MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 74.
1418 Jaargang.
1898.
Dinsdag
Middelburg 28 Maart.
29 Maart.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor allo plaatsen in Nederland franco p.p., 2.—
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 28 Maart 8 u. vm. 40 gr. 12 u 48 gr.,
av. 4 o. 45 gr. F. Verw. reg. weer.
Eon merkwaardige onthulling
wordt door Het Vad. gedaan. En waar het
V. D. terstond den naam invult, welke voor
eiken journalist herkenbaar is, znllen wij de
feiten maar mededeelen, zonder de geheimzin
nigheid, welke Het Vad. in acht neemt.
Vóór eenige dagen heeft Minister Hanotaux
zich by onzen gezant te Parijs vervoegd, en
hem verzocht, ter wille van de goede verstand
houding, mr Louis Israëls te ontslaan als advo
caat der legatie.
Welke misdaad mr Israëls had begaan?
Hij is officieel erkend correspondent van het
Hbld, en in deze hoedanigheid was hij tijdens
het Zola-proces verontwaardigd als talloos velen;
hij zond aan zijn blad brieyen, waarin de ver
ontwaardiging trilde op elke bladzijde. Noch
tans hield hij zich vry van onbetamelijke of
kwetsende woorden, maar wat den bekwamen
jurist voorkwam te zijn in stryd met geschre
ven en ongeschreven recht, legde hy onverholen
bloot. Dit oordeelde de minister van buiten-
landsche zaken van het land, dat dezen vreemde
ling, dezen Israëliet, gastvrijheid schonk, onduld
bare stoutheid. Dies moest hij gestraft.
Vandaar het verzoek van Hanotaux aan
onzen gezant.
Deze ontbood mr Israëls, ontving hem aller
minzaamst, maar gaf hem allervriendelijkst in
overweging, ter wille van de goede verstand
houding, zijn ontslag te nemen uit zijn betrek
king van advocaat der legatie. Mr Israëls was
daartoe maar niet dadelijk bereid, verzocht
en verkreeg bedenktyd, om anderen te raad
plegen.
Hy toog naar ons land en poogde zich te
vergewissen, of hij steun zou erlangen, wan
neer hy weigerde zich te onderwerpen aan
wat van hem werd gevergd. Men zegt dat
onze minister van buitenlandsche zaken meende
zich met de zaak niet te kunnen inlaten, daar
niet van hem, wel van de legatie de benoe
ming was uitgegaan. Mr. Israëls trok, met
weinig hoop, naar Parys terug, om na te gaan
wat hem verder te doen stond.
Te huis komende, vond hij op zyn tafel zyn
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zyn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere famflieberiohten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote lettors naar de plaats die zy innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zyn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenhageDe Gebb. Belinfantb; te
Amsterdam A. de La Mab, Azn.
ging te zien voor de onthouding van den
minister, tot de conclusie moeten komen, dat
deze bijzonderheid voldoende bewijst, dat de
betrekking tusschen mr Israëls en de legatie
was van huishoudelyken aard en dus onttrok
ken aan de inmenging van minister Hanotaux?
Wij gelooven daarom dat een officieele op
heldering noodig is.
Yoor hen, die buiten de diplomatie staan,
en dus niet met de eigenaardige gebruiken
dezer wereld op zich zelve hekend zyn, is de
schijn gewekt, dat onze gezant te Parijs, om
der wille van de goede verstandhouding, een
grooter offer heeft gebracht, dan aan onze
waardigheid past.
Wat de zaak zelve betreftde houding van
Hanotaux is zoo kleingeestig als zich denken
Iaat.
Bovendien vergeet hy, evenals bijna al zijn
landgenooten, dat Méline zelf het oordeel van
het buitenland heeft ingeroepen door de op
22 Jan. door hem gesproken woordenCe que
nous dèfendons, c'est le bon renom de la France
decant Vêtranger.
Wie dat wil doen, moet rekening houden met
het rechtvaardigheidsgevoel in het buitenland,
dat over de bon renom van Frankrijk heeft te
oordeelen.
Indien nu een vreemdeling veel van wat de
laatste maanden is voorgevallen en de houding der
Fransche overheid aan zijn rechtvaardigheids
gevoel toetst, dan heeft de Fransche regeering
daarover niet verstoord te zijn: zij heeft het
oordeel van den vreemdeling, hoe het ook luide,
te aanvaarden als een wegwyzer naar het hart
van Europa, dat zij zegt te willen winnen.
Indien Het Vad. deze geschiedenis juist voor
stelt, dan is er, naar wij gelooven, voor de
Tweede kamer wel eenige reden zich deze
zaak aan te trekken.
Wy zullen de eersten zyn om te erkennen
dat het wellicht beter ware geweest als de
heer Israëls nooit beide betrekkingen had
bekleed. Wij zouden het zeer verklaarbaar
hebben gevonden, als de minister of de gezant
by algemeene beschikking had verbo
den, dat journalisten in officieele betrekking
stonden met de legatie, of een titel droegen,
die zulk een betrekking doet vermoeden.
Maar dit belet niet, dat het gebeurde een
zeer onaangenamen indruk maakt.
Wij weten, dat de diplomatieke gebruiken
medebrengen, dat het eigenlijke legatie-perso
neel uit personae gratae bestaat. By- onderhan
delingen en bij plechtigheden kan het storend
werken, als de Fransche overheid gedwongen
werd zich in te laten met personen, die zij
liever niet ziet.
En ook de bijzondere persoonlijke vryheid,
welke diplomaten genieten, rechtvaardigt den
wensch, dat slechts personen, die een regeering
aangenaam zijn, op een bepaalde diplomatieken
post komen.
Maar toch mag wel eens worden gevraagd
of de zaken hier niet geheel anders staan.
Maakt de advokaat onzer legatie, dus de
door den gezant geraadpleegde rechtsg
Wel deel uit van het corps diplomatique Zoo
neen, zon het dan niet een inmenging in de huis
houdelijke aangelegenheden onzer legatie zijn,
als de heer Hanotaux tracht invloed te oefenèn
op de keuze van den rechtsgeleerde, die den
gezant van zijn land van advies zal dienen?.
Vreemd klinkt het daarom, dat de minister
van buitënlandsche, zaken zou hebben gewei
gerd zich 'met deze zaak in. te laten, omdat de
heer Israëls niet door hem, maar door de legatie
was aangesteld.
Zou men niet zoo wenBcheh wij te vra-
geQ wel verre van daarin een recbtvaardi-
Een publiek gebed.
men weet. heeft de heer Donner, lid
der Tweede kamer, verlof gevraagd en ver
kregen voor het houden van een interpellatie,
of het ook in het voornemen der regeering
ligt, om de natie uit te noodigen op 31 Augus
tus, bij de aanvaarding van de regeering door
de Koningin, Godes bescherming in te roepen
over Harer Majesteits regeering.
Hoe wij hierover denken, weten onze lezers.
Volgens onze meening ligt zulk een uitnoodi-
ging niet op den weg van onze regeering en
thans te minder, nu reeds door kerkelijke licha
men in die richting wenken zijn gegeven.
De Vaderlanderorgaan van dr Bronsveld,
laat in deze een zeer verstandig woord hooren,
geheel in onzen geest; al klinkt de betuiging
van zijne redactie, dat zy met het Ned. Dagblad
hoopt dat de Katwyksche afgevaardigde een
bevestigend antwoord zal erlangen van de
regeering, wel wat zonderling.
Op die betuiging toch laat zij deze zeer ge
gronde opmerking volgen
„En toch bevalt ons deze interpellatie niet.
Zij geeft ons den indruk, dat weder de politiek
gehaald wordt in eene zaak, waarin zij aller
minst behoort.
Indien het bewindvoerend kabinet het zijn
taak achtte zoodanigen bededag uit te schrij
ven, zou het dit zeker zelf uit eigen aandrift
doen.
Wat wil men nu
Het ministerie dwingen, om iets tegen zijn
inzicht te doen, op straffe van straks vermoe-
delyk als ongeloovig sanhedrin op de kaak
gezet te worden?
Is dat niet den bededag, die toch een teeder
karakter heeft en moet hebben, beduimelen,
misbruiken als politiek oorlogstuig?
De heer Donner weet vooruit, dat het kabi
net omtrent de roepiDg van de overheid tegen
over den godsdienst, omtrent do scheiding van
kerk en staat, een ander inzicht heeft dan hij.
Wij vragen slechts.
Wij vragen nog meer.
Wat nuttigheid heeft zoodanige uitnoodiging,
uitgaande van een liberaal-radicaal kabinet,
voor leden van Gereformeerde kerken? Wat
meer .dan die van een blooten vorm
En wat nut in 't gemeen, nu de uitnoodiging
van de Ned. Herv. kerk gunstig ontvangen
Wordt, en zelfs reeds de aartsbisschop van
Utrecht aan den secretaris harer synode gemeld
heeft, dat het Nederl. episkopaat op den 31en
Augustus een bedestond voor H. M. zal uit
schrijven
De vrijwillige gemoedsuiting der geloovige
burgers blijft ons schijnen van hooger waarde,
dan dó afgedwongen en zelfs niet afgedwongen
rióodiging der overheid".
Persoonlijke dienstplicht.
Volkomen juist, zeggen wij.
Maar is dit alles dan niet in lijnrechte tegen
spraak met de verklaring van instemming met
den wensch van het Christ. Hist. Ned. Dagblad
Bij de behandeling van het desbetreffende
ontwerp in de afdeelingen der Tweede kamer
werd allereerst de opportuniteit op verschillende
gronden betwist, bijv. omdat zij geen nationale
wet was, zoolang tegen de afschaffing der
plaatsvervanging bij cene der staatkundige
richtingen onoverkomelijke bezwaren bestaan.
Voorts omdat men van dit kabinet niet zulk
een agressief voorstel, maar veeleer maatregelen
tot het aanbrengen van sociale hervormingen
had mogen verwachten. Ook vonden sommige
leden, dat het in werking treden dezer wet op
1 September allicht een dissonant zou worden
de nationale feestviering in die maand.
Anderzyds werd opgemerkt, dat er geen uitzicht
bestaat dat de tegenkanting van éene staat
kundige partij later niet meer zal bestaan
trouwens wordt die tegenstand door de groote
meerderheid der bevolking niet gedeeld, 't Werd
overigens een goed werk geacht H. M. de
Konii gin bij het aanvaarden der regeeering
van deze moeilijke zaak, die anders spoedig
onder de oogen zou moeten worden gezien, te
ontheffen.
Zeer uiteêöioopend waren de gevoelens over
de vraag,- öf omtrent den dienstplicht kan
worden beslist zonder gelijktijdige hervorming
der levende strijdkrachten. Eenerzijds achtte
men 't verbandvaststaande, zelfs blijkens de
eigen toelichting van de regeering, waaruit
men afleidde dat. de reg.eering wil komen tot
algemeenen dienstplicht of in elk geval tot ver
hooging van contingent. Het geval van de
afschaffing der plaatsvervanging zou dus naar
bedoeling der regeering zyn verzwaring
van persoonlijke en geldelijke lasteD, en hier
tegen verklaarden verschillende leden ten
zeerste gekant te zijn. Voor anderen zoude
afschaffing van plaatsvervanging en nummer
verwisseling bij aanneming vaneen stelsel van
dienstplicht met ongelyke oefening, dat zij
voorstaan, geenszins noodzakelijk en zelfs
verkeerd zijn. Voorts was versterking van het
klasse behoorende, onaannemelijk voorltmnjlhi
tegen een staand leger gekant zijn en algemeenen
weerplicht verlangen. Ook meenden sommigen,
dat vooraf moest vast staan welk soort en
hoeveel kader er zal noodig zijn, welke reserve
er zal wezen en hoe men die zal inrichten, en
welke krachten het reservekader zal opleveren.
Al deze leden wenschten, dat de regeering de
Kamer in kennis zou stellen met haar plannen
ten aanzien van leger-vorming en leger orga
nisatie en duidelijk zou mededeelen in hoever,
volgens die plannen, de persoonlijke en gel-
delyfee lasten der ingezetenen zouden worden
verzwaard.
Hiertegenover prees men het beleid der re
geering, om de quae8tie van den persoonlijken
dienstplicht af te leiden van de hervorming
van de levende strijdkrachten, waarop door
aanneming van dit wetsontwerp niet kon
worden vooruitgeloopen. Het verzoek om in
lichtingen aangaande de plannen der Reg. vond
weinig by val, ja meerdere leden meenden zelfs
tegen dergelijke mededeeling te moeten waar
schuwen. Eenigen wenschten intusschen eene
geruststellende verklaring van de Reg. te ver
krijgen ten aanzien van de uitgaven voorde
legerorganisatie, welke de Reg. wenscht. Som
mige voorstanders van afzonderlyke behande
ling drongen bij de Reg. aan om, na afdoening
van dit wetsontwerp, zooveel mogelijk spoed te
maken met de verdere voorstellen betreffende
de levende strydkrachten.
Eene derde categorie van leden, ofschoon de
voorkeur gevende aan gelijktydige behandeling
van de geheele hervorming der levende stryd
krachten, zagen intusschen in de afscheiding
geen voldoende reden, om hunne steun aan het
tegenwoordig wetsontwerp te onthouden.
Zeer uitvoerig werd van gedachten gewisseld
over de vraag of al dadelyk door dit ontwerp
een noodzakelijke verbetering van de levende
strijdkrachten zal zijn tot stand gebracht. Een
aantal leden achtte het bewijs niet geleverd
dat afschaffing van de dienstvervaDging in
't belang van 's lands verdediging noodig is:
op zichzelve versterkt zy onze weerkracht met
geen enkelen soldaat, en men betwijfelde of
daardoor afdoende verbetering van hetzedelyk
en verstandelijk gehalte der militie zou ver
kregen worden. Verscheidene leden waren
voorts ook van oordeel, dat het voor behoorlijke
samenstelling van het leger meer aankomt op
physieke dan intellectueele ontwikkeling, ter-
wyl, indien het te 'doen is om de geschiktste
elementen in het leger te brengen, afschaffing
van de loting boven afschaffing van de plaats
vervanging de voorkeur verdient. Wel is door
de regeering gewezen op de wenschelykbeid
van het verkrijgen van het vereischte kader,
maar van die behoefte aan meer kader is alleen
sprake in verband met leger-uitbreiding en dit
argument zou dus eerst van beteekenis kunnen
zyn, iüdien de noodzakelijkheid van uitbreiding
van het leger door de wetgevende macht ware
erkend.
Op dit oogenblik kan enkel de vraag zijn,
of persoonlijke dienstplicht noodig is voor de
nu bestaande behoefte aan kader; en de regeering
beweert niet, dat thans in die behoefte niet
kan worden voorzien. Afschaffing der plaats
vervanging, was geenszins noodig wanneer ge
zorgd werd voor oefening van hen die niet in
't leger dienen met inbegrip van hen die zich
doen vervangen. Eenige leden zagen ook niet
in, dat by afschaffing der plaatsvervanging de
nummerverwisseling niet zou kunnen worden
gehandhaafd.
Hiertegenover meenden vele andere leden, dat
uit een militair oogpunt de invoering van den
persoonlijken dienstplicht noodzakelijk moet
genoemd worden. Het zedelijk en verstandelijk
peil van de militie zal door die invoering
worden verhoogd, de physieke kracht der
militie niet verzwakt, daar ook bij de meer
ontwikkelde klasse vele physiek goed ontwik
kelden zijn, nu tegenwoordig zooveel gedaan
wordt aan sport en gymnastiek, terwyl men
voorts vasthield aan de overtuiging, dat invoe
ring van den persoonlijken dienstplicht noodig
is om zonder bovenmatige uitgaven een in
aantal en gehalte voldoend kader te verkrijgen.
'Véle bedenkingen werden geopperd tegen de
argumenten van socialen en moreelen aard, door
de regeering aangevoerd. Verscheidene leden
achtten die argumenten over 't algemeen wei
nig afdoende en vonden de M. v. T. op dit
punt uiterst zwak. Dat afschaffing van dienst-
vérvanging een eisch van sociale rechtvaar
digheid zou zyn, werd door hen in 't breéde
bestreden. Men protesteerde ook van verschil
lende zijden tegen de stelling, dat de plaats
vervanging een privilege van ineergegoeden
zou zijn, daar in alle klassen der maatschappij
van de bevoegdheid wordt gebruik gemaakt.
Ook kon men kwalijk inzien, dat de invoering
van den persoonlyken dienstplicht zou leiden
tot betere onderlinge waardeering van de ver
schillende klassen in de maatschappij. Men
verder dezerzijds op een groot aantal
nrdeelen, aan de afschaffing verbonden, o. a. de
vèrplicuinig um uv,
bedrijf, betrekking of ambt, waardoor ook de
maatschappij zal desorganiseeren en veler maat
schappelijke loopbaan zal worden, bedorven.
Voorts zullen ook minvermogenden de gele
genheid verliezen iets te verdienen door den
dienst van anderen waar te nemen. Eindelijk
mag niet vergeten worden, dat de persoonlyke
dienstplicht noodzakelijk moet leiden tot ver
zwaring van financieele lasten.
Deze bezwaren werden door vele andere
leden bestreden. Zij beschouwden de invoering
van den dienstplicht als een volkswensch,
uit een maatschappelijk en moreel oogpunt ten
zeerste aan te bevelen. Krijgsdienst is een
zaak van plicht en eer en niet van geld.
Daarmede is de dienst vervanging onherroepelijk
veroordeeld en kan niet toegelaten blij veü, dat
sommigen bestemd worden om, zoo noodig, met
bloed te betalen wat anderen met geld afdoen.
Met instemming beriep men zich o. a. op Ons
program 236. Het afbreken van studietijd
is een bezwaar, maar niet overwegend bij kor
ten oefening8tijd en gelegenheid tot nog meer
dere verkorting bij vrijwillige oefening.
Verder werd door vele leden gevreesd dat
de voorgestelde maatregel om de lotelingen
zooveel mogelijk in te lyven bij het korps en
het garnizoen hunner keuze zou leiden tot
bevoorrechting der meer gegoeden in verband
met den eisch van het bezit van zekere be
kwaamheid. Men vroeg welke eischen de regee
ring na de aanneming van het wetsontwerp
zou stellen. Ook gaven sommigen in overwe
ging bij het lot omtrent de indeeling bij de
verschillende korpsen te doen beslissen en
daarby nummerverwisseling toe te laten,
Tegen het toelaten van numraerverwisseling
voor het blijvend gedeelte, werd door verschei
dene leden bezwaar geopperd. Beter werd ge
acht het blijvend gedeelte geheel uit vrijwil
ligers saam te stellen of wel om den arbeid,
door het blijvend gedeelte te verrichten, aan te
besteden, of ook door in de aanvulling van het
blijvend gedeelte té voorzien door telkens een
gedeelte van hen bijv. voor 3 a 4 weken te
doen opkomen. Ook meenden sommige leden
dat het blijvend gedeelte voor aamnerkelyke
inkrimping vatbaar was.
Inlichtingen werden gevraagd omtrent de
gevolgen, welke de veranderde samenstelling
der militie bij aanneming van het ontwerp be
hoord te hebben, of alle lotelingen verplicht
zullen worden in de kazerne te wonen en of
maatregelen zullen genomen worden tot ver
verbetering van de inrichting daarvan.
Enkele leden vroegen hoe de regeeriug zich
voorstelt de maatschappelijke positie van den
officierstand te verheffen verscheidene léden
wenschten bepalingen te zien opgenomen om
trent vervroeging en uitstel van dienst.
Verder werd nog gevraagd naar de planneh
omtrent het reserye-k'ader, voorgestaan het be
houd van plaatsvervanging door een broeder,
en gewezen op wijziging van nog eenige bepa
lingen der militiewet.
Eindelijk meenden enkele leden, dat het con
tigent van elf duizend tot acht duizend ver
laagd behoort te worden, indien de kwaliteit
van het leger verbeterd wordt.
BEAOEMINGEJi ENZ.
Bij kon. besluit
is de aanstelling van S. Mendes da Costa
tot buiten gewoon hoogleeraar aan de gemeen
telijke universiteit te Amsterdam bekrachtigd;
de Koninklyke Nederlandsche Marine-Re
serve bevorderd tot adelborts late kl. de bui
tengewone adelborst P. van Huizen;
is de aan de luitenant t./z. 2de kl. G. L.
d'Abo, verleende vergunning tot het waarnemen
van een betrekking buiten het zeewezen, onder
stilstand van non-activiteitstraktement en zon
der opklimming in de ranglijst, met 16 April
s. beëindigd.
UIT STAD EN PROVINCIE.
De bekende inbraak-geschiedenis bij de
gebroeders Pijke, landbouwers op den weg van
Goes naar 's-Gravenpolder, zal Vrijdag 15
April a. s. voor de arrondissements-rechtbank
te Middelburg worden behandeld.. Beklaag
den zijn de thans gedetineerden P. en G. K;
Vanwege het openbaar ministerie zullen 14
getuigen, waaronder 1 tevens als deskundige,
worden gedagvaard.
Heden morgen, omstreeks half twaalf, had
een schildersknecht, v. S. genaamd, die bezig
aan een woning op de Groote Markt alhier
een puiraam te wasschen, het ongeluk dat
zijn ladder kantelde. Hy viel en bekwam een
gat in het hoofd, waardoor hy genoodzaakt
was het werk te staken en zich huiswaarts te
begeven.
Het Nederlandsch loodswezen te VIis-
singon trof wederom het ongeluk, een zijner
mannen door een noodlottig ongeval te moeten
De bij den Wandelaar kruisende loodschoe-
ei hu 3
het stormweer van 11. Zaterdag een hooge zee
over het schip, waardoer de matroos W. H.
Fanoy over boord sloeg en verdronk. Ook den
loodskweekeling le klasse L Zeylemaker over
kwam bijna hetzelfde onheil, doch hij werd nog
gelukkig gepakt en weer aan boord getrokken
De verdronkene was ongehuwd en een oppas
send jongmen8ch.
Door het stormweêr der laatste dagen
opgehouden, is Hr Ms kruiser Friesland, com
mandant de kapitein ter zee Lamie, Zondag uit
de haven teVlissingen naar zee vertrokken.
Onder dagteekening van 25 Maart wordt
uit Veere aan de N. R. Ct. gemeld, dat tegen
den avond van dien dag in het Veersche gat
in de nabyheid van het kanaal twee vaartui
gen lagen met de noodvlag op. De sleepboot
Eigen Hulp van Papendrecht, kapitein J. de
Visser, stoomde derwaarts en bracht een der
vaartuigen, een tjalk van G. de Meyer, beurt
schipper van Breskens op Rotterdam, binnen.
Het andere vaartuig, eveneens een tjalk, ge
naamd Eendracht, van J. den Outer, beurt
schipper van Hoofdplaat op Rotterdam, kon
niet worden geholpen. Het touw brak en de
tjalk werd door den wind op het strand gezet-
Zoolang de wind oost biyft, heeft het schip
weinig gevaar.
De voreeniging Onderlinge hulp te W o 1-
faartsdijk besloot Zaterdagavond j. 1. om,
behalve bet gewone ziekengeld aan de leden,
dit jaar aan onden van dagen, die daarvoor
in aanmerking komen, pensioen te verleenen.
De rente van het kapitaal, (ruim f 1600) reeds
in het bezit dier vereeniging, zal daarvoor aan
gewend worden. Deze gunstig werkende ver
eeniging vindt meer en meer steun by de ge
meentenaren en zal dit jaar niet ver van de
100 leden tellen.
Naar men ons uit Col ij ns plaat meldt,
zag schipper F. Dooms vau Terneuzen, met zijn
vaartuig, geladen met bloksteen voor den polder
Anna Friso, aldaar voor den wal liggende, zich
genoodzaakt, na zyn inventaris geborgen te
hebben, zijn tjalk te laten zinken om verdere
ongelukken te voorkomen.
Op uitnoodiging van de afdeeling Ter-
neuzen van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers trad aldaar jl. Zaterdag in eene
openbare vergadering als spreker op de alge
meene secretaris van den Bond, de;lieer Ke
telaar, lid der Tweede Kamer. Niettegenstaande
het zeer ongunstige weer, was dé opkomst,
voömamelyk van onderwijzers uit dé omstre-
kén, goed tè. noemen. -
Door 'den sprekeY werd het dóel .en het
programma van den Bond ontvóuwdop de
zelfde wjjze als dit door hem. op. andere plaat
sen) o. a. onlangs' te Ziërïkzee, •is' geschied.