MIDDELBIRGSCHE COURANT.
N°. 58,
1898.
Donderdag
10 Maart.
141e Jaargang.
De*e courant verschijnt dagelijks, met uitzondoring van Zon- en Feestdagen,
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 9 Maart 8 u. vm. 35 gr. 12 n 3
av. 4 u. 37 gr. F. Verw.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór ©6<r» uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj
Groote lettors naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordcelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenhageDe Gebr. Belixtaxte te
AmsterdamA. be La Mar Azn.
Middelburg 9 Maart.
Internationale Spionnage.
Het proces-Zola heeft een Dnitsch staatsman
in ruste aanleiding gegeven om in de Deutsche
Revue van 1 Maart eenige belangrijke bijzon
derheden mede te dealen over de internationale
spionnage.
Dat beschaafde en onbeschaafde staten er
belang bij hebben achter de politieke en mili
taire geheimen van andere staten te komen, is
niets nieuws: het is te allen tijde zoo geweest.
Alleen is dat spionneeren in onzen tijd ge
makkelijker gemaakt door de verbetering der
middelen van verkeer en door de vermeerderde
maatschappelijke en persoonlijke betrekkingen
der onderdanen van verschillende staten. Dit
geldt natuurlijk zoowel op politiek als op
militair gebied. Wat vroeger dikwijls een zeer
avontuurlijke onderneming was, geschiedt thans
volkomen stelselmatig. De spionneering wordt
geleid uit centra, die naar behoefte en gelegen
heid op geschikte plaatsen filialen vestigen,
door middel van welke bet door de agenten
bijeengebrachte materiaal weder naar de centra
wordt overgebracht. Regel is daarbij, dat
de centrale bureaux alle rechtstreek-
sche betrekkingen met de agenten
zorgvuldig vermijden.
Die agenten zijn altijd meer of minder
dubieuse persoonlijkheden; zij vormen een
soort van gilde, welks leden uit de meest uit-
eenloopende klassen der maatschappij worden
aangeworven. Meestal zijn het lieden die zich
gemakkelijk bewegen, verschillende talen spre
ken, eene oppervlakkige beschaving bezitten,
en, hoewel zij door moreele tekortkomingen in
hnn eigen stand schipbreuk hebben geleden,
toch genoeg uiterlijke vormen en manieren
hebben behouden om op personen, die met
hunne antecedenten niet bekend zijn, een
goeden indruk te kunnen maken.
Het ligt voor de hand, dat, wanneer politieke
of militaire autoriteiten, optredende als orgaan
der regeering, direct met de agenten wilden
onderhandelen, de regeering ook genoodzaakt
zou zijn de middelen en wegen na te gaan en
te contröleeren, welke tot het verkrijgen der
door haar gewenschte inlichtingen dienen. En
dit wil de regeering juist niet. Evenmin als
een fatsoenlijk man zelf als spion zal optreden,
of een ander daartoe dringen zal, wanneer
althans dat „bespieden" geen „waarnemen" is,
maar met misbruik van vertrouwen, met in
braak en diefstal gepaard moet gaan, evenmin
kan van een ambtenaar worden verlangd, dat
hij in officieele betrekkingen treedt tot perso
nen, die zich voor zulke handelingen laten
vinden.
Niet slechts moreele gronden pleiten hier
tegen, maar ook overwegingen van staatsbe
lang. De regeering moet, om internationale
verwikkelingen te vermijden, de bedoelde agen
ten steeds kunnen desavoueeren, en dit zou
haar onmogelijk zijn, wanneer bij die agenten
instructiën of correspondentiën van eenigszins
officieelen aard werden gevonden. Wel is waar
zijn de agenten zeiven meestal zeer voorzichtig
en laten zij het voornaamste deel van het werk,
de in den regel strafbare handelingen, verrich
ten door helpers, die goed betaald worden en
voor eigen risico werkenmaar de betrekkin
gen tu8schen de agenten en die helpers zijn
meestal zoo intiem, dat het gemeenschappelijke
bnnneT werkzaamheid niet te ontkennen valt.
Is rechtstreeksch verkeer tusschen de regee
ring en de spionneerende agenten niet moge
lijk, dan moeten tusschenpersonen de wenschen
van de eerste en de berichten van de laatsten
overbrengen. Die rol van tusschenpersoon
wordt vervuld door de politieke politie, aan
wie de regeering mededeelt over welke onder
werpen of vraagstukken zij wenscht ingelicht
te worden en aan wie zij tevens de noodige
geldmiddelen verschaft. Maar de regeering
vraagt niet, hoe die gelden worden besteed en
van welke personen de politieke (of geheime)
politie zich bedient. De ambtenaren der poli
tieke politie werken geheel zelfstandig en moe
ten dus het vertrouwen der autoriteiten be
zitten. Hebben zij aan de regeering de gevraagde
inlichtingen bezorgd, dan worden zij geacht
aan hun verplichtingen volkomen te hebben
voldaan.
Maar ook van het verkeer tusschen de regee
ring en de geheime politie zijn de tastbare
bewijzen moeilijk te vinden daar het verkeer
zoo goed als uitsluitend mondeling plaats heeft.
En daar hetzelfde geldt van het verkeer tus
schen de politieke politie en de Bpionneerende
agenten, zal het slechts bij hooge uitzondering
mogelijk zijn te bewijzen dat eene spionnage
pit opstel ia ontleend aan Re Jvuterdmmmer,
JTtfiUM ooor Nederland; de *g, Groene.
een maatregel is geweest van eene buitenland-
sche regeering.
In oorlogstijd wordt deze regel niet in acht
genomen, maar ook niet in den diplomaticken
dienst, wanneer het namelijk geen handelingen
geldt welke de bedrijvers met de strafwet in
aanraking zonden kunnen brengen. De meeste
ambassades staan in rechtstreeksche betrekkin
gen tot personen, die door hun naam en stand
toegang hebben tot de hoogste kringen, die in
alle salons gaarne geziene gasten zijn, die als
aangename causeurs spoedig met iedereen op
een gezelligen en vertrouwelijken voet geraken,
en die honderd dingen te weten komen welke
voor den officieelen vertegenwoordiger eener
regeeriug steeds een geheim zouden zijn ge
bleven. Voor zulke diensten heeft men, vooral
Frankrijk, dikwijls gebruik gemaakt van
dames, die als familiebetrekkingen van leden
eener ambassade door dezen konden worden
geïntroduceerd.
Zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.
Elke regeering tracht zich natuurlijk van de
spionnage der andere op de hoogte te stellen
en organiseert daarom weder met behulp der
politieke politie eene zoogenaamde „contre-
spionnage." Niemand kan over het werk van
spionnen beter inlichtingen geven dan die
spionnen zeiven. En zoo is het herhaaldelijk
voorgekomen dat een zelfde persoon in dienst
stond van twee regeeringen. De „staatsman in
ruste" verzekert zelfs, dat zulke „dubbelspion-
de meest betrouwbare zijn omdat zij als
het ware herverzekerd zijn en ook omdat hun
lastgevers hen nooit zullen verklappen. Het
feit van zulk een dubbelspionnnge is dikwijls
eerst na jaren aan het licht gekomenmet de
mogelijkheid daarvan wordt echter steeds
rekening gehouden.
Aangenomen intusschen, dat een agent met
zijn helpers slechts voor één lastgever werkt,
dan moet men er zich op voorbereiden dat de
berichten, die men van of door hen krijgt,
vaak onjuist zullen zijn, soms zelfs geheel ver
zonnen, alleen met het doel om aan zijn werk
zaamheid den schijn van belangrijkheid te
kunnen geven en om een hooge rekening
te kunnen indienen. De schrijver in de Deutsche
Revue, die van meening is, dat de spionneering
aan eiken staat door de wet van bet zelf
behoud. is voorgeschreven, ziet deze „schaduw
zijde" niet over het hoofd; hij geeft toe, dat
de geheime politie dikwijls door haar eigen
werktuigen wordt bedrogen, maar volgens hem
is éene enkele betrouwbare, belangrijke tijding,
te rechter tijd ontvangen, al die vergeefsche
kosten en al die teleurstellingen dubbel waard.
De „staatsman in ruste" kan zich wel be
grijpen, dat de pers, als de bewaakster der
burgelijke! moraal, protesteert tegen het spion
neeren waarbij men zich gewoonlijk bedient van
oneerlijke middelennicht die remlichtsten Mittel
zegt hij vergoelijkend. De pers heeft zich niet
te bekommeren om reden van staat en geeft
daarom aan die ongerechtigheden eene
onnoodige en overdreven beteekenis, vooral
wanneer zij de oppositie vertegenwoordigt en
de regeering gaarne in verlegenheid brengt.
Daarom is er elke regeeering veel aangelegen,
de bijzonderheden over eigen spionnendiensl
en over het aurveilleeren van buitenlandsche
spionnen zooveel mogelijk geheim te houden.
Daarom zal de regeering ook als zij door deze
handlangers bedrogen wordt, zich wel wachten
eene vervolging tegen hen in te stellen. Het
nut, door de bestraffing van zulk een bedrieger
gesticht, zal niet opwegen tegen de schade,
welke de spionueudienst daaronder zou lijden,
afgezien nog van de groote schade welke aan
de algemeene belangen van den staat wordt
toegebracht, wanneer de aan een noodzakelijk
kwaad verbonden schaduwzijden zich bij het
heldere licht der openbaarheid nog donkerder
vertoonen.
Wij hebben de beschouwingen van den on-
noemden „Staatsman in ruste" onder de
oogen onzer lezers gebracht, omdat daaruit
blijkt welk eene menigte van zonden met
eene kleine buiging voor de moraal„een nood
zakelijk kwaad" genoemd worden veront
schuldigd door zoo genoemde redenen van
staat. De schrijver is ongetwijfeld een heel
fatsoenlijk manhij zou het immers „immoreel"
vinden, wanneer de autoriteiten zich recht
atreeks inlieten met de personen, die het
vuile werk doen. Wanneer er maar een tus
schenpersoon is, wanneer men maar den domoor,
die zich liet betrappen, kan verloochenen, zeg
gende: „ik ken dien mensch niet" dan is
immers alles in orde Het spreekwoord zegt
wel„de heler is zoo goed als de steler"
maar dat is maar volkswijsheid eu volkabraat-
heid en daarmede houdt de raison d'état geen
rekening. En dan is het niet altijd zoo ge
weest? Hebben niet reeds de verspieders,
welke Jozua, de zoon van Nun, heenzond om
het land van Jericho te bezichtigen, hunne
taak volbracht met behulp van een vrouw van
verdachte zeden?
Maar tevens blijkt uit de boven besproken
beschouwingen, hoe weinig waarde is te hech
ten aan de officieele verklaring van een minister,
dat zijn regeering met een van spionnage ver
dacht persoon geenerlei betrekkingen heeft
onderhouden. By zulk een verklaring dient
zich het woord „betrekkingen" altijd het
woord „rechtstreeksche" te denken. Wij zien
dus in de verklaring van den Pruisisehen
minister Von Bulow evenmin een beu<ye voor
Dreyfuss onsehuid, als in diens veroordeeling
door den eersten krijgsraad een bewijs voor
zijn schuld.
Het wetsontwerp tot afschatflng der
plaatsvervanging.
Mr P. J. Troelstra heeft in De Sociaal-demo-
kraat over bovengenoemd ontwerp zijn gevoelen
blootgelegd.
Hij besluit zijn opstel, waarbij hij zich voor
een groot deel geheel plaatst op het door ons
ingenomen standpunt, als volgt:
De vrijstelling van geestelijken en studenten
iu de theologie aan „erkende" universiteiten,
wordt thans tot ordebroeders, zeudeling-leerin*
gen enz. uitgebreid.
Wanneer wij daartegen zijn, is het, omdat
het een voorrecht is voor enkelen, om een
reden, die voor allen geldt.
Gemoedsbezwaren om in het moord-handwerk
geoefend te.worden dienen bij ieder burger te
worden verondersteld. Niet alleen katholieke
en andere geestelijken, doopsgezinden en Tol-
stoïanen ieder denkend en gevoelend mensch
heeft gemoedsbezwaren tegen het militaire
handwerk.
Wil men met gemoedsbezwaren rekening
houden, dan schaffe men het leger af. Maar nu
het bestaat, zijn de gemoedsbezwaren van den
Tolstoïaan even .heilig als die van den katho
lieken priestervan ieder mensch even respec
tabel als van den student in de theologie
Tegen deze hevnorrs^Ktiiig van enkele per-
sonen komen de sociaaldemokraten dan ook
met kracht en klem op. En de poging der re
geering, om biermede de katholieken te lijmen,
is blijkbaar mislukt.
Van beteren'aard is de vrijstelling van kost
winners. De bedoeling is echter, alleen die per
sonen vrij te stellen, door wier gemis uit het
gezin dit armlastig zou worden.
Dit gaat lang niet ver genoeg; wie zal in
dezen trouwens hebben te beslissen? Voor be
voordeeling van vriendjes en flikflooiers van
burgemeesters enz. is hier alle ruimte open.
Men neme in de wet een maatstaf op waar
naar de vrijstelling als kostwinner zal worden
bepaald. Waar de kieswet bv. reeds sommen
heeft genoemd, die men volgens deu wetgever
moet kunnen verdienen om zelfstandig te kun
nen zijn, zou men die of hoogere sommen kun
nen nemen als basis voor de vrijstelling van
kostwinners. Men zou dan kunnen bepalen, dat
die konden bewijzen dat hnn gezin bij ver
wijdering van den loteling minder inkomen had,
als kostwinner zouden worden vrijgesteld.
De vrystelling van eenige zoons, die geen
kostwinner zijn, zou dan moeteu vervallen.
Hiermede hebben wij onze meening over het
ontwerp beknopt weergegeven.
Het levert, in zijne inkonsekwenties, in zijne
koncessies naar rechts en naar links, een dui
delijk beeld van de zwakheid en de verlegen
heid eéner regeering, uit een ellendig kiesrecht
voortgekomen, en wier eenige kracht hierin
berust, dat de Kamer in vele opzichten nog
zwakker is dan zijzelve.
Dat zelfs op dit terrein de regeering zoo
weifelachtig en inkonsekwent te werk gaat,
mag haar voor een oogenblik staande houden,
maar is het begin van het einde.
Men tracht de hortende kar, waarop het
zonderlinge allegaartje gezeten is, tot na de
kroningsfeesten zonder ongelukken voort te
trekken.
Dat zal wel lukken ook.
Maar daarna zal de kar wel op een of
anderen grooten steen stooten, zoodat alle of
althans enkele passagiers er af wippen.
Eerst algemeen kiesrechtalleen daarmede en
daarna is in Nederland eene ernstige poging
tot sociale hervorming mogelijk l
Een gedenkteeken voor prof. Plugge.
Door eene commissie, bestaande uit prof. F.
J. P. van Calker, prof. A. G. van Hamel, prof.
A. F. Holleman, prof. B. Sijmons, jhr mr W.
Alberda van Ekenstein, mr R. Feith, mr H.
Sohaap, dr K, Gorter en dr H. G. de Zaaijer,
is aan ambtgenooten, vrienden en oud-leerlin
gen van wijlen prof. Plugge een circulaire ge
zonden van den volgenden inhoud
„Te Buitenzorg, op Java, ver van zijne
familie en van de meeste zijner vrienden, ligt
onze ambtgenoot, vriend, leermeester, dr Pieter
Cornells Plugge begraven.
„Wij wenschen en wij weten dat die
wensch door velen gedeeld wordt, dat dit
ver afgelegen graf de herinnering en het ge
tuigenis beware van de gevoelens van vriend
schap, erkentelijkheid en vereering, waarmede
velen in het vaderland, en ook eenige vakge-
nooten in Indië, den overledene herdenken en
zijn heengaan betreuren.
„Die wensch zal, meenen wij, het best ver
vuld worden door een steen, of een klein ge
denkteeken, met toepasselijk opschrift, op zijn
graf te doen plaatsen.
„Overeenkomstig het advies van den direc
teur van 's lands plantentuin te Buitenzorg,
die verzocht heeft aan die hulde te mogen
deelnemen, en die daarvoor eene aanzienlijke
bijdrage heeft toegezegd, meenen wij het
best te doen met dien grafsteen in Nederland
te laten gereed maken en hem naar Indië over
te zenden, waar dr Treub voor de plaatsing
zal zorgeu.
„Vertrouwende dat gaarne ook door u aan
dit rouw- en huldebetoon zal worden deelge
nomen, verzoeken wij u beleefdelijk om vóór
I April a. 8. uwe bijdrage ten kantore van de
heeren Geertsema Feith Co., te Groningen,
te willen storten, of haar, per postwissel, aan
het adreB dier firma te willen zenden.
„Voor eene doelmatige uitvoering van het
plan zullen wij, in overeenstemming met het
totaal bedrag der toegezonden gelden, in ge
zamenlijk overleg zorg dragen."
BEXOEMISGM ENZ.
Bij kon. besluit
is benoemd tot lid van de Centrale Commis
sie voor de Statistiekmr E. Fokker, oud-grif-
tier van de Provinciale staten van Zeeland, lid
van de Tweede kamer der Staten-Generaal, te
's-Gravenhage
is de aanstelling van dr L. Bolk tot gewoon
hoogleeraar aan de gemeentelijke nniversiteit
te Amsterdam bekrachtigd
is benoemd tot ingenieur der 2de kl. voor
het stoomwezen de adspirant-ingenieur J. H.
Vertioetten
is de heer dr P. van Geer, hoogleeraar aan
de rijks-universiteit te Leiden, aangesteld tot
wiskundig adviseur by het departement van
koloniën.
Deze week verleenen de ministers van kolo
niën en van binnenlandsche zaken geene
audiëntie.
Ramp op AmDoina.
Omtrent de teraardebestelling der bij de ramp
te Amboina omgekomen Europeesclie militairen
meldt een ooggetuige aan de Lochet volgende
Den dag na de ramp, 7 Januari, des na
middags om vijt uur, werden de doode mili
tairen begravenhet was evenwel geen stoet,
die uitblonk door fraaie militaire uniformen eu
toch was de begrafenis zeer indrukwekkend.
Aan het hoofd marcheerde de kapitein der artil
lerie Baermeyer von Barienkhoven op bloote
voeten, in een opgestroopte slaapbroek en de
beenen bedekt met wonden zij, die verder hun
kameraden de laatste eer gingen bewijzen, liepen
met omwonden hoofden, armen of beenen, want
de meesten hunner hadden min of meer be
langrijke wonden bekomen. De eeu was gekleed
in een vuile witte broek en gescheurd hemd,
doorweekt van regen en moddereen ander
weder droeg een gescheurde uniformjas eu een
onooglijk beenbekleedseleen derde had een
ouden stroohoed op het hoofd, terwijl zijn
schamele kleeding nauwelijks voldoende was,
zijn lichaam behoorlijk te bedekken enz. Maar
toch liep vóóraan in den stoet een militair,
een forsch artillerist, met een in der haast
saamgevlochte bloemkrans in de hand, om die
uit naam der kameraden en ook der in Europa
vertoevende familiebetrekkingen op het graf
der arme slachtoffers neder te leggen. Toen
op het commando„voorwaarts, marsch1" de
sombere stoet zich in beweging zette, bleef
a oog drooghet was een hartroerende
gang. In de geopende groeve werden de acht
dooden op een rij naast elkander gelegd, de
kapitein sprak enkele krachtige, indrukwek
kende woorden, om de overledenen in de her
innering hunner overlevende kameraden aan
te bevelen maar lang kon men aan het graf
niet vertoeveD, er was nog zooveel te doen,
zoovelen moesten nog geholpen worden
UIT STAD ÉN PROVINCIE.
Bij kon. besluit zijn, zooals nog in een
deel der oplaag van ons vorig hommer werd
gemeld, benoemd tot dijkgraaf voor den Adri-
«««polder H. Roelof, en tot voorzitter van het
bestuur der waterkeering van den calamiteusen
Annapolder A. Markusse ABrahamszoon.
De heer W. O. Swaving alhier is be
noemd tot lid van het Historisch Genootschap
te Utrecht.
Blijkens in dit nommer voorkomende
annonce treden de bekende Royal handbell-
ring ers, onder leiding van Duncan Miller,
Woensdag 16 Maart te Middelburg in de
Concert' en Gehoorzaal op.
De drielingen, van wier geboorte alhier
wij dezer dagen melding maakten, zyn uit
de opgaaf betrekkelijk den Burg. Stand blijkt
het reeds overleden.
Ten gevolge van buitengewoon zwaar
stormweer kwam de dagboot Duitschland
Dinsdagmiddag eerst te zeven uur aan.
Passagiers en mail konden nog met den trein
van 7.2S. uur doorgezonden worden.
Men schrijft ons uit Goes:
Op initiatief van de heeren J. F. v. d. Leeuw,
D. Fukken, J. Molhoek en A. W. A. Ross
werd hier een circulaire verspreid en eene ver
gadering bijeengeroepen om den neringdoenden
gelegenheid te geven hun gedachten uit te
spreken omtrent den tijd wanneer de kermis
zal plaats hebben.
Burg. en weth. hadden, zooals reeds gemeld
het idee geopperd de kermis een maand
later te stellen, in 't begin van October, in
verband met de feesten dit jaar, en om voor
't vervolg, met het oog op Koninginnenjaardag,
voortdurend dien tijd te kiezen.
Dinsdagavond werd in de Prins van Oranje
de bedoelde vergadering gehouden,, onder pre
sidium van het raadslid, den beer Van der
Leeuw, en de opkomst was vrij-talrijk.
Besloten werd een verzoek aan den raad in te
dienen, om de kermis op den gewonen tijd te
doen plaats hebben. Dit request, door reeds
ruim honderd belanghebbenden geteekend, zal
zeker nog vele handteekeningen verkrijgen.
Ook werd daaraan door notarissen adhaesie ver
leend, omdat voor te betalen koopdagpen
ningen altijd Goesebe markt als betaaltijd ge
rekend wordt en verandering van tijd ook een
lastige stoornis zou te weeg kunnen brengen.
De overwegingen die tot het een en ander
deden besluiten, zijn dat men vreest dat anders
èn het feest én de kermis in 't water zouden
valleu. De Goesche kermis toch is geheel af
hankelijk van de omliggende dorpen, zoowel
als een feestviering. Op de dorpen wordt er ook
feest gevierd en wanneer Goes op diezelfde da-
dit deed, zou het bezoek gering zijn. Het
feest duurt maar éen of twee dagen en de
kermis negen, zoodat er gelegenheid te over blijft
om ook de kermis te kunnen bezoeken. Wordt
het inhuldigingsfeest hier 13 Sept. gevierd, dan
kunnen van buiten zeker veel bezoekers ver
wacht worden, ook in verband met de werk
zaamheden op het land.
Niet een der aanwezigen bracht eenig be
zwaar tegen de besluiten in.
Omtrent den brand te Heinkenszand,
waarvan onder Laatste Berichten in ons vorig
nommer in het kort melding werd gemaakt
wordt ons nader gemeld:
Hij ontstond, door een onbekende oorzaak, in
de met riet gedekte schuur van de weduwe A.
de W., en nam door den tellen wind snel tóe»
Ofschoon de brandweer spoedig op het terrein
verscheen, was de schuur niet meer te behouden.
Een drietal koeien werd nog buiten gebracht
en gered, doch twee kalveren, wat hooi en stroo
en ander veevoeder werden een prooi der
vlammen.
Het tegen de schuur staand woonhuis werd
beschadigd, evenals een deel van het huisraad
en wat graaneen grooter deel kon nog op
het erf in veiligheid gebracht worden.
In dezeltde gemeente bad den eigen dag nog
een brandje van minder omvang plaats. In een
huisgezin was men bezig in een pot op den
kachel een recept te bereiden, bestaande uit
terpentijn, olie en zeep, toen door een ot ander
toeval het mengsel met het vuur in aanraking
kwam en in brand vloog. Gelukkig werd «ie
vlam spoedig gedoofd, toch bekwam een der
kinderen, welks muts in brand geraakte,
brandwonden en werd aan de kamer eenige
schade berokkend. Poes, die ook in het ver
trek was, schroeide hare haren.
In Znid-Beveland hebben de in de laatste
dagen, tengevolge van onbekende oorzaken
voorgekomen branden onder de landbouwers
grooten schrik veroorzaakt. Sommigen hunner
brengen slapelooze nachten door. Men beweert
dat bij een paar landbouwers dreigbrieven
werden gevonden, waardoor het vermoeden
veld wint dat aan brandstichting moet gedacht
worden.
Aangenomen het beroep naar de Ned.
Herv. gemeente te Renesse en Noord wel le
doer den heer J. Rooker te Oldeholtwohie c.a.
Te Bouchaute, nabij de Nederlandsche
grens is, naar men ons nit Philippine meldt,
door een landbouwer een aarden p^t opgegra
ven, waarin zich 674 oude geldstukken bevonden.
Voor een zestal dezer munten is den man reeds
1000 frs geboden, maar bij wil ze vóorloopig
behouden, omdat hij overtuigd is, dat er nog
wel meer liefhebbers zullen komen.