MIDDELBURGSCHE COURANT.
BUITENLAND.
N°. 108.
141B Jaargang.
1898.
Maandag
9 Mei.
De Oorlog.
Deze courant verschijnt dagelijks, niet uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prge, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.; ƒ2.—
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 7 Mei 8 u. vm. 50 gr. 12 o 51 gr.,
tv. 4 u. 53 gr. F. Verw. N. W. wind.
AdvertentiSn voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan bet bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 oent. Roolamos 40 oeut per regelj
Groote letters naar do plaats die zij innemen.
Advertentiön bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan bet bureau te bekomen.
Agenten.
Te ZierikzeeA. C. dk Moon, te TholenW. A.
YA.U NtEUWKSHUlJZ'KU.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel,
Middelburg 7 Mei.
Brieven van een Hagenaar.
Blijkens een dagbladbericht houdt een Am-
8terdam8ch beeldhouwer zich bezig met het
entwerpen van een standbeeld voor wijlen Z,
M. Willem III, en zou hij al zoover gevor
derd zijn, dat er een model op tamelijke grootte
men spreekt van een hoogte van zes meter
is voltooid, waarvan een ruiterstandbeeld
van den koning in generaals-uniform de hoofd
figuur uitmaakt, omringd door mansfiguren,
die handel, nijverheid, scheepvaart en land
bouw voorstellen, terwijl een vrouwenfiguur,
die den vrede verbeeldt, den ruiter een lauwer
krans toereikt.
Het ia zeker te prijzen, wanneer een kunste
naar om zijne oefening te onderhouden kunst
werken ontwerpt, en in dit geval verdient de
beeldhouwer, wisus naam mij ontglipt is, dub
belen lof, omdat ik niet denk, dat er wel ooit
ernstig sprake van het oprichten van een mo
nument ter eere van Willem III zal zijn. Ten
minste de ondervinding, daaromtrent hier in
den Haag, nogjal de residentie van Nederland,
opgedaan, geeft daarop niet veel moed. Korf
na den dood van den koning, een jaar of zes
geleden, toen in de nieuwe Westelijke wijk der
gemeente, die nu wel geheel en al van de on
behagelijke geuren van het nabij gelegen ver-
verschingskanaal doortrokken zal geraakt zijD,
het Koningsplein werd aangelegd, een mooi,
flink en vierkant plein, waarvan het alleen
jammer is, dat de aangelegen huizen niet hoo
ger dan éen verdieping met zolder zijn (ik be
doel natuurlijk éen étage boven den beganen
grond) zoodat ze den indruk maken van eene
kindervisite, om eene kolossale tafel geschaard
toen dit Koningsplein dan aangelegd werd,
schijnt het denkbeeld te zijn gerezen, het mid
denpunt te versieren met een standbeeld van
den laatsten Oranjevorst.
Men zegde toen, dat de koningin-weduwe
dat wenschte en haren wensch had te kenner
gegeven. Wat hiervan is weet ik niet, en ik
zal 't mij dan ook niet erg aantrekken wan
neer het tegengesproken wordt, ofschoon dit
voor mij nog geen reden is om het gerucht
onwaar te noemen, maar het gerucht heeft
geloopen, en zóóveel is zeker dat er zich toen
eene commissie gevormd heeft, die ingezonden i
stukken in de Haagsche dagbladen en bedelcir
culaires met de noodige overdrijving als tor
pedo's op de bevolking der residentie is gaan
afschieten, maar al de moeite is vergeefscb
geweest en in spijt van al de ophemeling moest
het plan worden opgegeven. De sympathie
voor het ontworpen standbeeld was misschien
zeer groot en zeer algemeen dat beweerden
de leden der commissie ten minste, maar dit is
zeker, dat zij faalde zich in den gewenschten
vorm van ruime bijdragen te openbaren. Ik
heb nooit te weten kunnen komen voor hoe
veel er ingeschreven wastoen ik er een com
missielid, onmiddellijk na het ophalen der in
schrijvingsbiljetten, naar vroeg, was hij het
cijfer vergeten. Hij wist zich alleen te herin
neren dat het bijzonder laag was geweest, en
dat het gebruikelijk antwoord aan de ophalers
van inschrfjvingsbiljetten, dat „mijnheer daai
niet aan deed", door de groote meerderheid der
OON8TANTIN
VAN
GEORC VIERLING.
dienstmeisjes aan de ophalers was gegeven.
Of er later hier in de stad of elders meer
animo voor de zaak te vinden of op te wek
ken zal zijn, betwijfel ik. De verdiensten van
vorsten raken, wanneer ze eenmaal van het
schouwtooneel der wereld verdwenen zijn,
spoedig in 't vergeetboek en de verre nazaat
schijnt weinig genegen de verzuimen der vade
ren in dit opzicht goed te makenanders zou
Nederland zeker standbeelden van Maurits,
Frederik Hendrik en den Stadhouder-Koning
Willem III kunnen vertoonen. Het is dus
alleen en uitsluitend uit belangstelling in de
kunst zelve, en wel in die zeer hooge nobele
kunst van den beeldhouwer, dat ik het waag
eenige bedenkingen te opperen tegen het ont-
werp-monument voor Koning Willem III, zooals
het in de couranten beschreven is. Dit laatste
voeg ik er bij, omdat, met de toepassing van
de linotype of monoline of hoe die drnkfouten-
rnakers meer heeten bij de groote bladen, men
dikwijls niet weet, of niet juist het tegendeel
van het geen er staat door de redactie be
doeld is.
Dat de beeldhouwer Handel, Nijverheid,
Scheepvaart en Landbouw door mannen voor
stelt, is eene afwijking van de traditie, waar
mede ik ten volle instem. Misschien denkt
men, in dit jaar van de tentoonstelling van
vrouwenarbeid, daar anders over, maar 't komt
mij voor, dat de bronnen en uitingen van den
nationalen arbeid beter door krachtige mannen
dan door vrouwen getypeerd worden, al be
hoeven de laatste zich niet te kenmerken door
de negativiteit harer extremiteiten en andere
eigenschappen van wanstalligheid, die de vrou
wenbeelden om het standbeeld van Willem II
op het Buitenhof ontsieren. Ook de keuze
dezer vier „tenanten", om ze zoo eens te noe
men, komt mij juist voor; zij behooren bij
het beeld van een vredevorst van de XINe
eeuw, waarbij de generaals, die het ruiterbeeld
van Frederik II te Berlijn omgeven, misplaatst
zouden zijn. De beeldhouwer, wiens naam mij
ontgaan is, ging blijkbaar van dezelfde ge
dachte uit. Althans ik lees dat een vrouwen
figuur, die den vrede voorstelt en mot Pax
aangeduid wordt, op het model-ornament eene
plaats inneemt. Bijzonder logisch is de ont
werper echter niet geweest, want die Pax reikt
een lauwerkrans toe aan den Koning, wiens
beeld, in generaals-unitorm, te paard gezeten
het monument bekroont. Hier vloeken de
denkbeelden tegen elkander. Wil men Koning
Willem Dl als militair voorsteilen, soit, Z. M.
heeft wel nooit aan den oorlog deelgenomen,
maar hij is in allen geval opperbevelhebber
van het leger geweest, en dat Nederland on
der zijne regeering steeds in vrede en vriend
schap heeft geleefd, nu, vraag daar de in-
landsche bevolking van het Noorden van Su
matra maar eens naar, terwijl men u in andere
deelen van ons koloniaal rijk hieromtrent ook
wel een en ander zou kunnen mededeelen. Maar
dan had dit vredebeeld toch weggelaten moe
ten worden, want de vrede kan toch kwalijk een
generaal lauweren aanbieden, of is de ont
worpen vrouw de godin van den oorlog en
moet Pax, wegens een abuis van de zet
machine als eene aanhitsing tot oorlogsda
den „pak ze" gelezen worden In dit geval
moesten de vier emblemen van arbeid en vrede
de plaats inruimen voor symbolieke figuren,
die den oorlog typeeren alsdoodslag, brand
stichting, bombardement, verwoesting en meer
akeligheden van deze soort.
Wanneer de lieve Meimaand in het land
komt, als bloemen en planten ontluiken, dan
roept de Zangvereeniging Tot oefening en uit
spanning de kunstminnaars en minnaressen op
tot bijwoning van haar derde, haar Meiconcert.
Van oudsher hebben die Meiconcerten eene
eigenaardige bekoring: geen der trouwe com
paranten mist men er, en men ontmoet er
velen, die men ook by de andere concerten
zoo gaarne zien zou.
Zoolang wij kunnen nagaan, heeft het be
stuur der ZangvereenigiBg er naar gestreefd
om die Meiconcerten een zekere aantrekkelijk
heid te geven. Niet, dat de andere concerten
der vereeniging minder belangryk zouden zijn
maar toch, dat Meiconcert had allicht iets
extra's. Zoo nu weer. Voor de op 17 dezer
te geven uitvoering is de keus gevallen op een
voor onze Btad nieuw werk van een voor haar
onbekenden componist, op Constantin van
Georg Vierling.
Wy vertrouwen, dat wij onzen lezers geen
ondienst zullen doen met een en ander van
den componiBt en van zijn werk mede te deelen.
Georg Vierling, geb. 5 Sept. 1820 te Fran-
kenthal iq de Rheinpfelz, is de leerling van
zgn, als orgelvirtuoos en theoreticus beroemden
vader en van Rink en Marx. Zijne eerste be
trekking als organist in Frankfort a/d. Oder
verwisselde hij in 1852 met die van muziek
directeur in Maïnz. Later vestigde hij zich in
Berlijn, waar hij de Bachvereeniging oprichtte
en zeer veel tot de verbreiding van Bach's
werken bijdroeg. Om zich echter geheel aan
de compositie te kunnen wyden, trok hij zich
van alles terug en daardoor danken wij aan
hem vele sehoone werken, waaronder voorna
melijk te noemen zijn de groote koorwerken
Allerichder Raub der Sabin er innen en Con
stant-in.
Vierling, als mensch zeer bescheiden en be
minnelijk, is een fijn en algemeen ontwikkeld
kunstenaar, die de kunst dient alleen om haar
zelfs wille.
De handeling van zijne compositie, welke
Dinsdag 17 Mei in onze concertzaal zal worden
uitgevoerd, verplaatst ons in den tijd van
den Romeinschen keizer Constantin. Vrede is
een ongekend woord; strijd vervult de wereld,
strgd tusschen de volkeren onderling en niet
minder tusschen de aanhangers van den ouden
godsdienst en die van de nieuwere leer, door
Jezus van Nazfireth verkondigd.
In een grootsch dubbelkoor roepen de hei
denen bun Zeus, de christenen hun Heer aan
Nu geef ik wel toe, dat het gebruik mede
brengt vorsten, die opperbevelhebbers van
nationale legers z'tjn, in uniform af te beelden,
ook al hebben zij persoonlijk geen enkele
oorlogsdaad op hun geweten. Zij zei ven wen»
schen dat, anders zouden zy niet altoos, wan
neer zij in 't publiek verschijnen, zelfs bij
plechtigheden van den meest vredelievenden
en minst militairen aard, in militaire uniform
zijn. Ik heb er dus niets tegen, dat men Wil
lem III, gesteld het kwam ooit tot een monu
ment, als militair daarop afbeeldt, al geef ik
het gewone argument dat de uniform zooveel
schilderachtiger is dan de burgerlijke kleeding,
met bet oog op de tegenwoordige uitmonste
ring van de Nederland6che generaals, volstrekt
niet toe, maar dan moet de ontwerper ook de
eenheid van gedachten ia zijn kunstwerk weten
te bewaren, en aan de hoofdgedachte, het
militair karakter van zijn held, geen afbreuk
doen door emblemen aan het beeld toe te
voegen, die tegen dat militair karakter in-
druiscben.
Naar ik meen is het beschreven model be
stemd voor de tentoonstelling van zaken, op
het Huis van Oranje betrekking hebbende, bij
gelegenheid vau ons Septemberfeest in Am
sterdam te houden, een van de vele uitingen
van aanhankelijkheid aan de koningin en haar
geslacht die 1898 zal opleveren. Het is een
gelukkig gevonden uiting, die bovendien in
goede handen is en waarvan de uitvoering dus
wel aan de goede bedoeling recht zal doen.
Yan alle andere uitingen van denzelfden
goeden geest is dit echter niet te getuigen.
De hartelijkheid ontvoert de menschen wel eens
aau de heerschappij van het gezond verstand.
Dit is het geval geweest met den ontwerper
van een splinternieuw betoon van hulde en
koningsgezindheid, waarvan de voorwerpen in
sommige winkels prijken. Men heeft namelijk
met het oog op het Septemberfeest de nationale
vlag vermeerderd met eene nieuwe, eene oranje,
baan; de driekleur tot -vierkleur gemaakt.. Dif
is een vervaarlijk vergrijp tegen de historie,
en ik hoop dat het publiekdoor de winkeliers
met dit wonderlijk artikel te laten zitten, too-
nen zal meer gezond verstand te bezitten dan
de ontwerper. Het verwondert mij dat er nog
geen manifestatie is gedaan tegen deze anti
nationale, of wil men liever„meer dan
nationale" vlaggen, die bovendien heel
leelijk zijn omdat de Oranjekleur, op zich zelf
en in fijne stoffen, zooals in de toonkasten van
vele Haagsche modewinkels blijkt, uitstekend
decoratief, in dadelijke vereeniging met't rood,
wit en blauw, waaronder de Nederlanders wel
haast drie eeuwen geleefd en gestreden hebben,
een slecht effect maakt; die kleuren maken
elkander wederkeerig leelijk.
Eenige jaren geleden hoorde ik een verhaal
van een plattelands-veldwachter, oud-militair,
die bij zijn burgemeester een proces-verbaal in
leverde, omdat de boeren bij 't zaaddorschen
de Nederlandache vlag onderste boven, blauw,
wit en rood, geheschen hadden, en die maar
niet kon begrijpen, waarom de burgemeester
dat stuk niet ter vervolging opzond. Leeft de
man nog en komt hij dezer dagen in den Haag,
ik wed dat hij proces-ver baal opmaakt tegen
de verkoopers van de moderne vierkleur
oranje, rood, wit en blauw.
Den Haag, 5 Mei 1898.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Door de anti-rovolutionnaïre kiesvereeni-
ging Nederland en Oranje te Middelburg
zijn, volgens bericht in De Z., tot voorloopige
candidaten voor de Prov. staten gesteld de
heeren H. J. van der Meer en D. J. Dronkers,
aftredenden, benevens de heer mr A. A. de
Veer Gz. te Middelburg.
Vrydagochtend kwamen prinses Ileinricb
van Pruisen, met de prinsen Waldemar en
Sigismund en gevolg, met den sneltrein te
Vlissingen aan, om met de nachtboot
Koningin Regentes naar Engeland over te steken.
Bij het uitbaggeren van een gedeelte van
het marinedok, gelegen tusschen de tonnenbrug
en de scheepshellingen der Kon. Mij de Schelde
Vlissingen, werd de baggermachine
heden middag plotseling defect, tengevolge
waarvan zij kantelde en zonk.
De bestuurders ervan hadden nog juist tijd
om den stoom te doen ontsnappen en zich zelf
to redden.
Het verplaatsen van de gieterg en model
makerij van de werf der Schelde te Vlissin
gen naar de voormalige Oostkerk heeft, naar
men ons meldt, ten doel, het terrein voor de
hellingen van de te bouwen schepen te ver
lengen. Daartoe zullen het zich aan het einde
van de lange Walstraat bevindende gebouw
voor gieterij benevens een dertiental woningen,
die in zuidelijke richting daarnaast gelegen en
op het oogenblik nog in gebruik zijn bij
eenig personeel, worden afgebroken. Het hier
door vrij komende terrein zal dan door een
muur van de lange Walstraat worden gescheiden.
De tweede gemeente-geneeskundige, de heer
H. Breukink, arts aldaar, heeft zyn ontslag
aangevraagd, wegens vertrek naar 's-Graven-
hage, alwaar hij zich gaat vestigen.
om te verkondigen, dat Hij alleen de ware god
is. Met meesterhand zijn in dit, als inleiding
dienende massieve koor de gemoedsuitingen der
christenen en der heidenen op karakteristieke
wijze geteekend.
Het eerste deel verplaatst ons daarna in de
hoofdstad des Rijks, het oude Rome. Te mid
den van den veldtocht, waarin Constantin reeds
menige zege behaalde, maar waarvan de eind
beslissing zich nog wachten laat, zal zijn
huwelijk gesloten worden met de sehoone
Fausta, eene hooggeplaatste Romeinsche. Hare
vrouwen roepen in een fijn geschreven, vroolijk
lokkend koor Hymen aan, maar Constantin zelf
deelt niet in deze vreugde. Zyn hart is elders
In geheimen Klause betet still ein blasses Kind
für mich zum Gott der Christen. Lucretiade
zachte, lieflijke Christin, bemint bij.
De tweede scène brengt ons in het vertrek,
waar deze, het luidruchtig gewoel der straat
ontvlucht, in een heerlijken altsolo haar gevoel
jegens den gekruisigde den vrijen loop laat.
Daar nadert in de schemering Constantin met
de bede, hem als levensgezellin te steunen. Eerst
in het volle gewicht zijner majesteit, dan smee-
kend, vraagt hij haar, de zijno te worden.
Lucretia stelt hem den eisch, christen te wor
den de bedreiging met schandpaal en slaven
ketenen kan haar niet tot andere gedachten
brengen. Aau dien eiseh nu kan én wil Con-
Naar de Steenb. Courant mededeelt, zon
door den heer II. van Nievelt, te Lemmer, een
som van f 25.000 gestort zijn als waarborg
kapitaal voor de kosten van onderzoek, voor
den aan te leggen tramweg Thule n—t a-
v e n i s s e te maken. Daar hiermede aan den
wensch van Ged. Staten van Zeeland is voldaan,
kan het onderzoek van wegen enz., welke de
tram volgens het plan van den concessionaris
moet nemen, spoedig worden verwacht.
Dit bericht is in alle opzichten juist; alleen
bevat het een kleine vergissing wat het waar
borgkapitaal betreft. De storting is iets min
der dan wordt opgegeven en bedraagt250.
In de Vrijdag te Bruinisse gehouden
raadsvergadering werd o. a. besloten den ge
meente-ontvanger andermaal een gratificatie
toe te kennen, even als den havenmeester.
Na behandeling in eene gesloten vergadering
van het kohier van den hoofdelgken omslag
voor 1898, kwam aan de orde een advies van
den gemeente-ontvanger omtrent de al of niet
verdere vervolging van een belastingschuldige
wegens havengeld enz. over 1897. Besloten
werd dezen ontheffing te verleenen van zate-
geld, doch, voor zooveel zijn abonnement ha
vengeld betreft, de vervolging door te zetten.
Bij de gewone rondvraag, vroeg de heer Jume-
let, hoe het met de inhuldigingsfeesten staat.
Aan den voorzitter werd opgedragen gegevens
te verzamelen, omtrent de kosten, die de kin
derfeesten zouden knnnen beloopen en dat
onderwerp in de volgende vergadering nader
te bespreken.
stantin niet toegeven, zoodat hy Lucretia verlaat.
De volgende scène verplaatst ons op het
keizerlijk paleis, waar met trompetgeschal en
luid gejubel de huwelijksfeesten gevierd wor
den. Een recht vroolijk, door de tenoren in
gezet motief: O Wonnetago trunk?ne Lust
geeft de uitgelatenheid der menigte weer.
Fausta, thans des keizers gade, jubelend in het
gevoel harer overwinning, noodigt den keizer
uit, met haar te gaan naar het amphitheater
waar o. m. de door de Romeinen zoo gewilde
voorstellingen van het verscheuren der gevan
gen genomen Christenen door wilde dieren
zullen worden gegeven.
Meesterlijk is de nu volgende scène, in het
amphitheater, door den componist behandeld.
De drukke, woelige volksmenigte, in een breed,
vol accoord de grootheid van den Caesar
naast zijne gade op den troon gezeten, ver-
beeriykend, onder den indruk van de lieflijk-
beid der Romeinsche schoonen, vertolkt door
een zeer fraai vrouwenkoor Duftender Regen),
kan zich niet bedwingen en barst los in een
jubelzang ter eere van Roma, die Weltenköningin.
Daar gaat, onder ademlooze stilte, de yzeren
deur open, welke aan de ter dood gewijden den
toegang tot de arena opent. De voor indrukken
zoo vatbare menigte, eerst verbaasd bij den
aanblik der kalmte van de slachtoffers seht
wis gelassen sie schreiteri), dan woest losbarstend
Bij de schouwing is gebleken dat het
kind, waarvan het lijkje Woensdag in de Bel
gische gemeente Koewacht in een beerput
werd gevouden, dood ter wereld gekomen is.
De ongehuwde moeder, eene te Sint Janateen
wonende vrouw, is gebleken zonder schuld
te zijn.
OM EN BIJ CUBA.
Geheel in stryd met het door ons ter
stond onwaarschijnlijk genoemde telegram,
uit Madrid, blijkt dat men op Cuba wel een
landing vreest.
De Dolphin, die een kruistocht in het Westen
van het eiland maakte, rapporteert dat overal
groote bedrijvigheid beerscht onder de Span
jaarden, die op bijna alle plaatsen aardenwer-
ken oprichten, om daaruit de landing te kun-
den beletten.
Over een dergelijk plan van de Amerikanen
blijven de berichten uiteenloopen.
Zoo wordt uit Washington geseind, dat, naar
men daar vernam, de berichten over de sterkte
van de macht van Maximo Gomez erg tegen
vallen. De Amcrikaansche regeering zou daar
om de expeditie een grootero sterkte willen
geven, en de thans te Tampa vereenigde 20.000
man niet genoeg vinden.
Maar even later werd uit New-York geseind,
dat een expeditie van 5000 man naar Cuba
was vertrokken, en Vrijdag tusschen Havanna
en Matanzas zou landen.
Te Madrid wist men reeds te verzekeren
dat de landing mislukt was en dat de Amerika
nen met aanzieulijke verliezen waren terugge-
*gen.
Een Amerikaansch blad verzekert dat de
Spaansche vloot werkelijk op weg is naar
Porto Rico.
De vloot van admiraal Sampson moet op een
dag stoomens van dat eiland liggen, gereed om
slag te leveren.
Te Washington blijft men volhouden, dat
heden of morgen zal worden getracht het eiland
te nemen.
In deskundige kringen te Berlijn wordt
evenwel verzekerd, dat het niet zoo gemakke
lijk zal gaan als de Amerikanen het zich wel
voorstellen.
VAN DE PHILIPPiJNEN
is nog altijd geen bericht. Men wachtte te
Hongkong het adviesjacht Mc Cullochmaar
dit is niet verschenen. Men begint zich nu
werkelijk ongerust te maken, dat het Ameri-
kaansche eskader in de baai van Manilla zit
opgesloten.
Geheel onmogelijk is dit niet, daar, gelijk wij
reeds mededeelden, de ingang vrij gemakkelijk
onbevaarbaar was te maken, althans te ver-
De Spaansche minister van marine heeft in
de Cortes echter gezegd dat het leggen van
mijnen onmogelijk was. Wel aardig, nadat
steeds zoo gesnoefd was op de mynen, die de
baai ontoegankelijk maakten.
Amerikaansche zeilschepen, die vóór den
strijd Manilla verlieten, melden evenwel dat
de verdedigingswerken in den toegang, vooral
die op het „fort" Corregidor, in zeer sleehtea
staat waren, en feitelijk nit wat aarden wallen
mot scheepskanonnen bestonden.
bij de herdenking aan de schande, Welke deze
Christenen aan de oude goden aandeden (Ihf
Leugner der Gö/ttr, Fluch euchweer ondep
den indruk van de rust-, waarmede Lucretia
haar lot wacht (stumm steht das bleiche Jung-
fraunbild), eindelijk als het ware razend, wan
neer de wilde tijger de christin ter nedervelt,
verstomt eensklaps, wanneer een vlijmende
smartkreet (Lucretia Weke door de arena
weerklinkt Wer war's? klinkt het fluisterend,
Wer war's Der CUsar Maar lang kan deze
stemming bij het volk niet durenhet gevoel
van voldoening over den Zeus aangedanen smaad
behaalt de overhand en opnieuw barst de luide
jubel van het volk uit in den zegezang ter
eere van Roma, die Weltenkonigin.
Deze scène is van geweldige, dramatische
werking. De stemmingen der volksmenigte zyn
èn in het orkest èn in bet koor op meesterlijke
wijze weergegevenhet werk stelt hier vooral
aan het laatste zeer hooge eisehen.
Weldadig werkt na de jubelende uitbarsting
van het volk het volgende koor, waarin de
Christen-gemeente treurt om de reine, die zoo
jong reeds opgeroepen werd, en haar vertrouwen
uitspreekt op die Sonne deiner Herrlichkeit,
die eenmaal dagen zal. Dit koor, waarmede
de eerste afdeeling besluit, is een der schoonste,
welke ooit voor gemengd koor geschreveö