ZITTING VAN DONDERDAG 14 JULI 1898. vangers te kunnen opnemen, wordt verhooging van dezen post met f 100 voorgesteld. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Hammaelier. Aan bet onderzoek in de afdeelingen bebben deelgeno men 32 leden, waaronder 6 leden van Gedeputeerde Staten. In geene der afdeelingen bestonden tegen de voor gedragen posten bedenkiogen. De voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde Staten in dit verslag geene aanleiding vinden om wijziging te brengen in hun yoorstel. Terwijl geen der leden over het voorstel het woord wenscht te voeren wordt het voorstel met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is het algemeen verslag der afdeelingen, betreffende het voorstel van Gedepu teerde Staten omtrent de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1899, met een voorstel betreffende de heffing van opcenten op de grond- en de personeele belasting ten behoeve der provincie. Uitgaven. Hoofdstuk I. Jaarwedde der niet op de provinciale griffie in dienst der provincie werkzame ambtenaren en bedienden en vergoeding van reis- en verblijfkosten, door hen te genieten f 51.970. Hoofdstuk II. Kosten van het aanleggen en onder houden van provinciale wegen en werken 51.124. Hoofdstuk III. Kosten van het onderhond van pro vinciale eigendommen en wegens die eigendommen verschuldigde lasten 258.70. Hoofdstuk IV. Renten en aflossingen van aange gane geldleeningen 61.390. Hoofdstuk V. Kosten van het Provinciaal blad en van andere ten behoeve der provincie gedrukte stukben 5100 Hoofdstuk VI. Kosten van verpleging der arme krankzinnigen 46.000. Hoofdstuk VII. Uitgaven door bijzondere wetten aan de provincie opgelegd 109550 Hoofdstuk VIII. Andere uitgaven niet onder de vorige hoofdstukken behoorende f 126.601.30; uitgaven ter bevordering van den landbouw en de veeteelt in Zeeland f 756.30; uitgaven tot aanmoediging van voorlezingen over den landbouw en tot bevordering van bet onderwijs in den landbouw en aanverwante vakken f 300 uitgaven, voortvloeiende uit het regle ment op de keuring van dekhengsten in Zeeland 1000; crediet aan de Maatschappij tot bevordering van land bouw en veeteelt in Zeelandvoor de bevordering en aanmoediging der paardenfokkerij in die provincie f 2.350subsidie aan de Maatschappij van landbouw en veeteelt in Zeeland, voor een cursus in het hoefbeslag t 700; subsidie aan de afdeeling Zeeland van de ver- eeniging „het Nederlaudsch rundvee-stamboek" f 1.050; kosten van instandhouding van den stoombootdienst op de Wester-Schelde 20.726subsidie voor een stoombootdienst tusschen Walzoorden en Vlakeeneen wagendienst tusschen Walzoorden en Hulst 11.500; belooning van den persoon, belast met het toezicht op de uitoefening van den stoombootdienst tusschen Walzoorden en Vlake f 150subsidie aan de spoor- bootmaatsehappij te Middelburg f 24.000; subsidie aan de IJzendijksche stoomtramwegmaatschappij te IJzendijke f 3000; subsidie voor een wagendienst tusschen Tholen en St Maartensdijk f350; het uit zetten van geld op prolongatie 50.000 en uitgaven bij feestelijke gelegenheden Memorie. Hoofdstuk IX. Onvoorziene uitgaven f 3391.95s. Bijvoegsel van de Mlddelbnrgscbe courant van uiusdag 9 Augustus 1898, n°. 185. Inkomsten. Hoofdstuk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten f 53.997.04. Hoofdstuk II. Opbrengst van belastingen en hef fingen f 281.433. Daaronder behooren acht en twintig opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen 53.270. Twee en dertig opcenten op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigendommen 133.353. Zeven en twintig opcenten op de hoofdsom der belas ting op het personeel f 76.540. Hoofdstuk III. Baten en opkomsten spruitende uit voorwerpen, in eigendom aan de provincie toebehoo- rende of die door de Provinciale Staten beheerd wor den f 3.297.50. Hoofdstuk IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige baten f 66.658.41s. Hoofdstuk V. Buitengewone ontvangsten f 50.000. Het voorstel tot heffing van opcenten, ten behoeve der provincie, luidt Wij hebben de eer u hiernevens aan te bieden, een voorstel tot heffing van opcenten, ten behoeve der provincie, op de hoofdsommen van de grond- en de personeele belastingen, ter voorziening in de behoeften en uitgaven van enkel provincialen en huishoudelijken aard, voor het dienstjaar 1899. Voor zooveel de opcenten op de personeele belasting aangaat, veroorloven wij ons, te verwijzen naar de nota, gevoegd bij bet ontwerp voor de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1899. De Staten der provincie Zeeland, in aanmerking nemende, dat blijkens de begrooting van enkel provinciale en buisboudelij ke inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1899, de beffing van opcenten op de grond- en de personeele belastingen tot een bedrag van f 263.163 vereischt wordt: be s ln iten: aan de Koningin-Weduwe, Regentes, voor te dragen de heffing van respectievelijk acht en twintig en twee en dertig opcenten op de hoofdsommen der belasting op de gebouwde en op de ongebouwde eigendommen en van zeven en twintig opcenten op de hoofdsom der personeele belasting, over het jaar 1899, tot dek king der geraamde uitgaven en behoeften van enkel provincialen en huishoudelijken aard voor het dienst jaar 1899; en Hare Majesteit te verzoeken, de heffing der bedoelde opcenten de bekrachtiging der wet te doen erlangen. De nota luidt Tot toelichting der posten, onder hoofdstuk 1 artt. I, 2 en 3 en hoofdstuk II afdeeling I art. 5 der ont vangsten in de ontwerp-bbgrooting voor 1899 voor komende, zij het volgende opgemerkt. Laat men onder de uitgaven buiten rekening den post voor de verbetering van den steiger aan het Catsche veer ad 14.000, dien voor het uitzetten van kasgeld ad f 50.000 en dien voor onvoorziene uitgaven ad f 3.391.95', dan blijft voor de gewone, jaarlijks terngkeerende uitgaven een bedrag van f 387.994.00 De gewone inkomsten, met inbegrip van 28 opcenten op de hoofdsom der grond belasting op gebouwde en 32 op die op ongebouwde eigendommen, maar zonder goede sloten en zonder opcenten op de personeele belasting, zijn geraamd op 274.848.91' In het verschil ad f 113.145.08' en in een zeker bedrag voor onvoorziene uitgaven moet worden voorzien door goede sloten en door de heffing van opcenten op de personeele belasting. 18

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 72