MIDDELBIRGSCHE COURANT. N°. 58, 1898. Donderdag 10 Maart. 141e Jaargang. De*e courant verschijnt dagelijks, met uitzondoring van Zon- en Feestdagen, Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 9 Maart 8 u. vm. 35 gr. 12 n 3 av. 4 u. 37 gr. F. Verw. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór ©6<r» uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj Groote lettors naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordcelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebr. Belixtaxte te AmsterdamA. be La Mar Azn. Middelburg 9 Maart. Internationale Spionnage. Het proces-Zola heeft een Dnitsch staatsman in ruste aanleiding gegeven om in de Deutsche Revue van 1 Maart eenige belangrijke bijzon derheden mede te dealen over de internationale spionnage. Dat beschaafde en onbeschaafde staten er belang bij hebben achter de politieke en mili taire geheimen van andere staten te komen, is niets nieuws: het is te allen tijde zoo geweest. Alleen is dat spionneeren in onzen tijd ge makkelijker gemaakt door de verbetering der middelen van verkeer en door de vermeerderde maatschappelijke en persoonlijke betrekkingen der onderdanen van verschillende staten. Dit geldt natuurlijk zoowel op politiek als op militair gebied. Wat vroeger dikwijls een zeer avontuurlijke onderneming was, geschiedt thans volkomen stelselmatig. De spionneering wordt geleid uit centra, die naar behoefte en gelegen heid op geschikte plaatsen filialen vestigen, door middel van welke bet door de agenten bijeengebrachte materiaal weder naar de centra wordt overgebracht. Regel is daarbij, dat de centrale bureaux alle rechtstreek- sche betrekkingen met de agenten zorgvuldig vermijden. Die agenten zijn altijd meer of minder dubieuse persoonlijkheden; zij vormen een soort van gilde, welks leden uit de meest uit- eenloopende klassen der maatschappij worden aangeworven. Meestal zijn het lieden die zich gemakkelijk bewegen, verschillende talen spre ken, eene oppervlakkige beschaving bezitten, en, hoewel zij door moreele tekortkomingen in hnn eigen stand schipbreuk hebben geleden, toch genoeg uiterlijke vormen en manieren hebben behouden om op personen, die met hunne antecedenten niet bekend zijn, een goeden indruk te kunnen maken. Het ligt voor de hand, dat, wanneer politieke of militaire autoriteiten, optredende als orgaan der regeering, direct met de agenten wilden onderhandelen, de regeering ook genoodzaakt zou zijn de middelen en wegen na te gaan en te contröleeren, welke tot het verkrijgen der door haar gewenschte inlichtingen dienen. En dit wil de regeering juist niet. Evenmin als een fatsoenlijk man zelf als spion zal optreden, of een ander daartoe dringen zal, wanneer althans dat „bespieden" geen „waarnemen" is, maar met misbruik van vertrouwen, met in braak en diefstal gepaard moet gaan, evenmin kan van een ambtenaar worden verlangd, dat hij in officieele betrekkingen treedt tot perso nen, die zich voor zulke handelingen laten vinden. Niet slechts moreele gronden pleiten hier tegen, maar ook overwegingen van staatsbe lang. De regeering moet, om internationale verwikkelingen te vermijden, de bedoelde agen ten steeds kunnen desavoueeren, en dit zou haar onmogelijk zijn, wanneer bij die agenten instructiën of correspondentiën van eenigszins officieelen aard werden gevonden. Wel is waar zijn de agenten zeiven meestal zeer voorzichtig en laten zij het voornaamste deel van het werk, de in den regel strafbare handelingen, verrich ten door helpers, die goed betaald worden en voor eigen risico werkenmaar de betrekkin gen tu8schen de agenten en die helpers zijn meestal zoo intiem, dat het gemeenschappelijke bnnneT werkzaamheid niet te ontkennen valt. Is rechtstreeksch verkeer tusschen de regee ring en de spionneerende agenten niet moge lijk, dan moeten tusschenpersonen de wenschen van de eerste en de berichten van de laatsten overbrengen. Die rol van tusschenpersoon wordt vervuld door de politieke politie, aan wie de regeering mededeelt over welke onder werpen of vraagstukken zij wenscht ingelicht te worden en aan wie zij tevens de noodige geldmiddelen verschaft. Maar de regeering vraagt niet, hoe die gelden worden besteed en van welke personen de politieke (of geheime) politie zich bedient. De ambtenaren der poli tieke politie werken geheel zelfstandig en moe ten dus het vertrouwen der autoriteiten be zitten. Hebben zij aan de regeering de gevraagde inlichtingen bezorgd, dan worden zij geacht aan hun verplichtingen volkomen te hebben voldaan. Maar ook van het verkeer tusschen de regee ring en de geheime politie zijn de tastbare bewijzen moeilijk te vinden daar het verkeer zoo goed als uitsluitend mondeling plaats heeft. En daar hetzelfde geldt van het verkeer tus schen de politieke politie en de Bpionneerende agenten, zal het slechts bij hooge uitzondering mogelijk zijn te bewijzen dat eene spionnage pit opstel ia ontleend aan Re Jvuterdmmmer, JTtfiUM ooor Nederland; de *g, Groene. een maatregel is geweest van eene buitenland- sche regeering. In oorlogstijd wordt deze regel niet in acht genomen, maar ook niet in den diplomaticken dienst, wanneer het namelijk geen handelingen geldt welke de bedrijvers met de strafwet in aanraking zonden kunnen brengen. De meeste ambassades staan in rechtstreeksche betrekkin gen tot personen, die door hun naam en stand toegang hebben tot de hoogste kringen, die in alle salons gaarne geziene gasten zijn, die als aangename causeurs spoedig met iedereen op een gezelligen en vertrouwelijken voet geraken, en die honderd dingen te weten komen welke voor den officieelen vertegenwoordiger eener regeeriug steeds een geheim zouden zijn ge bleven. Voor zulke diensten heeft men, vooral Frankrijk, dikwijls gebruik gemaakt van dames, die als familiebetrekkingen van leden eener ambassade door dezen konden worden geïntroduceerd. Zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Elke regeering tracht zich natuurlijk van de spionnage der andere op de hoogte te stellen en organiseert daarom weder met behulp der politieke politie eene zoogenaamde „contre- spionnage." Niemand kan over het werk van spionnen beter inlichtingen geven dan die spionnen zeiven. En zoo is het herhaaldelijk voorgekomen dat een zelfde persoon in dienst stond van twee regeeringen. De „staatsman in ruste" verzekert zelfs, dat zulke „dubbelspion- de meest betrouwbare zijn omdat zij als het ware herverzekerd zijn en ook omdat hun lastgevers hen nooit zullen verklappen. Het feit van zulk een dubbelspionnnge is dikwijls eerst na jaren aan het licht gekomenmet de mogelijkheid daarvan wordt echter steeds rekening gehouden. Aangenomen intusschen, dat een agent met zijn helpers slechts voor één lastgever werkt, dan moet men er zich op voorbereiden dat de berichten, die men van of door hen krijgt, vaak onjuist zullen zijn, soms zelfs geheel ver zonnen, alleen met het doel om aan zijn werk zaamheid den schijn van belangrijkheid te kunnen geven en om een hooge rekening te kunnen indienen. De schrijver in de Deutsche Revue, die van meening is, dat de spionneering aan eiken staat door de wet van bet zelf behoud. is voorgeschreven, ziet deze „schaduw zijde" niet over het hoofd; hij geeft toe, dat de geheime politie dikwijls door haar eigen werktuigen wordt bedrogen, maar volgens hem is éene enkele betrouwbare, belangrijke tijding, te rechter tijd ontvangen, al die vergeefsche kosten en al die teleurstellingen dubbel waard. De „staatsman in ruste" kan zich wel be grijpen, dat de pers, als de bewaakster der burgelijke! moraal, protesteert tegen het spion neeren waarbij men zich gewoonlijk bedient van oneerlijke middelennicht die remlichtsten Mittel zegt hij vergoelijkend. De pers heeft zich niet te bekommeren om reden van staat en geeft daarom aan die ongerechtigheden eene onnoodige en overdreven beteekenis, vooral wanneer zij de oppositie vertegenwoordigt en de regeering gaarne in verlegenheid brengt. Daarom is er elke regeeering veel aangelegen, de bijzonderheden over eigen spionnendiensl en over het aurveilleeren van buitenlandsche spionnen zooveel mogelijk geheim te houden. Daarom zal de regeering ook als zij door deze handlangers bedrogen wordt, zich wel wachten eene vervolging tegen hen in te stellen. Het nut, door de bestraffing van zulk een bedrieger gesticht, zal niet opwegen tegen de schade, welke de spionueudienst daaronder zou lijden, afgezien nog van de groote schade welke aan de algemeene belangen van den staat wordt toegebracht, wanneer de aan een noodzakelijk kwaad verbonden schaduwzijden zich bij het heldere licht der openbaarheid nog donkerder vertoonen. Wij hebben de beschouwingen van den on- noemden „Staatsman in ruste" onder de oogen onzer lezers gebracht, omdat daaruit blijkt welk eene menigte van zonden met eene kleine buiging voor de moraal„een nood zakelijk kwaad" genoemd worden veront schuldigd door zoo genoemde redenen van staat. De schrijver is ongetwijfeld een heel fatsoenlijk manhij zou het immers „immoreel" vinden, wanneer de autoriteiten zich recht atreeks inlieten met de personen, die het vuile werk doen. Wanneer er maar een tus schenpersoon is, wanneer men maar den domoor, die zich liet betrappen, kan verloochenen, zeg gende: „ik ken dien mensch niet" dan is immers alles in orde Het spreekwoord zegt wel„de heler is zoo goed als de steler" maar dat is maar volkswijsheid eu volkabraat- heid en daarmede houdt de raison d'état geen rekening. En dan is het niet altijd zoo ge weest? Hebben niet reeds de verspieders, welke Jozua, de zoon van Nun, heenzond om het land van Jericho te bezichtigen, hunne taak volbracht met behulp van een vrouw van verdachte zeden? Maar tevens blijkt uit de boven besproken beschouwingen, hoe weinig waarde is te hech ten aan de officieele verklaring van een minister, dat zijn regeering met een van spionnage ver dacht persoon geenerlei betrekkingen heeft onderhouden. By zulk een verklaring dient zich het woord „betrekkingen" altijd het woord „rechtstreeksche" te denken. Wij zien dus in de verklaring van den Pruisisehen minister Von Bulow evenmin een beu<ye voor Dreyfuss onsehuid, als in diens veroordeeling door den eersten krijgsraad een bewijs voor zijn schuld. Het wetsontwerp tot afschatflng der plaatsvervanging. Mr P. J. Troelstra heeft in De Sociaal-demo- kraat over bovengenoemd ontwerp zijn gevoelen blootgelegd. Hij besluit zijn opstel, waarbij hij zich voor een groot deel geheel plaatst op het door ons ingenomen standpunt, als volgt: De vrijstelling van geestelijken en studenten iu de theologie aan „erkende" universiteiten, wordt thans tot ordebroeders, zeudeling-leerin* gen enz. uitgebreid. Wanneer wij daartegen zijn, is het, omdat het een voorrecht is voor enkelen, om een reden, die voor allen geldt. Gemoedsbezwaren om in het moord-handwerk geoefend te.worden dienen bij ieder burger te worden verondersteld. Niet alleen katholieke en andere geestelijken, doopsgezinden en Tol- stoïanen ieder denkend en gevoelend mensch heeft gemoedsbezwaren tegen het militaire handwerk. Wil men met gemoedsbezwaren rekening houden, dan schaffe men het leger af. Maar nu het bestaat, zijn de gemoedsbezwaren van den Tolstoïaan even .heilig als die van den katho lieken priestervan ieder mensch even respec tabel als van den student in de theologie Tegen deze hevnorrs^Ktiiig van enkele per- sonen komen de sociaaldemokraten dan ook met kracht en klem op. En de poging der re geering, om biermede de katholieken te lijmen, is blijkbaar mislukt. Van beteren'aard is de vrijstelling van kost winners. De bedoeling is echter, alleen die per sonen vrij te stellen, door wier gemis uit het gezin dit armlastig zou worden. Dit gaat lang niet ver genoeg; wie zal in dezen trouwens hebben te beslissen? Voor be voordeeling van vriendjes en flikflooiers van burgemeesters enz. is hier alle ruimte open. Men neme in de wet een maatstaf op waar naar de vrijstelling als kostwinner zal worden bepaald. Waar de kieswet bv. reeds sommen heeft genoemd, die men volgens deu wetgever moet kunnen verdienen om zelfstandig te kun nen zijn, zou men die of hoogere sommen kun nen nemen als basis voor de vrijstelling van kostwinners. Men zou dan kunnen bepalen, dat die konden bewijzen dat hnn gezin bij ver wijdering van den loteling minder inkomen had, als kostwinner zouden worden vrijgesteld. De vrystelling van eenige zoons, die geen kostwinner zijn, zou dan moeteu vervallen. Hiermede hebben wij onze meening over het ontwerp beknopt weergegeven. Het levert, in zijne inkonsekwenties, in zijne koncessies naar rechts en naar links, een dui delijk beeld van de zwakheid en de verlegen heid eéner regeering, uit een ellendig kiesrecht voortgekomen, en wier eenige kracht hierin berust, dat de Kamer in vele opzichten nog zwakker is dan zijzelve. Dat zelfs op dit terrein de regeering zoo weifelachtig en inkonsekwent te werk gaat, mag haar voor een oogenblik staande houden, maar is het begin van het einde. Men tracht de hortende kar, waarop het zonderlinge allegaartje gezeten is, tot na de kroningsfeesten zonder ongelukken voort te trekken. Dat zal wel lukken ook. Maar daarna zal de kar wel op een of anderen grooten steen stooten, zoodat alle of althans enkele passagiers er af wippen. Eerst algemeen kiesrechtalleen daarmede en daarna is in Nederland eene ernstige poging tot sociale hervorming mogelijk l Een gedenkteeken voor prof. Plugge. Door eene commissie, bestaande uit prof. F. J. P. van Calker, prof. A. G. van Hamel, prof. A. F. Holleman, prof. B. Sijmons, jhr mr W. Alberda van Ekenstein, mr R. Feith, mr H. Sohaap, dr K, Gorter en dr H. G. de Zaaijer, is aan ambtgenooten, vrienden en oud-leerlin gen van wijlen prof. Plugge een circulaire ge zonden van den volgenden inhoud „Te Buitenzorg, op Java, ver van zijne familie en van de meeste zijner vrienden, ligt onze ambtgenoot, vriend, leermeester, dr Pieter Cornells Plugge begraven. „Wij wenschen en wij weten dat die wensch door velen gedeeld wordt, dat dit ver afgelegen graf de herinnering en het ge tuigenis beware van de gevoelens van vriend schap, erkentelijkheid en vereering, waarmede velen in het vaderland, en ook eenige vakge- nooten in Indië, den overledene herdenken en zijn heengaan betreuren. „Die wensch zal, meenen wij, het best ver vuld worden door een steen, of een klein ge denkteeken, met toepasselijk opschrift, op zijn graf te doen plaatsen. „Overeenkomstig het advies van den direc teur van 's lands plantentuin te Buitenzorg, die verzocht heeft aan die hulde te mogen deelnemen, en die daarvoor eene aanzienlijke bijdrage heeft toegezegd, meenen wij het best te doen met dien grafsteen in Nederland te laten gereed maken en hem naar Indië over te zenden, waar dr Treub voor de plaatsing zal zorgeu. „Vertrouwende dat gaarne ook door u aan dit rouw- en huldebetoon zal worden deelge nomen, verzoeken wij u beleefdelijk om vóór I April a. 8. uwe bijdrage ten kantore van de heeren Geertsema Feith Co., te Groningen, te willen storten, of haar, per postwissel, aan het adreB dier firma te willen zenden. „Voor eene doelmatige uitvoering van het plan zullen wij, in overeenstemming met het totaal bedrag der toegezonden gelden, in ge zamenlijk overleg zorg dragen." BEXOEMISGM ENZ. Bij kon. besluit is benoemd tot lid van de Centrale Commis sie voor de Statistiekmr E. Fokker, oud-grif- tier van de Provinciale staten van Zeeland, lid van de Tweede kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage is de aanstelling van dr L. Bolk tot gewoon hoogleeraar aan de gemeentelijke nniversiteit te Amsterdam bekrachtigd is benoemd tot ingenieur der 2de kl. voor het stoomwezen de adspirant-ingenieur J. H. Vertioetten is de heer dr P. van Geer, hoogleeraar aan de rijks-universiteit te Leiden, aangesteld tot wiskundig adviseur by het departement van koloniën. Deze week verleenen de ministers van kolo niën en van binnenlandsche zaken geene audiëntie. Ramp op AmDoina. Omtrent de teraardebestelling der bij de ramp te Amboina omgekomen Europeesclie militairen meldt een ooggetuige aan de Lochet volgende Den dag na de ramp, 7 Januari, des na middags om vijt uur, werden de doode mili tairen begravenhet was evenwel geen stoet, die uitblonk door fraaie militaire uniformen eu toch was de begrafenis zeer indrukwekkend. Aan het hoofd marcheerde de kapitein der artil lerie Baermeyer von Barienkhoven op bloote voeten, in een opgestroopte slaapbroek en de beenen bedekt met wonden zij, die verder hun kameraden de laatste eer gingen bewijzen, liepen met omwonden hoofden, armen of beenen, want de meesten hunner hadden min of meer be langrijke wonden bekomen. De eeu was gekleed in een vuile witte broek en gescheurd hemd, doorweekt van regen en moddereen ander weder droeg een gescheurde uniformjas eu een onooglijk beenbekleedseleen derde had een ouden stroohoed op het hoofd, terwijl zijn schamele kleeding nauwelijks voldoende was, zijn lichaam behoorlijk te bedekken enz. Maar toch liep vóóraan in den stoet een militair, een forsch artillerist, met een in der haast saamgevlochte bloemkrans in de hand, om die uit naam der kameraden en ook der in Europa vertoevende familiebetrekkingen op het graf der arme slachtoffers neder te leggen. Toen op het commando„voorwaarts, marsch1" de sombere stoet zich in beweging zette, bleef a oog drooghet was een hartroerende gang. In de geopende groeve werden de acht dooden op een rij naast elkander gelegd, de kapitein sprak enkele krachtige, indrukwek kende woorden, om de overledenen in de her innering hunner overlevende kameraden aan te bevelen maar lang kon men aan het graf niet vertoeveD, er was nog zooveel te doen, zoovelen moesten nog geholpen worden UIT STAD ÉN PROVINCIE. Bij kon. besluit zijn, zooals nog in een deel der oplaag van ons vorig hommer werd gemeld, benoemd tot dijkgraaf voor den Adri- «««polder H. Roelof, en tot voorzitter van het bestuur der waterkeering van den calamiteusen Annapolder A. Markusse ABrahamszoon. De heer W. O. Swaving alhier is be noemd tot lid van het Historisch Genootschap te Utrecht. Blijkens in dit nommer voorkomende annonce treden de bekende Royal handbell- ring ers, onder leiding van Duncan Miller, Woensdag 16 Maart te Middelburg in de Concert' en Gehoorzaal op. De drielingen, van wier geboorte alhier wij dezer dagen melding maakten, zyn uit de opgaaf betrekkelijk den Burg. Stand blijkt het reeds overleden. Ten gevolge van buitengewoon zwaar stormweer kwam de dagboot Duitschland Dinsdagmiddag eerst te zeven uur aan. Passagiers en mail konden nog met den trein van 7.2S. uur doorgezonden worden. Men schrijft ons uit Goes: Op initiatief van de heeren J. F. v. d. Leeuw, D. Fukken, J. Molhoek en A. W. A. Ross werd hier een circulaire verspreid en eene ver gadering bijeengeroepen om den neringdoenden gelegenheid te geven hun gedachten uit te spreken omtrent den tijd wanneer de kermis zal plaats hebben. Burg. en weth. hadden, zooals reeds gemeld het idee geopperd de kermis een maand later te stellen, in 't begin van October, in verband met de feesten dit jaar, en om voor 't vervolg, met het oog op Koninginnenjaardag, voortdurend dien tijd te kiezen. Dinsdagavond werd in de Prins van Oranje de bedoelde vergadering gehouden,, onder pre sidium van het raadslid, den beer Van der Leeuw, en de opkomst was vrij-talrijk. Besloten werd een verzoek aan den raad in te dienen, om de kermis op den gewonen tijd te doen plaats hebben. Dit request, door reeds ruim honderd belanghebbenden geteekend, zal zeker nog vele handteekeningen verkrijgen. Ook werd daaraan door notarissen adhaesie ver leend, omdat voor te betalen koopdagpen ningen altijd Goesebe markt als betaaltijd ge rekend wordt en verandering van tijd ook een lastige stoornis zou te weeg kunnen brengen. De overwegingen die tot het een en ander deden besluiten, zijn dat men vreest dat anders èn het feest én de kermis in 't water zouden valleu. De Goesche kermis toch is geheel af hankelijk van de omliggende dorpen, zoowel als een feestviering. Op de dorpen wordt er ook feest gevierd en wanneer Goes op diezelfde da- dit deed, zou het bezoek gering zijn. Het feest duurt maar éen of twee dagen en de kermis negen, zoodat er gelegenheid te over blijft om ook de kermis te kunnen bezoeken. Wordt het inhuldigingsfeest hier 13 Sept. gevierd, dan kunnen van buiten zeker veel bezoekers ver wacht worden, ook in verband met de werk zaamheden op het land. Niet een der aanwezigen bracht eenig be zwaar tegen de besluiten in. Omtrent den brand te Heinkenszand, waarvan onder Laatste Berichten in ons vorig nommer in het kort melding werd gemaakt wordt ons nader gemeld: Hij ontstond, door een onbekende oorzaak, in de met riet gedekte schuur van de weduwe A. de W., en nam door den tellen wind snel tóe» Ofschoon de brandweer spoedig op het terrein verscheen, was de schuur niet meer te behouden. Een drietal koeien werd nog buiten gebracht en gered, doch twee kalveren, wat hooi en stroo en ander veevoeder werden een prooi der vlammen. Het tegen de schuur staand woonhuis werd beschadigd, evenals een deel van het huisraad en wat graaneen grooter deel kon nog op het erf in veiligheid gebracht worden. In dezeltde gemeente bad den eigen dag nog een brandje van minder omvang plaats. In een huisgezin was men bezig in een pot op den kachel een recept te bereiden, bestaande uit terpentijn, olie en zeep, toen door een ot ander toeval het mengsel met het vuur in aanraking kwam en in brand vloog. Gelukkig werd «ie vlam spoedig gedoofd, toch bekwam een der kinderen, welks muts in brand geraakte, brandwonden en werd aan de kamer eenige schade berokkend. Poes, die ook in het ver trek was, schroeide hare haren. In Znid-Beveland hebben de in de laatste dagen, tengevolge van onbekende oorzaken voorgekomen branden onder de landbouwers grooten schrik veroorzaakt. Sommigen hunner brengen slapelooze nachten door. Men beweert dat bij een paar landbouwers dreigbrieven werden gevonden, waardoor het vermoeden veld wint dat aan brandstichting moet gedacht worden. Aangenomen het beroep naar de Ned. Herv. gemeente te Renesse en Noord wel le doer den heer J. Rooker te Oldeholtwohie c.a. Te Bouchaute, nabij de Nederlandsche grens is, naar men ons nit Philippine meldt, door een landbouwer een aarden p^t opgegra ven, waarin zich 674 oude geldstukken bevonden. Voor een zestal dezer munten is den man reeds 1000 frs geboden, maar bij wil ze vóorloopig behouden, omdat hij overtuigd is, dat er nog wel meer liefhebbers zullen komen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1