MIDDELBIRGSCHE COURANT. NI 59 14? Jaargang. 1898. Vrijdag 11 Maart. Het Tooneel. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 10 Maart 8 n. vm. 36 gr. 12 u41 gr., »v. 4 n. 40 gr. F.Yerw. - Advertentie» voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebr. Beltnfante te Amsterdam A. de La Mar Azn. Middelburg 10 Maart. Democratische richting. Onlangs werd de heer Heemskerk in het district Deventer, zelfs door Roomschen, als een volksman aanbevolen. Het is dus niet ongepast, ook hier weer aan te toonen, hoe de tegenwoordige anti-revolu- tionnairen van de beginselen van Groen van Prinsterer zijn afgeweken. Bij mr Van Weideren baron ReugersSchets eewr parlementaire geschiedenis, eerste ge deelte pag. 34, lezen wij het volgende „Inzonderheid toonde Groen van Prinsterer zich bezorgd over de dreigende overheersching der democratie, volgens hem door dit wetsont werp (ontwerp kieswet 1850) voorbereid." Groen wilde geen algemeen of allemans stemrecht, waarbij de slechtsten heerschen over de besten, die altijd de minderheid vor men, maar juist omgekeerd. Uit deze opmerking, door Het Ned. Dagblad gemaakt, blijkt dus dat de anti-revolutionnairen ontaard zouden zijn van hun grooten stichter, wanneer zij zich in democratische richting voort- Wij hebben herhaaldelijk aangetoond, dat men van dat sturen op dien weg zich niet veel moet voorstellenhet is eenvoudig een middel om de „kleine luyden" tot zich te trekken, evenals men, aan die zijde, door te speculeeren op de bekrompen ideeën van menigen platte landsbewoner, beproeft de boeren aan zich te verbinden. Maar gelukkig begint men aan verschillende zijden te begrijpen, dat het hier niet anders geldt dan een taktiek om eigen macht uit te breiden en ziet men niet over het hoofd dat wij reeds jaren te vergeefs wachten op daden, die bewijzen dat het met al die verzekeringen aan die zijde ernst is. DE CENERALE STAF. De bekende brief van den staf kapitein H. L. van Oordt, die in de Opr. Haarl. Crt de stel ling verdedigde, dat men, waar bet landsbelang dat medebrengt, iemand mag veroordeelen zonder op het formeele recht te letten, heeft bijna algemeen afkeuring gevonden. Alleen De Maasbode was natuurlijk erg met het opstel ingenomen. Maar met ons protes teerden het Hbld, het Ned. Dagbl., het Volks dagblad en de Londensche correspondent van de Haarl. Crt zelve tegen deze monsterachtig* stelling. Kapitein Van Oordt schijnt zelf het onver dedigbare van zijn optreden te hebben ingezien. ..Hij bleef tenminste tot heden het antwoord op die protesten schuldig en bepaalde zich tot een mislukte poging, om de hoofdzaak achter neven zaken te verbergen. Een welkome aanleiding daartoe bood hem het feit, dat het Hbld in zijn bestrijding van kapt. Van Oordt als bewezen had aangenomen dat de krijgsraad op de geheime Btukken haó gevonnisd, een punt dat wij, bij onzen aanval op de stellingen van kapt. Van Oordt, om meer dan een reden in het midden lieten. Voor het overige, dus over de hoofdzaak, oordeelde het Hbld evenals wij. Drieërlei hoofdredenen liggen, meenen wij, als 'tware voor de hand om verklaring te vinden voor het feit dat de voorstelling. Woensdag avond te Middelburg gegeven door de Nederlandsche Tooneelvereeniging, ons niet heeft voldaan; en wei ten eerste het genre van het stuk; ten tweede de wijze van opvoering en ten derde het spel. Het genre van De fabrieksbaas zijn wij ont wend. Zoo'n geschiedenis van een werkman, die met alle geweld eèn verbetering wil uit vinden in de fabricage van porcelein, en als de nood op het hoogst is, hij geen crediet meer kan krijgen om kolen te bekomen voor de ovens het, wat van zelf spreekt, eindelijk ontdekt; dat schatrijk worden van dien man en het daarentegen in armoede vervallen van zijn patroonde afgezaagde liefdeshistorie van den zoon van laatstgenoemde met een der dochters van dien werkman-meesterknecht, waaruit weêr eene noodlottige historie voortkomt; het heen gaan van die dochter en het bericht van haar dood op zee, bij het vergaan van het schip waarmee z|j vertrok, terwijl zij ten slotte Marsde militaire medewerker van het Am- sterdamsche blad, wijdt thans eene beschouwing aan deze zaak, en zegt Dat hij (kapt. Van Oordt) erin geslaagd is vele lezers tot zijne zienswijze over te halen, gelooven wij evenwel niet. De redactie van het Alg. Handelsblad is zeker wel de tolk ge weest van de meerderheid van het Nederland sche volk, in de krachtige bestrijding der denkbeelden van dien kapitein. Die bestrijding was afdoende en duidelijk." Mars voegt aan dit oordeel nog een en ander toe, meer bepaald om de aandacht te vestigen op de houding,welke de Generale Staf in deze kwestie, en in het algemeen, inneemt. Aan deze beschouwing ontleenen wij het volgende „Wat ons het meeste trof bij de behandeling dezer rechtzaak ishet op den voorgrond treden van den Generalen Staf. Er heerschen dwaalbegrippen omtrent dat dienstvak, en het is wellicht niet overbodig deze in het licht te .stellen. De Generale Staf is een Awlp-wapen dat wordt te veel over het hoofd gezien. Ik herinner mij dat een chef van den Gene ralen Staf in Nederland niet de tegenwoor dige bij eene officieele gelegenheid zeide „wij geven de bevelenhet dappere leger voert ze uit." Die generaal sloeg de plank geheel mis. De Generale Staf treft de nooöige voorbereidin gen om bevelen te kunnen geven, zorgt voor de richtige uitvoering der bevelen. De Gene rale Staf is het meest gewichtige hulpwapen maar het uitvaardigen der bevelen is zijn taak niet. ij een onderdeel van het leger bij di- visiën of brigade's enz. is de commandant de chef, en de officieren van den Gen. Staf zijn hem bij die taak behulpzaamniets meer, niets minder. Ongeveer 25 tot 30 jaar geleden waren generaals (althans enkelen) autoriteiten, die recipieerden, die te paard reden, maar die soms ongezien stukken teekenden, door den Gen. Staf opgemaaktdie beoordeelingen uit spraken, door den Gen. Staf ingeblazen. Geen wonder dat die stafofficieren dachten: wij geven die bevelen; uitspreken mochten zij dat niet. Nu langzamerhand die stafofficieren zelf generaal zijn geworden, gaat die leer niet meer op, en zou men mogen verwachten dat die opvattingen op den achtergrond treden. „Toch niet", zoo redeneert de Gen. Staf, ,de generaals mogen uitsluitend uit den Gen. Staf gerecruteerd worden ergo zijn en blijven wij de toonaangevende autoriteiten." En nu volgt de gevaarlijke conclusie: „alleen onze belangen zijn de legerbelangen." En daarvan is weer het gevolgopdrijving der militaire eischen, nabootsing van groote legers, en eindelijk financieele bezwaren. Dan volgt de reactieinkrimping der uit gaven, benadeeling van legerbelangen. Hier is weer iemand aan het woord zoo zal men zeggen die wellicht eenigszins na ijverig is op de officieren van den Generalen Staf. Toch nietonder de officieren van den Gen. Staf tel ik vele vrienden; voor bijna allen koester ik de grootste achtingmaar ik geloof dat de club-geest, de steeple-chase naar den generaalsrang, een der hoofdbeletselen is, om ons leger, volgens Nederlandsche toestanden te organiseereneen der meest bedenkelijke springlevend wêer voor ons staat, dat alles is voor velen zeker heel mooi in een roman en op het tooneel, maar ons kan het niet be- koorenons is het te afgezaagd, te onnatuurlijk. En daarbij zijn ons al die gebruikelijke théatertrucs, dat huiselijk door elkaar loopen van allerlei slag menschen in het eerste bedrijf dat familiaar openbreken van een brief, van zoonlief aan zijn beminde, door papa Chandler het aanbieden van de traditioneele portefeuille met geld; en tal van andere bekende gebeur lijkheden te ouderwetsch en te weinig pakkend. Al die eigenaardigheden, passend in de ge wone tooneeldraakjes, vallen echter niet zoo zeer in het oog, wanneer men een tooneelspel als De Fabrieksbaas ziet spelen op een groot tooneel, waar aan scènerie groote zorg is besteed. Wij zagen het stuk Woensdag avond voor het eerst, en mogen dus niet spreken uit ervaring. Maar wij kunnen ons best voorstellen, dat in een schouwburg te Londen de tooneelzetting het stuk gered heeft, en wij weten dat te Am sterdam Het Nederlandsch Tooneel niet minder zorg daaraan besteedde. Zelfs waar die vereeniging het stuk buiten de hoofdstad gaf, deed zij dit slechts in enkele groote plaatsen met flinke tooneelen en nam zij o. a. de ophaaltrap mee, waarmee de hoofdper soon Cyrus Blinkam zijne werkplaats ontoe- aanleidingen is om de ouderwetsche kameraad schap te fnuiken. Een mijner oudere kameraden gaf mij een maal een goede les; van een goed adjudant moet men in het openbaar weinig bemerken, nimmer moet hij op den voorgronl treden. Mocht men vreezen, dat hij dan ook niet ge waardeerd zal worden? geen nood: hij gaat wel eens 14 dagen of langer met verlof, dan zal men hem missen; dat moet zijn oenïge éloge zijn. Op grooter schaal is dat ook het standpunt van den wen. Staf. Met armen en beenen zich een doortocht te banen door het gedrang, om met geweld naar voren te treden; dat is de ware weg niet. In Frankrijk zien wij het schouwspel van een Generalen Staf, die eerst het leger be- heerscht, en daarna aan bet geheele volk de wet stelt. Aan het hoofd van dien kring staat een generaal die geen andere dan de Franscbe taal kent; als hulptroepen beschikken zij over verkleede officieren, die zich verlagen tot marktgeschreeuw en handgeklap. Wanneer men mocht meenen, dat ik niet geheel vrij ben van het denkbeeld, eene ver gelijking te maken tusschen dien Gen. Staf, en den onze, zou men mij geheel verkeerd be grepen hebben. Onze Generale Staf staat gelukkig veel hooger, en wie mocht vreezen voor invloed van die zijde op de landsregeering in het algemeen, zou toonen de kaart van het land niet te kennen. Maar tegen te sterke overheersching op militair gebied, is toch wellicht een waarschuwend woord niet geheel te onpas." BENOEMINGEN ENZ. Bij kon. besluit. is aan den luit. t./z. 2de kl. jhr. G. C. Quar- les van Ufford op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit den zeedienst is de kapitein F. H. de Vos, van het 6de reg. inf., op pensioen gesteld, ad f 852'sjaars; is benoemd tot ridder in de orde van Oranje- Nassau de heer J. Reysenbach, gewezen secre taris-penningmeester van de thans ontbonden vereeniging het Lombokfonds te Soerabaija is bij het leger in N.-I. benoemd tot gene- raal-majoor der inf., de kolonel van dat wapen C. P. J. van Vliet, civiel en militair gouver neur van Atjeh en onderhoorigheden. Door het gerechtshof te 'a Hertogenbosch is ter vervulling van eene vacature van raadsheer in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetische lijst van aanbevelingmr A. J. L. Nijpels, vice-president der arr.-recbtbank te Maastrichtjhr mr A. F. O. van Sasse van Ysselt, en mr A. J. J. baron van Styrum, rechters in de arr.-rechtbank te 's Hertogenbosch. Landbouw-afdeeling. Aan de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot aanvulling en verhooging van hoofdstuk IS der staatsbegrooting voor 1898; met een bedrag van f 60.000,' tot aankoop van het huis aan het Tournooiveld No. 6 te 's Gra venhage, dat met ingang van 1 Februari jl. voor den tijd van één jaar gehuurd is tot huis vesting van de afdeeling landbouw. Aangezien de eigenaren niet tot eene langere verhuring geneigd zijn, is onderhandeld om door het rijk den eigendom te verkrijgen, en deze onderhandeling heeft tot voorwaardelijken aankoop geleid tot genoemd bedrag, behoudens goedkeuring bij de wet vóór 1 September a. s. Reor^an satio Kamers van Koophandel. De commissie tot reorganisatie der Kamers van koophandel en fabrieken, die in het leven werd geroepen krachtens een besluit der ver gadering van 14 Febr. 1896 te 's Gravenhage, waaraan de besturen of afgevaardigden van 35 kamers deelnamen, is met haar arbeid gereed gekomen. Een schema van wet met bijbehoo- rende toelichting werd op eene vergadering, 17 Febr. 11. te Amsterdam, met algemcene stemmen goedgekeurd en tevens werd besloten op 7 Mei a. s. eene algemeene vergadering aldaar te houden, waartoe alle kamers zijn uitgenoodigd, ter behandeling van een voorstel j tot het inzenden van het schema aan de regeering. Aan de voorbereidende werkzaamheden Heb ben niet alle kamers uit den lande deelgeno men. Rotterdam en Utrecht o. a. meenden zich geheel van medewerking te moeten onthouden. Wat de wijze van verkiezing der leden van de plaatselijke Kamers betreft, geeft het schema als wenschelijk aan, dat in het bij art. 6 van het vigeerend reglement omschreven kiezers personeel ook worden opgenomen procuratie houders. Mr E. Fokker heeft in een afzon derlijke nota zijn bezwaren tegen het voorge stelde kiesrecht (actief en passief) uiteengezet. Hij is van oordeel, dat aan de vrouw op ge lijken voet als aan den man de bevoegdheid moet worden verleend ora aan de verkiezing deel te nemen om tot lid van de plaatselijke Kamer en van de districtskamer gekozen te worden. Bovendien dient bet kiesrecht ook te worden verleend aan de handelsbedienden, althans aan een bepaald aantal in verhouding tot het aantal stemgerechtigde patroons en procuratiehouders; dit laatste om overheer sching van de employé's te voorkomen. Ein delijk behooren „bedienden" ook tot lid der Kamer verkiesbaar te zijn, om gelijke reden als waarom de Kamers van arbeid zullen zijn samengesteld, niet alleen uit patroons, maar ook uit werklieden. UIT STAD EN PROVINCIE. Och, wat is De Standaard toch gegriefd en geërgerd En welk een blik heeft zijn redacteur in de bedoelingen der liberalen Men weet dat de heer Gewin te Vlissingen onlangs in den raad zeide „De kerk m -et naar beneden en de maatschappij naar boven." Daarover hard gevallen door een collega, verklaarde hij nader dat kerkelijke belangen voor maatschappelijke belangen op den achter grond moeten treden. Dat is, dunkt ons, een zeer juist en goed standpunt. Maar tot welke conclusie komt nu De Stan daard Het blad schrijft„Zoo komt dan de aap uit de mouw, eu weten we nu, hoe de liberalen over de kerk spreken, als ze onder elkaar zijn, en niemand ze beluisteren kan." Eü dan wordt de Hervormde kerk erbij ge haald, om die nog even een lonkje toe te wer pen; en zich voor hare belangen op de bres te stellen. Wel zeker, voor die belangen hebben de redac teur van De Standaard en zijn aanhang zich steeds bijzonder warm gemaakt; altijd om die tegen te werken gankelijk kon maken, en de' ovens voor die werkplaats in het derde bedrijf. Nu zagen wij gisteren avond ook wel een paar ovens op het tooneel, maar indruk maakten zij niet veel en het hokje achter op het tooneel met een allerzotst trapje, verstoorde de illusie. Even zeer deed dit bet weglaten van het bovenstuk in de kamer van den rijken fabrikant, waar nu de friezen van de hoerenkamer een zonderling figuur maakten. Dit geschiedde wel, wij weten het, ter vergemakkelijking van de tooneel verandering, maar fraai stond het alles Bij zulke stukken moet alles samenwerken het geheel moet forsch, flink en degelijk zijn. En is dit niet te bereiken, dan moest men zulke werken niet buiten af spelenmaar zich be palen tot eigen plaats en eigen tooneel. Bij deze tweede reden voegt zich de derde het spel kon ons niet voldoen. Het gebrekkige van eene tooneelzetting kan nog worden over het hoofd gezien, wanneer het spel overweldigend is. Men speelde in vroegere tijden wel zonder decoratief en het publiek werd nog meegesleept; maar dan was het spel uitmuntend. Menig stuk is ook op ons tooneel, trots primitieve scènerie, op die wijze nog gered. Dit nu was echter Woensdag avond het ge val niet. Maar de conclusie van het blad komt ons verkeerd voor. De liberalen spreken zoo niet onder elkaar in 'tgeheim; volstrekt niet. Eer het tegendeel is waar. De heer Gewin sprak zoo onomwon den in een openbare raadszitting, en honderden zeggen het hem openlijk na, en, evenals wij, schreven velen hetzelfde tal van malen in de couranten. Niemand windt er dus doekjes om. En dat is ook niet noodig. De staat is de gemeenschap, die alle men schen omvat. Daarvan maken niet-kerkelijke menschen, aanhangers van tal van verschillende kerken en kerkjes, tot zelfs die waar de meest dwaze dingen worden verkondigd, deel uit. En de belangen van het geheel nu gaan boven die van enkelen, waarvan velen hoe langer hoe meer pretentie krijgen, en zich inbeelden dat zij eigenlijk de gemeenschap vormen. Daartegen eens een krachtig protest te doen hooren kan geen kwaad. Het geloof ontaardt hoe langer zoo meer in een schijnheilig uiterlijk vertoon de echte, eerbiedwaardige geloovigen trekken zich terug, omdat de toongevers in dezen zich meer en meer op een voetstuk plaatsen, om zoodoende eigen ongerechtigheden te bedekken, of voor zich zeiven voordeel te behalen. Laat de redactie van De Standaard van het geen in de raad van Vlissingen is gedaan niet te veel beweging maken. De heer Gewin, die als lid van dat college voor de belan gen van het algemeen moet opkomen, was met zijne opmerking onzes inziens geheel in de orde; wat ook de meening bleek van den voorzitter, jhr mr A, A. van Doorn van Kou- dekerke, die zich niet geroepen achtte hem daarover eene op- of aanmerking te maken. De houding van die redactie is toch verdacht want het is eenvoudig weer te doen om dit gezegde op ergerlijke, oneerlijke wijze te exploi- teeren bij gelegenheid van verkiezingen en den onnoozelen daarmee een rad voor de oogen te draaien. Op onze beurt hopen wij dat niet te ver geten. Niet talrijk was het publiek, dat Woens dagavond in de kleine zaal van het Schutters' hof alhier bijeen was om te hooren wat Van Helsdingen uit Rotterdam den arbeiders had mede te deelen. Het bleek dat deze, die als spreker voor den avond was aangekondigd, door huiselijke om standigheden verhinderd was geweest herwaarts te komen en in zijne plaats trad nu W. H. Vliegen van Maastricht op die tot onderwerp gekozen had de vraagWat willen de sociaal-democra ten Bij de behandeling daarvan deed hij zich kennen als een voorstander, in hoofdzaak, van de parlementaire politiek, daarbij echter ook niet uit het oog verliezende wat door een economische politiek kan worden verkregen. Hij wekte zijne mede-arbeiders op om bij ver kiezingen niet achter te blijven, maar in massa op de stemming invloed uit te oefenen. Na de voordracht werd er gelegenheid gege ven om met den spreker in debat te treden waarvan door verschillende aanwezigen gebruik werd gemaakt. In het stuk komen slechts twee rollen van belang voor; de andere zijn van zoo weinig beteekenis, eischen zoo weinig talent, dat wij ze wel onbesproken kunnen laten. Maar die twee hoofdpersonen moeten ook ferm krachtig zijn. De fabrieksbaas moet, om zoo te zeggen, een man van ijzer en staal wezenen zijn partner, de fabrikant, een figuur. Zij waren dit echter geen van beiden. Aan de verdiensten van de heeren De la Mar en Van Westerhoven, waar aan wij reeds meermalen welverdiende hulde brachten, doen wij niet te kort door te ver klaren dat het Bpelen van zulke rollen niet hun werk is. De heer Van Westerhoven was meer bonhomme, de schoonvader uit Jan Ongelukdan de eerzuchtige fabrikant, die zoo gaarne lid van het parlement wilde worden. En de heer De la Mar, die in menig tragisch moment goed was, heeft te zachte stem, is te weinig gespierd, spreidde te luttele kracht ten toon om Cyrus Blinkam uit te beelden, zooals dit, naar onze meening, moest zijn. Hem, den man die vast overtuigd was te zullen overwin nen, in wiens gemoed alles in opstand kwam tegen zooveel onbillijks en slechts in zijne om geving, wiens liefde voor zijne dochter zoo innig, en wiens baat daardoor des te bitterder \vas wij hadden hem ons gedacht als een type van mannelijkheid en forschheid. Nu dit niet het geval was, kwamen de gebreken, die het stuk heeft, des te meer aau het licht. Wij meenen dat in het uitbeelden van derge lijke stukken allerminst de kracht schuilt van de Nederlandsche Tooneelvereeniging. Dat de vertooners, vooral de hoofdpersoon, menig hartelijk applaus in ontvangst hadden te nemen, schrijven wij vooral toe aau de pakkende tooneelen en woorden, waarmee de schrijver van het stuk elk bedrijf doet eindi gen; en den indruk, die dergelijke romantische toestanden, als daarin worden geschetst, nog maken op een zeker deel van het publiek. En hiermee nemen wij voor dit seizoen weer afscheid van eene verdienstelijke vereeniging, die ons ook in de laatste maanden menigen avond van genot verschafte. Den 29en Maart wacht ons nu nog de koninklijke vereeniging Het Nederlandsch too neel met Boezemvrienden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1