ZITTING VAN DINSDAG 5 JULI 1898. tuinbouw in 't kanton Oostburg is van den volgenden inhoud Naar aanleiding van de door u aan mij gedane vraag betreffende den cursus voor 't snoeien van fruit- en opgaande boomen te Oostburg, uitgaande van boven genoemde Maatschappij, heb ik de eer u te berichten, dat naar mijne meening die cursus uitstekend werkt. Ik heb persoonlijk de examens van den cursus twee malen bijgewoond, de laatste maal het eindexamen, dat door prof. Buroenich afgenomen werd en telken male mocht ik constateeren, dat de leerlingen veel van de lessen geprofiteerd hadden, dat zij niet alleen uitstekend konden snoeieD, doch ook zeer goed reken schap wisten te geven van hunne handelwijze. Dit laatste vooral schijnt mij van veel belang, daar toch de meeste snoeiers in onze provincie slechts handelen zooals zij het van hun vaders of anderen gezien heb ben, zonder in 't minst te weten waarom zij zoo en niet anders handelen, en das ook niet kunnen beoor- deelen of hun eigen snoeiwijze de goede wel is. Waar in onze provincie, ook vooral in uw district, de aanplant van fruit- en opgaande boomen steeds toenemende is, is het zeker van zeer groot belaagdat men, ter behandeling dier boomen, goede snoeiers kan vinden, daar toch door een verkeerde behandeling reeds menige aanplant van fruit- en opgaand hout totaal bedorven is. Het is dan ook daarom dat ik de cursus, die door de Maatschappij te Oostburg gegeven wordt, ten zeerste ondersteun en vertrouw dat het rijk en de provincie zullen blijven voortgaan met, door het ver- leenen van een toereikend subsidie, het die Maatschappij mogelijk te maken den cursus voort te zetten. Op voorstel van den voovzitte* wordt besloten deze stukken bij het voorstel van Gedeputeerde Staten te behandelen. r. tot wijziging van liet Reglement op de hearing van dekhengsten 5. tot het aangaan eener geldieening ad f 300,000; t. tot wijziging der hegrooting van de enkel provinciaie en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1898 u. tot het richten van een adres aan H. M. de ko ningin-Weduwe, Regentes, betreffende de jaarwed den van de ambtenaren en bedienden ter provinciale griffie Ten aanzien van al deze voorstellen wordt besloten tot verzending naar de afdeelingen, behalve ten op zichte van het sub b genoemde adres; dienaangaande wordt op voorstel des voorzitters besloten tot be handeling in de vergadering van morgen. Evenals deze voorstellen worden nog naar de afdee lingen verzonden 1. De verantwoording van Gedeputeerde Staten wegens de enkel provinciale en huis houdelijke inkomsten en uitgaven over 189G. 2. De begrooting der kosten van het pro vinciaal bestuur» voor zooveel het rijks bestuur is» voor 1899. 3. De begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1899, met een voorstel betreffende heffing van opcenten op de grond- en de personeele belasting ten behoeve der provincie. Voor kennisgeving worden aangenomen de mede- deelingen van den voorzitter a dat de presentielijsten van de vergade- Staten Griffie zijn ringen van Ged. nedergelegd. b dat de staat van ambtenaren en be dienden ter Griffie is nedergelegd. c dat een staat van alle Provinciale eigen dommen en bezittingen, alsmede een afzon derlijke staat van die, welke verhuurd of verpacht zijn, ter Griffie zijn nedergelegd. Alvorens wordt overgegaan tot de dagsbepaling voor de volgende bijeenkomst, vraagt de heer Heijse het woord. Hij stelt voor, om art. 102 van het algemeen regle ment voor de polders en waterschappen in Zeeland te wijzigen als volgt achter „afwateriugsmiddelen" worden ingevoegd de woorden „of eene belangrijke wegsverbetering door het aanbrengen of wijzigen van kunstbedekking," in verband waarmede het woordje „of" achter „oever verdediging" moet vervallen en vervangen worden door een komma. Hij verzoekt dat ook dit voorstel, ondersteund door acht leden, naar de afdeelingen zal worden verzonden. De voorzitter vraagt of de vergadering den heer Heijse thans in de gelegenheid wil stellen zijn voor stel toe te lichten. Daartegen blijkt geen bezwaar te bestaan. De voorzitter vraagt of de heer Heijse gezind is die toelichting thans te geven. De heer Heijse. Mijnheer de voorzitter, ofschoon ik gaarne bereid ben het voorstel toe te lichteD, acht ik dit niet noodig daar alle heeren het voorstel met de toelichting gedrukt hebben ontvangen. De voorzitter deelt mede, dat de heer Heijse vooraf aan Gedeputeerde Staten kennis heeft gegeven van het voorstel, zooeven door hem ingediend. Art. 28 der instructie van Gedeputeerde Staten schrijft voor, dat de nieuwe of gewijzigde reglementen van waterschappen, door Gedeputeerde Staten ontworpen, alvorens bij de Staten in behandeling te worden ge bracht, worden medegedeeld aan alle daarbij betrokken waterschapsbesturen, ook ter kennisneming van inge landen, teneinde en aan de besturen en aan ingelanden de gelegenheid te geven, om zich met hunne bezwaren tot de Staten te wenden. In analogie met dit voorschrift hebben Gedeputeerde Staten ten opzichte van het voorstel van den heer Heijse gehandeld; de rapporten van de verschdlende waterschapsbesturen zijn zooeven rondgedeeld. De voorzitter stelt mitsdien voor, het voorstel ter behandeling naar de afdeelingen te verzenden. Dienovereenkomstig wordt besloten. Thans stelt de voorzitter voor om de, ingevolge art. 46 der Provinciale wet op 6 Jnli te houden bijeenkomst voor de verkiezing van 5 leden van Gedepateerde Staten te doen aauvangen te 10 uur en om in diezelfde vergadering over te gaan tot de verkiezing van het lid der Staten, bedoeld bij art. 89 der Provinciale wetalsmede om de splitsing in afdeelingen aan te houden tot na afloop der verkiezing van Gedeputeerd! Staten. De heer Pompe van Heerdervoort. Mijn heer de voorzitter, dank zij den ijver van heeren Ge deputeerde staten zijn in deze zomervergadering een meer dan gewoon aantal stukken te behandelen. Wan neer de vergadering te 10 unr aanvangt, zal met het oog op de werkzaamheden die volgens de wet op morgen moeten worden vervuld het onderzoek in de sectiën eerst laat kannen aanvangen. Om het nu mogelijk te maken dat het onderzoek in de afdeelingen Woensdag kan afloopen, veroorloof ik mij voor te stellen morgen om 9 nur te beginnen. Dan geloof ik dat de mogelijkheid zal bestaan om nog dien dag al de voorstellen in de secties te onderzoeken, terwijl ik anders vrees, dat dit niet zal kunnen geschieden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 10