bTOenlaM DE OORLOG. FEUILLETON. aftrek of uitzondering aan Turkije worden uit betaald. Alleen door dit buiten kijf te stellen kon indertijd Turkije bewogen worden reeds vóór den bepaalden tijd bet Grieksche gebied te ontruimen. Als Frankrijk nu toch, tegen deze overeenkomst in, op de speciaal voor Turkije bestemde sommen voor een deel beslag legt. dan is dit geen daad van recht, maar een van macht, zegt het blad. Turkije is te zwak, dan dat het zich met goed gevolg tegen deze daad zou kunnen ver zetten, en ook zullen hoogst waarschijnlijk de mogendheden niet over deze zaak met Frank rijk gaan strijden, doch dit land geeft niette min een slecht voorbeeld en als te eeniger tijd Turkije zijne verplichtingen tegenover Fransche schuldeischers niet mocht nakomen, dan kon de Turk zich er op beroepen, dat ook Frankrijk eenmaal de door dit land ondertee- kende verplichtingen niet is nagekomen. Eindelijk merkt het blad nog op, dat Frank rijk bij een al te brutaal optreden tegen Tur kije licht in botsing zou kunnen komen met mogendheden, wier wenschen op het punt van buitenlandache zaken voor toongevend golden. Ook om deze reden zal het geval wel geen oor zaak worden van ernstige verwikkelingen. Beknopte Mededeelingen. Te Pargs heeft een nieuwe huiszoeking plaats gehad, en wel bij den heer Dncasse, den secretaris van mejuffrouw Blanche Com- minges. Er werden vele papieren in beslag genomen. Het onderzoek duurde van 's mid dags 4 tot 's avondB 11 uur, en had plaats op last van den rechter van instructie in de zaak- Picquart. Er is besloten dat Picquart, Esterhazy en madame Pays onder geleide van politie naar Versailles zullen gaan om in de zaak-Zo la te worden gehoord. Van de vele geruchten, welke wij Zater dag in de Fransche bladen vonden, was er éón dat ons niet onwaarschijnlijk voorkwam en daarom werd overgenomen. Maar het bleek, dat ook dit onjuist was. Generaal Zurlinden heeft zich niet beklaagd over het arresteeren van een officier door de burgerlijke justitie. Het schijnt dat in deze geen vaste regel be staat; tenminste beide partijen beroepen zich op precedenten,waarin verschillend gehandeld is. Trarieux heeft de Jour aangeklaagd wegens een beleedigend artikel, waarin o. a. beweerd werd, dat hg Dinsdag alle leden van het syndicaat te dineer en heeft gehad. Alleen Picquart was, gelijk men weet, zijn gast. De Siècle heeft het plan tot het aanplak ken van stukken gewijzigd en zal de brieven van Demange weglaten. De gelden voor het aanplakken blijven vloeien. Gelijk het te verwachten, was hebben ook de vertegenwoordigers van het groot-grondbezit graaf Thun medegedeeld, dat intrekking der taalverordening eerste voorwaarde is voor den terugkeer van geregelde parlementaire toe standen. De ongunstige berichten over den toe stand van den Paus worden tegengesproken. Cyprus moet, ondanks den afstand aan Engeland, nog steeds een jaarlgksche schatting aan den Sultan betalen. Thans is een overeenkomst getroffen, waarbij de schatting der eerstvolgende jaren na aftrek van rente, contant wordt uitgekeerd, zoodat 700.000 pd. st. beschikbaar is. Dit bedrag wordt grootendeels besteed tot uitbreiding van de Turksche vloot op de Engelsche werven. In Swaziland keert de rust terug. De moeder van den koning is met het bestuur belast. Generaal Joubert is van Bremersdorp teruggekeerd. De capitulatie van Santiago. Als de Spaanache regeering niet berucht was om de brutale leugens, welke zij verspreidt, dan zou men geneigd zijn geweest geloof te hechten aan haar mededeelingen betreffende Santiago. Want, in orde was het niet met de capitulatie. Generaal Toral had de algemeene voorwaar den goedgekeurd. Maar bij de onderhandelin gen over de details hokte het. Hoe het precies toeging weten wij niet, maar er was, vreemd genoeg, voor de Span jaarden een achterdeurtje open gebleven, waar van de bevelhebber maar al te gaarne gebruik maakte. Immers na de eigenlijke capitulatie bleek hem, dat de vijand zeer te lijden had door de gele koortsdat de regeering, vooral generaal Blanco, zeer ontstemd was over de capitulatie en sprak van een krijgsraad, terwijl eindelijk de onderbevelhebbers van generaal Blanco een wenk moeten hebben gekregen, de wapens niet neer te leggen. Maar daarin ia nu verandering gekomen. De Spaansche troepen hebben zich overgegeven, de baai van Santiago is open, en de Ameri- kaansehe vloot is binneugestoomd en ligt voor de stad. De voorwaarden der capitulatie van Santiago omvatten alle troepen en al het krijgsmateri* aal binnen het gebied waarover de capitulatie loopt. De Vereenigde Staten verbinden zich om zoo spoedig mogelijk alle Spaansche troe pen uit het gebied in kwestie naar Spanje te vervoeren. De troepen zullen zich zooveel mogelijk nabij het garnizoen, waar zy thans liggen, iuachepen, de Spaansche officieren zul len hun wapenen behouden, de onderofficieren en soldaten alles wat hun persoonlijk toebe hoort. De Spaansche commandant wordt ge machtigd de militaire archieven mede te nemen van het district dat aan de Amerikanen is overgegeven. Wat de vrijwilligers, de onder de wapenen geroepenen en de vrij scharen be treft, zij kunnen als zij willen in Cuba blijven en worden op hun eerewoord vrijgelaten, maar zij moeten hun wapenen afgeven. De Spaansche troepen zullen met krijgseer Santiago verlaten en zullen hun wapenen op een afgesproken plaats ter beschikking stellen van de Ameri kanen. Er is overeengekomen, dat de Amerikaansche commissarissen aan hunne regeering zullen vragen, of de Spaansche soldaten de wapenen, die zij met zooveel dapperheid gehanteerd hebbeB, mogen medenemen naar Spanje. Door deze bepaling staat de kwestie van de terug gave der wapenen geheel aan de Amerikaansche regeering. Het garnizoen is daarop Zondag ochtend te 9 uur uit de verschansingen gelrokken naar de Iiniën, waar elk regiment zijn wapenen aflegde. Terzelfder tijd werd de Spaansche vlag neer gehaald en de Amerikaansche iu de plaats daarvan geheschen. Dat de Amerikanen het uiterste zouden vragen was niet te verwachten, want de ge zondheidstoestand werd voortdurend slechter door de gele koorts. Maar ook de Spanjaarden hebben daardoor veel te lijden. Een te Ports mouth (New-Hampshire) aangekomen transport krijgsgevangenen telde vele lijders aan kwaad aardige koorts, welke voor gele koorts werd gehouden. Men zit er daarom in Amerika in met deze gevangenen. Bovendien vraagt men zich af, of de Spaan sche regeering nu wel bereid zal zijn het gar nizoen van Santiago in Spanje toe te laten. In een tijd waarin alles wordt gedaan om bronnen van besmetting te isoleeren, zou het al een zeer vreemd iets zijn, als werd toegelaten dat een 15000 (volgens anderen zelfs 24000) uit geteerde, slecht verzorgde mannen uit een be smette omgeving naar Europa werden over gebracht. De Europeesche reeders weigeren reeds hun booten voor dit transport beschik baar te stellen en de Yankee's vragen wat zij willen, want de vurige vaderlandsliefde doodt deu handelsgeest niet. IN SPANJE. De afkondiging van den kleinen staat van be legd heeft niet dien indruk gemaakt, welken men er in den vreemde van verwachtte, en de maat regel schijnt niet eens de vrees te hebben gewekt, dat bijzondere omstandigheden er aanleiding toe gaven. Toch hoort men uit vele plaatsen, vooral uit het Noorden, druk spreken over CarHsti- sche woelingen, en het schijnt dat Don Carlos zelf slechts op het sluiten van een nadeoligen vrede wacht om zgn slag te slaan. De organisatie der Carlisten is gereed, zoo meldt men uit Madrid. In alle steden hebben zij hunne vertegenwoordigers, en de geestelijk heid ten platten lande stoort zich weinig aan de staatkundige gedragslijn, door den Paus en de bisschoppen voorgeschreven, vooral niet in de Baskische provinciën, Navarra, Catalonië en Valencia. Daar vormt de geestelijkheid den machtigste» steun voor de beweging, welke slechts op een woord van don Carlos wacht. Generaal Weyler zou de aangewezen leider der beweging zijn. Een groot voordeel voor elke beweging van dien aard is, de ontevredenheid van het leger, dat werkeloos moet toezien, dat Spanje keer op keer geslagen wordt en zijn koloniën ver liest. Veel zegt het daarom niet, als wij in een te legram uit Madrid lezen, dat de regeering over '200.000 man beschikt. Sagasta acht het binnenlandsch gevaar ech ter niet zoo groot als het buitenlandsehe, en blijft daarom ijverig streven naar den vrede. Amerika werkt dat streven in de hand door steeds meer los te laten over de aanstaande overbrenging van den strijd naar de Spaan sche kust. Inderdaad is daarvoor op dit oogenblik een zeer groote scheepsmacht be schikbaar, en daarbij natuurlijk de beste sche pen van de Amerikaansche marine. Maar men houde het ons ten goede, dat er moer moet gebeuren eer wij gelooven dat de Amerikanen van woorden tot daden overgaan. Te Madrid beweert men reeds dat het es kader Zaterdag of Zondag vertrokken is. Het zou in drie dagen de Canarische eilanden kun nen bereiken en iu het midden der volgende week voor een der Spaansche havens kunnen zijn. De Duitsche pers waarschuwt Spanje dat het niet moet gaan meenen, dat het kan reke nen op steun van Duitsche zijde. Een waar schuwing welke niet overbodig is, nu een Duitach oorlogsschip wat te ver is gegaan. Veel waarde hechten wij niet aan dat inci dent. Men wist dat Dnitschland niet vrij is van voorkeur; men wist dat het op dePhilippijnen zekere belangen zijner onderdanen wil bescher men, maar men weet evenwel dat Duitschland om de Philippijnen geen oorlog met de Ver eenigde Staten zal beginnen. Zola's jongste briel Onze ruimte verbiedt natuurlijk Zola's jong- sten brief in zijn geheel te vertalen. Trouwens, de ware belangstellenden zullen er toch de voorkeur aan geven het stuk in het oorspronkelijk te lezen, en tevens te ge nieten van de krachtige taal, zich kenmer kende door kwalijk ingehouden verontwaardi ging en bijtenden spot. Daarom zullen wij ons bepalen tot een zwakke poging enkele deelen van dat mach- tige woord weer te geven. Een der belangwekkendste passages lijkt ons die, waarin Zola het onderzoek van Ca- vaignac hekelt. „Laat ons zien, mijnheer Brisson, welke be spottelijke comedie dat onderzoek was dat gij daar nebt toegestaan! Wij hadden mogen verwachten dat het dossier in den ministerraad zou worden gebracht, en dat ge daar met u allen aan het onderzoeken zoudt gaan, met al uw verstandelijke vermogens, de een den an der voorlichtende, besprekende de stokken, zooals zij moeten besproken worden, weten schappelijk. Maar niets daarvan het blijkt duidelijk uit bet resultaat, dat geen enkel onderzoek heeft plaats gehad, dat geen ernstige bespreking kan zijn gehouden, dat alles zich beperkt heeft tot koortsachtig zoeken in het dossier, niet naar de waarheid, maar alleen naar de stukken die het best de waarheid bestrijden konden, door indruk te maken op de eenvoudigen van geest. Zij is bekend, die manier van een dossier te bestudeeren, om er uit te halen wat, zoo goed en kwaad als 't gaat, als overtuiging kan dienen, die van te voren onwrikbaar is vastgesteld. Dat is niet het bijbrengen van bewijzen voor een over tuiging die betwist wordt, het is niets anders dan de stijfhoofdigheid van een man, geplaatst in zoodanige omstandigheden van persoonlij ken geestestoestand en de meeningen van zijn omgeving, dat zijn verklaringen, historisch, geen waarde hebben. „En ziet ook eens aan, welk een erbarmelijk resultaatWatHebt gij niet meer gevonden dan dat? En als gij niet anders gevonden hebt dan dat, in uw woedende begeerte om ons te overtuigen, dan moet er wel niets anders wezen dat ge van den bodem van uw zak te voorschijn kunt halen. Maar we kenden ze, uw drie stukken, wij kenden vooral dat eene, dat men met zooveel ophef heeft te voorschijn ge bracht voor het hof van assisben, en dat is wel de meest onbeschaamde, de meeste grove valsch- heid, waardoor alleen argeloozen kunnen gefopt worden. Wanneer ik eraan denk, dat een gene raal met allen ernst deze monumentale mysti ficatie is komen voorlezen aan een jury, dat er een minister van oorlog kon worden gevonden om haar nog eeDs voor te lezen aan de afge vaardigden, en aigevaardigden om haar te doen aanplakken in alle gemeenten van Frankrijk, blijf ik er verstomd van staan kijken. Ik ge loof niet dat er ooit iets dwazers sporen inde geschiedenis zal nalaten. En werkelijk vraag ik mij af, tot welken staat van geestelijke af dwaling do hartstocht zekere menschen, die on getwijfeld niet dommer zijn dan anderen, kan brengen, om ook maar het minste geloof te slaan aan een stuk, dat den schijn heeft het voorwerp te zijn van een weddenschap, aange gaan door een falsaris, die begon de wereld om den tuin te leiden. „Gij zult wel begrijpen, dat ik de beide an dere overgelegde stukken niet zal gaan bestrij den. Men heeft daar genoeg van, genoeg van aan te toonen dat zij op Dreyfuss geen be trekking kunnen hebben. Verder spreekt Zola als volgt over het oor deel van het buitenland: „Maar wat ik u kan verzekeren is, dat gij onze regeering ten zeerste bespottelijk maakt. Men heeft mij verteld, dat Donderdag de di plomatieke tribune ledig gebleven was. Ik wil wel gelooven, dat geen enkel diplomaat zijn ernst had kunnen bewaren bij het voorlezen van de drie fameuse stukben. En meenniet dat onze vijand Duitschland de eenige is die er pleizier over heeft. Onze groote bondgenoot Rusland, zeer wel op (le hoogte vau de zaak, zeer wel ingelicht en beslist overtuigd van de onschuld van Dreyfuss, mocht ons wel den dienst bewijzen van u te vertellen wat Europa van ons denkt. Wellicht zoudt ge luisteren naar haar onze hoogmachtige vriendin. Praat daar eens over met uwen minister van buiten landsehe zaken Verder over de vervolging en de gevangen neming van kolonel Picquart: „Laat hij (do minister van buitenlandsehe zaken) u ook zeggen met welke nieuwe glorie de buitengewone vervolging van den luitenant- kolonel Picquart den goeden naam van Fran krijk in het buitenland doet schitteren. Een rechtvaardig man vraagt u eerbiediglijk om licht te doen schijnen, en gij beantwoordt hem met een proces op grond van een oude beschul diging, waarvan de onlangs voor het Hof'van Assises gevoerde debatten de ongerijmdheid hebben bewezen. „„Gij hindert mijik ruim u uit den weg."" Dat wordt een verschrikke lijke klucht, en ik geloof dat er in de geschie denis geen brutaler voorbeeld is van schijn heilige ongerechtigheid. Dan over de beweerde bekentenissen van Dreyfuss „De bekentenis van Dreyfuss, groote God! Gij weet dus niets van deze tragische geschie denis? Gij kont dus niet het ware verhaal van zijn verbanning, van zijn degradatie En zijn brieven, hebt ge dan niet zijn brieven ge lezen? Zij zijn bewonderenswaardig. Jk ken geen verhevener, geen welsprekender bladzij den. Zij zijn het verhevene in de smart, en later zullen zij blijven als een onvergankelijk monument, wanneer onze werken, van ons schrijvers, wellicht in de vergetelheid zijn ver zonken want zij zijn de smartkreet zelf, alle menschelijk lijden bijeen. De man, die deze brie ven geschreven heeft, kan geen schuldige zijn. Lees ze, mijnheer Brisson, lees ze op een avond met do uwen, aan den huiselijkcn haard. Go zult baden in tranen. „En men komt ons werkelijk aandragen met bekentenissen van Dreyfuss, van dien ongeluk kige, die nooit heeft opgehouden zijn onschuld uit te brullenMen zoekt in weifelende herinneringen van menschen die zich twintig maal hebben tegengesproken, men brengt blaadjes van zakboekjes tevoorschijn die geen enkel bewijs van oorsprong hebben, brieyen die door andere brieven worden tegengespro ken Getuigenissen in tegengestelden zin wor den van alle zijden aangeboden, men wil ze niet hooren. En er is niets wettigs aanwezig, geen proces-verbaal, geteekend door de schul dige, nauwelijks praatjes die in de lucht han gen de beweerde bekentenissen zijn niets, dingen die niet bestaan, die geen rechtbank zou aanvaarden Waarom ze dan in het volle daglicht ge bracht, waarom ze dan met grooten ophef ten toon gespreid? O, dat is een afschuwelijk be leid, een verschrikkelijke berekening, om deze gemakkelijke overtuiging het kleine volk, den eenvozudigen van geest voor te werpen. Wan neer ij uw aanplakbiljetten gelezen hebben, nietwaar hoopt gij dat al die nederigen van stad en land met u zullen zijn. En volgens u zal alles afgeloopen zijn, het monsterachtige onrecht zal voleindigd zijn. „Weet ge wel, mijnheer Brisson, dat een dergelijke manoeuvre verfoeilijk is? Ik tartu een rechtschapen man te vinden, die daar niet van gruwt, de handen bevend van toorn en verontwaardiging. Er is daar ginder, in de ergste kwelling, een uitzouderingskwelling even onwettig als het vonnis dat haar heeft op gelegd, er is daar een ellendige, die altijd zijn onschuld uitgeschreeuwd heeft. En men laat hem heel kalm de misdaad bekennen, die hij niet begaan heeft; men bedient zich van die beweerde bekentenis om hem nog nauwer in zgn cel in te metselen. Maar hij leeft, hij kan u nog antwoorden, gelukkig voor u, want den dag waarop hij dood zal zijn, zal uw misdaad onberstelbaar wordenen terwijl hg leeft, kunt gij hem ondervragen, nogmaals den kreet van ziju onschuld hooren. Neen! het is zoo eenvoudig te zéggen, dat hij alles bekend heeft, dat op te dringen aan het volk, terwijl de ongelukkige aan de winden der zee zijn eeuwige klacht, zijn oneindigen kreet naar waarheid en recht, toevertrouwt. Ik kon niets lagers, niets laffers. En aan het slot, na te hebben gewezen op zooveler eerzucht: „Laat zien, hoeveien zijn er onder u die streven naar het presidentschap der republiek Allen, niet waar Gij beschouwt elkander allen met steelsgewijzén blik, gij meeut allen uw zaken te doen op een betere wijze dan de anderen, deze door voorzichtigheid, die door populariteit, een ander weer door strengheid. En gij maakt mij aan bet lachen, want niet een van u schijnt er kijk op te hebben dat over drie jaar de staatsman, die bet Elysêe zal binnengaan wezen zal hij, die bij ons de ver eering van waarheid en recht zal hebben hersteld door herziening van het proces Dreyfuss te brengen. „Geloof mij, dichters zijn een weinigje zie ners. Binnen drie jaar zal Frankrijk niet meer Frankrijk zijn, Frankrijk zal dood wezen, of wij zullen op den presidentszetel hebben deu politieken leider, den rechtvaardigen en ver- standigen minister, die de natie tot vrede zal Vergaderlngeu, Cioueerten enz. Middelburg. D o n d e r d. 21 Juli. Zomerconcert. Schutters' hof 78/« u. Zondag 24 Juli. Concert Schuttersh.u. 77a Ylisslngen. Dinsdag en volg. dagen Tooneelvoorstel- ling. Schouwburg-Stofko- per 8 n. Algemeen Overzicht. Sneller dan het zich liet aanzien, treedt de opstand in China op den voorgrond. Wel kan de Fransche regeering nog door de Agence Havas wereldkundig doen maken, dat de opstand nog alleen in de beide provinciën Kwang woedt. Maar de beteekenis van den strijd is veel erger dan men eerst meende. Zoo min als andere landen, welke tot een vroeger tijdperk van beschaving behooren, is China ontkomen aan den invloed van bet Wes ten. En een gedeelte van het jeugdig China was natuurlijk het eerst bereid, de nieuwe denkbeelden te omhelzen, en te streven naar een vervanging der voorvaderlijke zeden dooi de Westersche beschaving. Dat de regeering, en alles wat voor het be houd van het oude ijvert, dat optreden van Jong-China met leedwezen ziet, is voor 17» jaar gebleken. Toen werd de leider van den tegen woord i- gen opstand te Londen opgebracht e» iu de Chineesehe ambassade opgesloten; een incident dat door de openbare meening hoog werd op genomen. Thans is deze docter het hoofd van den opstand welke wijd vertakt is. In vele deelen van China vereenigt het Jonge China zich om de broeders te steunen. Maar nog •belangrgker is de mededeeling dat de opstand door Engelschen en Japanneezen wordt ge steund, wel niet door de regeeringen, maar dan toch door hen die in betrekking tot de officieele wereld staan. Of dit met goedkeuring van de regeering te Londen plaats beeft, is niet bekend. Men weet alleen dat de opstand allerminst in overeen stemming is met den bekenden grondslag der Britsche politiek in het Yerre Oosten. Maar niemand die er zich over verbazen zou als de Britsche regeering, een beteren weg ziende dan de handhaving van de eenheid van China, een beweging steunt, welke lijnrecht daartegen is gericht. Aan Frankrijk komt de opstand het minst gelegen. Het moge waar zijn, wat Ilavas mededeelt,, dat het gevaar tot de beide grens provincies is beperkt, en niet de grens over schrijdt, men weet eveneens dat het juist de provincies Kwang zijn, waar Frankrijk com pensatie zou erlangen voor de voordeelen, welke China aan verschillende Europeesche Mogendheden heeft toegestaan. Dat men iu Frankrijk uiet geheel gerust ia, blijkt uit het bijzonder krachtig optreden van den Franschen consul te Shangaï. DeChinee- sehe regeering had eenige landerijen bezet, welke tot de Fransche nederzetting in Shangai behoorden, en weigerde ondanks allen aandrang, deze te verlaten. De consul riep toen de hulp in van de kanonneerboot Eclaireur. De commandant van dit vaartuig zette daarop 75 man met twee veldstukjcs aan wal, om bedoeld gebied te bezetten. De correspondent van de Fr. Z.s de bekende dr Goldman, die dit mededeelt, voegt er bij dat het ingrijpen van den consul algemeen een goeden indruk heeft gemaakt. Anders oordeelt de Köbi Z. over een optre den van Frankrijk in het Oosten, waar ook is ingegrepen toen de Porte den Franschen ont hield wat hun toekwam. Gelijk wij reeds mededeelden, heeft Frankrijk meermalen bij de Porte aangedrongen op ver goeding voor door Fransche onderdanen gele den schade, naar aanleiding van do Armeensche onlüsten. Nu de Porte zich daartoe niet ge negen toont, wil Frankrijk bij de Ottomaansche Bank beBlag leggen op den laatsten termijn van de Grieksche oorlogsschatting. Het spreekt vanzelf, zegt de Köhi Z., dat Frankrijk genoeg invloed op de Ottomaansche Bank bezit, om dit te bewerkstelligen, maar of dit land daartoe het recht heeft, valt zeer te betwijfelen. Volgens de iuternationale overeenkomsten die ook door Frankrijk onderteekend zijD, moet de Grieksche oorlogschatting zonder eenigen DE DUIVELSKERS. Uit het Duitsch. VAN HANS HOFFMANN. Zoo zat ik dan weldra in de nachtelijke stilte en genoot van mijn zeer goed uitgeval len bowl en ik moest bekennen dat het ver smade prieel voor dit doel zeer geschikt was. Als de klimop het reeds bedekt had, zou de stiklucht er niet uit te houden geweest zijn, terwijl nu de frissche lucht er van alle kanten doorheen kon waaien. En wat was het mooi, toen de prachtige sterrenhemel door de dwars- latten heen blonkdat leerde ik heden eerst waardeeren. Ik kwam weldra in de aange naamste stemming, vergat alle ergernis en alle wraakzuchtige gedachten en genoot het leven geheel onbezorgd. Toen ik de eerste fleseh bijna op had,- kwam de maan ook nog op, en verlichtte met volle kracht den geheelen tuin. Eerst onfcwaardde ik langs den grond een fijnen nevel, die alle planten en struiken om hulde, en, tegen de groote boomenen boschaad- jes opkruipende, allerlei vreemdsoortige ge daanten aannam. Er was iets zeer phantastisch in dien voort glijdenden, glanzigen nevel en weldra kwam het mij voor, dat hij geheel doortrokken was van den welriekenden geur van het Lioven- vrouwen-bedstroo. Dat verschijnsel was geheel nieuw voor mg en wekte allerlei aangename gedachten bij mij op, gelukkig geen bovenna tuurlijke bespiegelingen, waar ik niet veel mee op heb, doch meer zwevende in een tus- schenrijk, tusschen hemel en aarde. Van lieverlede begon die geurige nevel levendiger te worden en te golven, als door korte windvlagen gedreven, die ik echter niet voelde, en te springen en te huppelen, waarbij de geur steeds sterker werd. Daar trof op eens in de nachtelijke Btilte een geluid mijn oor, een geknetter en geritsel, dat van onderen op aan alle kanten om mij heen begon en hoe laDger hoe hooger steeg. En terwjjl ik angstig luisterde en on willekeurig ook de oogen inspande, werd ik vlak in mijn nabijheid een zeer zachte, on ophoudelijke beweging gewaar, een gonzen en spatten, waarvan ik den oorsprong volstrekt niet kon nagaan. En ook dat klom al hooger en hooger. Ik had het gaarne aan den nevel toegeschreven, maar dat kon ik toch eigenlijk niet goed gelooven en de overweging dat ik met een electrische verschijning te doen bad, voldeed ook maar half, daar alle licht- phenomenen ontbraken. Nu bekroop mij een zonderlinge angst, die mij even raadselachtig was, als de zaak zelf en die ik toch niet van mij af kon zetten, hoeveel moeite ik mij ook gaf. Dat gevoel nam steeds toe en drukte mijne zenuwen meer en meer, naarmate het gonzen en knetteren en dwarrelen voor oogen en ooren toenam en steeds hooger klom. Mijne oogen gingen zulk een pijn doen, dat ik ze moest sluiten, maar nu werd de angst zoo hevig, dat ik het niet kon uithouden en schielijk weer om mij heen keek. Daar bespeurde ik dat de sterren boven mij niet meer helder flonkerden, maar slechts als doffe lichtjes, door een fiju weefsel zicht baar waren. Ik wilde opspringen, om buiten het prieel dit zonderlinge sehouwspel gade te slaan, maar ik was als verlamd aan ledematen en kon geen band uitsteken. Intusschen nam hot geruiseh en gesis steeds toe en ik ontdekte met klimmenden angst dat het hoe langer hoe donkerder om mij heen werd en dat ik boven mij zelfs niet meer het flauwste schijnsel van een ster kon ontdekken. Eindelijk verleende de angst mij dan toch de kracht om mij op te richten en te bewegen. Ik greep in mijn zak, nam mijn lucifersdoosje en trachtte er een af te strijken, maar dat mislukte geheel er wilde geen enkel stokje aangaan en eindelijk merkte ik dat zij allemaal vochtig waren. Het was nu zóo donker, dat ik letterlijk geen hand voor oogen zien kon. Alom heersehte volsla gen, ondoordringbare duisternis. Geheel bezweet zonk ik weer op de bank neer en was op het punt van in tranen uit te barsten; doch snel nam ik een teug uit mijn glas, dat ik geluk kig op den tast vond, en dat gaf mij moed oui op bet gevoel naar buiten te gaan. Ik tastte aan alle kanten om mij heen, doch stiet tot mijn groote verbazing overal tegen ranken aan, die zoo dicht in elkaar gestrengeld waren, dat ik er onmogelijk ergens een hand tusschen kon krijgenhet was een even ondoordring bare wand als een maliënkolder. Daarbij voelde ik duidelijk dat er voortdurend beweging in dit rankenweefsel was, en toen ik er mijn hand een oogenblik tegen aan liet leunen, merkte ik dat zij als door zachte buigzame lichaampjes werd aangeraakt, als het waren omsponnen en weldra vast ingesloten was. Vol ontzetting trok ik haar terug en het gelukte mij nog juist, doch niet zonder moeite om haar te bevrijden. Thans maakte een doffe wanhoop zich van vng meesterik zonk radeloos neerwant tra zag ik in dat er geen redding meer mogelijk wasbinnen enkele uren zou ik geheel door dat razend groeiende monster omstrengeld zijn en als door honderd slangen gewurgd worden. Als het niet spoedig morgen werd, en er hulp van buiten kwam opdagen. - (jS'ht volgt.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 3