MIDDELBLIRGSCHE CCIUKANT.
N°. 52.
141e Jaargang.
1898.
Donderdag
3 Maart.
Middelburg 2 Maart.
FEUILLETON.
EEN ZOMERSPROOKJE.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
T hermometer
Middelburg 2 Maart 8 u. vm. 38 gr. 12 u 46 gr.,
av. 4 u. 42 gr. F. Verw. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel*
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te u"'
Bg deze courant behoort een Bijvoegsel.
Overdrijving.
Het Vtr. Dagblad wijdt aan onze jongste
opmerkingen over niet-deelneming aan de Pa-
rijsche tentoonstelling in 1900 een hoofdopstel,
waarin het onze meening tracht te weerleggen.
Het geschiedt op dezelfde gronden, als reeds
in verschillende ingezonden stukken in andere
bladen, o. a. in Het Vad., werd gedaan.
Wij hebben allen eerbied voor de gevoelens
van anderen op dit punt, en dns ook voor
onzen Utrechtschen collega; maar zijn toch
nog niet bekeerd.
Op dit punt staan wij geheel aan de zijde
der redactie van genoemd Haagsch blad, die
heden, onder bovenstaand opschrift, schrijft:
„Tot viermalen toe ontvingen wij een inge
zonden stuk, waarin onze industrieelen worden
aangemaand niet aan de Parijsche tentoonstel
ling deel te nemen. Ook zou, volgens een
onzer Amsterdamsche correspondenten, een
clubje heeren in de hoofdstad bezig zijn zulk
een beweging op touw te zetten.
Wij begrijpen de eerbiedwaardige gevoelens,
waaraan men bij dit streven gehoor geeft.
Toch aan deze campagne wenschen wij niet
mee te doen.
Het gaat te ver te beweren, dat er geen
rechtszekerheid meer in Frankrijk zou bestaan.
Wanneer de publieke opinie thans van het
spoor geleid is, is het omdat twee bij den
Franschmah zeer gevoelige snaren zijn aange
roerd de eerbied vooï het leger en de vrees
voor verraad. De Fransche geschiedenis biedt
tallooze voorbeelden aan, dat dit over 't geheel
edelmoedige en rechtvaardige volk licht opge
zweept werdt tot daden van willekeur, onver
draagzaamheid en onmenschelijkheid en blind
wordt voor de eischen van het recht, wanneer
het vermoeden is opgewekt, dat men de eer
van 't leger te na komt of dat verraad aan het
buitenland in het spel is. In znlke gevallen
is men in strafzaken van het recht niet zeker,
hetzij een krijgsraad, waarin'geen enkel jurist
zitting heeft en die angstvallig de machtheb
benden naar de oogen ziet, vonnis heett te
strijken, hetzij een onverantwoordelijke jury,
die niet het recht kent maar de publieke opinie
weerspiegelt, over schuldig of onschuldig uit
spraak heeft te doen. Maar nimmer is geble
ken, dat, als de hartstochten niet in beweging
werden gebracht, de rechtsbedeeling in Frank
rijk minder deugdelijk of onpartijdig is dan in
andere landen. En zeer zeker verdient de
burgerlijke rechtspraak, waaraan men toch het
eerst denkt, als men tegen inzendingen opeen
tentoonstelling om mogelijk daaruit voortsprui
tende kwesties waarschuwt, deze blaam in
geenen deele.
Wil men nu, minder omdat men de Fran
sche rechtspraak niet vertrouwt, maar meer
uit verontwaardiging over de houding van re
geering en publiek, de industrieelen opwekken
om zich van de expositie van 1900 verre te
honden, dan heeft toch deze beweging een ern
stige schaduwzijde. Het is wiskunstig zeker,
dat zij slechts op beperkte schaal succes zal
hebben. Er zijn tal van volken, die
B. Novelleuit het Duitsch.
vak
BIANCA BOBERTAG.
staande het gebeurde, al ware het maar kracht-
tena verwantschap, groote sympathie voor het
Franschevoik koesteren en die stellig niet zul
len wegblijven. Ook zijn er in alle volken tal
van industrieelen en handelaars, die over
tuigd, dat in die kringen van het Fransche
volk, die geen straatrumoer makenen niet aan
politiek doen, die niets liever wenschen dan te
arbeiden en rustig te leven, de tegenwoordige
agitatie slechts geringen weerklank vindt,
geen reden zien aan een vreedzamen wedstrijd
op 't gebied van handel en industrie met dat
volk niet mede te doen. Wanneer men er nu al
in slaagde een deel der industrieele wereld of
zelfs enkele geheele volken over te halen in
1900 Parijs te schuwen, de luister der tentoon
stelling zou er niet merkbaar onder leiden en
alleen de afwezigen zouden er de schade van
ondervinden. Men gaat toch immers niet voor
Frankrijks genoegen, maar om eigen leering,
nut en voordeel ter expositie op.
Al mag het heel edelmoedig klinken, dat
voor zedelijke verontwaardiging elk ander mor'
tief moet wijken, laten wij bedenken, dat
elk volk zijn zwakheden heeft en zijn gebreken.
En in het Fransche volk zelf zijn er velen, die
even verontwaardigd zijn als het buitenland over
het-ellendige spel, dat met waarheid en recht
wordt gedreven, f) Dan, de tijd is een heel
meester in menig opzicht, Men kan er zeker van
zijn, dat in 1900 èn de agitatie in Frankrijk èn
de ergernis van Europa merkbaar zullen zijn
afgekoeld. Wie weet ook, of dan niet een
andere regeering aan het roer is, en of niet in
de zaak, waarover men thans verontwaardigd
is, een gelukkige wending is gekomen.
En dan zullen velen, die nu zoo dapper
Par ij 8 willen boycotten, een snoepreisje naar
de tentoonstelling maken, en dan zullen vele
industrieelen, die zich hebben laten overhalen
de expositie te mijden, uitroepenhoe dom
zijn wij geweest!
Wil men werkelijk een anti-Fransche demon
stratie, laat men dan een petitie op touw zetten
aan regeering en kamers, om elk crediet voor
de tentoonstelling to weigeren en de regeerings-
commissie te ontbinden. Maar zou men daarmee
succes hebben?"
A go n te n.
Te 'sGravenbageDe Gebk. Bei,inpakte; te
AmsterdamA. i>e La Mar Azn.
IV.
Wat was. de nevel intusschen dichte/ ge
Wötden! Op eens zag hij zich als.ingesloten
tüsschen de wolken, die uit de diepte -schenen
op te stijgen. Er viel niet aan té dénken om
verder af te dalen en hij moest maar zien dat
hij weer heelhuids naar boven kwam. Het
kleine beekje diende hem tot wegwijzer, maar
toch was het pad moeilijk te vinden en hij
was zeer bevreesd verkeerd te loopen. Hij
doolde vrij lang rond, gleed na en dan weer
naar beneden en zag zich plotseling verhin
derd om verder te gaan, door een pijn-
boomen struikgewas, zoodat hij geheel van
richting moest veranderen totdat eensklaps
de Bergtnühle onverwachts voor hem verrees
Doornat ging hij naar binnen en vond in
de gang de nicht van den kastelein bezig met
boter karnen. Hij zei haar goeden morgen en
vroeg of zij in haar alkoof beter geslapen had
dan hij in haar kamer.
„Heeft dé dokter dan slecht geslapen
Met betrekking tot deze laatste opmerking
wenschen wij te herinneren, dat, naar wij reeds
vóór eenige dagen zeiden, er alleen plaats is voor
een individueel, niet voor een officieel optreden.
Wij gaven daarom als gepaste manifestatie
aan het ontslag nemen als lid der tentoonstel
lingscommissie en het terugzenden van Fransche
ridderorden, wat de redactie van het Utr.Dbld
zeer toejuicht.
Dat ook anderen het daarmede eens zijn,
blijkt uit een bericht in de N. Gr. Crt. dat
prof. dr G. Heymans, lid van de regelings
commissie voor het internationale psychologen-
j Het Utr. Dbld. wijst er wel op dat het
inzenden op tal van tentoonstellingen geen
voordeel opleverde; maar, naar onze meening,
was dit een gevolg van de zoo kort op elkaar
volgende exposities, die niet zoo uitgebreid zijn
als de Parijsche wereldtentoonstellingen. Deze
hebben slechts om de zooveel, gewoonlijk om
de elf, jaren plaats en blijven altijd groote
aantrekkelijkheid behouden. Red.
f) Men denke om het intellect dat getuige
nis aflegt van betere gevoelens. Red.
congres te Parijs, aan den voorzitter dier com
missie, den Fransclien oud-minister-president
Ribot, medegedeeld heeft, ontslag te nemen
als lid dier commissie, omdat hij geene beleefd
heden van de Fransche regeering wenscht aan
te nemen met het oog op hare houding in de
zaak-Dreyfuss.
Siecbts op éen punt zijn wij het met Het
Vad. geheel oneens, en wel daar waar het
blad over de onverantwoordelijke jury schrijft^
Het „Ja" van de jury op de concrete vraag
of Zola den krijgsraad had gesmaad, is, ge-
looven wij, niet zoo te veroordeelen. De blaam
van alle vrije mannen mag niet der jury, maar
wel het hof en den advocaat-generaal treffen.
In de rechtsverkrachting en de partijdigheid
van die zijde ligt de meest bedenkelijke
kant van de zaak, vooral omdat er bij de
rechterlijke macht geen plaats mag zijn voor
de „hartstocht", door Het Vad. als verzachtende
omstandigheid aangevoerd.
Anti-dienstvervanglngbond.
Het hoofdbestuur van dien bond, waarvan
o. a. lid is de heer Herm an Snijders te Mid
delburg, heeft aan de Tweede kamer een
adres gezonden, waarin bet te kennen geeft:
dat die Bond met bijzondere belangstelling
heeft kennis genomen van het wetsontwerp,
strekkende om de bevoegdheid tot dienstver-
vanging bij de militie af te schaffen
dat hij, rekening houdende met de lijdens
geschiedenis van het defensie-vraagstuk, met
instemming heeft gezien, dat het wetsontweip
geen andere wijzigingen bevat dan die, noodig
ter bereiking van het doel, dat de regeering
zich voorstelthet vaststellen en in toepassing
brengen van het beginsel van den verplichten
persoonlijken dienstomdat daardoor de moge
lijkheid eener snelle afdoening wordt vergroot
dat hij het overbodig acht thans opnieuw de
noodzakelijkheid aan te toonen van de invoe
ring van den persoonlijken dienstplicht; dit
toch werd reeds door den anti-dienstvervan-
gingbond sinds bijna 25 jaren door woord en
geschrift, ook in adressen aan de volksverte
genwoordiging, herhaaldelijk gedaan en ge
schiedde ook buiten den Bond door tal van
kundige en ter zake erkend bevoegde perso
nen; bovendien wordt die noodzakelijkheid uit
een militair, maatschappelijk en nationaal oog
punt door de regeering in hare Memorie van
Toelichting op het wetsontwerp duidelijk in
het licht gesteld, zoodat mag worden verwacht
en aangenomen, dat daaromtrent bij u eene
gevestigde overtuiging zal bestaan
dat overigens door de uiterst milde bepalin
gen, die in het wetsontwerp zijn opgenomen
omtrent wijze van dienen, ontheffing van dienst,
bevoegdheid tot ruiling van nummer voor hen
die voor het blijvend gedeelte zijn aangewezen,
en vrijheid tot verblijf in het buitenland en in
Indië, aan de van verschillende zijden geop
perde bezwaren zoo ruim mogelijk is te ge-
vroeg zij bezorgd.
„Gij weet dat een eerste voorwaarde van
goed te slapen een goed geweten isdat hoofd
kussen ontbrak mij echter by de gedachte dat
ik u verdreven had. Maar neen, ik wil mij
niet beter maken dan ik benvan 12 uur af
heb ik heerlgk geslapen en als gij eenig
ongerief door mijn hier zijn hebt, moet gij
maar denken, dat gij het ter wille van de
wetenschap lijdt."
Ernestine zag hem lachend aan. Hij had
zoo'n aardige manier van spreken, die lange,
magere man, en hij was nietB indringend,
zooals vele andere toeristen.
„Slaap maar altijd gerust en bekommer
u niet om mij", zei zij, „ik heb overdag zooveel
te doen, dat ik dadelijk in slaap val en aan
geen wetenschap behoef te denken."
„Des te beter, maar staat gij mij toe dat
ik een beetje beweging maak ik ben wat
koud geworden. Wees zoo goed en breng
mijn botanisseertrommel en mijn overjas naar
binnen, dan zal ik intusschen met mannen
kracht uw werk voortzetten."
Ernestine gaf hem lachend den karnstok
over, zy kende dat reeds; stadsheerenvoelden
altgd een onwèderstaanbare behoefte om eens
hout te hakken, of een zak over te dragen, of
te karnen. Zij deed dus zijn zin, nam zijn
goed, beval hem aan heel gelijkmatig te
I draaien en opende werktuigeiyk zyn planten-
I doos.
dat naar de meening van den bond de regee
ring onbetwistbaar in het belang van het va
derland handelde door dit ontwerp, waarvoor
al sinds lang alle gegevens voorhanden waren,
te doen voorafgaan aan alle andere, die door
haar zullen worden aangeboden en wel omdat
afdoende verbetering van onze levende strijd
krachten een langer uitstel niet gedoogt
voor eene afdoende verbetering met een mini
mum van lasten en kosten de invoering van den
persoonlijken dienstplicht noodzakelijk is;
dat het dan ook naar zijn gevoelen niet in
's lands belang zou zgn om in breedvoerige
besprekingen te treden over voorrang en urgen
tie, nu het wetsontwerp ter behandeling gereed
is en, zonder opzettelijke vertraging, de afdoe
ning der zaak zeker minder tyd zal vorderen
dan er noodig zou zijn om betreffende voor
rang en urgentie tot overeenstemming te
komen
dat het hoofdbestuur op grond van al het
aangevoerde dan ook vermeent, zonder onbe
scheidenheid tot u te mogen komen met het
eerbiedig, maar hoogst ernstig verzoek dit
wetsontwerp te willen behandelen en, in hoofd
zaak ongewijzigd, te willen aannemen, opdat,
in overeenstemming met het voorstel van de
regeering, het tijdstip van in werking treding
der wet zóó worden vastgesteld, dat onze ge-
eerbiedigde Koningin bg de aanvaarding van
het bewind ten volle overtuigd zal kunnen zijn
dat de troon van Haar en Hare Doorluchtige
Voorvaderen niet alleen wordt geschraagd door
de liefde en de verknochtheid harer onderdanen,
maar ook weldra tegen elke aanranding van
buiten zal zijn beschermd door eene weerbaar
heid, die op deugdelijken grondslag berust.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Ter openbare civiele zitting der Arron-
dissement8-Reclitbank te Middelburg is lieden
de heer mr J. J. Heijse, wonende alhier, als
advocaat en procureur beëedigd.
De le luit. G. C. Grefe, van het 4e regt.
inf. te Gouda, is overgeplaatst bij het alg.
depot van discipline te Vlissingen.
Zooals nog in een groot deel der oplaag
van ons vorig nommer is medegedeeld, werd
Dinsdag tot lid van den raad van Veere
Dzen de lieeren C. Maas (A.) met G4 van de
122 geldige uitgebrachte stemmen.
Op den heer L. de Nood (L.) waren 58 stem
men uitgebracht. Twee biljetten werden van
onwaarde verklaard.
„Lieve hemel! Gij zijt toch niet in het
duivelstuintje geweest? Wel zeker!"
„Waarom wel zekerEn waarom lieve
hemel
„Omdat dat goed, dat gij hier hebt,
alleen daar groeit en omdat gy bg dien nevel
wel tienmaal uw hals hadt kunnen breken."
„Onkruid vergaat niet", zei hij vroolijk.
Hij vond het karnen heerlijk.
„Onkruidherhaalde zij. „Is dat niet
uw vak?"
„Dat onkruid Jawel 1"
„Botanie heet het, geloof ik."
„Zoo noemt men het. Een mooi vak
niet waar, onkruid te verzamelen?"
„Eigenlijk moest gij niets onkruid noe
men. Ik meen ik dacht het is misschien
dom maar ik dacht dat voor de weten
schap, zooals gij zegt, het eene kruid net als
het andere was", zei zij blozende.
Koenraad liet den karnstok los en zag haar
verbaasd aan. Welk een verlicht gezichtspunt
van zoo'n natuurkind„Gij hebt gelijk 1" zei hij.
„En dus is om zoo te zeggen ook
zoo'n mensch onkruid- Nu ja, de slechten, de
schadelijken, dat is weer wat anders. Men kan
van zoo'n brandnetel op de eene wijze zeggen
het is onkruid, en op de andere wijze het is
het niet en zoo is het ook met de menschen.
De slechten zgn het onkruid voor God zyn
we echter allen gelijk en zoo'n geleerde
mynheer is nooit onkruid"*
Men schrijft ons uit Goes:
Dinsdag avond vergaderden, onder voorzit
terschap van den heer J. J. Ochtman, de leden
der vereeniging De Ambachtschool alhier.
De opkomst was niet grootmet het bestuur
waren er slechts 10 personen.
In het verslag van den secretaris wordt mel
ding gemaakt van eene poging om door het
verspreiden van circulaires meerdere belangstel
ling voor de school te wekken, waarvan het
resultaat wordt tegemoet gezien.
De rijks-snbsidie, groot f 2000, werd ook
over het afgeloopen jaar weder genoten.
Door het bestuur wordt verder de wensch
geuit dat, nu de grieven, die velen vroeger
tegen de school hadden, terzij gezet zgn, ook
van die zijde de belangstelling moge toenemen.
De ontvangsten over 1897 bedroegen f 5200.19
en de uitgaven f 4779.66, zoodat de rekening
sluit met een voordeelig saldo van f 420.48.
Hierbij dient echter te worden opgemerkt
dat het goed slot over 1896 ongeveer f 300
minder bedraagt dan dat over 1895, zoodat in
99 geen, of althans een zeer gering goed slot
te verwachten zal zijn.
„Denkt ge dat Kan men niet, al is men
geleerd, toch slecht zijn?"
„O, ja natuuriykzei zy en zag hem
vorschend aan.
—„Nu?"
„Nu ge ziet er niet naar uit, maar wat
weet ik van u Mijn grootmoeder zegt altijd
Kind, vertrouw evenmin den duivel als een
vreemden manwanneer gij er echter éen
vertrouwen wilt, doe het dan op het voor
plein, in den tuin, of in huis, waar andere
menschen om u heen loopen nooit in het
bosch of in de bergen, al heeft hij nog zoo'n
mooie jas aan. Grootmoeder heeft zeker veel
nare dingen beleefd als ze in de spleten en
bosacben rondliep, met haar mand op den
rug." Al pratende speelde zij met het deksel
van de doos en ontweek zgn blik. Hij zag
haar aan en zweeg gelukkig.
„Mij is nooit iets overkomen wanneer ik als
kind in de bergen liep. Ach! wat was ik toen dom!"
Zij lachte alweer. „Ik had van een deur ii
een rots gehoord; als men die vond, kon men
in een zaal vol schatten komen, waarvan men
zóóveel mocht mee nemen als men dragen kon.
Wat heb ik geloopen tus3chen de strui
ken en door grotten en kreupelhout
altijd om die deur te zoeken. En wordt men
eigenlijk ooit wijzer? Eigenlijk loopt men zijn
geheele leven rond en zoekt de deur, waar
achter de schatten liggen, en daarmede vergaat
de tyd. Tante zegt altyd dat ik wacht op den
De heer Ochtman verklaarde door drukke
bezigheden tot zijn leedwezen verplicht te wezen,
zijn taak als voorzitter en lid van het bestuur
neder te leggen.
De heeren Van der Bilt la Motthe en Ris-
seeuw brachten den heer Ochtman hartelijk
dank voor hetgeen hij in het belang der Am
bachtsschool heeft verricht.
Met algemeene stemmen werden als leden
van het bestuur herkozen of gekozen de heeren
Van der Bilt la Motthe, H. J. van Noppen en
0. C. Coomans, ingenieur.
Denzelfden avond werd ook eene algemeene
vergadering gehouden door de harmonie JSupho-
ia, waarop 23 leden tegenwoordig waren.
De voorzitter, de heer J. G. J. Kakebeeke,
sloeg een blik op het afgeloopen jaar en herin
nerde aan de viering van het tienjarig bestaan
der Harmonie door een goed geslaagd festival,
waaraan 23 muziek- en zanggezelschappen deel
namen. Niet alleen heeft dit feest een finan
cieel voordeel opgeleverd, maar ook heeft het
aanleiding gegeven tot de toetreding van een
drie en twintigtal werkende leden, waardoor
de krachten van het gezelschap zijn verdubbeld.
Spreker uitte de beste wenschen voor Eupho-
nia en haar wakkeren directeur en onder
directeur.
De rekening over 1897 word goedgekeurd
in ontvang op f 708.35s en in uitgaaf op
f 634.72', zoodat er een overschot is van f 73.63.
De twee aftredende bestuursleden, de heeren
J. G. J. Kakebeeke en P. A. Hufkens, werden
herbenoemd, respectievelijk met 22 en 21 van
de 23 stemmen. De herkozenen namen de
betrekking weer aan.
De begrooting voor 1898 werd in ontvang
en uitgaaf vastgesteld op f 613.63, met een
post voor onvoorzien van f 72.48.
Nadat de punten dor agenda afgehandeld
waren, dankte de voorzitter den onderdirecteur
den heer Mannhardt, voor diens voorbeelde-
looze toewijding by het bekwamen van de
leerlingen, waardoor velen in korten tijd de
repetities konden medemaken. De voorzitter
stelde voor den heer Mannbardt een gratificatie
van f 25 te schenken, waarmede de vergadering
zich onder applaus vereenigde.
Door een drukfout werd in het bericht der
vergadering van de afd. Heinkenszand van de
Landbouwmaatschappij in ons vorig nommer
gezegd dat de beer E. van den Bosch 15 jaar
zitting had in het bestuur. Geschreven was
25 jaar.
Blijkens te Gr o ede gedane waarnemin
gen bedroeg de neerslag in Februari jl. 64.7
mM. tegen 63.2 mM. in dezelfde maand van
1897. De wind was op 1 dag N., 5 dagen
N. W., 3 dagen W., 12 dagen Z. W., ldagZ.,
en 6 dagen N. O.
De hoogste barometerstand bedroeg den
llden 774 mM., de laagste den 21sten 745 mM.
de hoogste thermometerstand den 1 en 2, 48°
Fahr., de laagste den 21sten 32° Fahr., alles
'8 morgens te 8 uur.
Van verschillende correspondenten ontvan
gen wij nog steeds berichten omtrent feestelijk
heden in verband met de inhuldiging van onze
koningin. Nogmaals herhalen wij, dat die berich
ten, meest alle in hoofdzaak eenzelfde programma
behelzende, niet worden opgenomen. Alleen wat
nooit meer dag. Maar wat sta ik hief
nu te babbelen
- „Het is heel goed om naar te luistereö
en wat gij zegt is zeer waar".
„Die malle praat
„En hebt gij dan ook gemerkt dat mets
die deur wel eens vindt, maar dan ontbreekt
de tooverstaf, om haar te openen, of men
wist het juiste woord niet en men staat te
rammelen en te schudden en moet onverrich
ter zake verder gaan".
„Ik heb die deur nooit gevonden", zei zy
hoofdschuddend, „maar grootmoeder zegtwie
de deur vindt, dien groeit de tooverstaf in de
hand. O, die sprookjes 1 Het is allemaal on
zin, ze maken iemand maar dom".
„Maar niet waar", zei zg, haar werk
weer opvattende, „op de duivelsweide gaat
gy niet meer als er nevel is? Het gaat niet
aan, dat wij den naam krijgen van de men
schen daar een ongeluk te laten krijgen. En
men kan toch ook niet zoeken als men geen
tien pas voor zich uit kan zien."
Hij zocht in zijn trommel en zei„Ik heb
toch niet gevonden waar het mij liet meest
om te doen was. Men noemt het hier zoete
Spaansehe klaver; kent gij die
„O ja; dat goed ziet dat er uit ala
blauwe withe; dat is er genoeg, een beetje
zuidelijker, naar den reuzengrond toe. Zoo 1
Nu moet ik naar den kelder."
„Ik heb u zeker erg opgehouden. Dag,