ZITTING VAN DONDERDAG 14 JULI 1898. 71 het bij de ongelijkmatige werking van de personeele belasting niet wenschelijk de verhooging der opcenten, die nu eenmaal noodig is, alleen op de personeele be lasting te leggen. Misschien zou het voor de hand liggen het benoodigde over de 3 belastingen te ver- deelen. Maar daar de schatting van de gebouwde eigen dommen herzien wordt, moet men huiverig zijn de opcenten hierop te verhoogen en is het beter, het ge vorderde bedrag over de beide andere te verdeelen. De belasting op de ongebouwde eigendommen biedt bovendien ook nog dit voordeel, dat daarin zal wor den gedeeld door de vreemdelingen die ia Zeeland grondbezit hebben en die zoodoende iets teruggeven van betgeen zij minder betalen door de verlaging der grondbelasting, waardoor zij indertijd zeer gebaat werden. De heer Van Waesberglie Janssens. Mijn heer de voorzitter. De Staten zijn natuurljjk bevoegd het ontbrekende te vinden door de verhooging der opcenten op elke der drie categoriën (gebouwd onge bouwd personeel) dus ook zooals de heer Heijse voorstelt. Maar de heer Heijse wil blijkens zijn toe lichting, door de verhooging van de opcenten op den ongebouwden eigendom o. a. bereiken, dat vooral de vreemdelingen, die eigenaars zijn van gronden in onze provincie, meer worden getroffen. Ik geloot echter dat door het voorstel van den heer Heijse dat doel niet zal worden bereikt. Daar o. a. in het 4e en 5e district de vreemde eigenaars zorgen dat in de verpachtings-voorwaarden wordt gecondition- neerdAlle de Rijks-, Provinciale-, Gemeente-, Polder en andere lastendie onder wellce benaming ook, gedu rende den geheelen pachttermijn over het bi) deze gepachte en verpachte zoude kunnen gelieven worden, zijn voor rekening en ten laste van den pachterzonder eenige korting op de pachtsom te mogen doen. Wat mij betreft geloof ik dus, dat men volgens het voorstel-Heijse wel de pachters, maar niet de vreemde eigenaars van ongebouwde eigendommen zal treilen. Zooals in de Nota van toelichting bij de Begrooting is aangeteekend, zullen 18 opcenten op de personeele belasting, gerekend Daar de hoofdsom der kohieren over 1S97 ad 283.468,645 ongeveer f 51.020 opbrengen. Daar zal nog bij moeten ongeveer 22.000 tot dek king der geraamde uitgaven en nog een zeker bedrag voor onvoorzien. Zooals ik reeds opmerkte, zijn de Staten bevoegd het tekort te vinden op welke der drie belastingen zij willen. Dat maakt Gedeputeerde Staten niet warm, alhoewel zij de verhooging der opcenten op het perso neel het meest gewenscht achten. Een opcent grondbelasting gebouwd brengt op f 1902, wilde men nu alleen de verhooging of liever het tekort hierop vindeD, dan zouden er ten minste 13 opcenten bij moeten, zoodat deze tot 41 zouden stijgen. Een opcent grondbelasting ongebouwd brengt op 4167j er zouden er dus teD minste 6, zoo niet 6i opcenten bij moeten, zoodat deze tot 38 of 38£ zouden komen. Een opcent personeel brengt op ƒ2834; daarvan zouden er 9 noodig zijn, zoodat ze zoudeu klimmen tot 27 zooals is voorgesteld en dat komt ook mij het biliijkst en het meest wenschelijk voor. Door het tot stand komen van de nieuwe wet op het personeel is als het ware een bres geschoten in de provinciale financiën. Velen zijn daardoor ontlast, die n.en alleen weder door opcenten op het personeel kan treffen en niet door opcenten op de grondbelasting ban bereiken. En nu schijnt het mij niet billijk hen nu vrij te laten en het te kort op anderen te verhalen. Daar komt bij, dat zooals ik reeds opmerkte, op centen grondbelasting gebouwd naar verhouding weinig j opbrengen en dat, zooals ik reeds daar zoo even I zegde, wilde men het te kort daarop alleen vinden, men ze van 28 op 41 zou moeten breugen. Opcenten op ongebouwd zijn al hoog, slechts in éene provincie staan ze even hoog als in Zeeland, 32, en wel in de provincie Drenthein de andere provinciën zijn ze overal lager. Voor opcenten personeel pleit m. i. ook nog de geregelde aanwas. Om een en ander acht ik de onveranderde aanneming van het voorstel van Gedeputeerde Staten het meest gewenscht. Misschien is reeds een volgend jaar meer geld noodig o. a. voor den tram Schouwen—Dniveland, en kan het dan wellicht overwoging verdienen, bij een eventueel te kort opcenten gebouwd en ongebouwd te verhoogen. De heer Heijse. Er is in de door mij gegeven cijfers een kleine fout, waardoor het noodig is het aantal opcenten op de personeele belasting niet op 20 maar op 21 te stellen. De heer He Veer. Het geachte lid van Gedepu teerde Staten heeft zoo even gezegd, dat dit college zich over deze zaak niet warm zal maken. Maar mij laat ze allerminst koud. De kwestie is van groot be lang. Het ware zeer onbillijk om al het geld dat meer noodig is te ieggen op de personeele belasting. Ik geloof, dat van de drie belastingen waarvan hier sprake kan zijn, die op bet personeel het onbil- lijkst werkt. Bovendien zullen wanneer de opcenten op de ongebouwde eigendommen verhoogd worden, ook de vreemde grondeigenaars in die belasting deelen, en hun aantal is niet gering, waar 23 8/io van den grond in onze provincie aan vreemdelingen behoort. Nu is wel door het lid van Gedeputeerde Staten gezegd, dat de paehtcontracten meestal een bepaling inhouden welke alle mogelijke nieuwe lasten op den pachter brengt, maar ik houd zulk een bepaling voor eene van twijfelachtige verbindbaarheid. Bovendien komt zij niet altijd voor, terwijl een pachtcontract niet voor eeuwig geldt. Loopt zulk een contract af, dan zullen de pachters er bij de vernieuwing wel op bedacht zijn, zoodat de verhooging der opcenten ten slotte toch op de eigenaars neerkomt. Er is nog een reden, waarom het niet goed is den verhoogden druk op de personeele belasting alléén te leggen. Het is een feit dat deze voor een groot deel afhangt van schatters, die alleen oog hebben voor huis en meubels, en volstrekt niet altijd hetzelfde oog, waardoor deze belasting lang niet altijd drukt op hen, die het beste kunnen betalen, maar dikwijls onevenredig zwaarder op de minder gegoeden. Het geachte lid van Gedeputeerde Staten beeft nog gezegd, dat de opcenten op de ongebouwde eigen dommen in Zeeland zeer hoog zijn, hooger dan in alle andere provinciën, behalve Drente. Maar in deze laatste provincie heeft men slechts 18 opcenten op de personeele belasting en 36 op ongebouwd. Dat de opceoten op de belasting op de ongebouwde eigen dommen betrekkelijk hoog zijn is natuurlijk, want het ongebouwde eigendom heeft de meeste voordeelen van de uitgaven welke door deze provincie worden gedaan. Verre weg het grootste gedeelte van de provinciale uitgaven strekt voor ealamiteuze polders, wegsver- betering enz. Is het dus niet meer dan billijk dat, waar meer geld voor de provincie noodig is, ook het ongebouwde eigendom wat meer daarin bijdraagt, en niet alles uitsluitend gevonden worde door een ver hooging der opcenten op de personeele belasting? De heer Ijncasse. Mijnheer de voorzitter. Ik wensch mijne stem te motiveeren, die ik tegen het amendement van den beer Heijse zal uitbrengen. De provincie heft reeds zooveel opcenten op de ODge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 74