MIDDELBURGSCHE COURANT. N!. 55, I41e Jaargang. 1898. Maandag 7 Maart. Rijwielbelasting. FEUILLETON. EEN ZOMERSPROOKJE. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. "Thermometer Middelburg 5 Maart 8 u. vm. 33 gr. 12 u 4 av. 4 u.41 gr. F. Yerw. Z. W. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50 elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel] Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën by abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebb. Belinfante te Amsterdam A. de La Mab Azn. Jij deze courant behoort een Middelburg 5 Maart. Het nu door den minister van financiën ingedieude ontwerp tot nadere regeling van de personeele belasting naar den grondslag „rijwielen" vindt van_verschillende zijden waardeering. Zelfs nit naam der wielrijders is daarover met instemming geschreven en aan die zijde is reeds een stem opgegaan om het ontwerp bij request te steunen vanwege den Alge meen Nederlandschen Wielrijdersbond. Nu dan ook eenmaal den 19 en November 1895, de Tweede kamer, door aanneming van het amendement der heeren Rutgers van Rozenburg, De Savornin Lobman, Haffmans, Ferf en Hartogb, met 64 tegen 32 stemmen besliste dat dit nieuwe rijmiddel onder de grondslagen voor de personeele belasting zou worden opgenomen, restte de regeering niet anders dan een voorstel tot zulk eene regeling te doen. „Ten ware zij" zooals het in de memorie van toelichting luidt „van oordeel mocht zijn, dat gewichtige redenen daartegen pleiten, waaruit dan het voorstel zou moeten volgen om door royee ring van de bedoelde bepalingen die ver plichting te doen ophouden." „Of het beter is eene rijwielbelasting als zelfstandig middel in te voeren dan wel van iedere heffing wegens het bezit of gebruik van rijwielen af te zien, is eene vraag die de regeering alleen in dat geval zon hebben bezig te houden. Haar uitgangspunt werd aangewezen door het dnidelijk voorschrift der wet; allereerst had zij onbevoordeeld te onderzoeken of dit voorschrift zonder ernstige bezwaren kan worden nageleefd, ja dan neen." Die vraag nu wordt door de regeering in bevestigenden zin beantwoord. Dat blijkt wel uit haar voorstel. Doch ook dat zegt de minister Pierson uitdrukkelijk in zijne memorie „hiermede zij niet gezegd, dat de bedenkingen, vroeger tegen opneming der rijwielen in de personeele belasting geopperd, ongegrond zouden zijn, maar we) dat deze bezwaren zijn te verminderen of te ontgaan." Uit deze tirade zon men eigenlijk opmaken, dat de minister zich niet gebeel en al ver eenigen kan met de vroeger gevallen beslis sing; en liever een gebeel afzonderlijke rijwielbelasting in het leven had geroepen of wel niet geroepen. Hoe de tegenwoordige kamer nu over deze kwestie denkt, zal spoedig genoeg blijken, wanneer zij haar oordeel zal uit spreken over deze derde poging om die materie te regelen. I it Novelleuit het Jhtitach. TAN BIANCA BOBERTAG. Eerst hebben de bovengenoemde vijf kamerleden getracht uitvoering te geven aan de bepaling, op hun initiatief in de wet op de personeele belasting gebracht. Zij stelden voor 3 per enkel, 5 per dubbel rijwiel te en en de belasting tot op de helft te ver minderen, wanneer er twee jaren lang voor betzelfde wiel was betaald. Dit voorstel kon de goedkeuring niet weg dragen van kamer en minister. Toen beproefde in de tweede plaats, den Hen September 1896, minister Sprenger van Eyk zelf om eene afzonderlijke rijwielbelas- ting in te voeren en de bewuste bepaling in de wet op het personeel zoo wat te éear- teeren. Hij wenschte per jaar 3 te heften en 1.50 per half jaar. Zoover is het nooit gekomen. Verder dan tot een onderzoek in de afdeelingen der kamer heeft het ontwerp het niet gebracht. Een memorie van antwoord op het voorloo- pig verslag is nooit verschenen. Maar vreemd was het zeker dat de minister Sprenger van Eyk ging reageeren op eene eenmaal door eeu en dezelfde kamer genomen beslissing. Bij hem wogen echter de bezwaren tegen eene persoonlijke belasting zoozeer, dat hij wilde heffen een zakelijke belasting. Thans de minister Pierson houdt zich stipter aan de eens gevallen beslissing stelt de regeering, zich plaatsende op het standpunt dat ds personeele belasting aan geeft, voor f 2 per enkel- en f 4 per dub bel rijwiel te heffen. Daarbij geeft hij ver schillende vrijstellingen en verminderingen aan. Hij doet dit echter, meenen wij uit de memorie van toelichting te mogen opmaken, niet van ganscher harte. En wij kunnen ons dit van zijn standpunt zeer goed be grijpen. Op een slechten boom een nieuwe loot te enten, kan voor een goed tuinman nooit eene aangename bezigheid zijn. Voor minister Pierson is de wet op de personeele belasting van zijn voorganger alles behalve sympathiek. En nu gelooven wij dat het hem zelfs niet onwelgevallig zijn zou, wanneer in de kamer stemmen opgingen om die bepaliDg veer te lichten uit de wet op de perso neele belasting en de drang daartoe niet zoo heel sterk behoeft te zijn om den mi nister tot een stap in die richting te be wegen. Of die drang te wachten is in deze kamer, die uit zoovele andere bestanddeelen be staat dan die van 1895? Wij weten het natuurlijk niet; maarzoo- in ons daarover niet verbazen. In beginsel zjjn wij voor znlk een belas ting, zoolang ons geheel belastingstelsel niets meer is en blijft dan een lappende ken maar dié te nemen als een der grond slagen voor de personeele belasting, een belasting, die toch al zoo gebrekkig is, komt ons vooral bedenkelijk voor, omdat de N. B. Crt wees daarop ook nadrukkelijk VII. Het nichtje van den kastelein scheen voor allerlei werk gebruikt te worden en alles te verstaan. Nu zag men haar planten, dan hielp zij de kinderen aan hun schoolwerk, dan stond zij aan de waschtobbe, dan tapte zij bier af, van daag was zij op de bleek, morgen op het aardappelveld. Zij voerde het vee, sleep messen bakte koek, bediende de gasten, waschte de vaten, streek en schreef handelsbrieven. Alles zonder drukte, vriendelijk, vlug, doch zonder overijling, zonder grootspraak en zonder blozen, wanneer Koenraad haar bij het een of ander grof werk, met korte rokken en bloote armen zag. Hij begon te vermoeden, hoeveel waarde een werk zame vrouw voor het ontwikkelings leven heeft en hoe een trotsch, half bewust besef daarvan haar voldoening geeft. Ernestine's bescheidenheid bleef altijd roerend, de diepe ootmoed waarmede de hoogere kundigheden haar vervulden, haar verlangen om daar iets van te begrijpen; een inzicht te krijgen in gemeenten en provinciën daarop opcenten kunnen beffen. Terecht schreef dit blad: „Die opcenten. Dit is van den aauvang af onzo groote grief tegen het nn weder voorgedragen stelsel geweest. De groote ongelijkheid, die daar door ontstaat tusschen wielrijders en wiel rijders over het lacd. Of een gemeente hooge opcenten heft op bet Personeel, dan wel door andere belas'ingen in hare behoef ten voorziet, hangt af van allerlei omstan digheden, welke met dit onderwerp niets te maken hebben. In sommige gemeenten zijn de opcenten, de provinciale mede daaronder begrepen, wel tot 100 opgevoerd en zal dus de honder van een rijwiel belast zijn, in schijn met f 2, in werkelijkheid met 4; wat voor gezinnen, waarin eenige rijwielen gehouden worden, een verschil van betee- is is. De fout is deze, zooalB prof. d'Aulnis het indertijd zoo juist uitdrukte, het Personeel bedoelt de ingezetenen te be lasten naar den uiterlijken staat, dien zij voerenmaar het houden van een rywiel heeft met dien staat niets te maken. Ed daarom komt hier het opcenten-stelsel zoo slecht uit". Dit bezwaar geldt een caïdinaal punt, waarop wel degelijk de volle aandacht ge vestigd mag worden. En dit ontgaat men door eene afzonderlijke rijwielbelasting. Is er nu eene bepaling te maken, waarbij het heffen van opcenten op den zesden grond slag, waarnaar personeele belasting mag worden gehevea, te verbieden, dan wordt die moeilijkheid voorkomen, maar tegelijker tijd maakt men van de wet van 16 April 1896 (S. 72) nog meer broddelwerk en moet óf deze óf art. 240 der gemeentewet worden gewijzigd. Overigens munt het ontwerp van den heer Pierson uit door zijo eenvoud in heffing en toepassing. Soms komt ons eene enkele bepaling zelfs al te eenvoudig voor. Zoo deze waarbij wordt aangegeven wie belasting moet betalen. Het heet nl.„De belasting wordt gehe ven wegens het honden hier te lande van rijwielen, die op den openbaren weg worden bereden". En daarop volgt dan„Wie langer dan eene week over een rijwiel van een ander beschikt, onverschillig of dit al dan. niet steeds hetzelfde is, wordt te dier zake geacht een rijwiel te houden". De vraag is nu maar: wanneer begint die week De memorie van toelichting geeft in deze geen licht. Daarin lezen wij alleen: „De personen, met de uitvoering der wet belast, kunnen bezwaarlijk onderzoeken krachtens welk recht iemand over een rijwiel beschikt. Üe bepaling is dus noodig om mogeiijke uitvluchten te verijdelen. „Overigens komt het ook werkelijk voor, dat rijwielen anders dan tot kortstondig gebruik in huur of ter leen worden ontvangen. „In tegenstelling met art. 26, waar ge sproken wordt van de beschikking hebbenis hier het woord beschikken gebezigd, omdat eerstgemtlde uitdrukking doet denken aan een recht om te beschikken, hetwelk in dit geval niet licht zou zijn te bewijzen. „Het spreekt wel vanzelf, dat beschikken hier niet de beteekenis van gebruiken kan hebben; de bepaling zou dan iets onder stellen dat onbestaanbaar is. De beteekenis van het woord is te omschrijven matnaar welgevallen handelen, zich gedragen alsof men den eigenaar wasdat wil zeggen, dat men het rijwiel gebruikt als men wil en het anders laat op de plaats, die men daarvoor heeft bestemd." In den nu aangegeven zin kan menigeen zich het recht verschaffen om over een rijwiel te beschikken gedurende een paar dagen in de week en dan dat recht weer overdoen aan een ander. Is dan geen van beide belastingplichtig Op het ontduiken van belastingen ismen nog al vindingrijk. De minister wil verder den oeconomiBchcn toestand van den gebruiker als maatstaf aannemen voor vrijstellingen of vermindering, teneinde den mingegoeden in deze te gemoet te komen. Hij stelt nl. voor de heffing evenredig te verminderen met het oog op de verminderingen, by het personeel voor de belasting op de hunrwaarde vastgesteld. Een loffelijk pogen voorwaar! Maar hoe dan met hen die, zooals werk lieden die by anderen in den kost zijo en een rijwiel hebben om naar hun werk te gaan Zou het niet goed zijn onder het bepaalde bij litt. b van art. 312? van het ontwerp een voorschrift op te nemon, waarbij van zulke personen ook Bleeh'.s f 1 belasting wordt geheven. Op deze wijze wordt aan een groot be zwaar tegemoet gekomen. Overigens heeft de nn voorgestelde rege ling veel goeds en munt zij nit boven de twee vorige pogingen, in die richting gedaan. Wij zien echter met belangstelling nit uaar eene beslissing der Tweede kamer in deze en durven ons nog niet wagen aan eene voorspelling wat het lot van het ontwerp zijn zal. UIT STAD EN PROVINCIE. Tot eersten klerk ter Provinciale griffie van Zeeland, zijn door Gedeputeerde staten, in alphabetische volgorde, benoemd de heeren G. C. Dalman te Lemmer en A, J. van Lnijk te Stad-Almelo. De heer A. B. ter Haar Romenij, predi kant bij de Ned.Herv. gemeente alhier, heeft voor het beroep naar Utrecht bedankt. Te Aagtekerke hadden Vrijdag twee echtparen nit den werkenden stand op een leef tijd van 85 jaar het voorrecht hun 55 jarige echtvereeniging te vieren. Toen de jubilaris- ontwaakten, vonden zij hunne woning met groen en bloemen versierd en tijdens den gan schen dag ontvingen zij bewijzen van belang stelling van hunne mede-ingezetenen. De le-luit. G. van Dijk van het 3e regt. dingen die boven haar stonden, trof hem altijd. Met welk een innige bewondering zag zij naar hem op wanneer hij, als zij een kwar tiertje vrij had, over zijne studies en zijne plannen voor de toekomst praatte, hoe schit terden hare oogen en wat werd zij treurig als zij begreep dat alles wat zij hoorde slechts losse indrukken bleven, waarvan zij den samenhang niet vatte. Dan kwam al het droomerige, het smachtende van haar aard te voorschijn, haar dorst naar kennis en inzicht, misschien de vrucht van hare Gartenlwbe-lwtvMT, of van de hemel weet wat. Hij zocht haar uit te leggen, dat ook het kleine, het beknopte schoon kan zijn, omdat het onverbroken is en daarom verrukking en ontzag inboezemt. Dat begreep zij niet. Zij bewonderde het grootsche, het breede en voelde onbewust zijn overwicht. Daarmee kwamen zij onverhoeds in de vertrouwelijke verhouding van leeraar en leerling, van geven en nemen, van zoeken en bevredigen, dat zoo streelend is, zooveel buigzamer dan kameraadschap, dan het schouder aan schouder gaan, en waarbij zoo licht teedere gevoelens insluipen. Eens na zulk een gesprek, voelden zij zich eenigszins beklemd, ontweken eikaars blikken en de vol gende dagen vermeed zij hem te ontmoeten. „Gij gaat mij uit den weg, Ernestine", zei hij eindelijk. „Ja, dat doe ik". -Waarom?" „Er wordt hier in huis al gebabbeld dat ik te veel met n praat". „Hoe dwaas!" Zij wierp hem een vluchtigen blik toe, zon der iets te zeggen. „Dus mag ik niet hopen, dat gij mij het plekje wijst waar mijn Hedysarum obscurum groeit „Ik zal het u halen en goed met de wor tels uittrekken. Vandaag nog. Maar voor van middag zes uur is het mij niet mogelijk". Hij deed de deur voor haar open, daar zij een blad droeg en liet haar door. Dus die kleinsteedsche luidjes begonnen al te babbelenEn er was toch niets onscbul- digers dan hunne gesprekken, maar die men- scben hebben natuurlijk geen oogen voor de eenvoudige schoonheid van dat meisje, noch voor de diepte van haar gemoed en als iemand zich tot haar aangetrokken voelde, kon dit alleen uit liefde zijnmaar hij voelde zich daar geheel vrij van. Haar ontbreekt toch iets, het friaaclie^bekoorlijke, het bepaald vrouwelijke. Een schilder zou haar hebben kuanen afbeelden als een engel des Heeren. Een oogenblik was die beklemdheid tusschen hen geweest die och gekheid! dat was de stemming der avondschemering geweest, het gegons der krekels, een opwindend gesprek. Anders was hun omgang immers doodkalm 's Avonds om zes uur nam hij zijn hoed en wandelde naar het dnivelstuintje, kreeg eens inf. is overgeplaatst bij het algemeen depót van discipline te Vlissingen. Bij de stemming voor een lid van den gemeenteraad te 's-Heer Arendskerke waren Vrijdag uitgebracht 280 stemmen, waar van 13 van onwaarde. De heer J. Dekker (antirevolutionnair) ver kreeg er 135 en de heer D. Vermet (liberaal) 132; zoodat eerstgenoemde is gekozen. Voor eenige jaren heeft men te Waarde aan den dijk achter de palissaden twee groote levende schildpadden gevonden, men slachtte de dieren toen en bereidde er een lekker maal van. Voor omtrent veertien dagen is aan den dijk aldaar weer een schildpad doch nu minder groot gevonden. Deze schildpad is door een ingezetene van den vinder gekocht en wordt in een vijver in het leven gehouden. Naar men ons uit Bath meldt, is Woens dag jl. een sloep, met 2 Belgische personen bemand, bestemd om inkomende zeeschepen voor Antwerpen op te wachten, in 't naauw van Bath door een hevigen wind, omver ge slagen. Beide personen zijn verdronken. De sloep met mast en zeil schijnt te Waarde te zijn aangedreven. Door Ingelanden van den polder Nieuw Noord-Beveland is besloten tot dyksverhooging tusschen de nommerpalen 02. Goedgekeurd werd de aankoop van grond tot het leggen van eene inlaagkade. Deze grond behoort aan den heer E. C. Crépy en werd gekocht tegen f 800 de H.A. Te Ossenisse is Dondernacht een land- bouwschuur met al wat er in was door brand vernield. De oorzaak is onbekend en alles is verzekerd. Ter gelegenheid van het feit, dat een der gezellen ter drukkerij van den heer P. J. van de Sande te Ter neuzen, D. P. Stoffels, zijn 25jarigen diensttijd herdacht, was Donderdag de werkplaats feestelijk versierd en werd de jubilaris gehuldigd voor zijn ijver en plichts betrachting. Zijn patroon schonk hem een fraaie pendule en de gezellen een met zilver gemonteerd rookstel. Het fanfarengezelschap Apollo, waarvan Stoffels werkend lid is, bracht hem een serenade. De stoomtrammaatschappij Breskens— Maldeghem maakte over het dienstjaar 1897 een totale winst van f 40420.14', waarvan na onderscheidene afschrijvingen f 22000 ter ver deeling aan aandeelhouders overblijft, wat maakt 4% van het maatschappelijk kapitaal en 60% van het restant ad f 10.000. De tantièmes zullen f 4000 bedragen. De opbrengst van het personenvervoer was hooger dan in 1896; het getal reizigers steeg met 953, terwijl ook het goederenvervoer toenam. Tot gemeentegeneesheer te Breskens is benoemd de heer dr L. L. Plantenga, thans ta St. Philipslandde infunctietreding is uiterlijk op 1 September a. bepaald. De raad van Oostburg besloot Vrijdag tot wijziging der verordening op de heffing van staangelden op de kermis en op marktdagen. Voor alle tenten, kramen, uitstallingen enz. op de kermis van 1 tot 25 Ms oppervlakte zaj voortaan moeten worden betaald een staangeld van 0.10 per M:voor alle tenten of uitstal lingen etc. van 26 M® tot 50 M® oppervlakte klaps lust om een tweede Drosera te zoeken en te zien of er in dien grond ook Edelweis groeide. „Zoek het 1" Hij zou net zoo lang zoeken totdat hij het vond. Hij begon dus af te daleneen zoete, geurige lucht woei hem tegen. Het was warm en zonnig en overal gonsden en vlogen insecten om hem heen. Bloeiende braamstruiken, waaraan nooit een vrucht rijpte, slingerden zich over de steenen gras en thym, hanekammen en anemonen groeiden welig op den grondde helling werd steeds steiler, eensklaps blonk er iets blauws tusschen het gras, het mos en de rotsen. Dat was de plek waar het Hedgsarum stond. Maar hij ging het niet halen hij bleef op het eras liggen en wachtte. De hemel boven zijn hoofd helder en boven den top van den Brun- nenberg blonk een rooskleurig lichthet denne- bosch aan zijne voeten was donkerblauw en er lag een zacht waas over de bergen in de verte. Overal om hem heen heerschte volslagen stilte. Hij genoot er van, dat hij niets hoorde van het stadsgewoel, niet herinnerd werd aan al zijn kleine beslommeringen, en zelfs de groote levensvragenreizen, wetenschappelijke loop baan, politiek en wat dies meer zij, dat alles lag ver achter hem en ook dat anderedie dwaze ingenomenheid met de rijke erfgename, die was hij heel te boven. Niets dan reinheidfrischheid, klaarheid, vrede in en om hem 1 Nog nooit in zijn leveti had by zich zoo prettig gevoeld. Waarom Zou hij dus maar vier weken hief blijven? Die eerste anderhalve week was zoo gauw voorbij gegaan bij kon twee maanden hier zijn en op zijn gemak zijn boek afmaken. Niets doen dan ademen, leven, bergen klim men, schrijven en de wereld vergeten. En altijd die rust genieten, ronddolen in deze wildernis, met hare enge passen, hare brui sende watervallen, luisteren naar de geheimen welke deze woeste natuur alleen aan het oplet tend oor openbaartW ant nu was zy hem niet meer vreemd, nu genoot hij met voile teugen van al hare wonderen, nu voelde hij zich hier meer thuis dan in zijne enge woonkamer. Maar haar adem is bedwelmd en wie haar eens in gedronken heeft dorst er hoe langer hoe meer naar. Zoo ontstond er in zijn hart een onbestemd koortsachtig verlangen, dat hem knorrig op zich zelf maakte. Wat zijn de minuten kort in het leven, waarin de ziel niet Yoor- noch ach terwaarts ziet, waarin zij zich vergenoegt met het tegenwoordige; gelukkig is niet een planten leven Onbewust draagt men steeds bet ver langen naar iets anders in zich. Waarom had zij hem niet bemind? Waarom moest zij een afgezaagde intrige op touw zetteD, waarvan de uitkomst zeer twij felachtig was. Hy beminde haar misschien toen nog niet, maar zeker zou hij haar zeer lief

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1