MIDDELBURGSCHE COURANT. BUITENLAND. N°. 108. 141B Jaargang. 1898. Maandag 9 Mei. De Oorlog. Deze courant verschijnt dagelijks, niet uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prge, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.; ƒ2.— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 7 Mei 8 u. vm. 50 gr. 12 o 51 gr., tv. 4 u. 53 gr. F. Verw. N. W. wind. AdvertentiSn voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan bet bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 oent. Roolamos 40 oeut per regelj Groote letters naar do plaats die zij innemen. Advertentiön bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan bet bureau te bekomen. Agenten. Te ZierikzeeA. C. dk Moon, te TholenW. A. YA.U NtEUWKSHUlJZ'KU. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel, Middelburg 7 Mei. Brieven van een Hagenaar. Blijkens een dagbladbericht houdt een Am- 8terdam8ch beeldhouwer zich bezig met het entwerpen van een standbeeld voor wijlen Z, M. Willem III, en zou hij al zoover gevor derd zijn, dat er een model op tamelijke grootte men spreekt van een hoogte van zes meter is voltooid, waarvan een ruiterstandbeeld van den koning in generaals-uniform de hoofd figuur uitmaakt, omringd door mansfiguren, die handel, nijverheid, scheepvaart en land bouw voorstellen, terwijl een vrouwenfiguur, die den vrede verbeeldt, den ruiter een lauwer krans toereikt. Het ia zeker te prijzen, wanneer een kunste naar om zijne oefening te onderhouden kunst werken ontwerpt, en in dit geval verdient de beeldhouwer, wisus naam mij ontglipt is, dub belen lof, omdat ik niet denk, dat er wel ooit ernstig sprake van het oprichten van een mo nument ter eere van Willem III zal zijn. Ten minste de ondervinding, daaromtrent hier in den Haag, nogjal de residentie van Nederland, opgedaan, geeft daarop niet veel moed. Korf na den dood van den koning, een jaar of zes geleden, toen in de nieuwe Westelijke wijk der gemeente, die nu wel geheel en al van de on behagelijke geuren van het nabij gelegen ver- verschingskanaal doortrokken zal geraakt zijD, het Koningsplein werd aangelegd, een mooi, flink en vierkant plein, waarvan het alleen jammer is, dat de aangelegen huizen niet hoo ger dan éen verdieping met zolder zijn (ik be doel natuurlijk éen étage boven den beganen grond) zoodat ze den indruk maken van eene kindervisite, om eene kolossale tafel geschaard toen dit Koningsplein dan aangelegd werd, schijnt het denkbeeld te zijn gerezen, het mid denpunt te versieren met een standbeeld van den laatsten Oranjevorst. Men zegde toen, dat de koningin-weduwe dat wenschte en haren wensch had te kenner gegeven. Wat hiervan is weet ik niet, en ik zal 't mij dan ook niet erg aantrekken wan neer het tegengesproken wordt, ofschoon dit voor mij nog geen reden is om het gerucht onwaar te noemen, maar het gerucht heeft geloopen, en zóóveel is zeker dat er zich toen eene commissie gevormd heeft, die ingezonden i stukken in de Haagsche dagbladen en bedelcir culaires met de noodige overdrijving als tor pedo's op de bevolking der residentie is gaan afschieten, maar al de moeite is vergeefscb geweest en in spijt van al de ophemeling moest het plan worden opgegeven. De sympathie voor het ontworpen standbeeld was misschien zeer groot en zeer algemeen dat beweerden de leden der commissie ten minste, maar dit is zeker, dat zij faalde zich in den gewenschten vorm van ruime bijdragen te openbaren. Ik heb nooit te weten kunnen komen voor hoe veel er ingeschreven wastoen ik er een com missielid, onmiddellijk na het ophalen der in schrijvingsbiljetten, naar vroeg, was hij het cijfer vergeten. Hij wist zich alleen te herin neren dat het bijzonder laag was geweest, en dat het gebruikelijk antwoord aan de ophalers van inschrfjvingsbiljetten, dat „mijnheer daai niet aan deed", door de groote meerderheid der OON8TANTIN VAN GEORC VIERLING. dienstmeisjes aan de ophalers was gegeven. Of er later hier in de stad of elders meer animo voor de zaak te vinden of op te wek ken zal zijn, betwijfel ik. De verdiensten van vorsten raken, wanneer ze eenmaal van het schouwtooneel der wereld verdwenen zijn, spoedig in 't vergeetboek en de verre nazaat schijnt weinig genegen de verzuimen der vade ren in dit opzicht goed te makenanders zou Nederland zeker standbeelden van Maurits, Frederik Hendrik en den Stadhouder-Koning Willem III kunnen vertoonen. Het is dus alleen en uitsluitend uit belangstelling in de kunst zelve, en wel in die zeer hooge nobele kunst van den beeldhouwer, dat ik het waag eenige bedenkingen te opperen tegen het ont- werp-monument voor Koning Willem III, zooals het in de couranten beschreven is. Dit laatste voeg ik er bij, omdat, met de toepassing van de linotype of monoline of hoe die drnkfouten- rnakers meer heeten bij de groote bladen, men dikwijls niet weet, of niet juist het tegendeel van het geen er staat door de redactie be doeld is. Dat de beeldhouwer Handel, Nijverheid, Scheepvaart en Landbouw door mannen voor stelt, is eene afwijking van de traditie, waar mede ik ten volle instem. Misschien denkt men, in dit jaar van de tentoonstelling van vrouwenarbeid, daar anders over, maar 't komt mij voor, dat de bronnen en uitingen van den nationalen arbeid beter door krachtige mannen dan door vrouwen getypeerd worden, al be hoeven de laatste zich niet te kenmerken door de negativiteit harer extremiteiten en andere eigenschappen van wanstalligheid, die de vrou wenbeelden om het standbeeld van Willem II op het Buitenhof ontsieren. Ook de keuze dezer vier „tenanten", om ze zoo eens te noe men, komt mij juist voor; zij behooren bij het beeld van een vredevorst van de XINe eeuw, waarbij de generaals, die het ruiterbeeld van Frederik II te Berlijn omgeven, misplaatst zouden zijn. De beeldhouwer, wiens naam mij ontgaan is, ging blijkbaar van dezelfde ge dachte uit. Althans ik lees dat een vrouwen figuur, die den vrede voorstelt en mot Pax aangeduid wordt, op het model-ornament eene plaats inneemt. Bijzonder logisch is de ont werper echter niet geweest, want die Pax reikt een lauwerkrans toe aan den Koning, wiens beeld, in generaals-unitorm, te paard gezeten het monument bekroont. Hier vloeken de denkbeelden tegen elkander. Wil men Koning Willem Dl als militair voorsteilen, soit, Z. M. heeft wel nooit aan den oorlog deelgenomen, maar hij is in allen geval opperbevelhebber van het leger geweest, en dat Nederland on der zijne regeering steeds in vrede en vriend schap heeft geleefd, nu, vraag daar de in- landsche bevolking van het Noorden van Su matra maar eens naar, terwijl men u in andere deelen van ons koloniaal rijk hieromtrent ook wel een en ander zou kunnen mededeelen. Maar dan had dit vredebeeld toch weggelaten moe ten worden, want de vrede kan toch kwalijk een generaal lauweren aanbieden, of is de ont worpen vrouw de godin van den oorlog en moet Pax, wegens een abuis van de zet machine als eene aanhitsing tot oorlogsda den „pak ze" gelezen worden In dit geval moesten de vier emblemen van arbeid en vrede de plaats inruimen voor symbolieke figuren, die den oorlog typeeren alsdoodslag, brand stichting, bombardement, verwoesting en meer akeligheden van deze soort. Wanneer de lieve Meimaand in het land komt, als bloemen en planten ontluiken, dan roept de Zangvereeniging Tot oefening en uit spanning de kunstminnaars en minnaressen op tot bijwoning van haar derde, haar Meiconcert. Van oudsher hebben die Meiconcerten eene eigenaardige bekoring: geen der trouwe com paranten mist men er, en men ontmoet er velen, die men ook by de andere concerten zoo gaarne zien zou. Zoolang wij kunnen nagaan, heeft het be stuur der ZangvereenigiBg er naar gestreefd om die Meiconcerten een zekere aantrekkelijk heid te geven. Niet, dat de andere concerten der vereeniging minder belangryk zouden zijn maar toch, dat Meiconcert had allicht iets extra's. Zoo nu weer. Voor de op 17 dezer te geven uitvoering is de keus gevallen op een voor onze Btad nieuw werk van een voor haar onbekenden componist, op Constantin van Georg Vierling. Wy vertrouwen, dat wij onzen lezers geen ondienst zullen doen met een en ander van den componiBt en van zijn werk mede te deelen. Georg Vierling, geb. 5 Sept. 1820 te Fran- kenthal iq de Rheinpfelz, is de leerling van zgn, als orgelvirtuoos en theoreticus beroemden vader en van Rink en Marx. Zijne eerste be trekking als organist in Frankfort a/d. Oder verwisselde hij in 1852 met die van muziek directeur in Maïnz. Later vestigde hij zich in Berlijn, waar hij de Bachvereeniging oprichtte en zeer veel tot de verbreiding van Bach's werken bijdroeg. Om zich echter geheel aan de compositie te kunnen wyden, trok hij zich van alles terug en daardoor danken wij aan hem vele sehoone werken, waaronder voorna melijk te noemen zijn de groote koorwerken Allerichder Raub der Sabin er innen en Con stant-in. Vierling, als mensch zeer bescheiden en be minnelijk, is een fijn en algemeen ontwikkeld kunstenaar, die de kunst dient alleen om haar zelfs wille. De handeling van zijne compositie, welke Dinsdag 17 Mei in onze concertzaal zal worden uitgevoerd, verplaatst ons in den tijd van den Romeinschen keizer Constantin. Vrede is een ongekend woord; strijd vervult de wereld, strgd tusschen de volkeren onderling en niet minder tusschen de aanhangers van den ouden godsdienst en die van de nieuwere leer, door Jezus van Nazfireth verkondigd. In een grootsch dubbelkoor roepen de hei denen bun Zeus, de christenen hun Heer aan Nu geef ik wel toe, dat het gebruik mede brengt vorsten, die opperbevelhebbers van nationale legers z'tjn, in uniform af te beelden, ook al hebben zij persoonlijk geen enkele oorlogsdaad op hun geweten. Zij zei ven wen» schen dat, anders zouden zy niet altoos, wan neer zij in 't publiek verschijnen, zelfs bij plechtigheden van den meest vredelievenden en minst militairen aard, in militaire uniform zijn. Ik heb er dus niets tegen, dat men Wil lem III, gesteld het kwam ooit tot een monu ment, als militair daarop afbeeldt, al geef ik het gewone argument dat de uniform zooveel schilderachtiger is dan de burgerlijke kleeding, met bet oog op de tegenwoordige uitmonste ring van de Nederland6che generaals, volstrekt niet toe, maar dan moet de ontwerper ook de eenheid van gedachten ia zijn kunstwerk weten te bewaren, en aan de hoofdgedachte, het militair karakter van zijn held, geen afbreuk doen door emblemen aan het beeld toe te voegen, die tegen dat militair karakter in- druiscben. Naar ik meen is het beschreven model be stemd voor de tentoonstelling van zaken, op het Huis van Oranje betrekking hebbende, bij gelegenheid vau ons Septemberfeest in Am sterdam te houden, een van de vele uitingen van aanhankelijkheid aan de koningin en haar geslacht die 1898 zal opleveren. Het is een gelukkig gevonden uiting, die bovendien in goede handen is en waarvan de uitvoering dus wel aan de goede bedoeling recht zal doen. Yan alle andere uitingen van denzelfden goeden geest is dit echter niet te getuigen. De hartelijkheid ontvoert de menschen wel eens aau de heerschappij van het gezond verstand. Dit is het geval geweest met den ontwerper van een splinternieuw betoon van hulde en koningsgezindheid, waarvan de voorwerpen in sommige winkels prijken. Men heeft namelijk met het oog op het Septemberfeest de nationale vlag vermeerderd met eene nieuwe, eene oranje, baan; de driekleur tot -vierkleur gemaakt.. Dif is een vervaarlijk vergrijp tegen de historie, en ik hoop dat het publiekdoor de winkeliers met dit wonderlijk artikel te laten zitten, too- nen zal meer gezond verstand te bezitten dan de ontwerper. Het verwondert mij dat er nog geen manifestatie is gedaan tegen deze anti nationale, of wil men liever„meer dan nationale" vlaggen, die bovendien heel leelijk zijn omdat de Oranjekleur, op zich zelf en in fijne stoffen, zooals in de toonkasten van vele Haagsche modewinkels blijkt, uitstekend decoratief, in dadelijke vereeniging met't rood, wit en blauw, waaronder de Nederlanders wel haast drie eeuwen geleefd en gestreden hebben, een slecht effect maakt; die kleuren maken elkander wederkeerig leelijk. Eenige jaren geleden hoorde ik een verhaal van een plattelands-veldwachter, oud-militair, die bij zijn burgemeester een proces-verbaal in leverde, omdat de boeren bij 't zaaddorschen de Nederlandache vlag onderste boven, blauw, wit en rood, geheschen hadden, en die maar niet kon begrijpen, waarom de burgemeester dat stuk niet ter vervolging opzond. Leeft de man nog en komt hij dezer dagen in den Haag, ik wed dat hij proces-ver baal opmaakt tegen de verkoopers van de moderne vierkleur oranje, rood, wit en blauw. Den Haag, 5 Mei 1898. UIT STAD EN PROVINCIE. Door de anti-rovolutionnaïre kiesvereeni- ging Nederland en Oranje te Middelburg zijn, volgens bericht in De Z., tot voorloopige candidaten voor de Prov. staten gesteld de heeren H. J. van der Meer en D. J. Dronkers, aftredenden, benevens de heer mr A. A. de Veer Gz. te Middelburg. Vrydagochtend kwamen prinses Ileinricb van Pruisen, met de prinsen Waldemar en Sigismund en gevolg, met den sneltrein te Vlissingen aan, om met de nachtboot Koningin Regentes naar Engeland over te steken. Bij het uitbaggeren van een gedeelte van het marinedok, gelegen tusschen de tonnenbrug en de scheepshellingen der Kon. Mij de Schelde Vlissingen, werd de baggermachine heden middag plotseling defect, tengevolge waarvan zij kantelde en zonk. De bestuurders ervan hadden nog juist tijd om den stoom te doen ontsnappen en zich zelf to redden. Het verplaatsen van de gieterg en model makerij van de werf der Schelde te Vlissin gen naar de voormalige Oostkerk heeft, naar men ons meldt, ten doel, het terrein voor de hellingen van de te bouwen schepen te ver lengen. Daartoe zullen het zich aan het einde van de lange Walstraat bevindende gebouw voor gieterij benevens een dertiental woningen, die in zuidelijke richting daarnaast gelegen en op het oogenblik nog in gebruik zijn bij eenig personeel, worden afgebroken. Het hier door vrij komende terrein zal dan door een muur van de lange Walstraat worden gescheiden. De tweede gemeente-geneeskundige, de heer H. Breukink, arts aldaar, heeft zyn ontslag aangevraagd, wegens vertrek naar 's-Graven- hage, alwaar hij zich gaat vestigen. om te verkondigen, dat Hij alleen de ware god is. Met meesterhand zijn in dit, als inleiding dienende massieve koor de gemoedsuitingen der christenen en der heidenen op karakteristieke wijze geteekend. Het eerste deel verplaatst ons daarna in de hoofdstad des Rijks, het oude Rome. Te mid den van den veldtocht, waarin Constantin reeds menige zege behaalde, maar waarvan de eind beslissing zich nog wachten laat, zal zijn huwelijk gesloten worden met de sehoone Fausta, eene hooggeplaatste Romeinsche. Hare vrouwen roepen in een fijn geschreven, vroolijk lokkend koor Hymen aan, maar Constantin zelf deelt niet in deze vreugde. Zyn hart is elders In geheimen Klause betet still ein blasses Kind für mich zum Gott der Christen. Lucretiade zachte, lieflijke Christin, bemint bij. De tweede scène brengt ons in het vertrek, waar deze, het luidruchtig gewoel der straat ontvlucht, in een heerlijken altsolo haar gevoel jegens den gekruisigde den vrijen loop laat. Daar nadert in de schemering Constantin met de bede, hem als levensgezellin te steunen. Eerst in het volle gewicht zijner majesteit, dan smee- kend, vraagt hij haar, de zijno te worden. Lucretia stelt hem den eisch, christen te wor den de bedreiging met schandpaal en slaven ketenen kan haar niet tot andere gedachten brengen. Aau dien eiseh nu kan én wil Con- Naar de Steenb. Courant mededeelt, zon door den heer II. van Nievelt, te Lemmer, een som van f 25.000 gestort zijn als waarborg kapitaal voor de kosten van onderzoek, voor den aan te leggen tramweg Thule n—t a- v e n i s s e te maken. Daar hiermede aan den wensch van Ged. Staten van Zeeland is voldaan, kan het onderzoek van wegen enz., welke de tram volgens het plan van den concessionaris moet nemen, spoedig worden verwacht. Dit bericht is in alle opzichten juist; alleen bevat het een kleine vergissing wat het waar borgkapitaal betreft. De storting is iets min der dan wordt opgegeven en bedraagt250. In de Vrijdag te Bruinisse gehouden raadsvergadering werd o. a. besloten den ge meente-ontvanger andermaal een gratificatie toe te kennen, even als den havenmeester. Na behandeling in eene gesloten vergadering van het kohier van den hoofdelgken omslag voor 1898, kwam aan de orde een advies van den gemeente-ontvanger omtrent de al of niet verdere vervolging van een belastingschuldige wegens havengeld enz. over 1897. Besloten werd dezen ontheffing te verleenen van zate- geld, doch, voor zooveel zijn abonnement ha vengeld betreft, de vervolging door te zetten. Bij de gewone rondvraag, vroeg de heer Jume- let, hoe het met de inhuldigingsfeesten staat. Aan den voorzitter werd opgedragen gegevens te verzamelen, omtrent de kosten, die de kin derfeesten zouden knnnen beloopen en dat onderwerp in de volgende vergadering nader te bespreken. stantin niet toegeven, zoodat hy Lucretia verlaat. De volgende scène verplaatst ons op het keizerlijk paleis, waar met trompetgeschal en luid gejubel de huwelijksfeesten gevierd wor den. Een recht vroolijk, door de tenoren in gezet motief: O Wonnetago trunk?ne Lust geeft de uitgelatenheid der menigte weer. Fausta, thans des keizers gade, jubelend in het gevoel harer overwinning, noodigt den keizer uit, met haar te gaan naar het amphitheater waar o. m. de door de Romeinen zoo gewilde voorstellingen van het verscheuren der gevan gen genomen Christenen door wilde dieren zullen worden gegeven. Meesterlijk is de nu volgende scène, in het amphitheater, door den componist behandeld. De drukke, woelige volksmenigte, in een breed, vol accoord de grootheid van den Caesar naast zijne gade op den troon gezeten, ver- beeriykend, onder den indruk van de lieflijk- beid der Romeinsche schoonen, vertolkt door een zeer fraai vrouwenkoor Duftender Regen), kan zich niet bedwingen en barst los in een jubelzang ter eere van Roma, die Weltenköningin. Daar gaat, onder ademlooze stilte, de yzeren deur open, welke aan de ter dood gewijden den toegang tot de arena opent. De voor indrukken zoo vatbare menigte, eerst verbaasd bij den aanblik der kalmte van de slachtoffers seht wis gelassen sie schreiteri), dan woest losbarstend Bij de schouwing is gebleken dat het kind, waarvan het lijkje Woensdag in de Bel gische gemeente Koewacht in een beerput werd gevouden, dood ter wereld gekomen is. De ongehuwde moeder, eene te Sint Janateen wonende vrouw, is gebleken zonder schuld te zijn. OM EN BIJ CUBA. Geheel in stryd met het door ons ter stond onwaarschijnlijk genoemde telegram, uit Madrid, blijkt dat men op Cuba wel een landing vreest. De Dolphin, die een kruistocht in het Westen van het eiland maakte, rapporteert dat overal groote bedrijvigheid beerscht onder de Span jaarden, die op bijna alle plaatsen aardenwer- ken oprichten, om daaruit de landing te kun- den beletten. Over een dergelijk plan van de Amerikanen blijven de berichten uiteenloopen. Zoo wordt uit Washington geseind, dat, naar men daar vernam, de berichten over de sterkte van de macht van Maximo Gomez erg tegen vallen. De Amcrikaansche regeering zou daar om de expeditie een grootero sterkte willen geven, en de thans te Tampa vereenigde 20.000 man niet genoeg vinden. Maar even later werd uit New-York geseind, dat een expeditie van 5000 man naar Cuba was vertrokken, en Vrijdag tusschen Havanna en Matanzas zou landen. Te Madrid wist men reeds te verzekeren dat de landing mislukt was en dat de Amerika nen met aanzieulijke verliezen waren terugge- *gen. Een Amerikaansch blad verzekert dat de Spaansche vloot werkelijk op weg is naar Porto Rico. De vloot van admiraal Sampson moet op een dag stoomens van dat eiland liggen, gereed om slag te leveren. Te Washington blijft men volhouden, dat heden of morgen zal worden getracht het eiland te nemen. In deskundige kringen te Berlijn wordt evenwel verzekerd, dat het niet zoo gemakke lijk zal gaan als de Amerikanen het zich wel voorstellen. VAN DE PHILIPPiJNEN is nog altijd geen bericht. Men wachtte te Hongkong het adviesjacht Mc Cullochmaar dit is niet verschenen. Men begint zich nu werkelijk ongerust te maken, dat het Ameri- kaansche eskader in de baai van Manilla zit opgesloten. Geheel onmogelijk is dit niet, daar, gelijk wij reeds mededeelden, de ingang vrij gemakkelijk onbevaarbaar was te maken, althans te ver- De Spaansche minister van marine heeft in de Cortes echter gezegd dat het leggen van mijnen onmogelijk was. Wel aardig, nadat steeds zoo gesnoefd was op de mynen, die de baai ontoegankelijk maakten. Amerikaansche zeilschepen, die vóór den strijd Manilla verlieten, melden evenwel dat de verdedigingswerken in den toegang, vooral die op het „fort" Corregidor, in zeer sleehtea staat waren, en feitelijk nit wat aarden wallen mot scheepskanonnen bestonden. bij de herdenking aan de schande, Welke deze Christenen aan de oude goden aandeden (Ihf Leugner der Gö/ttr, Fluch euchweer ondep den indruk van de rust-, waarmede Lucretia haar lot wacht (stumm steht das bleiche Jung- fraunbild), eindelijk als het ware razend, wan neer de wilde tijger de christin ter nedervelt, verstomt eensklaps, wanneer een vlijmende smartkreet (Lucretia Weke door de arena weerklinkt Wer war's? klinkt het fluisterend, Wer war's Der CUsar Maar lang kan deze stemming bij het volk niet durenhet gevoel van voldoening over den Zeus aangedanen smaad behaalt de overhand en opnieuw barst de luide jubel van het volk uit in den zegezang ter eere van Roma, die Weltenkonigin. Deze scène is van geweldige, dramatische werking. De stemmingen der volksmenigte zyn èn in het orkest èn in bet koor op meesterlijke wijze weergegevenhet werk stelt hier vooral aan het laatste zeer hooge eisehen. Weldadig werkt na de jubelende uitbarsting van het volk het volgende koor, waarin de Christen-gemeente treurt om de reine, die zoo jong reeds opgeroepen werd, en haar vertrouwen uitspreekt op die Sonne deiner Herrlichkeit, die eenmaal dagen zal. Dit koor, waarmede de eerste afdeeling besluit, is een der schoonste, welke ooit voor gemengd koor geschreveö

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1