MIDDELBIRGSCHE COURANT.
7 April.
N°. 82.
141e Jaargang.
1898.
Donderdag
Deze courant verschijnt dagelijks, niet uitzondering van Zon- en Feestdagen.
PrijB, per Wartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer'
Middelburg 6 April 8 u. vm. 45 gr. 12 n 56 gr.,
av. 4 n. 49 gr. F. Verw. tam. kr. Z. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan bet bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent por regelj
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën by abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
A g o n t e n.
Te VlissingenC. N. J. de Vet Mestpagh te
GoesA. C. Botton, firma Wed. de Jonge.
Maandag a., Tweeden Paaschdag, ver
schijnt de Middelburgse!)e Courant niet.
Middelburg 6 April.
De kwestie-lsraëls in de Eer6te kamer.
Door den minister van buitenlandsche zaken
is blijkens de eerst Dinsdag avond ver
schenen officieele Handelingen aan den heer
Van Weideren Itengers, op diens interpellatie
in de Eerste kamer, het volgende geantwoord:
„Ik begin met 4e Kamer mijnen dank te
betuigen, dat zij mij in de gelegenheid heeft
gesteld omtrent deze zaak, die, zooals de ge
achte interpellant terecht zeide, tot zeer uit
eenloopende beoordeelingen heeft aanleiding
gegeven, datgene mede te deelen, wat aan mij
bekend is en waarin ik betrokken ben geweest-
Ik zal mij dan ook bepalen tot het geven
van eene korte geschiedenis van het verloop
dezer zaak, ten einde daaraan ten slotte mijner
zijds slechts eene enkele opmerking toe te
Tusschen den Nederlandschen gezant te
Parijs en den Franschen minister van buiten
landsche zaken Hanotaux hebben, terwijl het
bekende proces-Dreyfus aan de orde was, be
sprekingen plaats gehad, waarbij laatstgenoemde
er zijn leedwezen over uitdrukte, dat in het
algemeen de Nederlandscbe pers zich op weinig
vriendschappelijke wijze tegenover Frankrijk
en de regeering van dat land uitliet. De gezant
merkte daartegen op, dat in Nederland de pers
geheel vrij en onafhankelijk was en dat dus de
Nederlandsche regeering voor de houding dei-
pers in het minst niet aansprakelijk kon gesteld
worden, wat dan ook van de zijde van den
Franschen minister volkomen werd toegegeven.
Van den kant der Fransehe regeering is
omtrent de houding der pers dan ook nooit eenig
vertoog tot onze regeering gericht. Bij een dezer
besprekingen vestigde echter de minister Hano
taux de aandacht van den gezant meer bijzon
der op de houding van bet Handelsblad, dat
zich ten aanzien van Frankrijk het minst
vriendschappelijk uitliet en welks Fransehe
correspondent was de heer mr Louis Israëls,
die tevens door een offieieelen titel van advo
caat van de Nederlandsche legatie te Parijs
aan die legatie was verbonden. De minister
haalde bij die gelegenheid een citaat uit het
Handelsblad aan, waaruit de aan Frankrijk vijan
dige gezindheid van het blad bleek. Onze gezant
schreef mij over deze zaak en deelde mij tevens
mede, dat het Handelsblad niet op de Neder
landsche legatie te Parijs aanwezig was. Hij
verzocht mij daarom of ik zou willen verifiee
ren of het bedoelde citaat in het Handelsblad
voorkwam. Ik heb toen aan mijn departement
een groot aantal nummers van het Handelsblad
laten nagaan, maar uit dit voorloopig en op
pervlakkig onderzoek is mij het voorkomen
van dit citaat in de Parijsche correspondentie
van het blad niet gebleken. Ik heb dit aan
den gezant geschreven, maar gaf hem tevens
den raad, om aan den band, die den beer Israëls
aan de legatie verhond, een einde te maken en
dit wel om de volgende reden.
Aan een gezantschap toch kunnen geeneper-
80nen verbonden zijn die deelnemen aan de
polemiek over de binnenlandBcbe aangelegen
beden van het land waar bet gezantschap ge
vestigd is. Het is een vaste regel in het diplo
matiek verkeer tusschen de beschaafde landen,
d at gezanten en diplomatieke agenten zich ge
heel en al moeten onthoudeu van elke inmen
ging in de binnenlandsche aangelegenheden
v an het land bij welks regeering zij geaccredi
teerd zijn. Het is bekend hoe niet het minst iB
republieken aan dien regel wordt gehecht. Ik
zal deze vergadering er niet aan behoeven te
herinneren hoe streng onder anderen de repu
bliek der Yereenigde Staten van Noord-Amerika
hieraan de hand heeft gehouden. In de laatste
30 jaren toch is drie malen een gezant uit
Washington verwijderdde Russische, de
Engelsche en nu kort geleden de Spaansche,
omdat hij zich op eene of andere wijze inge
laten had met binnenlandsche quaestiën van
de republiek.
Nu moet deze verplichting, die op de diplo
matieke agenten rust, ook eenigermate uitge
strekt worden tot allen die onder den een of
anderen titel aan de legatie verbonden zijn.
Het was daarom dat ik onzen gezant te Parijs
in overweging gaf, om, voor het geval de heer
Israëls inderdaad de Fransehe correspondent
van het Handelsblad was wat mij niet
kend was den offieieelen band, die den heer
Israëls aan de legatie verbond, te verbreken.
Ik wilde niet dat daarbij in het minst gedacht
werd aan eene strafoefening over hetgeen de
heer Israëls in het Handelsblad had ge
strekking en inhoud daarvan beoordeelde ik
niet, maar beschouwde de zaak eenvoudig als
het voldoen aan de eischen, die door de re-»1»»
van het diplomatiek verkeer worden gesteld.
Iemand, die aan een blad was verbonden dat
zich zoo sterk uitliet over de binnenlandsche
staatkunde van Frankrijk, kon niet langer in
betrekking blijven tot eene vreemde legatie te
Parijs. Ik schreef daarom dat naar rayjne
meening de losmaking van dien band moest
geschieden op de voor den heer Israëls meest
bevredigende en eervolle wijze, waarom ik den
gezant in overweging gaf den heer Israëls, die
toch ook zelf moest gevoelen dat zijne ver
houding tot het Handelsblad dit noodzakelijk
maakte, aan te raden om zijn ontslag te vragen,
waardoor de zaak voor hem het beat en op
de minst opzienbarende wijze tot een eind zon
komen.
Deze brief van mij was van 22 Februari, in
antwoord op een brief van den gezant van 18
Februari.
Daarop ontving ik op 28 Februari een brief
van den gezant van 26 Februari. De heer De
Stuers deelde mij daarin mede, dat in een
onderhoud met den minister van buitenlandsche
zaken deze hem had gezegd, dat de Fransehe
regeering omging met het denkbeeld om aan
onderscheidene correspondenten van buitenland
sche bladen bet verblijf binnen het Fransehe
grondgebied te ontzeggen onder deze corres
pondenten bevond zich ook de heer Israëls.
Dit was een der maatregelen, die de Fransehe
regeering na afloop van het proces-Zola in
overweging had genomen. Nu zal het wel
overbodig zijn bier op te merken, dat men
tegen dergelijke expnlsiën van vreemdelingen,
wanneer die plaats hebben, uit kracht der be
voegdheid die de wet aan de regeering verleent,
niet veel kan doen buitenlandsche regeeringen
kunnen alleen vertoogen indienen. Wanneer
bijv. onze regeering volgens de bepalingen van
onze vreemdelingenwet een vreemdeling uit het
land zet, zal men het wel met mg eens zijn
dat wij de appreciatie van de motieven, die
daartoe geleid hadden, niet zonden mogen
overlaten aan eene vreemde regeering.
Onze gezant heeft echter niet geschroomd,
nadat hem dit voornemen was medegedeeld,
bij den minister van buitenlandsche zaken zeer
ernstig daartegen op te komen.
Hij heeft dezen de verzekering gegeven, dat
de heer Israëls in hetgeen hij mocht geschreven
hebben in het Handelsblad zijne innige over
tuiging had uitgesproken en volstrekt niet bad
gehandeld uit haat jegeus Frankrijk of de Fran
sehe regeering. Hij heeft er den minister
daarenboven indachtig op gemaakt, dat een
dergelijke maatregel tegenover den heer Israëls
zeer hard zou zijn, omdat de heer Israëls met
groote moeite zich een goed bestaan in de
rechtspraktijk te Parijs had verworven, en dus
zijne geheele toekomst bij deze uitzetting be
trokken was. Tegelijk heeft hij den Franschen
minister medegedeeld, dat hg in beraad stond
den offieieelen titel van den heer Israëls, die
hem aan de Nederlandsche legatie verbond, te
doen vervallen. De minister Hanotaux heeft
daarop onzen gezant medegedeeld, dat hij ten-
5 van de door hem aangevoerde beweeg
redenen den beer Israëls van de lijst van
dagblad-correspondenten, waarop de bewuBte
maatregel zou worden toegepast, zou schrappen.
Den volgenden dag had een onderhoud tusschen
den gezant en den heer Israëls plaats, en de
gezant kon mij schrijven, in denzelfden brief
van 26 Februari: „de omstandigheid dat ik te
zijnen gunste hij den minister Hanotaux was
tusschenbeide gekomen om zijne uitzetting te
voorkomen, heeft den heer Israëls er toe doen
overgaan om mijn verzoek zonder tegenwerking
te willigen. Alleen heeft hij mij gevraagd
hem wel te willen tot staan de certificate de
coutume, die hij Harer Majesteits gezantschap
worden aangevraagd, bij voortduring te mogen
afgeven. Deze werkzaamheden verzekerden hem
een niet onaanzienlijk geldelijk voordeel, dat
hij moeilijk eensklaps kon ontberen. Naar
mijne meening bestaan er geene bezwaren om
hem, ook zonder den titel van rechtsgeleerd
adviseur bij Harer Majesteits gezantschap,
stukken te laten opmaken en onderteekenen."
Ik heb natuurlijk geschreven, dat ook bij mij
daartegen geen het minste bezwaar bestond en
meende dat de zaak thans op bevredigende
wijze was beëindigd. Op 2 Maart echter ontviDg
ik een brief van onzen gezant te Parijs, waarin
het volgende voorkwam„In stede van mij
zonder uitstel, zooals was overeengekomen, zijn
ontslag als advocaat van Harer Majesteits
zantschap te doen toekomen, schreef de heer
Israëls mij den volgenden brief, die mg giste
renavond gewerd
„Na ons gesprek van gisteren heb ik niets
meer in de courant geschreven, zoodat u hier
reeds het laatste artikel hebt. Morgenochtend
vertrek ik naar Holland, om met de redactie
van het Handelsblad overleg te plegen. Daar
uit dat overleg zeer wel kan volgen, dat wij in
het belang der courant het heter vinden dat
ik ophoud er aan mede te werken, in welk
geval er zeker geen bezwaar zal bestaan dat
ik, geen journalist meer zijnde, als advocaat
der legatie werkzaam blijf, heb ik gomeend
deze zijde der kwestie tot na die bespreking
te moeten laten rusten."
De heer De Stuers schreef mij, dat hij hierop
dadelijk het volgende telegram aan den heer
Israëls had gezonden„De inhoud van uwen
brief heeft mij zeer verwonderd, daar hij ge
heel in strijd is met de conclnsien van ons
onderhoud van gisteren. Daarenboven heb ik
zoowel den minister van buitenlandsche zaken
te 's Gravenhage als dien te Parijs reeds in
kennis gesteld met de regeling van de zaak,
zooals ik u die gisteren heb aangeduid en die
u toen heeft aangenomen. Thans kan daarin
geene verandering meer gebracht worden. Ik
verwacht dus vóór uw vertrek den brief, dien
u mij gisteren heeft toegezegd en waarbij uw
ontslag vrijwillig wordt gegeven. Daardoor
alleen zal u groote moeilijkheden kunnen voor
komen. Wegens de groote haast moet ik u per
jietit bleu hierover schrijven".
De heer Israëls heeft in diezelfde week,
terwijl hij in Holland was, zich ook bij mij
vervoegd. Ik heb toen tweemalen met hem
een onderhoud gehad en hem gezegd, dat ik
geen oordeel kau uitspreken over het misver
stand tusschen hem en den gezant ten opzichte
van hun onderhoud, maar dat het mijne over
tuiging was, dat de verhouding van den heer
Israëls tot het Handelsblad het noodzakelijk
maakte, dat zijne officieele betrekking tot de
Nederlandsche legatie te Parijs werd verbroken.
Indien de heer Israëls dan ook niet naar mijn
wensch zelf zijn ontslag nam, zou ik den ge
zant in overweging geven hem ontslag te geven.
De heer Israëls heeft mij toen beloofd, dat
hij onmiddellijk zijn ontslag zou aanvragen.
Hij heeft dit gedaan, maar toen hij te Parijs
terugkwam, vond hij reeds het ontslag dat de
heer De Stuers hem inmiddels had gegeven.
De heer Israëls heeft zich later nog tot mij
gewend om te vragen, of het mogelijk zou
zijn op het gegeven ontslag terug te komen,
en hem alsnog op zijn verzoek ontslag te
verleenen. Ik heb geantwoord dat ik persoon
lijk daartegen geen bezwaar had, doch dat ik
die zaak geheel moest overlaten aan den ge
zant te Parijs. Deze was er verantwoordelijk
voor, daar hij te allen tijde bevoegd was om
de aanstelling van mr Israëls in te trekken.
Ik heb dan ook gemeend aan dien gezant de
beslissing te moeten overlaten, hoe hij verder
in deze zaak wilde handelen.
De gezant heeft na hetgeen gebeurd was
geene termen kunnen vinden om op zijn brief
terug te komen en den heer Israëls alsnog
ontslag te verleenen op zijn verzoek.
Mijnbeer de voorzitter! Dit is de geheele
loop der zaak, zooals zij is voorgevallen. Ik
wensch er eene eenvoudige opmerking aan toe
te voegen. Men moet niet vergeten, dat bet
voor de regeeringen van kleine landen, mis
schien nog meer dan voor die van groote, van
het uiterste belang is om aan de eischen, die
het internationaal diplomatiek verkeer tus
schen beschaafde volken stelt, met grooten
eerbied en zorgvuldigheid te voldoen. Men
stelle zich eens voor, dat in eene bnitenland-
sche courant op dezelfde wijze als in het
Handelsblad werd gepolemiseerd tegen Neder
land en de Nederlandsche regeering; dat een
vreemdeling, hier te 's Gravenhage gevestigd
als Nederlandsch correspondent van dat blad,
tevens in eene officieele betrekking stond tot
een buitenlandsch gezantschap, dan zou ik als
minister van buitenlandsche zaken bij den ge
zant dier vreemde mogendheid zeer zeker mijn
beklag daarover indienen. Welnu, het recht
daartoe zou mg ontnomen zijn, indien ik geen
acht had geslagen op dezelfde klachten, inge
bracht ten opzichte van Nederlanders in het
buitenland.
Ik heb gemeend dat in deze zsak door onzen
gezant te Parijs correct is gehandeld, en neem
geheel de verantwoordelijkheid op mij voor
betgeen door hem is gedaan."
De interpellant vond in het door den minister
meegedeelde, waarvoor hij hem dank betuigde,
aanleiding om te constateeren, dat de eerst
circuleerende voorstelling van deze zaak minder
juist is, namelijk die voorstelling, dat de gezant
uitsluitend gehandeld had onder pressie vat
een buitenlandsehen minister.
„Hetgeen de minister van buitenlandsche
zaken ons bier mededeelt, zoo zeide baron
Rengers, geeft eene andere en volkomen plau
sibele uitlegging van het gebeurde, en ik zal
allerminst de bevoegdheid van Zijne Excellentie
in twijfel trekken of af keuring uitspreken over
hetgeen hij gemeend heeft overeenkomstig de
diplomatieke usances te moeten doen.
Wat een tweede punt betreft, wensch ik
voor mij persoonlijk uit te spreken of het,
waar werkelijk niet gebleken is, dat de heer
Israëls zich heeft schuldig gemaakt aan hande
lingen, die afkeuring van zijn gedrag onzer-
I zjjds zouden wettigen, niet nog mogelijk is,
dat het hem verleende ontslag op eervolle wijze
werd verleend. Dit is in zeker opzicht eene
zaak ran vorm, maar de vorm is in deze voor
den betrokken persoon niet onverschillig, en
wellicht is het nog mogelijk, de zaak in die
richting te sturen. Ik kan mij voorstellen, dat
onze gezant zich eenigszins door de handelwijze
van den heer Israëls gekrenkt gevoelde, maar
vergeven en vergeten ia in dit geval de meest,
aangewezen weg. Het zon mij aangenaam zijn,
indien op de genomen beslissing in den door
mij aangegeven zin werd teruggekomen. Overi
gens bepaal ik mij tot eene dankbetuiging aan
de regeering."
Naar aanleiding van deze laatste opmerking
van den interpellant, stelde de minister er ten
slotte prijs op mede te deelen, dat er volstrekt
geene quaestie is geweest van het geven van
een niet-eervol ontslag. „Integendeel, zoo deel-
<k» hij nog mee, ik heb den brief, waarin het
ontslag wordt verleend, op dit oogenblik niet
bij mij, maar al wordt, wat ik mij niet herin
ner, het woord eervol daarin niet vermeld, dan
moet men daaruit volstrekt niet opmaken dat
het ontslag niet eervol zoude zijn. Wel meen
ik mij zeker te herinneren, dat daarin wordt ge
sproken van dankbetuiging voor de bewezen
diensteD. Maar wat de heer Israëls wenscht is
dat hem alsnog, met intrekking van het gege
ven ontslag, ontslag verleend worde op eigen
verzoek. Aan dezen wensch ecliter meende de
gezant niet te moeten voldoen, omdat de heer
Israëls met het aanvragen van ontslag te lang
getalmd had. Ik herhaal echter wat ik zoo
straks reeds zeidehet ontslag mist ten eenen-
male het karakter van eene strafoefening".
KROONDOMEIN.
Uit het verslag van "den toestand van het
kroondomein over 1897 blijkt o. a. dat, niette
genstaande de inkomsten zoowel wat bouw
hoeven en landerijen als wat tienden betreft,
hooger waren dan in het daaraan voorafgaande
tijdperk, de zuivere opbrengst lager was door
dien talrijke werken tot verbetering der be
zittingen zijn uitgevoerd.
De oogst was in het algemeen middelmatig.
Groote schade werd vooral in denBiesbosch
door het hooge water van 19 Juni aangericht.
11. M. de koningin-regentes, schonk namens
H. M. de koningin, eene ruime tegemoetkoming.
Gedurende 1897 hadden tiendafkoopen plaats
in bet rentambt Goes voor f 1156.20 en in
het rentambt Greve voor f 8.29. Het kapitaal
ingeschreven op het grootboek 2'/2% N. S. be
droeg op 31 Dec. 11. f 6.406.400.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Blijkens het zgn. Maandboekje ovérledén in
de maand Maart te Middelburg 25
personen.
De ouderdom der overledenen wasbeneden
het jaar 10, van 1 tot 5 jaar 1, van 30 tot 35
jaar 1, van 50 tot 55 jaar 1, van 55 tot 60
jaar 1, van 60 tot 65 jaar 3, van 70 tot 75
jaar 4, van 80 tot 85 jaar 3 en van 85 tot 90
jaar 1.
De ziekten der overledenen warenberoerte
4, onvoldoende ontwikkeling en nierziekte
ieder 3, kindertering, longtering, longontsteking
en hartziekte ieder 2, aangeboren gebrek, slepend
longlijden, leverkanker en verwonding ieder
1. 3 personen overleden aan een onbekende
ziekte of werden niet behandeld.
- Of door de stichting van een nieuw meu
belmagazijn in onze stad in een bepaalde be
hoefte wordt voorzien, willen wij niet beslissen,
waar wij op verzoek van den heer J. Gabrielsa
melding maken van de opening eener zooda
nige zaak in de Lange Noordstraat alhier. Wel
knnnen wij verklaren, dat in de zeer ruime, zich
voor een magazijn goed eigenende lokalen op
meubelgebied van alles en nog wat is ten ver
koop gesteld in velerlei vorm, in allerlei hout
soort, in menigerlei stijl en in voor ieders beurs
passenden prijs. In de onderscheiden afdeelin-
gen zagen we kabinetten, kasten in mahonie-
en notenhout, geschilderde zaken, uurwerken,
kinderwagens enz., terwijl aan het magazijn ook
een fabriek van bedden en matrassen verbon
den is.
Zeer mooi is het Amerikaansche notenhou
ten ameublement, dat voor het groote spiegel
raam ten toon gesteld is.
BEAOEMIAGEA MZ.
Bij kon. besluit
is benoemd bij het wapen der infanterie van
het leger in N.-I., tot tweede-luit. de sergeant
C. J. van Roosendaal, van het 3de regt. infan
terie, en is in zijn rang overgeplaatst bij het
wapen der infanterie van dat leger de tweede-
luits. H. T. Aukes van het le, G. J. J. de
Jongh van het 3e en W. Jentink van het 2e
regiment inf.; (de benoeming van luit. Van
Roosendaal en de overplaatsing van luit. De
Jongh is nog in een deel der oplaag van het
vorig nommer medegedeeld)
is de majoor W, P. Veeren, van het 2e regt.
veld art., op pensioen gesteld ad f 1600 'sjaars
is bevorderd tot commies der telegraphie
le kl. H. Groenendijk, thans commies 2e kl.
is de met verlof in Europa aanwezige le
luit. der art. van het leger in N.-I. B. de Greve,
op zijn verzoek, eervol uit den militairen dienst
ontslagen
is de met verlof hier te lande aanwezige
kapitein der genie van het leger in N.-I. M.
C. Fauel, ter zake van lichaamsgebreken, eer-
Vol uit den militairen dienst ontslagen, met
van pensioen.
LEERPLICHT-ONTWERP.
Het centraal-bestuur van het Alg. Nederl.
Werkliedenverbond zal in de algemeeue ver
gadering van 10 en 11 April een motie aan de
orde stellen, waarin bet verbond zijn diep
leedwezen te kennen geeft over het feit, dat in
het thans aanhangige wetsvoorstel voor leer
plicht lo. de duur tot den 13-jarigen leeftijd
is beperkt; en 2o. elke verplichting tot het
ontvangen vau herhalings- en voortgezet on
derwijs wordt gemist.
Het hoofdbestuur wenscht er bij de regeering
en de Staten-Generaal op aan te dringen het
thans aan de orde zijnde wetsvoorstel alsnog
zoodanig te wijzigen en uit te breiden datlo.
de verplichte leertijd op de dagschool worde
uitgebreid tot deu leeftijd van 14 jaar;2o.het
herhalings- en voortgezet onderwijs mede ver
plicht wordt geBteld tot den 18 jarigen leeftijd
voor alle jongelieden, die niet worden opgeleid
voor eenige ambtelijke betrekking of geen ver
der onderwijs ontvangen op een kweekschool,
normaalschool, een inrichting voor middelbaar
of hooger onderwijs of dergelijke inrichting.
E. Witte te KruiningeniB benoemd
tot politie-agent te Dordrecht.
In de Dinsdag te St. Annaland door
den dijkraad van het cal. waterschap Suzanna
gehouden vergadering werd, op verzoek, eer
vol ontslag verleend aan den heer H. van der
Dussen als waterbouwkundig ambtenaar.
Verder werd, op eene daartoe ingekomen
missive van Ged. Staten, besloten aan dat col-
;e te adviseeren de schatbare gronden in
dien polder voor het volgend tienjarig tijdvak
niet aan eene schatting te onderwerpen, op
grond dat de pachtwaarde der gronden in dien
polder gedurende de laatste tien jaren niet
zoodanige wijziging heeft ondergaan, dat eene
herschatting noodig geacht wordt.
Gedurende de vorige week werden van
Bruinisse verzonden 1800 ton mosselen naar
Holland, België, Frankrijk en Engeland. De
prijzen varieerden van f 2.25 tot f 1.50 per
ton naar kwaliteit. De aanvoer van mossel
zaad bedroeg 650 tonnen van de Zuiderzee by
Ameland en 300 tonnen van Zeeuwscheu oor
sprong. De prijzen waren pl.m. f 1 per ton.
Op de Dinsdag avond door de vereeniging
De Vereenigde Handwerkslieden te Terneuzen,
in haar eigen gebouw gehouden feestelijke jaar
vergadering, bleek nit het jaarverslag over
1897, uitgebracht door den eere-voorzitter, den
heer Eijke, dat aan het einde van het jaar de
vereeniging bestond uit eere-voorzitter, 3 eere
leden, 44 donateurs eu 42 gewone leden. De
uit de vereeniging gevormde zangafdeeling telde
30 leden en 58 donateurs. De ontvangsten be
liepen f 617.52 en de uitgaven f 411.20Vs, al-
zoo een voordeelig saldo van f 206.31Aan
kapitaal bezat de vereeniging, met inbegrip
daarvan, pi. m. f 355. Onder de uitgaven is
begrepen f 100 voor aflossing van het kapitaal
tot aankoop van den grond, waarop het gebouw
staat. Er behoefde slechts aan ziekengeld ƒ28.80
te worden uitgekeerd. De zangafdeeling gaf
een batig saldo van f 11.50.
De naast het gebouw liggende grond is aan
gekocht, met het doel ook deze 'te bebouwen,
waarvoor een nieuwe leening op hypotheek
zou moeten worden gesloten.
Mocht tot heden het doel der vereeniging
wel wat uit het oog zijn verloren en was zij
niet anders dan een uitkeeringsfonds bij ziekte,
den aanvang van 1898 is daarin verbetering
gekomen en zijn besluiten genomen die kunnen
leiden tot verbetering van het ambachtsvak.
Een cursus in 't rekenen en teekenen kwam tot
Btand, waarvan 3 kinderen van donateurs, 3
van leden en 5 leden gebruik maken. Met het
einde dezer maand wordt dit onderwijs tot het
a. s. najaar geschorst. Er zal verder getracht
worden om het fonds tot het verleenen van
pensioen by ouderdom te verbeteren. Ook
bestaat het voornemen werkstukken te maken
en deze het volgend jaar met werk van de
leerlingen van den teekencursus tentoon te
stellen.
Met de beste wenschen voor de vereeniging
eindigde de eere-voorzitter het verslag.
Het verdere programma bestond, uit verschil
lende bijdragen, o. m. van den heer Vooren,
die als onderwerp koos Leven is streden, eo