en zijn koloniën ver
liest.
Veel zegt het daarom niet, als wij in een te
legram uit Madrid lezen, dat de regeering over
'200.000 man beschikt.
Sagasta acht het binnenlandsch gevaar ech
ter niet zoo groot als het buitenlandsehe, en
blijft daarom ijverig streven naar den vrede.
Amerika werkt dat streven in de hand door
steeds meer los te laten over de aanstaande
overbrenging van den strijd naar de Spaan
sche kust. Inderdaad is daarvoor op dit
oogenblik een zeer groote scheepsmacht be
schikbaar, en daarbij natuurlijk de beste sche
pen van de Amerikaansche marine.
Maar men houde het ons ten goede, dat er
moer moet gebeuren eer wij gelooven dat de
Amerikanen van woorden tot daden overgaan.
Te Madrid beweert men reeds dat het es
kader Zaterdag of Zondag vertrokken is. Het
zou in drie dagen de Canarische eilanden kun
nen bereiken en iu het midden der volgende
week voor een der Spaansche havens kunnen
zijn.
De Duitsche pers waarschuwt Spanje dat
het niet moet gaan meenen, dat het kan reke
nen op steun van Duitsche zijde. Een waar
schuwing welke niet overbodig is, nu een
Duitach oorlogsschip wat te ver is gegaan.
Veel waarde hechten wij niet aan dat inci
dent. Men wist dat Dnitschland niet vrij is
van voorkeur; men wist dat het op dePhilippijnen
zekere belangen zijner onderdanen wil bescher
men, maar men weet evenwel dat Duitschland
om de Philippijnen geen oorlog met de Ver
eenigde Staten zal beginnen.
Zola's jongste briel
Onze ruimte verbiedt natuurlijk Zola's jong-
sten brief in zijn geheel te vertalen.
Trouwens, de ware belangstellenden zullen
er toch de voorkeur aan geven het stuk in
het oorspronkelijk te lezen, en tevens te ge
nieten van de krachtige taal, zich kenmer
kende door kwalijk ingehouden verontwaardi
ging en bijtenden spot.
Daarom zullen wij ons bepalen tot een
zwakke poging enkele deelen van dat mach-
tige woord weer te geven.
Een der belangwekkendste passages lijkt
ons die, waarin Zola het onderzoek van Ca-
vaignac hekelt.
„Laat ons zien, mijnheer Brisson, welke be
spottelijke comedie dat onderzoek was dat gij
daar nebt toegestaan! Wij hadden mogen
verwachten dat het dossier in den ministerraad
zou worden gebracht, en dat ge daar met u
allen aan het onderzoeken zoudt gaan, met al
uw verstandelijke vermogens, de een den an
der voorlichtende, besprekende de stokken,
zooals zij moeten besproken worden, weten
schappelijk. Maar niets daarvan het blijkt
duidelijk uit bet resultaat, dat geen enkel
onderzoek heeft plaats gehad, dat geen ernstige
bespreking kan zijn gehouden, dat alles zich
beperkt heeft tot koortsachtig zoeken in het
dossier, niet naar de waarheid, maar alleen
naar de stukken die het best de waarheid
bestrijden konden, door indruk te maken op
de eenvoudigen van geest. Zij is bekend, die
manier van een dossier te bestudeeren, om
er uit te halen wat, zoo goed en kwaad als
't gaat, als overtuiging kan dienen, die van
te voren onwrikbaar is vastgesteld. Dat is niet
het bijbrengen van bewijzen voor een over
tuiging die betwist wordt, het is niets anders
dan de stijfhoofdigheid van een man, geplaatst
in zoodanige omstandigheden van persoonlij
ken geestestoestand en de meeningen van zijn
omgeving, dat zijn verklaringen, historisch,
geen waarde hebben.
„En ziet ook eens aan, welk een erbarmelijk
resultaatWatHebt gij niet meer gevonden
dan dat? En als gij niet anders gevonden hebt
dan dat, in uw woedende begeerte om ons te
overtuigen, dan moet er wel niets anders
wezen dat ge van den bodem van uw zak te
voorschijn kunt halen. Maar we kenden ze, uw
drie stukken, wij kenden vooral dat eene, dat
men met zooveel ophef heeft te voorschijn ge
bracht voor het hof van assisben, en dat is wel
de meest onbeschaamde, de meeste grove valsch-
heid, waardoor alleen argeloozen kunnen gefopt
worden. Wanneer ik eraan denk, dat een gene
raal met allen ernst deze monumentale mysti
ficatie is komen voorlezen aan een jury, dat er
een minister van oorlog kon worden gevonden
om haar nog eeDs voor te lezen aan de afge
vaardigden, en aigevaardigden om haar te doen
aanplakken in alle gemeenten van Frankrijk,
blijf ik er verstomd van staan kijken. Ik ge
loof niet dat er ooit iets dwazers sporen inde
geschiedenis zal nalaten. En werkelijk vraag
ik mij af, tot welken staat van geestelijke af
dwaling do hartstocht zekere menschen, die on
getwijfeld niet dommer zijn dan anderen, kan
brengen, om ook maar het minste geloof te
slaan aan een stuk, dat den schijn heeft het
voorwerp te zijn van een weddenschap, aange
gaan door een falsaris, die begon de wereld
om den tuin te leiden.
„Gij zult wel begrijpen, dat ik de beide an
dere overgelegde stukken niet zal gaan bestrij
den. Men heeft daar genoeg van, genoeg van
aan te toonen dat zij op Dreyfuss geen be
trekking kunnen hebben.
Verder spreekt Zola als volgt over het oor
deel van het buitenland:
„Maar wat ik u kan verzekeren is, dat gij
onze regeering ten zeerste bespottelijk maakt.
Men heeft mij verteld, dat Donderdag de di
plomatieke tribune ledig gebleven was. Ik wil
wel gelooven, dat geen enkel diplomaat zijn
ernst had kunnen bewaren bij het voorlezen
van de drie fameuse stukben. En meenniet dat
onze vijand Duitschland de eenige is die er
pleizier over heeft. Onze groote bondgenoot
Rusland, zeer wel op (le hoogte vau de zaak,
zeer wel ingelicht en beslist overtuigd van de
onschuld van Dreyfuss, mocht ons wel den
dienst bewijzen van u te vertellen wat Europa
van ons denkt. Wellicht zoudt ge luisteren
naar haar onze hoogmachtige vriendin. Praat
daar eens over met uwen minister van buiten
landsehe zaken
Verder over de vervolging en de gevangen
neming van kolonel Picquart:
„Laat hij (do minister van buitenlandsehe
zaken) u ook zeggen met welke nieuwe glorie
de buitengewone vervolging van den luitenant-
kolonel Picquart den goeden naam van Fran
krijk in het buitenland doet schitteren. Een
rechtvaardig man vraagt u eerbiediglijk om
licht te doen schijnen, en gij beantwoordt hem
met een proces op grond van een oude beschul
diging, waarvan de onlangs voor het Hof'van
Assises gevoerde debatten de ongerijmdheid
hebben bewezen. „„Gij hindert mijik ruim
u uit den weg."" Dat wordt een verschrikke
lijke klucht, en ik geloof dat er in de geschie
denis geen brutaler voorbeeld is van schijn
heilige ongerechtigheid.
Dan over de beweerde bekentenissen van
Dreyfuss
„De bekentenis van Dreyfuss, groote God!
Gij weet dus niets van deze tragische geschie
denis? Gij kont dus niet het ware verhaal
van zijn verbanning, van zijn degradatie En
zijn brieven, hebt ge dan niet zijn brieven ge
lezen? Zij zijn bewonderenswaardig. Jk ken
geen verhevener, geen welsprekender bladzij
den. Zij zijn het verhevene in de smart, en
later zullen zij blijven als een onvergankelijk
monument, wanneer onze werken, van ons
schrijvers, wellicht in de vergetelheid zijn ver
zonken want zij zijn de smartkreet zelf, alle
menschelijk lijden bijeen. De man, die deze brie
ven geschreven heeft, kan geen schuldige zijn.
Lees ze, mijnheer Brisson, lees ze op een avond
met do uwen, aan den huiselijkcn haard. Go
zult baden in tranen.
„En men komt ons werkelijk aandragen met
bekentenissen van Dreyfuss, van dien ongeluk
kige, die nooit heeft opgehouden zijn onschuld
uit te brullenMen zoekt in weifelende
herinneringen van menschen die zich twintig
maal hebben tegengesproken, men brengt
blaadjes van zakboekjes tevoorschijn die geen
enkel bewijs van oorsprong hebben, brieyen
die door andere brieven worden tegengespro
ken Getuigenissen in tegengestelden zin wor
den van alle zijden aangeboden, men wil ze
niet hooren. En er is niets wettigs aanwezig,
geen proces-verbaal, geteekend door de schul
dige, nauwelijks praatjes die in de lucht han
gen de beweerde bekentenissen zijn niets,
dingen die niet bestaan, die geen rechtbank
zou aanvaarden
Waarom ze dan in het volle daglicht ge
bracht, waarom ze dan met grooten ophef ten
toon gespreid? O, dat is een afschuwelijk be
leid, een verschrikkelijke berekening, om deze
gemakkelijke overtuiging het kleine volk, den
eenvozudigen van geest voor te werpen. Wan
neer ij uw aanplakbiljetten gelezen hebben,
nietwaar hoopt gij dat al die nederigen van
stad en land met u zullen zijn. En volgens u
zal alles afgeloopen zijn, het monsterachtige
onrecht zal voleindigd zijn.
„Weet ge wel, mijnheer Brisson, dat een
dergelijke manoeuvre verfoeilijk is? Ik tartu
een rechtschapen man te vinden, die daar niet
van gruwt, de handen bevend van toorn en
verontwaardiging. Er is daar ginder, in de
ergste kwelling, een uitzouderingskwelling
even onwettig als het vonnis dat haar heeft op
gelegd, er is daar een ellendige, die altijd zijn
onschuld uitgeschreeuwd heeft. En men laat
hem heel kalm de misdaad bekennen, die hij
niet begaan heeft; men bedient zich van die
beweerde bekentenis om hem nog nauwer in
zgn cel in te metselen. Maar hij leeft, hij kan
u nog antwoorden, gelukkig voor u, want den
dag waarop hij dood zal zijn, zal uw misdaad
onberstelbaar wordenen terwijl hg leeft,
kunt gij hem ondervragen, nogmaals den kreet
van ziju onschuld hooren. Neen! het is zoo
eenvoudig te zéggen, dat hij alles bekend heeft,
dat op te dringen aan het volk, terwijl de
ongelukkige aan de winden der zee zijn eeuwige
klacht, zijn oneindigen kreet naar waarheid en
recht, toevertrouwt. Ik kon niets lagers, niets
laffers.
En aan het slot, na te hebben gewezen op
zooveler eerzucht:
„Laat zien, hoeveien zijn er onder u die
streven naar het presidentschap der republiek
Allen, niet waar Gij beschouwt elkander
allen met steelsgewijzén blik, gij meeut allen
uw zaken te doen op een betere wijze dan de
anderen, deze door voorzichtigheid, die door
populariteit, een ander weer door strengheid.
En gij maakt mij aan bet lachen, want niet
een van u schijnt er kijk op te hebben dat
over drie jaar de staatsman, die bet Elysêe zal
binnengaan wezen zal hij, die bij ons de ver
eering van waarheid en recht zal hebben
hersteld door herziening van het proces Dreyfuss
te brengen.
„Geloof mij, dichters zijn een weinigje zie
ners. Binnen drie jaar zal Frankrijk niet
meer Frankrijk zijn, Frankrijk zal dood wezen,
of wij zullen op den presidentszetel hebben deu
politieken leider, den rechtvaardigen en ver-
standigen minister, die de natie tot vrede zal
Vergaderlngeu, Cioueerten enz.
Middelburg.
D o n d e r d. 21 Juli. Zomerconcert. Schutters'
hof 78/« u.
Zondag 24 Juli. Concert Schuttersh.u. 77a
Ylisslngen.
Dinsdag en volg. dagen Tooneelvoorstel-
ling. Schouwburg-Stofko-
per 8 n.
Algemeen Overzicht.
Sneller dan het zich liet aanzien, treedt de
opstand in China op den voorgrond.
Wel kan de Fransche regeering nog door de
Agence Havas wereldkundig doen maken, dat
de opstand nog alleen in de beide provinciën
Kwang woedt. Maar de beteekenis van den
strijd is veel erger dan men eerst meende.
Zoo min als andere landen, welke tot een
vroeger tijdperk van beschaving behooren, is
China ontkomen aan den invloed van bet Wes
ten. En een gedeelte van het jeugdig China
was natuurlijk het eerst bereid, de nieuwe
denkbeelden te omhelzen, en te streven naar
een vervanging der voorvaderlijke zeden dooi
de Westersche beschaving.
Dat de regeering, en alles wat voor het be
houd van het oude ijvert, dat optreden van
Jong-China met leedwezen ziet, is voor 17»
jaar gebleken.
Toen werd de leider van den tegen woord i-
gen opstand te Londen opgebracht e» iu de
Chineesehe ambassade opgesloten; een incident
dat door de openbare meening hoog werd op
genomen. Thans is deze docter het hoofd van
den opstand welke wijd vertakt is. In vele
deelen van China vereenigt het Jonge China
zich om de broeders te steunen. Maar nog
•belangrgker is de mededeeling dat de opstand
door Engelschen en Japanneezen wordt ge
steund, wel niet door de regeeringen, maar
dan toch door hen die in betrekking tot de
officieele wereld staan.
Of dit met goedkeuring van de regeering te
Londen plaats beeft, is niet bekend. Men weet
alleen dat de opstand allerminst in overeen
stemming is met den bekenden grondslag der
Britsche politiek in het Yerre Oosten.
Maar niemand die er zich over verbazen zou
als de Britsche regeering, een beteren weg
ziende dan de handhaving van de eenheid van
China, een beweging steunt, welke lijnrecht
daartegen is gericht.
Aan Frankrijk komt de opstand het minst
gelegen. Het moge waar zijn, wat Ilavas
mededeelt,, dat het gevaar tot de beide grens
provincies is beperkt, en niet de grens over
schrijdt, men weet eveneens dat het juist de
provincies Kwang zijn, waar Frankrijk com
pensatie zou erlangen voor de voordeelen,
welke China aan verschillende Europeesche
Mogendheden heeft toegestaan.
Dat men iu Frankrijk uiet geheel gerust ia,
blijkt uit het bijzonder krachtig optreden van
den Franschen consul te Shangaï. DeChinee-
sehe regeering had eenige landerijen bezet,
welke tot de Fransche nederzetting in Shangai
behoorden, en weigerde ondanks allen aandrang,
deze te verlaten.
De consul riep toen de hulp in van de
kanonneerboot Eclaireur. De commandant
van dit vaartuig zette daarop 75 man met
twee veldstukjcs aan wal, om bedoeld gebied
te bezetten.
De correspondent van de Fr. Z.s de bekende
dr Goldman, die dit mededeelt, voegt er bij
dat het ingrijpen van den consul algemeen een
goeden indruk heeft gemaakt.
Anders oordeelt de Köbi Z. over een optre
den van Frankrijk in het Oosten, waar ook is
ingegrepen toen de Porte den Franschen ont
hield wat hun toekwam.
Gelijk wij reeds mededeelden, heeft Frankrijk
meermalen bij de Porte aangedrongen op ver
goeding voor door Fransche onderdanen gele
den schade, naar aanleiding van do Armeensche
onlüsten. Nu de Porte zich daartoe niet ge
negen toont, wil Frankrijk bij de Ottomaansche
Bank beBlag leggen op den laatsten termijn
van de Grieksche oorlogsschatting.
Het spreekt vanzelf, zegt de Köhi Z., dat
Frankrijk genoeg invloed op de Ottomaansche
Bank bezit, om dit te bewerkstelligen, maar
of dit land daartoe het recht heeft, valt zeer
te betwijfelen.
Volgens de iuternationale overeenkomsten
die ook door Frankrijk onderteekend zijD, moet
de Grieksche oorlogschatting zonder eenigen
DE DUIVELSKERS.
Uit het Duitsch.
VAN
HANS HOFFMANN.
Zoo zat ik dan weldra in de nachtelijke
stilte en genoot van mijn zeer goed uitgeval
len bowl en ik moest bekennen dat het ver
smade prieel voor dit doel zeer geschikt was.
Als de klimop het reeds bedekt had, zou de
stiklucht er niet uit te houden geweest zijn,
terwijl nu de frissche lucht er van alle kanten
doorheen kon waaien. En wat was het mooi,
toen de prachtige sterrenhemel door de dwars-
latten heen blonkdat leerde ik heden eerst
waardeeren. Ik kwam weldra in de aange
naamste stemming, vergat alle ergernis en alle
wraakzuchtige gedachten en genoot het leven
geheel onbezorgd. Toen ik de eerste fleseh
bijna op had,- kwam de maan ook nog op, en
verlichtte met volle kracht den geheelen tuin.
Eerst onfcwaardde ik langs den grond een
fijnen nevel, die alle planten en struiken om
hulde, en, tegen de groote boomenen boschaad-
jes opkruipende, allerlei vreemdsoortige ge
daanten aannam.
Er was iets zeer phantastisch in dien voort
glijdenden, glanzigen nevel en weldra kwam
het mij voor, dat hij geheel doortrokken was
van den welriekenden geur van het Lioven-
vrouwen-bedstroo. Dat verschijnsel was geheel
nieuw voor mg en wekte allerlei aangename
gedachten bij mij op, gelukkig geen bovenna
tuurlijke bespiegelingen, waar ik niet veel
mee op heb, doch meer zwevende in een tus-
schenrijk, tusschen hemel en aarde.
Van lieverlede begon die geurige nevel
levendiger te worden en te golven, als door
korte windvlagen gedreven, die ik echter niet
voelde, en te springen en te huppelen, waarbij
de geur steeds sterker werd.
Daar trof op eens in de nachtelijke Btilte
een geluid mijn oor, een geknetter en
geritsel, dat van onderen op aan alle kanten
om mij heen begon en hoe laDger hoe hooger
steeg. En terwjjl ik angstig luisterde en on
willekeurig ook de oogen inspande, werd
ik vlak in mijn nabijheid een zeer zachte, on
ophoudelijke beweging gewaar, een gonzen en
spatten, waarvan ik den oorsprong volstrekt
niet kon nagaan. En ook dat klom al hooger
en hooger. Ik had het gaarne aan den nevel
toegeschreven, maar dat kon ik toch eigenlijk
niet goed gelooven en de overweging dat ik
met een electrische verschijning te doen
bad, voldeed ook maar half, daar alle licht-
phenomenen ontbraken.
Nu bekroop mij een zonderlinge angst, die
mij even raadselachtig was, als de zaak zelf
en die ik toch niet van mij af kon zetten,
hoeveel moeite ik mij ook gaf. Dat gevoel
nam steeds toe en drukte mijne zenuwen meer
en meer, naarmate het gonzen en knetteren en
dwarrelen voor oogen en ooren toenam en
steeds hooger klom. Mijne oogen gingen zulk
een pijn doen, dat ik ze moest sluiten, maar
nu werd de angst zoo hevig, dat ik het niet
kon uithouden en schielijk weer om mij heen
keek. Daar bespeurde ik dat de sterren boven
mij niet meer helder flonkerden, maar slechts
als doffe lichtjes, door een fiju weefsel zicht
baar waren.
Ik wilde opspringen, om buiten het prieel
dit zonderlinge sehouwspel gade te slaan, maar
ik was als verlamd aan ledematen en kon geen
band uitsteken.
Intusschen nam hot geruiseh en gesis steeds toe
en ik ontdekte met klimmenden angst dat het
hoe langer hoe donkerder om mij heen werd en
dat ik boven mij zelfs niet meer het flauwste
schijnsel van een ster kon ontdekken. Eindelijk
verleende de angst mij dan toch de kracht om
mij op te richten en te bewegen. Ik greep in
mijn zak, nam mijn lucifersdoosje en trachtte
er een af te strijken, maar dat mislukte geheel
er wilde geen enkel stokje aangaan en eindelijk
merkte ik dat zij allemaal vochtig waren. Het
was nu zóo donker, dat ik letterlijk geen hand
voor oogen zien kon. Alom heersehte volsla
gen, ondoordringbare duisternis. Geheel bezweet
zonk ik weer op de bank neer en was op het
punt van in tranen uit te barsten; doch snel
nam ik een teug uit mijn glas, dat ik geluk
kig op den tast vond, en dat gaf mij moed
oui op bet gevoel naar buiten te gaan. Ik
tastte aan alle kanten om mij heen, doch stiet
tot mijn groote verbazing overal tegen ranken
aan, die zoo dicht in elkaar gestrengeld waren,
dat ik er onmogelijk ergens een hand tusschen
kon krijgenhet was een even ondoordring
bare wand als een maliënkolder. Daarbij voelde
ik duidelijk dat er voortdurend beweging in dit
rankenweefsel was, en toen ik er mijn hand een
oogenblik tegen aan liet leunen, merkte ik dat
zij als door zachte buigzame lichaampjes werd
aangeraakt, als het waren omsponnen en weldra
vast ingesloten was. Vol ontzetting trok ik
haar terug en het gelukte mij nog juist, doch
niet zonder moeite om haar te bevrijden.
Thans maakte een doffe wanhoop zich van
vng meesterik zonk radeloos neerwant tra
zag ik in dat er geen redding meer mogelijk
wasbinnen enkele uren zou ik geheel door
dat razend groeiende monster omstrengeld zijn
en als door honderd slangen gewurgd worden.
Als het niet spoedig morgen werd, en er
hulp van buiten kwam opdagen. -
(jS'ht volgt.)