MIDDELBIRGSCHE COURANT. 7 April. N°. 82. 141e Jaargang. 1898. Donderdag Deze courant verschijnt dagelijks, niet uitzondering van Zon- en Feestdagen. PrijB, per Wartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer' Middelburg 6 April 8 u. vm. 45 gr. 12 n 56 gr., av. 4 n. 49 gr. F. Verw. tam. kr. Z. W. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan bet bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent por regelj Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën by abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. A g o n t e n. Te VlissingenC. N. J. de Vet Mestpagh te GoesA. C. Botton, firma Wed. de Jonge. Maandag a., Tweeden Paaschdag, ver schijnt de Middelburgse!)e Courant niet. Middelburg 6 April. De kwestie-lsraëls in de Eer6te kamer. Door den minister van buitenlandsche zaken is blijkens de eerst Dinsdag avond ver schenen officieele Handelingen aan den heer Van Weideren Itengers, op diens interpellatie in de Eerste kamer, het volgende geantwoord: „Ik begin met 4e Kamer mijnen dank te betuigen, dat zij mij in de gelegenheid heeft gesteld omtrent deze zaak, die, zooals de ge achte interpellant terecht zeide, tot zeer uit eenloopende beoordeelingen heeft aanleiding gegeven, datgene mede te deelen, wat aan mij bekend is en waarin ik betrokken ben geweest- Ik zal mij dan ook bepalen tot het geven van eene korte geschiedenis van het verloop dezer zaak, ten einde daaraan ten slotte mijner zijds slechts eene enkele opmerking toe te Tusschen den Nederlandschen gezant te Parijs en den Franschen minister van buiten landsche zaken Hanotaux hebben, terwijl het bekende proces-Dreyfus aan de orde was, be sprekingen plaats gehad, waarbij laatstgenoemde er zijn leedwezen over uitdrukte, dat in het algemeen de Nederlandscbe pers zich op weinig vriendschappelijke wijze tegenover Frankrijk en de regeering van dat land uitliet. De gezant merkte daartegen op, dat in Nederland de pers geheel vrij en onafhankelijk was en dat dus de Nederlandsche regeering voor de houding dei- pers in het minst niet aansprakelijk kon gesteld worden, wat dan ook van de zijde van den Franschen minister volkomen werd toegegeven. Van den kant der Fransehe regeering is omtrent de houding der pers dan ook nooit eenig vertoog tot onze regeering gericht. Bij een dezer besprekingen vestigde echter de minister Hano taux de aandacht van den gezant meer bijzon der op de houding van bet Handelsblad, dat zich ten aanzien van Frankrijk het minst vriendschappelijk uitliet en welks Fransehe correspondent was de heer mr Louis Israëls, die tevens door een offieieelen titel van advo caat van de Nederlandsche legatie te Parijs aan die legatie was verbonden. De minister haalde bij die gelegenheid een citaat uit het Handelsblad aan, waaruit de aan Frankrijk vijan dige gezindheid van het blad bleek. Onze gezant schreef mij over deze zaak en deelde mij tevens mede, dat het Handelsblad niet op de Neder landsche legatie te Parijs aanwezig was. Hij verzocht mij daarom of ik zou willen verifiee ren of het bedoelde citaat in het Handelsblad voorkwam. Ik heb toen aan mijn departement een groot aantal nummers van het Handelsblad laten nagaan, maar uit dit voorloopig en op pervlakkig onderzoek is mij het voorkomen van dit citaat in de Parijsche correspondentie van het blad niet gebleken. Ik heb dit aan den gezant geschreven, maar gaf hem tevens den raad, om aan den band, die den beer Israëls aan de legatie verhond, een einde te maken en dit wel om de volgende reden. Aan een gezantschap toch kunnen geeneper- 80nen verbonden zijn die deelnemen aan de polemiek over de binnenlandBcbe aangelegen beden van het land waar bet gezantschap ge vestigd is. Het is een vaste regel in het diplo matiek verkeer tusschen de beschaafde landen, d at gezanten en diplomatieke agenten zich ge heel en al moeten onthoudeu van elke inmen ging in de binnenlandsche aangelegenheden v an het land bij welks regeering zij geaccredi teerd zijn. Het is bekend hoe niet het minst iB republieken aan dien regel wordt gehecht. Ik zal deze vergadering er niet aan behoeven te herinneren hoe streng onder anderen de repu bliek der Yereenigde Staten van Noord-Amerika hieraan de hand heeft gehouden. In de laatste 30 jaren toch is drie malen een gezant uit Washington verwijderdde Russische, de Engelsche en nu kort geleden de Spaansche, omdat hij zich op eene of andere wijze inge laten had met binnenlandsche quaestiën van de republiek. Nu moet deze verplichting, die op de diplo matieke agenten rust, ook eenigermate uitge strekt worden tot allen die onder den een of anderen titel aan de legatie verbonden zijn. Het was daarom dat ik onzen gezant te Parijs in overweging gaf, om, voor het geval de heer Israëls inderdaad de Fransehe correspondent van het Handelsblad was wat mij niet kend was den offieieelen band, die den heer Israëls aan de legatie verbond, te verbreken. Ik wilde niet dat daarbij in het minst gedacht werd aan eene strafoefening over hetgeen de heer Israëls in het Handelsblad had ge strekking en inhoud daarvan beoordeelde ik niet, maar beschouwde de zaak eenvoudig als het voldoen aan de eischen, die door de re-»1»» van het diplomatiek verkeer worden gesteld. Iemand, die aan een blad was verbonden dat zich zoo sterk uitliet over de binnenlandsche staatkunde van Frankrijk, kon niet langer in betrekking blijven tot eene vreemde legatie te Parijs. Ik schreef daarom dat naar rayjne meening de losmaking van dien band moest geschieden op de voor den heer Israëls meest bevredigende en eervolle wijze, waarom ik den gezant in overweging gaf den heer Israëls, die toch ook zelf moest gevoelen dat zijne ver houding tot het Handelsblad dit noodzakelijk maakte, aan te raden om zijn ontslag te vragen, waardoor de zaak voor hem het beat en op de minst opzienbarende wijze tot een eind zon komen. Deze brief van mij was van 22 Februari, in antwoord op een brief van den gezant van 18 Februari. Daarop ontving ik op 28 Februari een brief van den gezant van 26 Februari. De heer De Stuers deelde mij daarin mede, dat in een onderhoud met den minister van buitenlandsche zaken deze hem had gezegd, dat de Fransehe regeering omging met het denkbeeld om aan onderscheidene correspondenten van buitenland sche bladen bet verblijf binnen het Fransehe grondgebied te ontzeggen onder deze corres pondenten bevond zich ook de heer Israëls. Dit was een der maatregelen, die de Fransehe regeering na afloop van het proces-Zola in overweging had genomen. Nu zal het wel overbodig zijn bier op te merken, dat men tegen dergelijke expnlsiën van vreemdelingen, wanneer die plaats hebben, uit kracht der be voegdheid die de wet aan de regeering verleent, niet veel kan doen buitenlandsche regeeringen kunnen alleen vertoogen indienen. Wanneer bijv. onze regeering volgens de bepalingen van onze vreemdelingenwet een vreemdeling uit het land zet, zal men het wel met mg eens zijn dat wij de appreciatie van de motieven, die daartoe geleid hadden, niet zonden mogen overlaten aan eene vreemde regeering. Onze gezant heeft echter niet geschroomd, nadat hem dit voornemen was medegedeeld, bij den minister van buitenlandsche zaken zeer ernstig daartegen op te komen. Hij heeft dezen de verzekering gegeven, dat de heer Israëls in hetgeen hij mocht geschreven hebben in het Handelsblad zijne innige over tuiging had uitgesproken en volstrekt niet bad gehandeld uit haat jegeus Frankrijk of de Fran sehe regeering. Hij heeft er den minister daarenboven indachtig op gemaakt, dat een dergelijke maatregel tegenover den heer Israëls zeer hard zou zijn, omdat de heer Israëls met groote moeite zich een goed bestaan in de rechtspraktijk te Parijs had verworven, en dus zijne geheele toekomst bij deze uitzetting be trokken was. Tegelijk heeft hij den Franschen minister medegedeeld, dat hg in beraad stond den offieieelen titel van den heer Israëls, die hem aan de Nederlandsche legatie verbond, te doen vervallen. De minister Hanotaux heeft daarop onzen gezant medegedeeld, dat hij ten- 5 van de door hem aangevoerde beweeg redenen den beer Israëls van de lijst van dagblad-correspondenten, waarop de bewuBte maatregel zou worden toegepast, zou schrappen. Den volgenden dag had een onderhoud tusschen den gezant en den heer Israëls plaats, en de gezant kon mij schrijven, in denzelfden brief van 26 Februari: „de omstandigheid dat ik te zijnen gunste hij den minister Hanotaux was tusschenbeide gekomen om zijne uitzetting te voorkomen, heeft den heer Israëls er toe doen overgaan om mijn verzoek zonder tegenwerking te willigen. Alleen heeft hij mij gevraagd hem wel te willen tot staan de certificate de coutume, die hij Harer Majesteits gezantschap worden aangevraagd, bij voortduring te mogen afgeven. Deze werkzaamheden verzekerden hem een niet onaanzienlijk geldelijk voordeel, dat hij moeilijk eensklaps kon ontberen. Naar mijne meening bestaan er geene bezwaren om hem, ook zonder den titel van rechtsgeleerd adviseur bij Harer Majesteits gezantschap, stukken te laten opmaken en onderteekenen." Ik heb natuurlijk geschreven, dat ook bij mij daartegen geen het minste bezwaar bestond en meende dat de zaak thans op bevredigende wijze was beëindigd. Op 2 Maart echter ontviDg ik een brief van onzen gezant te Parijs, waarin het volgende voorkwam„In stede van mij zonder uitstel, zooals was overeengekomen, zijn ontslag als advocaat van Harer Majesteits zantschap te doen toekomen, schreef de heer Israëls mij den volgenden brief, die mg giste renavond gewerd „Na ons gesprek van gisteren heb ik niets meer in de courant geschreven, zoodat u hier reeds het laatste artikel hebt. Morgenochtend vertrek ik naar Holland, om met de redactie van het Handelsblad overleg te plegen. Daar uit dat overleg zeer wel kan volgen, dat wij in het belang der courant het heter vinden dat ik ophoud er aan mede te werken, in welk geval er zeker geen bezwaar zal bestaan dat ik, geen journalist meer zijnde, als advocaat der legatie werkzaam blijf, heb ik gomeend deze zijde der kwestie tot na die bespreking te moeten laten rusten." De heer De Stuers schreef mij, dat hij hierop dadelijk het volgende telegram aan den heer Israëls had gezonden„De inhoud van uwen brief heeft mij zeer verwonderd, daar hij ge heel in strijd is met de conclnsien van ons onderhoud van gisteren. Daarenboven heb ik zoowel den minister van buitenlandsche zaken te 's Gravenhage als dien te Parijs reeds in kennis gesteld met de regeling van de zaak, zooals ik u die gisteren heb aangeduid en die u toen heeft aangenomen. Thans kan daarin geene verandering meer gebracht worden. Ik verwacht dus vóór uw vertrek den brief, dien u mij gisteren heeft toegezegd en waarbij uw ontslag vrijwillig wordt gegeven. Daardoor alleen zal u groote moeilijkheden kunnen voor komen. Wegens de groote haast moet ik u per jietit bleu hierover schrijven". De heer Israëls heeft in diezelfde week, terwijl hij in Holland was, zich ook bij mij vervoegd. Ik heb toen tweemalen met hem een onderhoud gehad en hem gezegd, dat ik geen oordeel kau uitspreken over het misver stand tusschen hem en den gezant ten opzichte van hun onderhoud, maar dat het mijne over tuiging was, dat de verhouding van den heer Israëls tot het Handelsblad het noodzakelijk maakte, dat zijne officieele betrekking tot de Nederlandsche legatie te Parijs werd verbroken. Indien de heer Israëls dan ook niet naar mijn wensch zelf zijn ontslag nam, zou ik den ge zant in overweging geven hem ontslag te geven. De heer Israëls heeft mij toen beloofd, dat hij onmiddellijk zijn ontslag zou aanvragen. Hij heeft dit gedaan, maar toen hij te Parijs terugkwam, vond hij reeds het ontslag dat de heer De Stuers hem inmiddels had gegeven. De heer Israëls heeft zich later nog tot mij gewend om te vragen, of het mogelijk zou zijn op het gegeven ontslag terug te komen, en hem alsnog op zijn verzoek ontslag te verleenen. Ik heb geantwoord dat ik persoon lijk daartegen geen bezwaar had, doch dat ik die zaak geheel moest overlaten aan den ge zant te Parijs. Deze was er verantwoordelijk voor, daar hij te allen tijde bevoegd was om de aanstelling van mr Israëls in te trekken. Ik heb dan ook gemeend aan dien gezant de beslissing te moeten overlaten, hoe hij verder in deze zaak wilde handelen. De gezant heeft na hetgeen gebeurd was geene termen kunnen vinden om op zijn brief terug te komen en den heer Israëls alsnog ontslag te verleenen op zijn verzoek. Mijnbeer de voorzitter! Dit is de geheele loop der zaak, zooals zij is voorgevallen. Ik wensch er eene eenvoudige opmerking aan toe te voegen. Men moet niet vergeten, dat bet voor de regeeringen van kleine landen, mis schien nog meer dan voor die van groote, van het uiterste belang is om aan de eischen, die het internationaal diplomatiek verkeer tus schen beschaafde volken stelt, met grooten eerbied en zorgvuldigheid te voldoen. Men stelle zich eens voor, dat in eene bnitenland- sche courant op dezelfde wijze als in het Handelsblad werd gepolemiseerd tegen Neder land en de Nederlandsche regeering; dat een vreemdeling, hier te 's Gravenhage gevestigd als Nederlandsch correspondent van dat blad, tevens in eene officieele betrekking stond tot een buitenlandsch gezantschap, dan zou ik als minister van buitenlandsche zaken bij den ge zant dier vreemde mogendheid zeer zeker mijn beklag daarover indienen. Welnu, het recht daartoe zou mg ontnomen zijn, indien ik geen acht had geslagen op dezelfde klachten, inge bracht ten opzichte van Nederlanders in het buitenland. Ik heb gemeend dat in deze zsak door onzen gezant te Parijs correct is gehandeld, en neem geheel de verantwoordelijkheid op mij voor betgeen door hem is gedaan." De interpellant vond in het door den minister meegedeelde, waarvoor hij hem dank betuigde, aanleiding om te constateeren, dat de eerst circuleerende voorstelling van deze zaak minder juist is, namelijk die voorstelling, dat de gezant uitsluitend gehandeld had onder pressie vat een buitenlandsehen minister. „Hetgeen de minister van buitenlandsche zaken ons bier mededeelt, zoo zeide baron Rengers, geeft eene andere en volkomen plau sibele uitlegging van het gebeurde, en ik zal allerminst de bevoegdheid van Zijne Excellentie in twijfel trekken of af keuring uitspreken over hetgeen hij gemeend heeft overeenkomstig de diplomatieke usances te moeten doen. Wat een tweede punt betreft, wensch ik voor mij persoonlijk uit te spreken of het, waar werkelijk niet gebleken is, dat de heer Israëls zich heeft schuldig gemaakt aan hande lingen, die afkeuring van zijn gedrag onzer- I zjjds zouden wettigen, niet nog mogelijk is, dat het hem verleende ontslag op eervolle wijze werd verleend. Dit is in zeker opzicht eene zaak ran vorm, maar de vorm is in deze voor den betrokken persoon niet onverschillig, en wellicht is het nog mogelijk, de zaak in die richting te sturen. Ik kan mij voorstellen, dat onze gezant zich eenigszins door de handelwijze van den heer Israëls gekrenkt gevoelde, maar vergeven en vergeten ia in dit geval de meest, aangewezen weg. Het zon mij aangenaam zijn, indien op de genomen beslissing in den door mij aangegeven zin werd teruggekomen. Overi gens bepaal ik mij tot eene dankbetuiging aan de regeering." Naar aanleiding van deze laatste opmerking van den interpellant, stelde de minister er ten slotte prijs op mede te deelen, dat er volstrekt geene quaestie is geweest van het geven van een niet-eervol ontslag. „Integendeel, zoo deel- <k» hij nog mee, ik heb den brief, waarin het ontslag wordt verleend, op dit oogenblik niet bij mij, maar al wordt, wat ik mij niet herin ner, het woord eervol daarin niet vermeld, dan moet men daaruit volstrekt niet opmaken dat het ontslag niet eervol zoude zijn. Wel meen ik mij zeker te herinneren, dat daarin wordt ge sproken van dankbetuiging voor de bewezen diensteD. Maar wat de heer Israëls wenscht is dat hem alsnog, met intrekking van het gege ven ontslag, ontslag verleend worde op eigen verzoek. Aan dezen wensch ecliter meende de gezant niet te moeten voldoen, omdat de heer Israëls met het aanvragen van ontslag te lang getalmd had. Ik herhaal echter wat ik zoo straks reeds zeidehet ontslag mist ten eenen- male het karakter van eene strafoefening". KROONDOMEIN. Uit het verslag van "den toestand van het kroondomein over 1897 blijkt o. a. dat, niette genstaande de inkomsten zoowel wat bouw hoeven en landerijen als wat tienden betreft, hooger waren dan in het daaraan voorafgaande tijdperk, de zuivere opbrengst lager was door dien talrijke werken tot verbetering der be zittingen zijn uitgevoerd. De oogst was in het algemeen middelmatig. Groote schade werd vooral in denBiesbosch door het hooge water van 19 Juni aangericht. 11. M. de koningin-regentes, schonk namens H. M. de koningin, eene ruime tegemoetkoming. Gedurende 1897 hadden tiendafkoopen plaats in bet rentambt Goes voor f 1156.20 en in het rentambt Greve voor f 8.29. Het kapitaal ingeschreven op het grootboek 2'/2% N. S. be droeg op 31 Dec. 11. f 6.406.400. UIT STAD EN PROVINCIE. Blijkens het zgn. Maandboekje ovérledén in de maand Maart te Middelburg 25 personen. De ouderdom der overledenen wasbeneden het jaar 10, van 1 tot 5 jaar 1, van 30 tot 35 jaar 1, van 50 tot 55 jaar 1, van 55 tot 60 jaar 1, van 60 tot 65 jaar 3, van 70 tot 75 jaar 4, van 80 tot 85 jaar 3 en van 85 tot 90 jaar 1. De ziekten der overledenen warenberoerte 4, onvoldoende ontwikkeling en nierziekte ieder 3, kindertering, longtering, longontsteking en hartziekte ieder 2, aangeboren gebrek, slepend longlijden, leverkanker en verwonding ieder 1. 3 personen overleden aan een onbekende ziekte of werden niet behandeld. - Of door de stichting van een nieuw meu belmagazijn in onze stad in een bepaalde be hoefte wordt voorzien, willen wij niet beslissen, waar wij op verzoek van den heer J. Gabrielsa melding maken van de opening eener zooda nige zaak in de Lange Noordstraat alhier. Wel knnnen wij verklaren, dat in de zeer ruime, zich voor een magazijn goed eigenende lokalen op meubelgebied van alles en nog wat is ten ver koop gesteld in velerlei vorm, in allerlei hout soort, in menigerlei stijl en in voor ieders beurs passenden prijs. In de onderscheiden afdeelin- gen zagen we kabinetten, kasten in mahonie- en notenhout, geschilderde zaken, uurwerken, kinderwagens enz., terwijl aan het magazijn ook een fabriek van bedden en matrassen verbon den is. Zeer mooi is het Amerikaansche notenhou ten ameublement, dat voor het groote spiegel raam ten toon gesteld is. BEAOEMIAGEA MZ. Bij kon. besluit is benoemd bij het wapen der infanterie van het leger in N.-I., tot tweede-luit. de sergeant C. J. van Roosendaal, van het 3de regt. infan terie, en is in zijn rang overgeplaatst bij het wapen der infanterie van dat leger de tweede- luits. H. T. Aukes van het le, G. J. J. de Jongh van het 3e en W. Jentink van het 2e regiment inf.; (de benoeming van luit. Van Roosendaal en de overplaatsing van luit. De Jongh is nog in een deel der oplaag van het vorig nommer medegedeeld) is de majoor W, P. Veeren, van het 2e regt. veld art., op pensioen gesteld ad f 1600 'sjaars is bevorderd tot commies der telegraphie le kl. H. Groenendijk, thans commies 2e kl. is de met verlof in Europa aanwezige le luit. der art. van het leger in N.-I. B. de Greve, op zijn verzoek, eervol uit den militairen dienst ontslagen is de met verlof hier te lande aanwezige kapitein der genie van het leger in N.-I. M. C. Fauel, ter zake van lichaamsgebreken, eer- Vol uit den militairen dienst ontslagen, met van pensioen. LEERPLICHT-ONTWERP. Het centraal-bestuur van het Alg. Nederl. Werkliedenverbond zal in de algemeeue ver gadering van 10 en 11 April een motie aan de orde stellen, waarin bet verbond zijn diep leedwezen te kennen geeft over het feit, dat in het thans aanhangige wetsvoorstel voor leer plicht lo. de duur tot den 13-jarigen leeftijd is beperkt; en 2o. elke verplichting tot het ontvangen vau herhalings- en voortgezet on derwijs wordt gemist. Het hoofdbestuur wenscht er bij de regeering en de Staten-Generaal op aan te dringen het thans aan de orde zijnde wetsvoorstel alsnog zoodanig te wijzigen en uit te breiden datlo. de verplichte leertijd op de dagschool worde uitgebreid tot deu leeftijd van 14 jaar;2o.het herhalings- en voortgezet onderwijs mede ver plicht wordt geBteld tot den 18 jarigen leeftijd voor alle jongelieden, die niet worden opgeleid voor eenige ambtelijke betrekking of geen ver der onderwijs ontvangen op een kweekschool, normaalschool, een inrichting voor middelbaar of hooger onderwijs of dergelijke inrichting. E. Witte te KruiningeniB benoemd tot politie-agent te Dordrecht. In de Dinsdag te St. Annaland door den dijkraad van het cal. waterschap Suzanna gehouden vergadering werd, op verzoek, eer vol ontslag verleend aan den heer H. van der Dussen als waterbouwkundig ambtenaar. Verder werd, op eene daartoe ingekomen missive van Ged. Staten, besloten aan dat col- ;e te adviseeren de schatbare gronden in dien polder voor het volgend tienjarig tijdvak niet aan eene schatting te onderwerpen, op grond dat de pachtwaarde der gronden in dien polder gedurende de laatste tien jaren niet zoodanige wijziging heeft ondergaan, dat eene herschatting noodig geacht wordt. Gedurende de vorige week werden van Bruinisse verzonden 1800 ton mosselen naar Holland, België, Frankrijk en Engeland. De prijzen varieerden van f 2.25 tot f 1.50 per ton naar kwaliteit. De aanvoer van mossel zaad bedroeg 650 tonnen van de Zuiderzee by Ameland en 300 tonnen van Zeeuwscheu oor sprong. De prijzen waren pl.m. f 1 per ton. Op de Dinsdag avond door de vereeniging De Vereenigde Handwerkslieden te Terneuzen, in haar eigen gebouw gehouden feestelijke jaar vergadering, bleek nit het jaarverslag over 1897, uitgebracht door den eere-voorzitter, den heer Eijke, dat aan het einde van het jaar de vereeniging bestond uit eere-voorzitter, 3 eere leden, 44 donateurs eu 42 gewone leden. De uit de vereeniging gevormde zangafdeeling telde 30 leden en 58 donateurs. De ontvangsten be liepen f 617.52 en de uitgaven f 411.20Vs, al- zoo een voordeelig saldo van f 206.31Aan kapitaal bezat de vereeniging, met inbegrip daarvan, pi. m. f 355. Onder de uitgaven is begrepen f 100 voor aflossing van het kapitaal tot aankoop van den grond, waarop het gebouw staat. Er behoefde slechts aan ziekengeld ƒ28.80 te worden uitgekeerd. De zangafdeeling gaf een batig saldo van f 11.50. De naast het gebouw liggende grond is aan gekocht, met het doel ook deze 'te bebouwen, waarvoor een nieuwe leening op hypotheek zou moeten worden gesloten. Mocht tot heden het doel der vereeniging wel wat uit het oog zijn verloren en was zij niet anders dan een uitkeeringsfonds bij ziekte, den aanvang van 1898 is daarin verbetering gekomen en zijn besluiten genomen die kunnen leiden tot verbetering van het ambachtsvak. Een cursus in 't rekenen en teekenen kwam tot Btand, waarvan 3 kinderen van donateurs, 3 van leden en 5 leden gebruik maken. Met het einde dezer maand wordt dit onderwijs tot het a. s. najaar geschorst. Er zal verder getracht worden om het fonds tot het verleenen van pensioen by ouderdom te verbeteren. Ook bestaat het voornemen werkstukken te maken en deze het volgend jaar met werk van de leerlingen van den teekencursus tentoon te stellen. Met de beste wenschen voor de vereeniging eindigde de eere-voorzitter het verslag. Het verdere programma bestond, uit verschil lende bijdragen, o. m. van den heer Vooren, die als onderwerp koos Leven is streden, eo

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1