64
ZITTING VAN DONDERDAG 14 JULI 1898.
Middelburg ten kantore van den betaalmeester en te
Amsterdam ten kantore van de Kasvereeniging.
De betaalbaarstelling en uitbetaling der verschenen
renten en van het kapitaal der aflosbaar gestelde obli
gation geschieden eveneens in Nederlandsche munt of
in papier, dat als wettig betaalmiddel i9 aangewezen,
op de in art. 2 genoemde kantoren.
Art. 13. Commissionairs in effecten genieten J/4
pCt. provisie over het hun toegewezen bedrag.
De voldoening der provisie zal plaats hebben na de af
gifte der in art. 3 bedoelde obligatiën, tegen quitantie,
waarvan het zegelrecht bomt ten laste van hen, die
de provisie genieten.
Het algemeen verslag wordt uitgebracht door
den heer Fruytier.
Aan het onderzoek in de af deelingen hebben deel
genomen 35 leden, waaronder 6 leden van Gedeputeerde
Staten.
In twee afdeelingen vereenigdeu zich al de leden
met het voorstel; in de overige afdeelingen was dat
eveneens het geval, ofschoon na de uitkomst der aan
besteding van de boot vermoedelijk voor die uitgaaf
iets minder zal benoodigd zijn.
De voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde
Staten in dit verslag geone aanleiding vinden om
wijziging te brengen in hun voorstel.
Nadat geen der leden hierover het woord wenscht
te voeren, wordt het voorstel met algemeene stem
men aangenomen.
Aan de orde is nu het voorstel van Gedeputeerde
Staten tot het toekennen eener toelage aan een
eervol ontslagen amhleuaar.
Het voorstel luidt:
De adjunct-commies der tweede klasse ter provinciale
griffie A. J. de Nood heeft zich door den toestand
zijner gezondheid genoodzaakt gezieD, uit die betrek
king eervol ontslag aan te vragen, hetwelk hem bij
ons besluit van heden no. 131 met ingang van 1
Augustus 1898 is verleend.
Met ingang van 1 October 1875 als ambtenaar ter
griffie aangesteld, was hij sedert 1 Maart 1895 werk
zaam als adjunct-commies der tweede klasse op eene
vaste bezoldiging van 885, terwijl de grondslag,
naar welken door hem voor pensioen werd bjjgedragen,
in verband met zijn aandeel in de leges op 960
was bepaald. Hij heeft thans aanspraak op een pensioen
van 346 uit 's Rijks kas.
De omstandigheden, waarin hij verkeert, in aanmer
king genomen, komt ons dit bedrag onvoldoende voor,
om behoorlijk in zijn levensonderhoud te voorzien.
Wij meenen, dat er aanleiding bestaat, om dit be
drag uit de provinciale fondsen tot 509 aan te vullen.
Gedurende zijnen geheelen diensttijd toch heeft de
heer De Nood zich doen kennen als een ijverig en
bekwaam ambtenaar, wel berekend voor het hem op
gedragen werk. Niet het minste deel daarvan werd
door hem verricht uitsluitend in het belang der Pro
vinciehij was o. m. belast met de financieele controle
over den stoombootdienst op de Wester-Schelde, welke
eene zeer groote accuratesse eischt en hem dikwijls
ook bniten de gewone bureau-uren bezig bield.
Wij vinden dan ook vrijheid, u voor te stellen, aan
A. J. de Nood, eervol ontslagen adjunct-commies der
tweede klasse ter Provinciale griffie van Zeeland uit
de provinciale fondsen tot wederopzeggings eene toe
lage van f 154 per jaar te verleenen.
De beraadslaging hierover geopend zijnde, vraagt de
heer Hammacher of het de bedoeling is het jaar-
lijksch pensioen voortdurend te verhoogen en niet eene
gratificatie toe te kennen?
De heer Siegei§. De bedoeling is om, wijl deze
ambtenaar door betrekkelijk korten diensttijd, te wei
nig pensioen ontvangt om te kunnen voorzien in de
allereerste eischen voor zijn levensonderhoud hem, tot
wederopzeggens de voorgestelde toelage te verleenen.
Misschien dat de heer De Nood weder herstelt en in
de gelegenheid komt om op andere wijze in zijn onder
hond te voorzien in dat geval zou de toelage kunnen
worden ingetrokken.
Zonder verdere discussie wordt het voorstel alsnu
met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is het algemeen verslag der
afdeelingen, betreffende het voorstel van Gedeputeerde
Staten tot wijziging der Provinciale begroo
ting voor 1838»
Het voorstel luidt:
Wij hebben de eer hierbij aan te bieden een ont-
werp-besluit tot wijziging der begrooting van deenkei
Provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven
voor het dienstjaar 1898.
Tot toelichting van dit ontwerp dient het volgende
Ad A, F en G. Zie de aan uwe vergadering gedane
voorstellen.
Ad B en C. Overeenkomstig het reglement, vastge
steld bij het besluit uwer vergadering van 11 Novem
ber 1897 no. 11.
Ad D. Verhoogd met f 8795 voor renteloos voor
schot aan den ZsaöeZZapolder benoorden Aardenbnrg,
overeenkomstig uw besluit van 11 November 1897 no. 10,
en met f 3380 voor renteloos voorschot aan den Mar-
^arel/japolder, overeenkomstig het aan u ingediende
voorstel.
Ad H. Overeenkomstig het ingediende voorstel zal
van het totaal bedrag der te sluiten leening f 14.000
bestemd worden voor de buitengewone herstelling van
den steiger aan het Catsche veer. Daar deze uitgaaf
niet uit de begrooting voor 1898 doch uit die voor
1899 zal gekweten worden, wordt voorgesteld het daar
voor bestemde bedrag toe te voegen aan den post voor
onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1898 en het,
in den vorm van beschikking op het goed slot der
rekening over dat dienstjaar, over te brengen op de
begrooting voor 1899 (zie het ingediend ontwerp).
Verder wordt deze post verhoogd met het bedrag,
noodig voor het renteloos voorschot voor dewegsver-
betering aan de gemeente Zuiddorpe, dat naar de
aanvankelijke bedoeling uit de gewone middelen zou
worden bestreden, doch volgens het thans door ons
ingediende voorstel uit de opbrengst der leening zal
worden gekweten.
Het ontwerp-besluit is van den volgenden inhoud:
De Staten van de provincie Zeeland
besluiten:
de begrooting van de enkel provinciale en huishou
delijke inkomsten en uitgaven voor den dienst 1898
vastgesteld 16 Juli 1897, gewyzigd 12 November 1897,
respectievelijk goedgekeurd bij Koninklijke besluiten
van 30 Augustus en 21 December 1S97 nos. 48 en 64,
nader te wijzigen als volgt
Inkomsten.
Hoofdstak V. Afdeeling I. A. Art. 1. De omschrij
ving wordt aldus gewijzigd: „Geldleening tot het
aanschaffen van eene nieuwe stoomboot voor den
Provincialen Wester-Scheldedieast, voor de verstrek
king van rentelooze voorschotten voor verbetering van
wegen, voor de buitengewone herstelling van den
steiger te Catsche veer en voor den aankoop en de
inrichting van een huis, bestemd voor provinciale bi
bliotheek", en het artikel wordt van f 130.000 gebracht
op f 200.000.
Totaal van het vijfde hoofdstuk wordt van f 180.000
gebracht op f 250.000.