MIDDELBIRGSCHE COIIRMT. N°. 75. 14ie Jaargang. 1898. Woensdag 30 Maart. Doze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 29 Maart 8 u. vm. 36 gr. 12 u42 gr., av. 4 u. 40 gr. F. Verw. reg. Middelburg 29 Maart. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel; Groote letters naar de plaats die zjj innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDk Gebe. Belinfatïte te AmsterdamA. db La Mar Azn. In zake-mr Israels, bevat het Handelsblad een Van Dag tot Dag zoo sympathiek als wij in lang niet lazen. 't Heeft eenige dagen geduurd eer het Am atevdamsclie blad het oordeel van de openbare meening inriep over deze zaak. Maar nu het zich uit, doet het dit op de meest krachtige wijze. Tevens blijkt, dat de directie reeds van den aanvang af haar correspondent heeft ter zijde gestaan, en de eer, de onafhankelijkheid der pers heeft verdedigd. Daar nog een vervolg te wachten is, be palen wij ons voor heden tot een overzicht der door het Hbld medegedeelde feiten. De heer Israels werd op den avond van den dag, waarop het proces-Zola eindigde, tegen 25 Februari ontboden bij den Nederlandschen ge zant, Ridder de Stuers, die hem meedeelde dat minister Hanotaux zich voor een week had be klaagd over de vreemde correspondenten, en dat hij Woensdag mr Israëls had genoemd onder degenen, tot wier nitzetting uit Frankrijk was besloten. De gezant bracht woorden, door den minister uit het Handelsblad aangehaald, over aan den correspondent, die opmerkte dat eenige daarvan nooit in het blad, en geen der andere in zijn particuliere correspondentie waren ge bezigd. De heer De Stuers kon over de juistheid niet oordeelen. Hij kende het Handelsblad der laat ste weken niet! (Men zou zeggen dat de heer De Stuers zich toch wel de moeite had kunnen geven het Hbld. eens te lezen, vóór hij mr I. ontbood.) Volgens den gezant was de Fransche regee- Ting zeer verstoord over de houding van het publiek en de pers in Nederland. De minister vond de zaak dubbel ernstig, omdat mr Israëls als rechtsgeleerd adviseur van de legatie in officieele aanraking kon komen met de amb tenaren van het ministerie van buitenlandsche zaken. De gezant had getracht den heer Israëls voor de ernstige gevolgen van_een uitzetting te behoeden, doch daarvoor waren de voor waarden lo. dat bij zijn ontBlag zou nemen als advo caat aan het gezantschap 2o. dat hij en het Handelsblad hun scherpen toon zouden verzachten. De heer Israëls, overtuigd dat hij niets gedaan had in strijd met zelfs het meest ge voelige begrip van eer, verklaarde geen reden te zien om zijn ontslag te vragen uit het ambt, dat baron Van Zuylen, in overleg met den toenmaligen minister van buitenlandsche zaken, hem had geschonken, en tevens dat het Hbd. zijns inziens zijn richting niet wijzigen zou. Daar hij de aanvrage om ontslag niet wist te motiveeren, had hij liever dat men hem ontsloeg. Hij verklaarde eerst de 'directie en hoofd-re- dacteur van zijn blad te willen raadplegen en besprak met den gezant de eventueele gevolgen van zijn ontslag vragen. Den volgenden dag, 26 Febr., bracht hij den heer De Stuers de verzameling Handelsbladen met een brief, waarin hij o. m. meedeelde den volgenden ochtend tot overleg naar Holland te vertrekken. Uit een daarop gevolgd antwoord, bleek dat de heer De Stuers aan de uitingen van den heer Israëls een gansch andere beteekenis had gehecht. Immers bij schreef des avonds aan mr Is raëls, dat diens brief in strijd was met de con clusies van het onderhoud, en dat hij bovendien de ministers van buitenlandsche zaken te 's-Gra- venhage en te Parijs reeds in kennis had ge steld met de regeling der zaak, zooals de heer Israëls die had aangenomen, en waarom hij van hem, vóór zijn vertrek, vroeg een schrif telijk verzoek om ontslag, hetgeen alleen groote moeilijkheden zou kunnen voorkomen. De heer Israëls antwoordde, dat hij stellig verklaard had niet onmiddellijk te kunnen be slissen, dat hij daarvoor eerst naar Amsterdam moest. Toen de heer Israëls 28 Febr. te Amsterdam kwam, wiat hij, noch zijn directie, dat hij reeds Veroordeeld was geweest, vóór zijn onderhoud met den gezant, vóór deze van de Handels bladen inzage nam. Op 1 Maart ging de directeur van het Hbld met mr Israëls op audiëntie bij minister De Beaufort, die verklaarde dat het exposé, door den cor respondent gegeven van zijn onderhoud met den gezant, slechts daarin afweek van het daaromtrent op 26 Febr. meegedeelde, dat de ge- aant den heer Israëls blijkbaar verkeerd begre pen had, daar ZExc. meldde dat deze in zijn ontslagaanvraag had A Zoowel de directeur als de heer Israëls ver klaarden den minister dat zij alles vermijden wildon wat de regeering zelfs in kleine moeie- lijkheden kon brengen dat de beer Israëls zijn ontslag zou aanvragen als advocaat der legatie „ter wille van algemeeue Neder- landsche belangen" dat de heer Israëls Zondag 6 Maart naar Parijs zou teruggaan en hiervan den gezant zou kennis geven in een brief, houdende aanvrage om eervol ontslag. De gezant had den minister dus niet meege deeld, dat hij minister Hanotaux beloofd had binnen 24 uur een einde te maken aan de be trekking van den heer Israëls tot de legatie. 2 Maart verzond mr. Israëls een den vorigen dag geschreven brief aan den gezant, waarin iij hem onder meer vroeg, hem te willen ont slaan als advocaat van het gezantschap, daar het hem uit diens verklaringen gebleken was, dat zijn correspondenties in het Hbd. over het proces-Zola eenige gevoeligheid gewekt hadden bij de Fransche regeeering, en daar hij alles wilde vermijden, waardoor uit zijn vrijheid van schrijven overeenkomstig ons Nederlandsch be grip in het vervolg voor onze regeering eenige moeilijkheid zou kunnen ontstaan. Op dezen brief, die 3 Maart te Parijs kwam, is nooit geantwoord, maar 6 Maart te Parijs komende, vond de correspondent een brief van den gezant, gedateerd 28 Februari, maar in een enveloppe, waarop 4 Maart staat waarin hem zijn ontslag gegeven werd. Op 'sheeren Israëls verzoek aan den gezant, om met intrekking van zijn brief van 28 Fe bruari die eerst 4 Maart verzonden was nog gunstig te beschikken op zijn aanvrage om ontslag van 1 Maart, ontving de heer Israëls alleen de volgende mededeeling „Daar ik vermoed dat u mij wenscht te spreken, laat ik u weten dat u mij morgen om II uur zult aantreffen." Maar nu was ten laatste het geduld van den heer Israëls, evenals dat van den directeur, uit. De heer Israëls verklaarde den gezant aan zijn aanvraag om eervol ontslag niets toe te voegen te hebben, en dat, zoolang de brief van 28 Februari, waarbij hij ontslagen werd, niet ingetrokken was, een ontmoeting van hem met den gezant slechts onaangenaam en een bron van nieuw misverstand zou zijn. Deu 24en Maart ontving mr Israëls een on- geteekenden brief van het gezantschap, waarin Ridder de Stuers den heer Israëls herinnert hetgeen hij hem 25 Febr. heeft meegedeeld, onder meer dat minister Hanotaux de aandacht van den gezant had gevestigd op den „scherp hekelenden toon, waarop de Nederlandsche pers in het algemeen, en het Amsterdamsche Alge- meene Handelsbladin het bijzonder in den laat- sten tijd, Fransche toestanden heeft beoordeeld dat dit feit een nog ernstiger karakter had aangenomen door de omstandigheid, dat de Parijsche correspondent van dat blad tevens als rechtsgeleerd adviseur aan Harer Majesteits gezantschap verbonden was dat de Fransche regeering de houding van den heer Israëls niet langer kon dulden en dus het voornemen had hem het verblijf op het Fransche grondgebied te ontzeggen dat Hr Ms gezant hem, wat dö dagbladpolemiek aangaat, door zijn voorspraak had beschermd, en wel met dit goed gevolg dat de maatregel van uit zetting werd opgeschort, hetgeen, in het voor bijgaan gezegd, wel door den heer Israëls had mogen worden op prijs gesteld". Verder bleek uit de ongeteekende mededee ling van onze legatie, dat de gezant den dag van het eerste onderhoud met mr Israëls „in staat moest wezen den Franschen minister van buitenlandsche zaken de mededeeling te doen, dat de heer Israëls opgehouden had tot Harer Majesteits gezantschap in betrekking te staan". Ridder De Stuers had den heer Israëls „duidelijk uitgelegd, dat hij wel de opschorting van zijn expulsie als journalist had verkregen, doch dat hij, na de vertoogen van den minister van buitenlandsche zaken, omtrent zijne ver houding tot de legatie vertoogen waartegen hij geen vrijheid kon vin- „den met dien minister in discussie „te treden hem niet langer in zijne be ntrekking tot het gezantschap kon handhaven, „al mocht hij er ook toe overgaan zijne positie „van dagbladcorrespondent op te geven." Het Hbld veroordeelt dezen brief en zegt ten slotte. „Wij zullen morgen mededeelen wat hij (de heer De Stuers) tot den Franschen minister had behooren te zeggen, indien hij, niet als hoveling van een buitenlandsche regeering en als execu teur van hare bevelen, maar als kloek Hollan der, die als gezant zijn land en landgenooten te beschermen heeft, wèl „de vrijheid had kunnen vinden met den Franschen minister in discussie te treden." BEWOEMTWGESr ENZ. Bij kou. besluit zijn bij '8 rijks archief te 'a Gravenhage be noemd tot commies W. G. Ross en Th. Mor ren, thans adj.-comin. bij die instelling, en tot adj -comm., W. G. van Oyeo, thans klerk bij die instelling, J. O. Beth, te 's Gravenhage, en P. Berends, thans beambte bij het oud-provin ciaal archief in Overijssel, te Zwolle; is in zijn rang overgeplaatst bij het reg. grenadiers en jagers, de kapt. P. W. Bosboom, van het 4e reg. infanterie. Stbl. no. 61 bevat een kon. besluit, tot overbrenging van de zorg voor de uitvoering van sommige landbouwaangelegenheden, voor zooveel het departement van waterstaat daarbij betrokken is, naar dat van binnenlandschezaken. Deze aangelegenheden zijn de zorg voor de uitvoering der wet, houdende bepalingen ter voorkoming van bedrog in den boterhandel der wet, houdende bepalingen betrekkelijk de inkwartieringen en het onderhoud van krijgs volk enz.der wet tot bescherming van dier soorten nuttig voor landbouw en houtteelt, en der wet tot uitvoering van de op 3 November 1881 te Bern gesloten internationale overeen komst tot wering der druifluis. Bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is bepaald, dat in de commissie, die gedurende het jaar 1898 belast zal zijn met het afnemen der examens van apothekersbediende, en zitting zal houden te Breda, zijn benoemdtot voorzitter de inspec teur voor het geneeskundig staatstoezicht voor Zeeland en Westelijk Noord-Brabant dr A. van der Loeff, te Breda, met bepaling, dat hij bij verhindering tijdelijk zal worden vervangen door het plaatsvervangend lid van den ge neeskundigen raad voor Zeeland en Westelijk Noord-Brabant, dr J. P. Berdenis van Berlekom, te Middelburgtot ledenH. M. J. E. Steyns, apotheker te HelmondA. J. Wijnne, apotheker te Middelburg; tot leden-plaats ver vangersH. Beker, apotheker te Breda en J. J. Keyzcr, apotheker te Tilburg. EERSTE KAMER. In de Maandagavond gehouden vergadering dier Kamer werden de geloofsbrieven van jhr Roëll en jhr Van der Does de Willebois onder zocht en goedgekeurd en werd tot hunne toe lating besloten. De voorzitter benoemde, in plaats van den heer Sickesz, tot lid der commissie voor de verzoekschriften den heer Roëll. De Kamer hield zich daarna bezig met het trekken der afdeelingen en ging daarna uiteen UIT STAD EN PROVINCIE. Het was Zaterdag in Ons Huis te Mid delburg een recht leerzame en aangename avond. De heer J. J. Berdenis van Berlekom, arts, onderhield zijn gehoor op zeer bevattelijke en eenvoudige wijze over eenige onderwerpen op het gebied der geneeskunde en der gezond heidsleer. Door enkele aanwezigen werden eenige vragen gedaan, waaruit groote belangstelling voor het gesprokene bleek. Door den voorzitter van Ons Huis werd den heer Van Berlekom dank gezegd voor zijne nuttige en onderhoudende mededeelingen en inlichtingen. - De heer dr L. H. Wagenaar nam Zondag, wegens zijn vertrek naar Middelburg, af scheid van de Ger. gemeente, kerk B te Arn hem, met een preek, naar aanleiding van Psalm 48 vers 10. Zondag 3 April zal hij zijne intrede doen bij zijne nieuwe gemeente alhier. Een smidsjongen alhier kwam heden ochtend, terwijl hij bij zijn baas met een boor machine werkte, met den linkerarm met dat ■werktuig iu aauraking, waardoor dat lichaams deel gekwetst werd en hij zich onder behan deling van een geneeskundige moest stellen. Donderdag middag te twee uren houdt de gemeenteraad van Vlissingen een open bare vergadering. Daarin zullen mededeelingen gedaan worden en is aan de orde de benoeming van onder wijzeressen bij het onderwijs in de nuttige handwerken aan de scholen A en B. Verder komen in behandeling de volgende voorstellen van burg. en weth.: tot onderhand- schen verkoop van gemeentegrond gelegen aan de verlengde Coosje Buskenstraat aan a H. J. Ganderheijden, b W. Swenne, e A. Hanewin- kel en d W. S. Boschtot het vaststellen der voorwaarden van de publieke verhuring van het koffiehuis der badplaats enz.; tot verhoo ging dér subsidies over 1897 aan bet burger weeshuis en het algemeen armbestuur en tot goedkeuring der gewijzigde begrootingen voor 1897 aan die instellingen; tot goedkeuring der gewijzigde begrooting van het gasthuis en tot 10e wijziging der gemeentebegrooting voor 1897. Door den Belgischen loodsschoener no 10, dienstdoende schipper J. Laforce, gestationeerd te Vlissingen, is Zondag, op de hoogte van het lichtschip Westhinder opgevischt een stuk mast met dubbel gereefd grootzeil, met de merken O. 133, waardoor het vermoe den bestaat dat de Ostendscbe vischsloep O. 133 de stormen der vorige week met man en muis is vergaan. Het tjalkschip Eendrachtbeurtschipper J. de Outer, van Hoofdplaat, waarvan in ons Vorig nommer melding gemaakt werd als in het Veersche gat op strand gezet, is met hoogwater vlot geraakt en met een gescheurd zeil het kanaal binnengeloopen. Do jaarlijkscho vergadering van het wa terschap der Sluis aan de Wielingen werd Maan dag te Oostburg gehouden en bijgewoond door 60 afgevaardigden met 5 leden van het uitvoerend bestnur. De rekening van het waterschap over 1897 werd vastgesteld in ontvang op f 9968.58, in uitgaaf op f 8160.06 en derhalve met een goed slot van f 1808.52. Uit het ver slag, opgemaakt door den voorzitter, bleek dat aan de landhoofden van het kanaal door storm en hoog water aanzienlijk schade was toegebracht in het afgeloopen jaar, welke noodzakelijk herstellingen behoeven. De begrooting voor het dienstjaar 1898 werd vastgesteld in ontvang en uitgaaf op f 11.342.52, met een post voor onvoorziene uitgaven ad f 1061.52. De bijdrage der polders en waterschappen werd bepaald op f 0.60 per H. A. Een voorstel om in 1898 te verpachten het recht tot het afhalen van het opkomend mos selzaad van de zeewerken van dit waterschap, op de voorwaarden van de tegenwoordige ver pachting, werd goedgekeurd. Op de voordracht van drie personen voor een te benoemen lid van het uitvoerend be stuur, in plaats van den heer J. de Bruyne, die in 1898 als zoodanig aan de beurt van aftreding is, werden achtereenvolgens benoemd de heeren J. de Bruyne te Sluis, E. Bonte te St. Kruis en mr A. A. J. van den Broecke te Aardenburg. HET NUT. De badinrichting. Maandag avond werd in de kegelbaan der sociëteit de Vergenoeging alhier, onder voor zitterschap van den heer L. K. van der Harst JJz., eene vergadering gehouden van het depar tement Middelburg der Maatschappij Tot nut van 't Algemeendie, als naar gewoonte, niet druk bezocht was. Na lezing der notulen werd mededeeling ge daan, dat de kookcursus niet is tot stand ge komen en dat getracht zal worden in September a. die zaak tot een goed einde te brengen. Hierna werd mededeeling gedaan van inge komen Btukken, die óf voor de leden ter inzage gelegd óf voor kennisgeving aangenomen werden. Ingekomen was nog de rekening en verant woording van het bestuur der Hulpbank. Zij werd, na onderzoek door een tweetal leden, goedgekeurd. Ook werd overgelegd de door het bestuur vastgestelde balans en winst- en verliesrekening der Spaarbank. Aan de orde was daarop de benoeming van een lid in de commissie voor de volksbiblio theek, vac. D. Jeras. Aanbevolen werden de heeren A. P. van de Kamer en H. J. L. Poort. Van den heer Van de Kamer was bericht ont vangen, dat hij niet voor eene benoeming wenschte in aanmerking te komen. De heer Poort werd met algemeene, 12, stemmen benoemd. Thans werd overgegaan tot de vaststelling der plannen voor de oprichting der badinrichting. Volgens het daarvan door den architect, den heer S. van der Heijden, opgemaakt ontwerp bevat het gebouw, dat eene lengte heeft van 23.20 M. bij eene breedte van 7.66 tot 8.32 M., in de eerste klasse 3 kuip- en 5 regenbaden en 5 regenbaden in de tweede klasse, met reserveruimten voor 1 regenbad in de le kl en voor 2 regenbaden of 1 kuipbad in de 2e kl., 1 kamer voor den badmeester of kantoor, 1 stokerij, 1 brandstoffenbergplaats, 1 waschlokaal, 2 gangen, die tevens kuunen dienen als wacht- plaatsen, en 2 privaten, benevens bovenwoning met woonkamer, keuken en slaapkamer, privaat en zolderkamertje. Verder wordt op den zolder eene ruimte voor de koud- en warmwaterreservoirs afgeschoten en is aldaar tevens de vereisclxte gelegenheid tot het drogen van handdoeken aanwezig. De kamer van den badmeester ligt in het midden van het gebouw, tusscben de ingangen, en staat door eene deur in verband met de stokerij, zoodat voor de bediening van een en ander, het afgeven en weder in ontvangst nemen van kaarten, handdoeken enz en het te houden toezicht, voor den badmeester de nrichting zoo gemakkelijk mogelijkis gemaakt, Aan de oene zijde van de stokerij bevindt zich de brandstoffenbergplaats, die een spoor weg waggon cokes kan bevatten, terwijl de brandstof van daaruit, naar gelang der behoefte, door een Ijzeren schuif in den munr van de stokerij wordt verkregen. Aan de andere zijde der stokerij ligt het waschlokaal en staat daarmede door eene deur in verbinding, ten einde het warm water voor te wasschen goederen en den kachel of wel het fornuis tot het uitkoken van handdoeken, dicht bij te hebben. De toegang naar de woning van den badmees ter is aan de achterzijde van het gebouw, door middel van een portaal en trap naar boven, aangebracht. De trap doet eveneens dienst om daarlangs het wa8cligoed uit het aangrenzende, lokaal naar boven te brengen en is mede langs bet benedengedeelte van de trap en het portaal en de gang in de 2de klasse van uit het wasch lokaal te bereiken. De verwarming van het gebouw kan ge schieden door een kachel in de gang le kl. en een kachel in de gang 2e kl. en worden daar toe boven iedere gang een schoorsteen, ieder met een rook- en twee ventilatiekanalen, voor zien van zelfwerkende kleppen, gebouwd. Iedere badkamer is door eene deur van de gang afgesloten met open gedeelte onder het plafond en heeft tevens een tuimelraam inden buitenmuur. Al de badkamers zijn voorzien van de noo- dige bankjes en kapstokken in de wanden, en deze kamertjes worden met glazen platen, hoog 2 M. boven den vloer, of met verglaasde tegeltjes, hoog 1.25 M. boven den vloer, bezet. De vloeren in de badkamers worden gemaakt van cementsteenen voetbakken en geperste cementtegelsin de gangen, in de portalen, in het waschlokaal en in de privaten van hard gebakken tegels, in de stokerij van metselwerk, in de brandstoffenbergplaats van een klinker- bestrating en in de kamer van den badmeester van hout. In de stokerij worden de vuurhaard of kachel en op den zolder, in de daartoe af te schieten ruimte, de reservoirs voor warm- en koud water, voorzien en onderling verbonden met de noodige buizen, tot verwarming en circula tie van het water, gemaakt. De verdere leidingen en toestellen worden, van daaruit naar en in de badkamers, van ver schillend metaal samengesteld, aangebracht. In het gebouw wordt gas- en waterlei ding aangelegd. De rioleering wordt zooveel mogelijk buiten het gebouw aangelegd en gemaakt van En» gelsch aarden buizen met putten of syphons, voorzien van stankschermen. Zooals uit de begrooting bljjkt, is de raming van den architect voor het gebouw, het in richten der baden, verwarming, meubeleering en handdoeken, f 15.500. Van de gelegenheid om inlichtingen te vragen werd gebruik gemaakt door den heer jhr mr W. H. Snouck Hurgronje, die vroeg of met de som van f 15.500 alle kosten gedekt kunnen worden, waarop geantwoord werd dat nog een bagatel meer zal benoodigd zijn voor enkele kleinigheden. Op een vraag van hetzelfde lid, voor welk bedrag was ingeschreven, deelde de voorzitter mede dat het totaalcijfer is f 16.025, waaron der f 525 aan giften en f 900 aan renteloos voorschot. Met het beschikbaar kapitaal zullen alle kosten gedekt kunnen worden, met nog een klein overschot. Op eene vraag van den heer Van Woeldereti, of de prijs der baden reeds definitief was vast gesteld, werd van de bestuurstafel geantwoord, dat dit niet het geval is en daaromtrent nog nader zal worden beslist. Het reglement daar- voor zal door hot departement worden vast gesteld. Door den heer jhr mr L. Schorer werd nog gevraagd of er ook in beide klassen gelegen heid zal gegeven worden voor kuipbaden. Het bestuur zal dit overwegenin alle geval ifl daarvoor de noodige ruimte gereserveerd. Opeen vraag naar de kosten, antwoordde dö beer Van der Meijden dat de plaatsing van kuipbaden de inrichtingskosten met een f 400 zou vermeerdereu. Iu de meeste badinrichtin gen worden echter in de tweede klasse geen kuipbaden verstrekt. De heer jhr mr W. H. Suouck Htirgronjö verklaarde eenig bezwaar te hebben tegen het bestemmen van de gang der lste klasse-badeü voor wachtkamer, vooral wanneer het bezoek wat druk mocht loöpen. Hij vroeg of de kosten van inrichting aanmerkelijk zonden worden verhoogd door het makeu van een wachtkamer. De heer Van der Meijden deelde mede, dat dit bezwaar misschien zou te ondervangen zijn door een -der nog gereserveerde ruimten voor wachtkamer in te richten. De beer F. G. Sprenger geloofde niet, dat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1