ZITTING VAN WOENSDAG 6 JULI 1898.
9
die de presentielijst hebben geteekend, zoodat het aan
tal briefjes in overeenstemming is met het aantal
gestemd hebbende leden.
De voorzitter vraagt of de heer De Casembroot
deze benoeming aanneemt.
De beer De Casembroot. Mynheer de voorzitter.
Ik betuig mijn dank voor het blijk van vertrouwen,
dat ik van de meerderheid dezer vergadering moeht
ontvangen, en verklaar mij bereid mijne benoeming
tot lid van Gedeputeerde Staten aan te nemen.
De voorzitter stelt aan de orde de benoeming
van het lid der Staten, bedoeld bij art. 89 der pro
vinciale wet.
Herbenoemd wordt de beer J. 51. Habebeeke
met 28 van de 38 stemmen. Op den heer Pompe van
Meerdervoort zijn uitgebracht 4, op de heeren Hen-
nequin en Vader van 's Gravenpolder ieder 1 stem,
terwijl 4 briefjes blanco zijn.
De voorzitter vraagt of de heer Kakebeeke de
benoeming aanneemt.
De heer Kakebeeke verklaart zich bereid, onder
dankbetuiging voor het vernieuwd blijk van vertrou
wen, de betrekking op zich te nemen.
Thans is aan de orde het voorstel van Gedeputeerde
Staten betreffende de verpleging: van arme
krankzinnigen uit de provincie Zeeland.
Het voorstel luidt
Door regenten van het geneeskundig gesticht voor
krankzinnigen te Dordrecht werd bij schrijven van 11
November 1897 ons mededeeling gedaan van het be
sluit van den raad dier gemeente tot opheffing van
dat gesticht.
Ten gevolge daarvan werd de op 22/24 Juni 1892
gesloten overeenkomst (Bijlage no 6der notulen van
1892) tot opneming van armlastige krankzinnigen uit
dit gewcBt overeenkomstig art. 1 opgezegd tegen 1
December 1898.
Bij de daarop met bestuurders van andere gestichten
aangeknoopte onderhandelingen verklaarden burge
meester en wethouders van Delft zich bereid, aan den
gemeenteraad eene vergrooting van het gesticht Het
St. Joris-Gasthuis voor te stellen tot de opneming van
50 patiënten uit Zeeland, zooveel mogelijk gelijkelijk
or er de beide geslachten verdeeld.
De daarop gevolgde briefwisseling en eene bespre
king der zaak door twee leden uit ons midden met
burgemeester en wethouders van Delft hebben geleid
tot het ontwerpen der hieronder afgedrukte overeen
komst, waarmede regenten van het St. Joris-Gasthuis
te Delft blijkens hun schrijven van 7 Juni 1898
no 33, daartoe gemachtigd door den raad dier ge
meente bij besluit van 27 Mei te voren zich hebben
vereenigd en tot het sluiten waarvan wij de eer heb
ben de machtiging van uwe vergadering te verzoeken.
Ten einde voorts bjj toeneming van het getal krank
zinnigen of bij andere onvoorziene omstandigheden eenige
vrijheid tot handelen te hebben, geven wij u in over
weging, ons voor het vervolg machtiging te verleenen
tot uitbreiding der bestaande overeenkomsten of tot
het sluiten van nieuwe op daarmede overeenkomende
grondslagen.
Wij stellen u mitsdien voor het bieronder afgedrukte
.beslait te nemen.
Het ontwerp-besluit is van den volgenden inhoud
De Staten der provincie Zeeland
besluiten:
Gedeputeerde Staten te machtigen om:
lo. met regenten van het geneeskundig gesticht voor
krankzinnigen Het St. Joris-Gasthuis te Delft de hierna
volgende overeenkomst aan te gaan
2o. zoo noodig met de besturen van andere genees-
MJvoegsel van de Mlddelburgscbe Courant van Houd
kundige gestichten voor krankzinnigen overeenkomsten
te sluiten op voorwaarden, overeenkomende met die
in de bestaande overeenkomsten
3o. zoo noodig in de tot dusver gesloteu ot nog te
sluiten overeenkomsten wijzigingen te brengen betref
fende het getal verpleegden of andere punten, waar
door geene wijziging in de grondslagen der overeen
komsten wordt gebracht.
OVEREENKOMST tuasehen regenten van het
geneeskundig gesticht voor krankzinnigen het
SI. Joris-Gasthuis te Delft en Gedeputeerde
Staten van Zeeland, betreffende de verpleging
van behoeftige krankzinnigen in het krankzin
nigengesticht te Delft.
Regenten van het geneeskundig gesticht voor
krankzinnigen het St. Joris-Gasthuis te Delft, daartoe
gemachtigd door den raad der gemeente Delft bij be
sluit van 27 Mei 1898, ter eene zijde en
Gedeputeerde Staten van Zeeland, behoudens nadere
machtiging door de Staten dier provincie, ter andere
zijde,
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Art. 1. Regenten verbinden zich, om overeenkom
stig de voorwaarden van opneming en verpleging,
vastgesteld door den gemeenteraad van Delft in zijne
openbare vergadering van den 27 Maart 1896, waarvan
een afdruk aan deze akte is vastgehecht, voor zoover
daarvan bij deze geene afwijking of aanvulling plaats
heeft, in de gestichten onder hun beheer in de 3e klasse
op te nemen en te verzorgen de behoeftige krankzin
nigen, die tot dat einde door of vanwege Gedeputeerde
Staten zullen worden aangewezen, tot een maximum
van vijftig lijders.
Art. 2. De lijders worden onder gepast toezicht in
geschikte voor hnnne klasse bestemde vertrekken ge
plaatst en ontvangen de noodige bediening, ligging,
boven- en onderkleeding, verwarming en verlichting.
Onder de geneeskundige behandeling zijn begrepen
o. a. breukbanden en dergelijke artikelen.
Art. 16 en art. 17, 2o., der voorwaarden van opne
ming enz. zijn ten deze niet van toepassing.
Art. 3. Het verpleeggeld, op den voet als bij art. 2
is vermeld, wordt voor iederen lijder bepaald, op 300
per jaar.
Voor elke van de 50 plaatsen, die regenten ingevolge
deze overeenkomst gehouden zijn tot opneming van
behoeftige krankzinnigen uit de provincie Zeeland be
schikbaar te stellen, waarover niet voor zoodanigen
lijder mocht zijn beschikt, wOTdt voor eiken dag, dat
zulks het geval geweest is, een bedrag vergoed, bere
kend naar eene som van f 30 'sjaars.
Bovendien wordt per lijder in rekening gebracht
voor kleedingf 30, per jaar;
intreegeld „15;
begrafeniskosten 20.80, bp overlijden.
Art. 4. Het verpleeggeld gaat in met den dag van
opneming van den lijder en wordt verrekend per 3
maanden telkens tot een bedrag van f 75.
Voor tusschenlijds inkomende lijders wordt dat be
drag berekend naar */365 van 300 per dag, tot aan
het einde van het ingetreden kwartaal.
Bij verlof overeenkomstig art. 27 der wet van 27
April 1884 (Staatsblad no. 96), voor niet langer dan
eene maand, wordt de plaats voor bezet gehouden en
worden de volle verpleegkosten betaald.
De vergoeding wegens onbezette plaatsen wordt ver
rekend per 3 maanden, telkens tot een bedrag van
'/so van f 7.50 per dag en per plaats.
Het kleedgeld wordt insgelijks verrekend per 3
maanden, telkens tot een bedrag van f 7.50 j bij ont-
i'dag li Juli 1898, u°. 163. 3