MIDDELBIRGSCHE COIIRMT.
N°. 75.
14ie Jaargang.
1898.
Woensdag
30 Maart.
Doze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 29 Maart 8 u. vm. 36 gr. 12 u42 gr.,
av. 4 u. 40 gr. F. Verw. reg.
Middelburg 29 Maart.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel;
Groote letters naar de plaats die zjj innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenhageDk Gebe. Belinfatïte te
AmsterdamA. db La Mar Azn.
In zake-mr Israels,
bevat het Handelsblad een Van Dag tot Dag
zoo sympathiek als wij in lang niet lazen.
't Heeft eenige dagen geduurd eer het Am
atevdamsclie blad het oordeel van de openbare
meening inriep over deze zaak. Maar nu het
zich uit, doet het dit op de meest krachtige
wijze.
Tevens blijkt, dat de directie reeds van den
aanvang af haar correspondent heeft ter zijde
gestaan, en de eer, de onafhankelijkheid der
pers heeft verdedigd.
Daar nog een vervolg te wachten is, be
palen wij ons voor heden tot een overzicht
der door het Hbld medegedeelde feiten.
De heer Israels werd op den avond van den
dag, waarop het proces-Zola eindigde, tegen 25
Februari ontboden bij den Nederlandschen ge
zant, Ridder de Stuers, die hem meedeelde dat
minister Hanotaux zich voor een week had be
klaagd over de vreemde correspondenten, en dat
hij Woensdag mr Israëls had genoemd onder
degenen, tot wier nitzetting uit Frankrijk was
besloten. De gezant bracht woorden, door den
minister uit het Handelsblad aangehaald, over
aan den correspondent, die opmerkte dat eenige
daarvan nooit in het blad, en geen der andere
in zijn particuliere correspondentie waren ge
bezigd.
De heer De Stuers kon over de juistheid niet
oordeelen. Hij kende het Handelsblad der laat
ste weken niet! (Men zou zeggen dat de heer
De Stuers zich toch wel de moeite had kunnen
geven het Hbld. eens te lezen, vóór hij mr I.
ontbood.)
Volgens den gezant was de Fransche regee-
Ting zeer verstoord over de houding van het
publiek en de pers in Nederland. De minister
vond de zaak dubbel ernstig, omdat mr
Israëls als rechtsgeleerd adviseur van de legatie
in officieele aanraking kon komen met de amb
tenaren van het ministerie van buitenlandsche
zaken. De gezant had getracht den heer Israëls
voor de ernstige gevolgen van_een uitzetting
te behoeden, doch daarvoor waren de voor
waarden
lo. dat bij zijn ontBlag zou nemen als advo
caat aan het gezantschap
2o. dat hij en het Handelsblad hun scherpen
toon zouden verzachten.
De heer Israëls, overtuigd dat hij niets
gedaan had in strijd met zelfs het meest ge
voelige begrip van eer, verklaarde geen reden
te zien om zijn ontslag te vragen uit het ambt,
dat baron Van Zuylen, in overleg met den
toenmaligen minister van buitenlandsche zaken,
hem had geschonken, en tevens dat het Hbd.
zijns inziens zijn richting niet wijzigen zou.
Daar hij de aanvrage om ontslag niet wist te
motiveeren, had hij liever dat men hem
ontsloeg.
Hij verklaarde eerst de 'directie en hoofd-re-
dacteur van zijn blad te willen raadplegen en
besprak met den gezant de eventueele gevolgen
van zijn ontslag vragen.
Den volgenden dag, 26 Febr., bracht hij den
heer De Stuers de verzameling Handelsbladen
met een brief, waarin hij o. m. meedeelde den
volgenden ochtend tot overleg naar Holland te
vertrekken.
Uit een daarop gevolgd antwoord, bleek dat
de heer De Stuers aan de uitingen van den heer
Israëls een gansch andere beteekenis had gehecht.
Immers bij schreef des avonds aan mr Is
raëls, dat diens brief in strijd was met de con
clusies van het onderhoud, en dat hij bovendien
de ministers van buitenlandsche zaken te 's-Gra-
venhage en te Parijs reeds in kennis had ge
steld met de regeling der zaak, zooals de heer
Israëls die had aangenomen, en waarom hij
van hem, vóór zijn vertrek, vroeg een schrif
telijk verzoek om ontslag, hetgeen alleen groote
moeilijkheden zou kunnen voorkomen.
De heer Israëls antwoordde, dat hij stellig
verklaard had niet onmiddellijk te kunnen be
slissen, dat hij daarvoor eerst naar Amsterdam
moest.
Toen de heer Israëls 28 Febr. te Amsterdam
kwam, wiat hij, noch zijn directie, dat hij reeds
Veroordeeld was geweest, vóór zijn onderhoud
met den gezant, vóór deze van de Handels
bladen inzage nam.
Op 1 Maart ging de directeur van het Hbld met
mr Israëls op audiëntie bij minister De Beaufort,
die verklaarde dat het exposé, door den cor
respondent gegeven van zijn onderhoud met
den gezant, slechts daarin afweek van het
daaromtrent op 26 Febr. meegedeelde, dat de ge-
aant den heer Israëls blijkbaar verkeerd begre
pen had, daar ZExc. meldde dat deze in zijn
ontslagaanvraag had A
Zoowel de directeur als de heer Israëls ver
klaarden den minister dat zij alles vermijden
wildon wat de regeering zelfs in kleine moeie-
lijkheden kon brengen dat de beer
Israëls zijn ontslag zou aanvragen als advocaat
der legatie „ter wille van algemeeue Neder-
landsche belangen" dat de heer Israëls
Zondag 6 Maart naar Parijs zou teruggaan en
hiervan den gezant zou kennis geven in een
brief, houdende aanvrage om eervol ontslag.
De gezant had den minister dus niet meege
deeld, dat hij minister Hanotaux beloofd had
binnen 24 uur een einde te maken aan de be
trekking van den heer Israëls tot de legatie.
2 Maart verzond mr. Israëls een den vorigen
dag geschreven brief aan den gezant, waarin
iij hem onder meer vroeg, hem te willen ont
slaan als advocaat van het gezantschap, daar
het hem uit diens verklaringen gebleken was,
dat zijn correspondenties in het Hbd. over het
proces-Zola eenige gevoeligheid gewekt hadden
bij de Fransche regeeering, en daar hij alles
wilde vermijden, waardoor uit zijn vrijheid van
schrijven overeenkomstig ons Nederlandsch be
grip in het vervolg voor onze regeering eenige
moeilijkheid zou kunnen ontstaan.
Op dezen brief, die 3 Maart te Parijs kwam,
is nooit geantwoord, maar 6 Maart te Parijs
komende, vond de correspondent een brief van
den gezant, gedateerd 28 Februari, maar in een
enveloppe, waarop 4 Maart staat waarin hem
zijn ontslag gegeven werd.
Op 'sheeren Israëls verzoek aan den gezant,
om met intrekking van zijn brief van 28 Fe
bruari die eerst 4 Maart verzonden was
nog gunstig te beschikken op zijn aanvrage
om ontslag van 1 Maart, ontving de heer Israëls
alleen de volgende mededeeling
„Daar ik vermoed dat u mij wenscht te
spreken, laat ik u weten dat u mij morgen om
II uur zult aantreffen."
Maar nu was ten laatste het geduld van den
heer Israëls, evenals dat van den directeur, uit.
De heer Israëls verklaarde den gezant aan
zijn aanvraag om eervol ontslag niets toe te
voegen te hebben, en dat, zoolang de brief
van 28 Februari, waarbij hij ontslagen werd,
niet ingetrokken was, een ontmoeting van hem
met den gezant slechts onaangenaam en een
bron van nieuw misverstand zou zijn.
Deu 24en Maart ontving mr Israëls een on-
geteekenden brief van het gezantschap, waarin
Ridder de Stuers den heer Israëls herinnert
hetgeen hij hem 25 Febr. heeft meegedeeld,
onder meer dat minister Hanotaux de aandacht
van den gezant had gevestigd op den „scherp
hekelenden toon, waarop de Nederlandsche pers
in het algemeen, en het Amsterdamsche Alge-
meene Handelsbladin het bijzonder in den laat-
sten tijd, Fransche toestanden heeft beoordeeld
dat dit feit een nog ernstiger karakter had
aangenomen door de omstandigheid, dat de
Parijsche correspondent van dat blad tevens
als rechtsgeleerd adviseur aan Harer Majesteits
gezantschap verbonden was
dat de Fransche regeering de houding van
den heer Israëls niet langer kon dulden en dus
het voornemen had hem het verblijf op het
Fransche grondgebied te ontzeggen
dat Hr Ms gezant hem, wat dö dagbladpolemiek
aangaat, door zijn voorspraak had beschermd, en
wel met dit goed gevolg dat de maatregel van uit
zetting werd opgeschort, hetgeen, in het voor
bijgaan gezegd, wel door den heer Israëls had
mogen worden op prijs gesteld".
Verder bleek uit de ongeteekende mededee
ling van onze legatie, dat de gezant den dag
van het eerste onderhoud met mr Israëls „in
staat moest wezen den Franschen minister van
buitenlandsche zaken de mededeeling te doen,
dat de heer Israëls opgehouden had tot Harer
Majesteits gezantschap in betrekking te staan".
Ridder De Stuers had den heer Israëls
„duidelijk uitgelegd, dat hij wel de opschorting
van zijn expulsie als journalist had verkregen,
doch dat hij, na de vertoogen van den minister
van buitenlandsche zaken, omtrent zijne ver
houding tot de legatie vertoogen
waartegen hij geen vrijheid kon vin-
„den met dien minister in discussie
„te treden hem niet langer in zijne be
ntrekking tot het gezantschap kon handhaven,
„al mocht hij er ook toe overgaan zijne positie
„van dagbladcorrespondent op te geven."
Het Hbld veroordeelt dezen brief en zegt ten
slotte.
„Wij zullen morgen mededeelen wat hij (de
heer De Stuers) tot den Franschen minister had
behooren te zeggen, indien hij, niet als hoveling
van een buitenlandsche regeering en als execu
teur van hare bevelen, maar als kloek Hollan
der, die als gezant zijn land en landgenooten
te beschermen heeft, wèl „de vrijheid had kunnen
vinden met den Franschen minister in discussie
te treden."
BEWOEMTWGESr ENZ.
Bij kou. besluit
zijn bij '8 rijks archief te 'a Gravenhage be
noemd tot commies W. G. Ross en Th. Mor
ren, thans adj.-comin. bij die instelling, en tot
adj -comm., W. G. van Oyeo, thans klerk bij
die instelling, J. O. Beth, te 's Gravenhage, en
P. Berends, thans beambte bij het oud-provin
ciaal archief in Overijssel, te Zwolle;
is in zijn rang overgeplaatst bij het reg.
grenadiers en jagers, de kapt. P. W. Bosboom,
van het 4e reg. infanterie.
Stbl. no. 61 bevat een kon. besluit, tot
overbrenging van de zorg voor de uitvoering
van sommige landbouwaangelegenheden, voor
zooveel het departement van waterstaat daarbij
betrokken is, naar dat van binnenlandschezaken.
Deze aangelegenheden zijn de zorg voor de
uitvoering der wet, houdende bepalingen ter
voorkoming van bedrog in den boterhandel
der wet, houdende bepalingen betrekkelijk de
inkwartieringen en het onderhoud van krijgs
volk enz.der wet tot bescherming van dier
soorten nuttig voor landbouw en houtteelt, en
der wet tot uitvoering van de op 3 November
1881 te Bern gesloten internationale overeen
komst tot wering der druifluis.
Bij beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is bepaald, dat in de
commissie, die gedurende het jaar 1898 belast
zal zijn met het afnemen der examens van
apothekersbediende, en zitting zal houden te
Breda, zijn benoemdtot voorzitter de inspec
teur voor het geneeskundig staatstoezicht voor
Zeeland en Westelijk Noord-Brabant dr A. van
der Loeff, te Breda, met bepaling, dat hij bij
verhindering tijdelijk zal worden vervangen
door het plaatsvervangend lid van den ge
neeskundigen raad voor Zeeland en Westelijk
Noord-Brabant, dr J. P. Berdenis van Berlekom,
te Middelburgtot ledenH. M. J. E. Steyns,
apotheker te HelmondA. J. Wijnne, apotheker
te Middelburg; tot leden-plaats ver vangersH.
Beker, apotheker te Breda en J. J. Keyzcr,
apotheker te Tilburg.
EERSTE KAMER.
In de Maandagavond gehouden vergadering
dier Kamer werden de geloofsbrieven van jhr
Roëll en jhr Van der Does de Willebois onder
zocht en goedgekeurd en werd tot hunne toe
lating besloten.
De voorzitter benoemde, in plaats van den
heer Sickesz, tot lid der commissie voor de
verzoekschriften den heer Roëll.
De Kamer hield zich daarna bezig met het
trekken der afdeelingen en ging daarna uiteen
UIT STAD EN PROVINCIE.
Het was Zaterdag in Ons Huis te Mid
delburg een recht leerzame en aangename
avond.
De heer J. J. Berdenis van Berlekom, arts,
onderhield zijn gehoor op zeer bevattelijke en
eenvoudige wijze over eenige onderwerpen op
het gebied der geneeskunde en der gezond
heidsleer.
Door enkele aanwezigen werden eenige vragen
gedaan, waaruit groote belangstelling voor het
gesprokene bleek.
Door den voorzitter van Ons Huis werd den
heer Van Berlekom dank gezegd voor zijne
nuttige en onderhoudende mededeelingen en
inlichtingen.
- De heer dr L. H. Wagenaar nam Zondag,
wegens zijn vertrek naar Middelburg, af
scheid van de Ger. gemeente, kerk B te Arn
hem, met een preek, naar aanleiding van
Psalm 48 vers 10.
Zondag 3 April zal hij zijne intrede doen bij
zijne nieuwe gemeente alhier.
Een smidsjongen alhier kwam heden
ochtend, terwijl hij bij zijn baas met een boor
machine werkte, met den linkerarm met dat
■werktuig iu aauraking, waardoor dat lichaams
deel gekwetst werd en hij zich onder behan
deling van een geneeskundige moest stellen.
Donderdag middag te twee uren houdt
de gemeenteraad van Vlissingen een open
bare vergadering.
Daarin zullen mededeelingen gedaan worden
en is aan de orde de benoeming van onder
wijzeressen bij het onderwijs in de nuttige
handwerken aan de scholen A en B.
Verder komen in behandeling de volgende
voorstellen van burg. en weth.: tot onderhand-
schen verkoop van gemeentegrond gelegen aan
de verlengde Coosje Buskenstraat aan a H. J.
Ganderheijden, b W. Swenne, e A. Hanewin-
kel en d W. S. Boschtot het vaststellen der
voorwaarden van de publieke verhuring van
het koffiehuis der badplaats enz.; tot verhoo
ging dér subsidies over 1897 aan bet burger
weeshuis en het algemeen armbestuur en tot
goedkeuring der gewijzigde begrootingen voor
1897 aan die instellingen; tot goedkeuring der
gewijzigde begrooting van het gasthuis en tot
10e wijziging der gemeentebegrooting voor
1897.
Door den Belgischen loodsschoener no 10,
dienstdoende schipper J. Laforce, gestationeerd
te Vlissingen, is Zondag, op de hoogte
van het lichtschip Westhinder opgevischt een
stuk mast met dubbel gereefd grootzeil,
met de merken O. 133, waardoor het vermoe
den bestaat dat de Ostendscbe vischsloep O.
133 de stormen der vorige week met man
en muis is vergaan.
Het tjalkschip Eendrachtbeurtschipper
J. de Outer, van Hoofdplaat, waarvan in ons
Vorig nommer melding gemaakt werd als in
het Veersche gat op strand gezet, is met
hoogwater vlot geraakt en met een gescheurd
zeil het kanaal binnengeloopen.
Do jaarlijkscho vergadering van het wa
terschap der Sluis aan de Wielingen werd Maan
dag te Oostburg gehouden en bijgewoond
door 60 afgevaardigden met 5 leden van het
uitvoerend bestnur.
De rekening van het waterschap over 1897
werd vastgesteld in ontvang op f 9968.58,
in uitgaaf op f 8160.06 en derhalve met
een goed slot van f 1808.52. Uit het ver
slag, opgemaakt door den voorzitter, bleek
dat aan de landhoofden van het kanaal door
storm en hoog water aanzienlijk schade was
toegebracht in het afgeloopen jaar, welke
noodzakelijk herstellingen behoeven.
De begrooting voor het dienstjaar 1898
werd vastgesteld in ontvang en uitgaaf op
f 11.342.52, met een post voor onvoorziene
uitgaven ad f 1061.52.
De bijdrage der polders en waterschappen
werd bepaald op f 0.60 per H. A.
Een voorstel om in 1898 te verpachten het
recht tot het afhalen van het opkomend mos
selzaad van de zeewerken van dit waterschap,
op de voorwaarden van de tegenwoordige ver
pachting, werd goedgekeurd.
Op de voordracht van drie personen voor
een te benoemen lid van het uitvoerend be
stuur, in plaats van den heer J. de Bruyne,
die in 1898 als zoodanig aan de beurt van
aftreding is, werden achtereenvolgens benoemd
de heeren J. de Bruyne te Sluis, E. Bonte te
St. Kruis en mr A. A. J. van den Broecke te
Aardenburg.
HET NUT.
De badinrichting.
Maandag avond werd in de kegelbaan der
sociëteit de Vergenoeging alhier, onder voor
zitterschap van den heer L. K. van der Harst
JJz., eene vergadering gehouden van het depar
tement Middelburg der Maatschappij Tot nut
van 't Algemeendie, als naar gewoonte, niet
druk bezocht was.
Na lezing der notulen werd mededeeling ge
daan, dat de kookcursus niet is tot stand ge
komen en dat getracht zal worden in September
a. die zaak tot een goed einde te brengen.
Hierna werd mededeeling gedaan van inge
komen Btukken, die óf voor de leden ter inzage
gelegd óf voor kennisgeving aangenomen
werden.
Ingekomen was nog de rekening en verant
woording van het bestuur der Hulpbank. Zij
werd, na onderzoek door een tweetal leden,
goedgekeurd. Ook werd overgelegd de door
het bestuur vastgestelde balans en winst- en
verliesrekening der Spaarbank.
Aan de orde was daarop de benoeming van
een lid in de commissie voor de volksbiblio
theek, vac. D. Jeras. Aanbevolen werden de
heeren A. P. van de Kamer en H. J. L. Poort.
Van den heer Van de Kamer was bericht ont
vangen, dat hij niet voor eene benoeming
wenschte in aanmerking te komen. De heer
Poort werd met algemeene, 12, stemmen
benoemd.
Thans werd overgegaan tot de
vaststelling der plannen voor de
oprichting der badinrichting.
Volgens het daarvan door den architect, den heer
S. van der Heijden, opgemaakt ontwerp bevat
het gebouw, dat eene lengte heeft van 23.20 M.
bij eene breedte van 7.66 tot 8.32 M., in de
eerste klasse 3 kuip- en 5 regenbaden en
5 regenbaden in de tweede klasse, met
reserveruimten voor 1 regenbad in de le kl
en voor 2 regenbaden of 1 kuipbad in de 2e kl.,
1 kamer voor den badmeester of kantoor, 1
stokerij, 1 brandstoffenbergplaats, 1 waschlokaal,
2 gangen, die tevens kuunen dienen als wacht-
plaatsen, en 2 privaten, benevens bovenwoning
met woonkamer, keuken en slaapkamer, privaat
en zolderkamertje.
Verder wordt op den zolder eene ruimte voor
de koud- en warmwaterreservoirs afgeschoten
en is aldaar tevens de vereisclxte gelegenheid
tot het drogen van handdoeken aanwezig.
De kamer van den badmeester ligt in het
midden van het gebouw, tusscben de ingangen,
en staat door eene deur in verband met de
stokerij, zoodat voor de bediening van een en
ander, het afgeven en weder in ontvangst
nemen van kaarten, handdoeken enz en het
te houden toezicht, voor den badmeester de
nrichting zoo gemakkelijk mogelijkis gemaakt,
Aan de oene zijde van de stokerij bevindt
zich de brandstoffenbergplaats, die een spoor
weg waggon cokes kan bevatten, terwijl de
brandstof van daaruit, naar gelang der behoefte,
door een Ijzeren schuif in den munr van de
stokerij wordt verkregen.
Aan de andere zijde der stokerij ligt het
waschlokaal en staat daarmede door eene deur
in verbinding, ten einde het warm water voor
te wasschen goederen en den kachel of wel het
fornuis tot het uitkoken van handdoeken, dicht
bij te hebben.
De toegang naar de woning van den badmees
ter is aan de achterzijde van het gebouw, door
middel van een portaal en trap naar boven,
aangebracht.
De trap doet eveneens dienst om daarlangs
het wa8cligoed uit het aangrenzende, lokaal
naar boven te brengen en is mede langs bet
benedengedeelte van de trap en het portaal en
de gang in de 2de klasse van uit het wasch
lokaal te bereiken.
De verwarming van het gebouw kan ge
schieden door een kachel in de gang le kl. en
een kachel in de gang 2e kl. en worden daar
toe boven iedere gang een schoorsteen, ieder
met een rook- en twee ventilatiekanalen, voor
zien van zelfwerkende kleppen, gebouwd.
Iedere badkamer is door eene deur van de
gang afgesloten met open gedeelte onder het
plafond en heeft tevens een tuimelraam inden
buitenmuur.
Al de badkamers zijn voorzien van de noo-
dige bankjes en kapstokken in de wanden, en
deze kamertjes worden met glazen platen, hoog
2 M. boven den vloer, of met verglaasde
tegeltjes, hoog 1.25 M. boven den vloer, bezet.
De vloeren in de badkamers worden gemaakt
van cementsteenen voetbakken en geperste
cementtegelsin de gangen, in de portalen, in
het waschlokaal en in de privaten van hard
gebakken tegels, in de stokerij van metselwerk,
in de brandstoffenbergplaats van een klinker-
bestrating en in de kamer van den badmeester
van hout.
In de stokerij worden de vuurhaard of kachel
en op den zolder, in de daartoe af te schieten
ruimte, de reservoirs voor warm- en koud
water, voorzien en onderling verbonden met
de noodige buizen, tot verwarming en circula
tie van het water, gemaakt.
De verdere leidingen en toestellen worden,
van daaruit naar en in de badkamers, van ver
schillend metaal samengesteld, aangebracht.
In het gebouw wordt gas- en waterlei
ding aangelegd.
De rioleering wordt zooveel mogelijk buiten
het gebouw aangelegd en gemaakt van En»
gelsch aarden buizen met putten of syphons,
voorzien van stankschermen.
Zooals uit de begrooting bljjkt, is de raming
van den architect voor het gebouw, het in
richten der baden, verwarming, meubeleering
en handdoeken, f 15.500.
Van de gelegenheid om inlichtingen te vragen
werd gebruik gemaakt door den heer jhr mr
W. H. Snouck Hurgronje, die vroeg of met de
som van f 15.500 alle kosten gedekt kunnen
worden, waarop geantwoord werd dat nog een
bagatel meer zal benoodigd zijn voor enkele
kleinigheden.
Op een vraag van hetzelfde lid, voor welk
bedrag was ingeschreven, deelde de voorzitter
mede dat het totaalcijfer is f 16.025, waaron
der f 525 aan giften en f 900 aan renteloos
voorschot.
Met het beschikbaar kapitaal zullen alle
kosten gedekt kunnen worden, met nog een
klein overschot.
Op eene vraag van den heer Van Woeldereti,
of de prijs der baden reeds definitief was vast
gesteld, werd van de bestuurstafel geantwoord,
dat dit niet het geval is en daaromtrent nog
nader zal worden beslist. Het reglement daar-
voor zal door hot departement worden vast
gesteld.
Door den heer jhr mr L. Schorer werd nog
gevraagd of er ook in beide klassen gelegen
heid zal gegeven worden voor kuipbaden. Het
bestuur zal dit overwegenin alle geval ifl
daarvoor de noodige ruimte gereserveerd.
Opeen vraag naar de kosten, antwoordde dö
beer Van der Meijden dat de plaatsing van
kuipbaden de inrichtingskosten met een f 400
zou vermeerdereu. Iu de meeste badinrichtin
gen worden echter in de tweede klasse geen
kuipbaden verstrekt.
De heer jhr mr W. H. Suouck Htirgronjö
verklaarde eenig bezwaar te hebben tegen het
bestemmen van de gang der lste klasse-badeü
voor wachtkamer, vooral wanneer het bezoek
wat druk mocht loöpen. Hij vroeg of de kosten
van inrichting aanmerkelijk zonden worden
verhoogd door het makeu van een wachtkamer.
De heer Van der Meijden deelde mede, dat
dit bezwaar misschien zou te ondervangen zijn
door een -der nog gereserveerde ruimten voor
wachtkamer in te richten.
De beer F. G. Sprenger geloofde niet, dat