MIDRELRIRGSCHE COURANT.
N°. 77.
1898.
Vrijda
1 April.
141® Jaargang.
o*
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prgs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometor
Middelburg 31 Maart 8 n. vm. 38 gr. 12 u52 gr.,
av. 4 u. 48 gr. F. Verw.
Middelburg 31 Maart.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór éér» nor
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regeL Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
De Commissie van toezicht op het
Lager Onderwijs te Middelburg.
Artikel 70 der wet op het lager onderwijs
zegt dat het plaatselijk toezicht wordt uit
geoefend door burgemeester en wethouders,
maar geeft in de tweede zinsnede bevoe
heid aan den raad, om ter nadere verzeke
ring vau dat toezicht eene commissie in te
stellen, wier samenstelling en inrichting
geregeld worden door eene plaatselijke ver
ordening, terwijl hare bevoegdheden in de
wet zelve omschreven zijn.
Vergelijken wij dit artikel met artikel 54 der
wet van 1857, dat dezelfde zaak betrof, dan
vinden wij een merkwaardig onderscheid.
Oader laatstgenoemde wet was het in ge
meenten boven de 3000 zielen verplichtend,
eene commissie van toezicht te benoemen,
terwijl dit thans facultatief is gesteld
Immers er staat„de raad kan," hetgeen
de mogelijkheid openlaat, dat zulks niet
gebeurt. Ia het stelsel der wet van 1857
was de plaatselijke commissie van toezicht
de onderste sport van het rijkstoezichtin
dat der wet van 1878, laatstelijk gewijzigd
bij de wet van 1889, is zij eene hulpe vau
het plaatselijk toezicht, zoo de gemeenteraad
znlks noodig acht, ten einde bijstand te ver-
leenen by dat deel der fuuctiën van burg.
en weth. Hare bevoegdheid is ia beidt*
wetten op dezelfde wijze omschrevenmaar
waar de wet van 1878 wil, dat het plaat
selijk toezicht allerwege wordt uitgeoefend
door het dagelijksch bestuur, en dus de
verplichting tot het instellen van plaatselijke
schoolcommissiëa der wet van 1857 feitelijk
opheft, knnnen de facultatieve Bchoolcom-
missiën in het stelsel van den wetgever van
1878 moeilijk anders beschouwd worden dan
als commission van bijstand en advies bij
de taak, die aan bnrg. en weth. door den
wetgever is opgedragen.
Zij hebben dus thans een meer onderge
schikte plaats dan in de wet van 1857. Iu
laatstgenoemde stond uitdrukkeiyk vermeld,
dat het lidmaatschap dezer commissie ver
enigbaar is met dat van den gemeenteraad,
wat ik te vergeefs zoek in de wet van 1878
hetgeen echter m. i. in geenen deele uitsluit,
dat de toestand in dit opzicht dezelfde ie
gebleven, iets dat stellig als practisch moet
beschouwd worden, daar men anders ïd
kleine gemeenten geen geschikt personeel
zon hebben.
Wat echter, op grond der eischen van de
praotijk, onder sommige omstandigheden ge-
wenscht kan zijn, is het daarom nog niet
allerwege en in elk opzicht. Heeft de wet
gever om verklaarbare redenen de leden
van den raad niet willen uitsluiten van het
lidmaatschap eener plaatselijke commissie
van toezicht op het lager onderwijs, zoo
heeft hy daarmede toch niet willen zeggen,
dat de vereeniging van beide betrekkingen
gewenscht is, ook waar die redenen niet
bestaan. Integendeel het gezond verstand
zegt ons, met het oog op het karakter der
commissiën van toezicht, dat men beide be
trekkingen liefst niet in féu persoon moet
vereenigen, als er geen gebleken nood zake
lijkheid is; in elk geval, dat de plaatselijke
commissie niet bij voorkeur nit raadsleden
moet bestaan. Overwegingen van persoon
lijken aard, als daar zijn bijzondere geschikt
heid of bekwaamheid, mogen uitzonderingen
gedoogen, het moeten dan toch in elk geval
uitzonderingen blijven. Immers het springt
in 't oog, dat het uitbrengen van een advies
aan zichzelven iets ongerijmds isen het
gemeentebelang wordt stellig niet bevorderd,
wanneer men in achoolzaken door eene eigen
aardige organisatie een soort van vóórpar-
lement heeft, dat feitelijk beslist voor het
geheele college, of er aan bloot staat, dat
zyn advies op zij gezet wordt juist door de
zoodanigen, die hen als deskundigen op zeker
gebied hebben aangewezen.
Indien ik aan deze eenvondige uitspraken
van het gezond verstand, die wel door nie
mand als zoodanig zullen gewraakt worden,
de organisatie onzer plaatselijke commissie
van toezicht op het lager onderwystoets
fUu geloof ik te mogen verklaren, dat deze,
op zijn zachtst uitgedrukt, niet zeer ge
lukkig is.
Ik lees in artikel 2 der verordening op
het lager onderwijs, die het plaatselijk
toezicht regelt: „de voorzitter wordt uit de
leden van bet dagelyksch bestuur door den
gemeenteraad benoemd." Nagaande het
karakter dier commissie onder de vigeerende
wet, zijnde een adviseerend college o. a.
voor B. en W., die van rechtswege het
plaatselijk toezicht uitoefenen, acht ik deze
bepaling hetzij in alle bescheidenheid
gezegd een groote ongerijmdheid, die te
meer in het oog valt, nu dezelfde verorde
ning in artikel 5 alinea 2 uitdrukkelijk
bepaalt, dat B. en W. omtrent de regeling
der onderwerpen, in artt. 21 en 22 der wet
genoemd, dat zijn schooltijden, vacantie,
leerplan, leerboeken, vrije uren ter beschik
king voor het godsdienstonderwijs, speciaal
het gevoelen der commissie moet inwinnen.
Een lid van het dagelijksch bestuur geeft
dus met anderen te samen advies aan het
dagelijksch bestuur.
Nu de verordening imperatief voorschrijft,
dat een lid van het dagejgksch bestuur deel
uitmaakt van een college, dat geroepen is
advies te geven aan B. en W., is men in de
practijk nog verder gegaan, en heeft ver
schillende leden van den raad tot leden der
plaatselijke schoolcommissie benoemd, niet
tegenstaande in datzelfde meergenoemde
artikel 5 der verordening staat, dat de
commissie van toezicht den gemeenteraad
van bericht en raad dient over de tot baren
werkkring behoorende zaken. Hier heeft
men dus hetzelfde zonderlinge verschijnsel,
waarop boven werd gewezen, dat namelijk
zeker college by te nemen beslissingen vooraf
advies inwint van een deel zyner leden, zy
het ook dat die by het uitbrengen van dat
advies worden bijgestaan door anderen.
Feitelijk is de toestand op dit oogenblik te
Middelburg, dat van de zestien leden der
adviseerende plaatselijke schoolcommissie de
burgemeester en vier raadsleden deel uit
maken, d. i. dus ongeveer een derde. Het
zal haast overbodig zijn te zeggen, dat ik
ten deze zaken van personen weet te onder
scheiden en dus volstrekt niet denk aan de
tegenwoordige titularissen; een beoordeeling
hunner geschiktheid ligt buiten het kader
mijner beschonwing. Ik kom alleenlyk op
voor het beginselmet het oog daarop
acht ik den bestaanden toestand vicieus,
wat men mij onmiddeliyk zal moeten toe
geven, als een oogenblik wordt nagedacht
over de noodzakelijke gevolgen van het be
staande stelsel. Immers, men moet uitgaan
vau de vooronderstelling, dat de raadsleden,
die zitting hebben in de plaatselijke school
commissie, door hunne medeleden beschouwd
zijn als deskundigen op dit gebied, er.
daarom als zoodanig gekozen werden. Komt
nu het een of ander onderwysbelaDg in den
raad ter sprake, waaromtrent natuurlijk
vooraf het gevoelen der schoolcommissie is
ingewonnen, dan zullen de leden van den
raad, die tevens geacht worden deskundigen
in deze te zyn en als zoodanig zitting
kregen in de schoolcommissie, den doorslag
geven ten gunste van het advies der school
commissie, of dit zal niet gebeuren, maar
dan ontvangen de door den raad benoemde
deskundigen een démenti van hunne last
gevers oftewel een brevet van onkunde.
Het een zoowel als het ander dankt mij
niet wenschelijk.
Ik schryf bepaaldeiyk over Middelburg-
sche toestanden, en nu zal toch wel niemand
in gemoede beweren, dat buiten de leden
van den raad er geen bekwaam getal
geschikte leden der plaatselijke schoolcom
missie zou te vinden zijn onder de burgery,
behoudens de bevoegdheid die bestaan blijft,
om in een hoogst enkel geval nit de lsden
van den raad één of meer te kiezen, die,
om zoo te zeggen, de daarvoor aangewezen
personen zijn.
Mij dunkt, als de ongelukkige bepaling
uit artikel 2, dat de voorzitter per se moet
zyn een lid van het dagelijksch bestuur,
wegvalt, dat dan de zaak van zelve terecht
komt. Dan zal men ophouden naar mijn
inzien, om anders dan by hooge noodzake
lijkheid leden van den raad in de plaatse
lijke schoolcommissie te benoemen. Hoe
belemmerend de tegenwoordige organisatie
werkt, moet d. m. ieder gevoeld hebben,
Agenten.
Te 's GraveuhageDe Gkbr. Beltnfantk te
AmsterdamA. de La Mae Am
die de laatstelijk aanhangige kwestie van
den nieuwen schoolbouw in den raad heeft
bijgewoond.
Ook in een ander opzicht zou zoodanige
wijziging d. m. nuttig werken. Artikel 4
waarin sprake is van aanbevelingen bij be
staande vacaturen, heeft af en toe confl eten
uitgelokt. Ik geloof, dat ook die zich niet
zoo licht zullen voordoen, als de plaatse
lijke schoolcommissie meer wordt een zelf
standig college, dat, zooals o. a. te Amster
dam, feitelijk staat buiten den raad.
I. H. C. HEUSE.
31 Maart 1898.
In zake mr Israels.
Toen wij Maandag in het licht stelden, welke
bezwaren waren in te brengen togen de wyze,
waarop onze gezant te Parijs in zake mr Israëls
had gehandeld, scheen aanvankeiyk dat wij
alleen zouden staan.
Maar Woensdag avond bleek het anders. Het
Vadde N. It. Ct., De St. e. a. keuren, even
als wij, het gebeurde af als een zwakheid van
onzen gezant.
Verder blijkt, dat al deze bladen met'ons van
oordeel zijn, dat het beter ware geweest als mr
Israëls nooit beide betrekkingen tegelijk had
bekleed.
Weer andere bladen o. a. De Tijd
wenschen, vóór zij een oordeel vellen, eerst te
hooren wat de gezant te zeggen heeft, terwijl
De Ned. er op wijst, dat de zaak nog wel eens
aanleiding kan geven tot een interpellatie in
Tweede kamer. „Dat heb je nu van al die
dure gezanten", kunnen dan de heeren Staalman
Van der Zwaag zeggen, vergetende, dat de heer
De Stuers nog onlangs onzen kaasinvoer in
Frankrijk gered heeft.
Dit laatste is zeker zeer verdienstelijk ge
weest, maar het moest hem, zoo voegt de Zw.
Crt. hier ondeugend by, juist een reden te
meer geweest zijn om zich thans (1e kaas niet
van 't brood te laten eten.
Een kennisgeving.
De ontvangst van een aangeteekenden brief,
zonder het vermoeden dat deze slechts een
kennisgeving bevat waarbij het verlies van het
kiesrecht voor een jaar voorloopig bericht wordt,
kan niet aangenaam zyn, ongerekend de moeite
om deze af te halen.
Wie er belang in stelt het kiesrecht te be
zitten, wordt met deze kennisgeving niet veel
wijzer, daar de wet den burgemeester niet ver
plicht daarin de redenen op te geven waarom
bij den geadresseerde niet op de lijst zette.
Natuurlijk moeten de ontvangers dieraange-
teekende brieven weer naar het Raadhuis loopen
om er meer van te weten. Nu zyn er burge
meesters, die van dit geloop niet houden en
daarom geheel vry willig met aanhaling van het
een of ander artikel berichten, waarom hy den
geadresseerde niet op de lijsten plaatste. Doch
ook dit helpt weinig, want wie kent nu al de
artikelen der kieswet geheel uit zijn hoofd. Als
men dan toch het geloop wil doen ophouden
en het publiek wil behulpzaam zijn, dan ware
het wel 't eenvoudigst om in enkele woorden
de oorzaak der ontkiezering op te geven.
(Arnh. Ct.)
BENOFJIINGEN ENZ.
Bij kon. besluit
zijn benoemd tot substituut-officier der recht
bank teArnhem mr B. H. Modderman, thans
te Almelote Almelo mr L. G. A. Vos de Wael,
thans te Winschotenen te Winschoten mr H.
M. Cohen Tervaert, thans ambtenaar van het
O. M. bij de kantongerechten in het arrondis
sement Amsterdam, voor het kanton Amsterdam
no. 2;
zyn benoemd tot controleur der directe be
lastingen en van het kadaster de adjunct-con
troleurs bij gemeld dienstvakT. Draijer, H.
P. Cramer, L. A. van Bergen en A. A. J. van
Seters, voorzitter der commissie van herziening
van de belastbare opbrengst der gebouwde
eigendommen, respectievelijk in het schattings
district 'sGravenhage I, Harderwijk, Veghel
en Winschoten
tegen 1 Mei benoemd tot opzichter der 2de
klasse voor het stoomwezen A. J. But te Rot
terdam.
Herziening belastbare opbrengst
gebouwde eigendommen.
De hoofdcommissie voor de herziening van
de belastbare opbrengst der gebouwde eigen
dommen is thans saamgesteld als volgt: leden
mr J. P. Sprenger van Eyk, voorzitter, jhr O. J.
Repelaer van Driel en G. Eschauzier, allen te
's-Gravenhage, P. Th. A. Sprenger te 's-Herto-
genbosch, F. H. Umbgrove te Zutphen, plaats
vervangend voorzitter, C. L. J. Bos te Zoeter-
meer, mr Henrich S. van Lennep te Amsterdam,
M. de Jonge Jzn. te Goes, jhr J. C. Strick van
Linechoten te Maarssen, mr J. S. baron van
Harinxma thoe Slooten te Leeuwarden, J. M.
baron van Voorst tot Voorst te Zwolle, D. M.
Kruizinga te Zuidhorn, mr J. G. Westra van
Holthe te Assen en Joh. Kayser te Maastricht,
C. E. Last te ^s-Gravenhage, secretaris. Plaats
vervangende leden: Ph. W. van der Sleyden,
mr J. B. van Berckel en mr W. J. Snouck
Hurgronje, allen te 's-Gravenhage, F. W. A.
Guljé te Breda, jhr V. M. van Rijckevorsel van
Kessel te Nijmegen, W. H. Schuurman te Rijs
wijk, H. J. Calkoen te Edam, I. H. C. Heijse
te Middelburg, jhr H. C. J. Barchmau Wuijtiers
van Vliet te Lopikerkapel, mr G. A. Murray
Bakker te Harlingen, mr C. C. van Marle te
Deventer, H. J. Onnes te Beerta, J. Veenhoven
te Smilde en Ch. A. Houben te Venlo.
De eerstgenoemde drie leden en de eerstge
noemde plaatsvervangende leden zijn benoemd
door de Koningin-Weduwe, Regentes, de anderen
door Gedeputeerde Staten der provincie, waarin
zy wonen.
UIT STAD EN PROVINCIE.
De heer mr W. Polman Kruseman, griffier
der Staten van Zeeland, schrijft ons heden bet
volgende
Geachte heer Hoofdredacteur
In uw nommer van heden komt eene klacht
voor van een uwer correspondenten, dat stem
bevoegde ingelanden van een polder zich vol
gens de circulaire van Ged. Btaten dezer pro
vincie dd. 18/25 April 1898 (Pr. BI. no. 32)
niet bij volmacht mogen doen vertegenwoor
digen.
Deze beslissing is een gevolg van de wijzi
ging, welke art. 64 van het Algemeen regle
ment voor de polders of waterschappen in 1874
ondergaan heeft.
Vroeger luidde de bepaling
„Ter vergadering van ingelanden kunnen
stembevoegden zich doen vertegenwoordigen
uoor een gemachtigde.
„Do gemachtigden moeten van hunne last
geving doen blijken door eene schriftelijke vol
macht die in het archief van den polder of
het waterschap wordt nedergelegd."
Toen was dus vertegenwoordiging bij vol
macht toegelaten.
Thans luidt het voorschrift
Die zich wil doen vertegenwoordigendeelt
schriftelijk aan het polderbestuur mede de na
men en de iooonplaats van den persoondie
voor hem optreedt.
Vertegenwoordiging bij volmacht is daardoor
vervallen. Hij, die zich wil doen vertegen
woordigen, heeft nu eene kennisgeving aan
het polderbestuur te doen. Zij kan echter
doorloopend zijn, d. w. z. tot wederopzeggens
toe geschieden, en levert dus voor vreemdelin
gen geen noemenswaard bezwaar op.
Uw correspondent verliest uit het oog, dat
vergaderingen van ingelanden een publiekrech
telijk karakter dragen en dat publiekrechte
lijke bevoegdheden niet voor overdracht krach
tens de privaatrechtelijke overeenkomst van
lastgeving volmacht) vatbaar zyn, tenzij
staatswet of -reglement dit in een bijzonder
geval uitdrukkelijk toelaten, wat hier niet het
geval is.
Terecht Btelt uw correspondent de wet hoo-
ger dan een besluit van Ged. Staten de door
hem gewraakte circulaire is echter niet in strijd
met de wet; zy is er een uitvloeisel van.
Gaarne zeg ik u dank voor de verleende
plaatsruimte.
De heer W. A. graaf van Lyuden te
Koudekerke deelt ons mede, dat hij door den
heer mr C. Pijnacker Hordijk, oud-gouverneur
van Ned. Indië, president der centrale com
missie tot ondersteuning van de noodlijdenden
door de aardbeving te Amböina, is aangezocht
om te trachten ook in Zeeland eenig geld
bijeen te brengen tot leniging van den nood,
ontstaan door de bovengenoemde aardbeving.
Hij heeft gemeend zich aan dat werk van
algemeene menschenliefde niet te mogen ont
trekken, te minder waar de centrale commissie
in hare circulaire zegt „dat de bevolking van
Amboina, langer nog dan die van andere deelen
onzer koloniën aan Nederland verbonden, ook
door godsdienst en maatschappelijke instellingen,
als het ware geheel één met ons is, en dat de
Amboineesche soldaten behooren tot de beste
troepen in Indië, die steeds met een grooten
moed en toewyding hun leven veil hebben voor
Oranje en Nederland als de beste Nederlandsche
krijgslieden, zoodat het succes onzer wapenen
in Indië ook dikwyls voor een goed deel aan
de Amboineesche troepen te danken is."
De heer Van Lynden wil dan eerstdaags
ook de ingezetenen van Middelburg in de
gelegenheid stellen tot medewerking aan leniging
van dien nood. Al wordt er ook veel gevraagd
op allerlei gebied, wij willen hopen dat ook
in deze velen zich opgewekt mogen gevoelen
om voor dit menschlievende doel iets bij te
dragen.
Het hoofdbestuur van den Nederlandschen
Schuttcrijkader-Bondi schonk aan de afdeeling
Vlissingen eene zilveren medaille voor de
winteroefeningen. De afdeeling hield 11. Zondag
een wedstryd in 't schieten en 11. Dinsdag een
in 't exerceeren, waarop de deelnemer, dio 't
hoogste aantal punten verwierf, de zilveren
medaille zou verkrygen. Verscheidene andere
fraaie prijzen waren Dog beschikbaar gesteld.
De jury, bestaande uit kapitein W. G. Beker
i den len luitenant J. M. Hessing der d.d.
schutterij aldaar, kende de medaille toe aan
sergeant E. J. Michiclsen. Opvolgende prijs-
winners waren de onderofficieren C. de Jonge,
L. P. Dert, fourier H. F. van Oljen, sergeant
N. Zandee en korporaal J. van de Sande.
Heden (Donderdag) morgen vertrok van uit
de binnenhaven te Vlissingen naar het Nieuwe-
diep het pantserdekschip Zeelandten einde
aldaar andermaal officieel proef te stoomen,
wat bij gunstig weer den 4en April zal plaats
hebben. De eerste maal voldeed de proef niet.
Tot het houden van toezicht op den
machinebouw voor Hr. Ms. recherchevaartuigen
Dog en Brak wordt aan de fabriek De Schelde
te Vlissingen, gedetacheerd de hoofd
machinist le kl. L. J. Goeman, thans dienende
op Hr Ms. Zeehond.
Het met rijs geladen schip van A. Visser
te Sliedrecht, dat, zooals gemeld, tijdens de
storm der vorige week voor den wal te
Colljnsplaat zonk, is gelicht en naar de werf
vertrokken.
Het schip van schippers Daams van Selzaete,
dat met steen was geladen en eveneens zonk,
is mede gelicht.
Men schrijft ons uit Westeiyk
ZeeuW8ch-Vlaanderen Het wetsontwerp
tot invoering van leerplicht heeft een onzer
roomsch-katholieke geestelijken aanleiding ge
geven om Zondag jl. in een toespraak getrouw
schoolbezoek in bescherming te nemen.
Hij raadde den ouders aan, van nu af de
kinderen al geregeld de school te doen bezoe
ken. Komt leerplicht, dan is het schoolgaan
een gewoonte geworden, en de scholieren zul
len niet al te zeer in minder gunstige conditio
verkeeren, dan zij, die onder leerplicht kunnen
profiteeren van het onderwijs. Voorzeker een
zeer goed woord.
RECHTSZAKEN.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg
Namens H. T., oud 41 jaar, thans ontslagen
commies 3e kl. der posteryen te Vlissingen,
heden hooger beroep aangeteekend tegen
het door bovengenoemde rechtbank op den
18en Maart 1898 gewezen vonnis, waarby hij
ter zake vanhet als ambtenaar van eenige
openbare instelling van vervoer opzetteiyk zich
toeëigenen van eenen aan zoodanige instelling
toevertrouwden brief en van een daarin geslo
ten geldswaardig voorwerp, werd veroordeeld
tot een jaar gevangenisstraf met in mindering
brenging der bereids doorgebrachte hechtenis.
ONDERWIJS.
By beschikking van: den minister tfaü
binnenlandsche zaken is, blijkens bericht in de
Staatscourant, benoemd tot onderwijzer bij de
leerschool, verbonden aan de rijkskweekschool
voor onderwyzers te Middelburg, de heer
P. Peerlkamp, thans te Beerta.
Na gehouden eindexamen is aan de burgöf
avondschool te Goes het diploma uitgereikt
aan: D. M. Visser, G. van Vyven, W. M.
Maartense, J. Buitendijk, A. Kntisvoorbergfl,
A. de Beste, Jac. Heinsdijk, J. M. Snoep, J. J.
v. d. Broeke, S. de Koning, J. K. van Veen,
D. Knijper, J. van Oosten, A. Potter, M. Glerurn
en N. Dominicus.
Twee leerlingen werden niet bevorderd.
Volgens Het Vad. heeft dr Groenman, di
recteur der H. B. S. met 5 j. c. voor jongens
te 's-Gravenhage, tengevolge van het praead-
vie8 van B. en W. op het bekende vacantie*
adres des heeren Gerlach c. s., ontslag als zoo
danig gevraagd. Hij blijft evenwel als leeraar
in de natuurkunde aan die H. B. 8. verbonden.
Verschillende Berichten.
De Amsterdamsche Arbeidersmaatschappij
die o. m. eigenares is van het socialistisoh
vergaderlokaal Constantia, is, evenals de geheele
socialistische partij, inwendig verdeeld; daar
parlementairen en niet-parlementaireu er tegen
over elkander staan.
Thans is er strijd over den verkoop van
het gebouw en over de rechten van houders
van gesplitste aandeelen.
Na een woelige vergadering iu de vorige
week, had Dinsdag een door de oppositie (par
lementairen) belegde vergadering plaats*