MIDDELBURGSCHE COURANT. N°. 74. 1418 Jaargang. 1898. Dinsdag Middelburg 28 Maart. 29 Maart. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor allo plaatsen in Nederland franco p.p., 2.— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 28 Maart 8 u. vm. 40 gr. 12 u 48 gr., av. 4 o. 45 gr. F. Verw. reg. weer. Eon merkwaardige onthulling wordt door Het Vad. gedaan. En waar het V. D. terstond den naam invult, welke voor eiken journalist herkenbaar is, znllen wij de feiten maar mededeelen, zonder de geheimzin nigheid, welke Het Vad. in acht neemt. Vóór eenige dagen heeft Minister Hanotaux zich by onzen gezant te Parijs vervoegd, en hem verzocht, ter wille van de goede verstand houding, mr Louis Israëls te ontslaan als advo caat der legatie. Welke misdaad mr Israëls had begaan? Hij is officieel erkend correspondent van het Hbld, en in deze hoedanigheid was hij tijdens het Zola-proces verontwaardigd als talloos velen; hij zond aan zijn blad brieyen, waarin de ver ontwaardiging trilde op elke bladzijde. Noch tans hield hij zich vry van onbetamelijke of kwetsende woorden, maar wat den bekwamen jurist voorkwam te zijn in stryd met geschre ven en ongeschreven recht, legde hy onverholen bloot. Dit oordeelde de minister van buiten- landsche zaken van het land, dat dezen vreemde ling, dezen Israëliet, gastvrijheid schonk, onduld bare stoutheid. Dies moest hij gestraft. Vandaar het verzoek van Hanotaux aan onzen gezant. Deze ontbood mr Israëls, ontving hem aller minzaamst, maar gaf hem allervriendelijkst in overweging, ter wille van de goede verstand houding, zijn ontslag te nemen uit zijn betrek king van advocaat der legatie. Mr Israëls was daartoe maar niet dadelijk bereid, verzocht en verkreeg bedenktyd, om anderen te raad plegen. Hy toog naar ons land en poogde zich te vergewissen, of hij steun zou erlangen, wan neer hy weigerde zich te onderwerpen aan wat van hem werd gevergd. Men zegt dat onze minister van buitenlandsche zaken meende zich met de zaak niet te kunnen inlaten, daar niet van hem, wel van de legatie de benoe ming was uitgegaan. Mr. Israëls trok, met weinig hoop, naar Parys terug, om na te gaan wat hem verder te doen stond. Te huis komende, vond hij op zyn tafel zyn Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zyn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere famflieberiohten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote lettors naar de plaats die zy innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zyn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebb. Belinfantb; te Amsterdam A. de La Mab, Azn. ging te zien voor de onthouding van den minister, tot de conclusie moeten komen, dat deze bijzonderheid voldoende bewijst, dat de betrekking tusschen mr Israëls en de legatie was van huishoudelyken aard en dus onttrok ken aan de inmenging van minister Hanotaux? Wij gelooven daarom dat een officieele op heldering noodig is. Yoor hen, die buiten de diplomatie staan, en dus niet met de eigenaardige gebruiken dezer wereld op zich zelve hekend zyn, is de schijn gewekt, dat onze gezant te Parijs, om der wille van de goede verstandhouding, een grooter offer heeft gebracht, dan aan onze waardigheid past. Wat de zaak zelve betreftde houding van Hanotaux is zoo kleingeestig als zich denken Iaat. Bovendien vergeet hy, evenals bijna al zijn landgenooten, dat Méline zelf het oordeel van het buitenland heeft ingeroepen door de op 22 Jan. door hem gesproken woordenCe que nous dèfendons, c'est le bon renom de la France decant Vêtranger. Wie dat wil doen, moet rekening houden met het rechtvaardigheidsgevoel in het buitenland, dat over de bon renom van Frankrijk heeft te oordeelen. Indien nu een vreemdeling veel van wat de laatste maanden is voorgevallen en de houding der Fransche overheid aan zijn rechtvaardigheids gevoel toetst, dan heeft de Fransche regeering daarover niet verstoord te zijn: zij heeft het oordeel van den vreemdeling, hoe het ook luide, te aanvaarden als een wegwyzer naar het hart van Europa, dat zij zegt te willen winnen. Indien Het Vad. deze geschiedenis juist voor stelt, dan is er, naar wij gelooven, voor de Tweede kamer wel eenige reden zich deze zaak aan te trekken. Wy zullen de eersten zyn om te erkennen dat het wellicht beter ware geweest als de heer Israëls nooit beide betrekkingen had bekleed. Wij zouden het zeer verklaarbaar hebben gevonden, als de minister of de gezant by algemeene beschikking had verbo den, dat journalisten in officieele betrekking stonden met de legatie, of een titel droegen, die zulk een betrekking doet vermoeden. Maar dit belet niet, dat het gebeurde een zeer onaangenamen indruk maakt. Wij weten, dat de diplomatieke gebruiken medebrengen, dat het eigenlijke legatie-perso neel uit personae gratae bestaat. By- onderhan delingen en bij plechtigheden kan het storend werken, als de Fransche overheid gedwongen werd zich in te laten met personen, die zij liever niet ziet. En ook de bijzondere persoonlijke vryheid, welke diplomaten genieten, rechtvaardigt den wensch, dat slechts personen, die een regeering aangenaam zijn, op een bepaalde diplomatieken post komen. Maar toch mag wel eens worden gevraagd of de zaken hier niet geheel anders staan. Maakt de advokaat onzer legatie, dus de door den gezant geraadpleegde rechtsg Wel deel uit van het corps diplomatique Zoo neen, zon het dan niet een inmenging in de huis houdelijke aangelegenheden onzer legatie zijn, als de heer Hanotaux tracht invloed te oefenèn op de keuze van den rechtsgeleerde, die den gezant van zijn land van advies zal dienen?. Vreemd klinkt het daarom, dat de minister van buitënlandsche, zaken zou hebben gewei gerd zich 'met deze zaak in. te laten, omdat de heer Israëls niet door hem, maar door de legatie was aangesteld. Zou men niet zoo wenBcheh wij te vra- geQ wel verre van daarin een recbtvaardi- Een publiek gebed. men weet. heeft de heer Donner, lid der Tweede kamer, verlof gevraagd en ver kregen voor het houden van een interpellatie, of het ook in het voornemen der regeering ligt, om de natie uit te noodigen op 31 Augus tus, bij de aanvaarding van de regeering door de Koningin, Godes bescherming in te roepen over Harer Majesteits regeering. Hoe wij hierover denken, weten onze lezers. Volgens onze meening ligt zulk een uitnoodi- ging niet op den weg van onze regeering en thans te minder, nu reeds door kerkelijke licha men in die richting wenken zijn gegeven. De Vaderlanderorgaan van dr Bronsveld, laat in deze een zeer verstandig woord hooren, geheel in onzen geest; al klinkt de betuiging van zijne redactie, dat zy met het Ned. Dagblad hoopt dat de Katwyksche afgevaardigde een bevestigend antwoord zal erlangen van de regeering, wel wat zonderling. Op die betuiging toch laat zij deze zeer ge gronde opmerking volgen „En toch bevalt ons deze interpellatie niet. Zij geeft ons den indruk, dat weder de politiek gehaald wordt in eene zaak, waarin zij aller minst behoort. Indien het bewindvoerend kabinet het zijn taak achtte zoodanigen bededag uit te schrij ven, zou het dit zeker zelf uit eigen aandrift doen. Wat wil men nu Het ministerie dwingen, om iets tegen zijn inzicht te doen, op straffe van straks vermoe- delyk als ongeloovig sanhedrin op de kaak gezet te worden? Is dat niet den bededag, die toch een teeder karakter heeft en moet hebben, beduimelen, misbruiken als politiek oorlogstuig? De heer Donner weet vooruit, dat het kabi net omtrent de roepiDg van de overheid tegen over den godsdienst, omtrent do scheiding van kerk en staat, een ander inzicht heeft dan hij. Wij vragen slechts. Wij vragen nog meer. Wat nuttigheid heeft zoodanige uitnoodiging, uitgaande van een liberaal-radicaal kabinet, voor leden van Gereformeerde kerken? Wat meer .dan die van een blooten vorm En wat nut in 't gemeen, nu de uitnoodiging van de Ned. Herv. kerk gunstig ontvangen Wordt, en zelfs reeds de aartsbisschop van Utrecht aan den secretaris harer synode gemeld heeft, dat het Nederl. episkopaat op den 31en Augustus een bedestond voor H. M. zal uit schrijven De vrijwillige gemoedsuiting der geloovige burgers blijft ons schijnen van hooger waarde, dan dó afgedwongen en zelfs niet afgedwongen rióodiging der overheid". Persoonlijke dienstplicht. Volkomen juist, zeggen wij. Maar is dit alles dan niet in lijnrechte tegen spraak met de verklaring van instemming met den wensch van het Christ. Hist. Ned. Dagblad Bij de behandeling van het desbetreffende ontwerp in de afdeelingen der Tweede kamer werd allereerst de opportuniteit op verschillende gronden betwist, bijv. omdat zij geen nationale wet was, zoolang tegen de afschaffing der plaatsvervanging bij cene der staatkundige richtingen onoverkomelijke bezwaren bestaan. Voorts omdat men van dit kabinet niet zulk een agressief voorstel, maar veeleer maatregelen tot het aanbrengen van sociale hervormingen had mogen verwachten. Ook vonden sommige leden, dat het in werking treden dezer wet op 1 September allicht een dissonant zou worden de nationale feestviering in die maand. Anderzyds werd opgemerkt, dat er geen uitzicht bestaat dat de tegenkanting van éene staat kundige partij later niet meer zal bestaan trouwens wordt die tegenstand door de groote meerderheid der bevolking niet gedeeld, 't Werd overigens een goed werk geacht H. M. de Konii gin bij het aanvaarden der regeeering van deze moeilijke zaak, die anders spoedig onder de oogen zou moeten worden gezien, te ontheffen. Zeer uiteêöioopend waren de gevoelens over de vraag,- öf omtrent den dienstplicht kan worden beslist zonder gelijktijdige hervorming der levende strijdkrachten. Eenerzijds achtte men 't verbandvaststaande, zelfs blijkens de eigen toelichting van de regeering, waaruit men afleidde dat. de reg.eering wil komen tot algemeenen dienstplicht of in elk geval tot ver hooging van contingent. Het geval van de afschaffing der plaatsvervanging zou dus naar bedoeling der regeering zyn verzwaring van persoonlijke en geldelijke lasteD, en hier tegen verklaarden verschillende leden ten zeerste gekant te zijn. Voor anderen zoude afschaffing van plaatsvervanging en nummer verwisseling bij aanneming vaneen stelsel van dienstplicht met ongelyke oefening, dat zij voorstaan, geenszins noodzakelijk en zelfs verkeerd zijn. Voorts was versterking van het klasse behoorende, onaannemelijk voorltmnjlhi tegen een staand leger gekant zijn en algemeenen weerplicht verlangen. Ook meenden sommigen, dat vooraf moest vast staan welk soort en hoeveel kader er zal noodig zijn, welke reserve er zal wezen en hoe men die zal inrichten, en welke krachten het reservekader zal opleveren. Al deze leden wenschten, dat de regeering de Kamer in kennis zou stellen met haar plannen ten aanzien van leger-vorming en leger orga nisatie en duidelijk zou mededeelen in hoever, volgens die plannen, de persoonlijke en gel- delyfee lasten der ingezetenen zouden worden verzwaard. Hiertegenover prees men het beleid der re geering, om de quae8tie van den persoonlijken dienstplicht af te leiden van de hervorming van de levende strijdkrachten, waarop door aanneming van dit wetsontwerp niet kon worden vooruitgeloopen. Het verzoek om in lichtingen aangaande de plannen der Reg. vond weinig by val, ja meerdere leden meenden zelfs tegen dergelijke mededeeling te moeten waar schuwen. Eenigen wenschten intusschen eene geruststellende verklaring van de Reg. te ver krijgen ten aanzien van de uitgaven voorde legerorganisatie, welke de Reg. wenscht. Som mige voorstanders van afzonderlyke behande ling drongen bij de Reg. aan om, na afdoening van dit wetsontwerp, zooveel mogelijk spoed te maken met de verdere voorstellen betreffende de levende strydkrachten. Eene derde categorie van leden, ofschoon de voorkeur gevende aan gelijktydige behandeling van de geheele hervorming der levende stryd krachten, zagen intusschen in de afscheiding geen voldoende reden, om hunne steun aan het tegenwoordig wetsontwerp te onthouden. Zeer uitvoerig werd van gedachten gewisseld over de vraag of al dadelyk door dit ontwerp een noodzakelijke verbetering van de levende strijdkrachten zal zijn tot stand gebracht. Een aantal leden achtte het bewijs niet geleverd dat afschaffing van de dienstvervaDging in 't belang van 's lands verdediging noodig is: op zichzelve versterkt zy onze weerkracht met geen enkelen soldaat, en men betwijfelde of daardoor afdoende verbetering van hetzedelyk en verstandelijk gehalte der militie zou ver kregen worden. Verscheidene leden waren voorts ook van oordeel, dat het voor behoorlijke samenstelling van het leger meer aankomt op physieke dan intellectueele ontwikkeling, ter- wyl, indien het te 'doen is om de geschiktste elementen in het leger te brengen, afschaffing van de loting boven afschaffing van de plaats vervanging de voorkeur verdient. Wel is door de regeering gewezen op de wenschelykbeid van het verkrijgen van het vereischte kader, maar van die behoefte aan meer kader is alleen sprake in verband met leger-uitbreiding en dit argument zou dus eerst van beteekenis kunnen zyn, iüdien de noodzakelijkheid van uitbreiding van het leger door de wetgevende macht ware erkend. Op dit oogenblik kan enkel de vraag zijn, of persoonlijke dienstplicht noodig is voor de nu bestaande behoefte aan kader; en de regeering beweert niet, dat thans in die behoefte niet kan worden voorzien. Afschaffing der plaats vervanging, was geenszins noodig wanneer ge zorgd werd voor oefening van hen die niet in 't leger dienen met inbegrip van hen die zich doen vervangen. Eenige leden zagen ook niet in, dat by afschaffing der plaatsvervanging de nummerverwisseling niet zou kunnen worden gehandhaafd. Hiertegenover meenden vele andere leden, dat uit een militair oogpunt de invoering van den persoonlijken dienstplicht noodzakelijk moet genoemd worden. Het zedelijk en verstandelijk peil van de militie zal door die invoering worden verhoogd, de physieke kracht der militie niet verzwakt, daar ook bij de meer ontwikkelde klasse vele physiek goed ontwik kelden zijn, nu tegenwoordig zooveel gedaan wordt aan sport en gymnastiek, terwyl men voorts vasthield aan de overtuiging, dat invoe ring van den persoonlijken dienstplicht noodig is om zonder bovenmatige uitgaven een in aantal en gehalte voldoend kader te verkrijgen. 'Véle bedenkingen werden geopperd tegen de argumenten van socialen en moreelen aard, door de regeering aangevoerd. Verscheidene leden achtten die argumenten over 't algemeen wei nig afdoende en vonden de M. v. T. op dit punt uiterst zwak. Dat afschaffing van dienst- vérvanging een eisch van sociale rechtvaar digheid zou zyn, werd door hen in 't breéde bestreden. Men protesteerde ook van verschil lende zijden tegen de stelling, dat de plaats vervanging een privilege van ineergegoeden zou zijn, daar in alle klassen der maatschappij van de bevoegdheid wordt gebruik gemaakt. Ook kon men kwalijk inzien, dat de invoering van den persoonlyken dienstplicht zou leiden tot betere onderlinge waardeering van de ver schillende klassen in de maatschappij. Men verder dezerzijds op een groot aantal nrdeelen, aan de afschaffing verbonden, o. a. de vèrplicuinig um uv, bedrijf, betrekking of ambt, waardoor ook de maatschappij zal desorganiseeren en veler maat schappelijke loopbaan zal worden, bedorven. Voorts zullen ook minvermogenden de gele genheid verliezen iets te verdienen door den dienst van anderen waar te nemen. Eindelijk mag niet vergeten worden, dat de persoonlyke dienstplicht noodzakelijk moet leiden tot ver zwaring van financieele lasten. Deze bezwaren werden door vele andere leden bestreden. Zij beschouwden de invoering van den dienstplicht als een volkswensch, uit een maatschappelijk en moreel oogpunt ten zeerste aan te bevelen. Krijgsdienst is een zaak van plicht en eer en niet van geld. Daarmede is de dienst vervanging onherroepelijk veroordeeld en kan niet toegelaten blij veü, dat sommigen bestemd worden om, zoo noodig, met bloed te betalen wat anderen met geld afdoen. Met instemming beriep men zich o. a. op Ons program 236. Het afbreken van studietijd is een bezwaar, maar niet overwegend bij kor ten oefening8tijd en gelegenheid tot nog meer dere verkorting bij vrijwillige oefening. Verder werd door vele leden gevreesd dat de voorgestelde maatregel om de lotelingen zooveel mogelijk in te lyven bij het korps en het garnizoen hunner keuze zou leiden tot bevoorrechting der meer gegoeden in verband met den eisch van het bezit van zekere be kwaamheid. Men vroeg welke eischen de regee ring na de aanneming van het wetsontwerp zou stellen. Ook gaven sommigen in overwe ging bij het lot omtrent de indeeling bij de verschillende korpsen te doen beslissen en daarby nummerverwisseling toe te laten, Tegen het toelaten van numraerverwisseling voor het blijvend gedeelte, werd door verschei dene leden bezwaar geopperd. Beter werd ge acht het blijvend gedeelte geheel uit vrijwil ligers saam te stellen of wel om den arbeid, door het blijvend gedeelte te verrichten, aan te besteden, of ook door in de aanvulling van het blijvend gedeelte té voorzien door telkens een gedeelte van hen bijv. voor 3 a 4 weken te doen opkomen. Ook meenden sommige leden dat het blijvend gedeelte voor aamnerkelyke inkrimping vatbaar was. Inlichtingen werden gevraagd omtrent de gevolgen, welke de veranderde samenstelling der militie bij aanneming van het ontwerp be hoord te hebben, of alle lotelingen verplicht zullen worden in de kazerne te wonen en of maatregelen zullen genomen worden tot ver verbetering van de inrichting daarvan. Enkele leden vroegen hoe de regeeriug zich voorstelt de maatschappelijke positie van den officierstand te verheffen verscheidene léden wenschten bepalingen te zien opgenomen om trent vervroeging en uitstel van dienst. Verder werd nog gevraagd naar de planneh omtrent het reserye-k'ader, voorgestaan het be houd van plaatsvervanging door een broeder, en gewezen op wijziging van nog eenige bepa lingen der militiewet. Eindelijk meenden enkele leden, dat het con tigent van elf duizend tot acht duizend ver laagd behoort te worden, indien de kwaliteit van het leger verbeterd wordt. BEAOEMINGEJi ENZ. Bij kon. besluit is de aanstelling van S. Mendes da Costa tot buiten gewoon hoogleeraar aan de gemeen telijke universiteit te Amsterdam bekrachtigd; de Koninklyke Nederlandsche Marine-Re serve bevorderd tot adelborts late kl. de bui tengewone adelborst P. van Huizen; is de aan de luitenant t./z. 2de kl. G. L. d'Abo, verleende vergunning tot het waarnemen van een betrekking buiten het zeewezen, onder stilstand van non-activiteitstraktement en zon der opklimming in de ranglijst, met 16 April s. beëindigd. UIT STAD EN PROVINCIE. De bekende inbraak-geschiedenis bij de gebroeders Pijke, landbouwers op den weg van Goes naar 's-Gravenpolder, zal Vrijdag 15 April a. s. voor de arrondissements-rechtbank te Middelburg worden behandeld.. Beklaag den zijn de thans gedetineerden P. en G. K; Vanwege het openbaar ministerie zullen 14 getuigen, waaronder 1 tevens als deskundige, worden gedagvaard. Heden morgen, omstreeks half twaalf, had een schildersknecht, v. S. genaamd, die bezig aan een woning op de Groote Markt alhier een puiraam te wasschen, het ongeluk dat zijn ladder kantelde. Hy viel en bekwam een gat in het hoofd, waardoor hy genoodzaakt was het werk te staken en zich huiswaarts te begeven. Het Nederlandsch loodswezen te VIis- singon trof wederom het ongeluk, een zijner mannen door een noodlottig ongeval te moeten De bij den Wandelaar kruisende loodschoe- ei hu 3 het stormweer van 11. Zaterdag een hooge zee over het schip, waardoer de matroos W. H. Fanoy over boord sloeg en verdronk. Ook den loodskweekeling le klasse L Zeylemaker over kwam bijna hetzelfde onheil, doch hij werd nog gelukkig gepakt en weer aan boord getrokken De verdronkene was ongehuwd en een oppas send jongmen8ch. Door het stormweêr der laatste dagen opgehouden, is Hr Ms kruiser Friesland, com mandant de kapitein ter zee Lamie, Zondag uit de haven teVlissingen naar zee vertrokken. Onder dagteekening van 25 Maart wordt uit Veere aan de N. R. Ct. gemeld, dat tegen den avond van dien dag in het Veersche gat in de nabyheid van het kanaal twee vaartui gen lagen met de noodvlag op. De sleepboot Eigen Hulp van Papendrecht, kapitein J. de Visser, stoomde derwaarts en bracht een der vaartuigen, een tjalk van G. de Meyer, beurt schipper van Breskens op Rotterdam, binnen. Het andere vaartuig, eveneens een tjalk, ge naamd Eendracht, van J. den Outer, beurt schipper van Hoofdplaat op Rotterdam, kon niet worden geholpen. Het touw brak en de tjalk werd door den wind op het strand gezet- Zoolang de wind oost biyft, heeft het schip weinig gevaar. De voreeniging Onderlinge hulp te W o 1- faartsdijk besloot Zaterdagavond j. 1. om, behalve bet gewone ziekengeld aan de leden, dit jaar aan onden van dagen, die daarvoor in aanmerking komen, pensioen te verleenen. De rente van het kapitaal, (ruim f 1600) reeds in het bezit dier vereeniging, zal daarvoor aan gewend worden. Deze gunstig werkende ver eeniging vindt meer en meer steun by de ge meentenaren en zal dit jaar niet ver van de 100 leden tellen. Naar men ons uit Col ij ns plaat meldt, zag schipper F. Dooms vau Terneuzen, met zijn vaartuig, geladen met bloksteen voor den polder Anna Friso, aldaar voor den wal liggende, zich genoodzaakt, na zyn inventaris geborgen te hebben, zijn tjalk te laten zinken om verdere ongelukken te voorkomen. Op uitnoodiging van de afdeeling Ter- neuzen van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers trad aldaar jl. Zaterdag in eene openbare vergadering als spreker op de alge meene secretaris van den Bond, de;lieer Ke telaar, lid der Tweede Kamer. Niettegenstaande het zeer ongunstige weer, was dé opkomst, voömamelyk van onderwijzers uit dé omstre- kén, goed tè. noemen. - Door 'den sprekeY werd het dóel .en het programma van den Bond ontvóuwdop de zelfde wjjze als dit door hem. op. andere plaat sen) o. a. onlangs' te Ziërïkzee, •is' geschied.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1