MIDDELBLIRGSCHE CCIUKANT. N°. 52. 141e Jaargang. 1898. Donderdag 3 Maart. Middelburg 2 Maart. FEUILLETON. EEN ZOMERSPROOKJE. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. T hermometer Middelburg 2 Maart 8 u. vm. 38 gr. 12 u 46 gr., av. 4 u. 42 gr. F. Verw. W. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel* Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te u"' Bg deze courant behoort een Bijvoegsel. Overdrijving. Het Vtr. Dagblad wijdt aan onze jongste opmerkingen over niet-deelneming aan de Pa- rijsche tentoonstelling in 1900 een hoofdopstel, waarin het onze meening tracht te weerleggen. Het geschiedt op dezelfde gronden, als reeds in verschillende ingezonden stukken in andere bladen, o. a. in Het Vad., werd gedaan. Wij hebben allen eerbied voor de gevoelens van anderen op dit punt, en dns ook voor onzen Utrechtschen collega; maar zijn toch nog niet bekeerd. Op dit punt staan wij geheel aan de zijde der redactie van genoemd Haagsch blad, die heden, onder bovenstaand opschrift, schrijft: „Tot viermalen toe ontvingen wij een inge zonden stuk, waarin onze industrieelen worden aangemaand niet aan de Parijsche tentoonstel ling deel te nemen. Ook zou, volgens een onzer Amsterdamsche correspondenten, een clubje heeren in de hoofdstad bezig zijn zulk een beweging op touw te zetten. Wij begrijpen de eerbiedwaardige gevoelens, waaraan men bij dit streven gehoor geeft. Toch aan deze campagne wenschen wij niet mee te doen. Het gaat te ver te beweren, dat er geen rechtszekerheid meer in Frankrijk zou bestaan. Wanneer de publieke opinie thans van het spoor geleid is, is het omdat twee bij den Franschmah zeer gevoelige snaren zijn aange roerd de eerbied vooï het leger en de vrees voor verraad. De Fransche geschiedenis biedt tallooze voorbeelden aan, dat dit over 't geheel edelmoedige en rechtvaardige volk licht opge zweept werdt tot daden van willekeur, onver draagzaamheid en onmenschelijkheid en blind wordt voor de eischen van het recht, wanneer het vermoeden is opgewekt, dat men de eer van 't leger te na komt of dat verraad aan het buitenland in het spel is. In znlke gevallen is men in strafzaken van het recht niet zeker, hetzij een krijgsraad, waarin'geen enkel jurist zitting heeft en die angstvallig de machtheb benden naar de oogen ziet, vonnis heett te strijken, hetzij een onverantwoordelijke jury, die niet het recht kent maar de publieke opinie weerspiegelt, over schuldig of onschuldig uit spraak heeft te doen. Maar nimmer is geble ken, dat, als de hartstochten niet in beweging werden gebracht, de rechtsbedeeling in Frank rijk minder deugdelijk of onpartijdig is dan in andere landen. En zeer zeker verdient de burgerlijke rechtspraak, waaraan men toch het eerst denkt, als men tegen inzendingen opeen tentoonstelling om mogelijk daaruit voortsprui tende kwesties waarschuwt, deze blaam in geenen deele. Wil men nu, minder omdat men de Fran sche rechtspraak niet vertrouwt, maar meer uit verontwaardiging over de houding van re geering en publiek, de industrieelen opwekken om zich van de expositie van 1900 verre te honden, dan heeft toch deze beweging een ern stige schaduwzijde. Het is wiskunstig zeker, dat zij slechts op beperkte schaal succes zal hebben. Er zijn tal van volken, die B. Novelleuit het Duitsch. vak BIANCA BOBERTAG. staande het gebeurde, al ware het maar kracht- tena verwantschap, groote sympathie voor het Franschevoik koesteren en die stellig niet zul len wegblijven. Ook zijn er in alle volken tal van industrieelen en handelaars, die over tuigd, dat in die kringen van het Fransche volk, die geen straatrumoer makenen niet aan politiek doen, die niets liever wenschen dan te arbeiden en rustig te leven, de tegenwoordige agitatie slechts geringen weerklank vindt, geen reden zien aan een vreedzamen wedstrijd op 't gebied van handel en industrie met dat volk niet mede te doen. Wanneer men er nu al in slaagde een deel der industrieele wereld of zelfs enkele geheele volken over te halen in 1900 Parijs te schuwen, de luister der tentoon stelling zou er niet merkbaar onder leiden en alleen de afwezigen zouden er de schade van ondervinden. Men gaat toch immers niet voor Frankrijks genoegen, maar om eigen leering, nut en voordeel ter expositie op. Al mag het heel edelmoedig klinken, dat voor zedelijke verontwaardiging elk ander mor' tief moet wijken, laten wij bedenken, dat elk volk zijn zwakheden heeft en zijn gebreken. En in het Fransche volk zelf zijn er velen, die even verontwaardigd zijn als het buitenland over het-ellendige spel, dat met waarheid en recht wordt gedreven, f) Dan, de tijd is een heel meester in menig opzicht, Men kan er zeker van zijn, dat in 1900 èn de agitatie in Frankrijk èn de ergernis van Europa merkbaar zullen zijn afgekoeld. Wie weet ook, of dan niet een andere regeering aan het roer is, en of niet in de zaak, waarover men thans verontwaardigd is, een gelukkige wending is gekomen. En dan zullen velen, die nu zoo dapper Par ij 8 willen boycotten, een snoepreisje naar de tentoonstelling maken, en dan zullen vele industrieelen, die zich hebben laten overhalen de expositie te mijden, uitroepenhoe dom zijn wij geweest! Wil men werkelijk een anti-Fransche demon stratie, laat men dan een petitie op touw zetten aan regeering en kamers, om elk crediet voor de tentoonstelling to weigeren en de regeerings- commissie te ontbinden. Maar zou men daarmee succes hebben?" A go n te n. Te 'sGravenbageDe Gebk. Bei,inpakte; te AmsterdamA. i>e La Mar Azn. IV. Wat was. de nevel intusschen dichte/ ge Wötden! Op eens zag hij zich als.ingesloten tüsschen de wolken, die uit de diepte -schenen op te stijgen. Er viel niet aan té dénken om verder af te dalen en hij moest maar zien dat hij weer heelhuids naar boven kwam. Het kleine beekje diende hem tot wegwijzer, maar toch was het pad moeilijk te vinden en hij was zeer bevreesd verkeerd te loopen. Hij doolde vrij lang rond, gleed na en dan weer naar beneden en zag zich plotseling verhin derd om verder te gaan, door een pijn- boomen struikgewas, zoodat hij geheel van richting moest veranderen totdat eensklaps de Bergtnühle onverwachts voor hem verrees Doornat ging hij naar binnen en vond in de gang de nicht van den kastelein bezig met boter karnen. Hij zei haar goeden morgen en vroeg of zij in haar alkoof beter geslapen had dan hij in haar kamer. „Heeft dé dokter dan slecht geslapen Met betrekking tot deze laatste opmerking wenschen wij te herinneren, dat, naar wij reeds vóór eenige dagen zeiden, er alleen plaats is voor een individueel, niet voor een officieel optreden. Wij gaven daarom als gepaste manifestatie aan het ontslag nemen als lid der tentoonstel lingscommissie en het terugzenden van Fransche ridderorden, wat de redactie van het Utr.Dbld zeer toejuicht. Dat ook anderen het daarmede eens zijn, blijkt uit een bericht in de N. Gr. Crt. dat prof. dr G. Heymans, lid van de regelings commissie voor het internationale psychologen- j Het Utr. Dbld. wijst er wel op dat het inzenden op tal van tentoonstellingen geen voordeel opleverde; maar, naar onze meening, was dit een gevolg van de zoo kort op elkaar volgende exposities, die niet zoo uitgebreid zijn als de Parijsche wereldtentoonstellingen. Deze hebben slechts om de zooveel, gewoonlijk om de elf, jaren plaats en blijven altijd groote aantrekkelijkheid behouden. Red. f) Men denke om het intellect dat getuige nis aflegt van betere gevoelens. Red. congres te Parijs, aan den voorzitter dier com missie, den Fransclien oud-minister-president Ribot, medegedeeld heeft, ontslag te nemen als lid dier commissie, omdat hij geene beleefd heden van de Fransche regeering wenscht aan te nemen met het oog op hare houding in de zaak-Dreyfuss. Siecbts op éen punt zijn wij het met Het Vad. geheel oneens, en wel daar waar het blad over de onverantwoordelijke jury schrijft^ Het „Ja" van de jury op de concrete vraag of Zola den krijgsraad had gesmaad, is, ge- looven wij, niet zoo te veroordeelen. De blaam van alle vrije mannen mag niet der jury, maar wel het hof en den advocaat-generaal treffen. In de rechtsverkrachting en de partijdigheid van die zijde ligt de meest bedenkelijke kant van de zaak, vooral omdat er bij de rechterlijke macht geen plaats mag zijn voor de „hartstocht", door Het Vad. als verzachtende omstandigheid aangevoerd. Anti-dienstvervanglngbond. Het hoofdbestuur van dien bond, waarvan o. a. lid is de heer Herm an Snijders te Mid delburg, heeft aan de Tweede kamer een adres gezonden, waarin bet te kennen geeft: dat die Bond met bijzondere belangstelling heeft kennis genomen van het wetsontwerp, strekkende om de bevoegdheid tot dienstver- vanging bij de militie af te schaffen dat hij, rekening houdende met de lijdens geschiedenis van het defensie-vraagstuk, met instemming heeft gezien, dat het wetsontweip geen andere wijzigingen bevat dan die, noodig ter bereiking van het doel, dat de regeering zich voorstelthet vaststellen en in toepassing brengen van het beginsel van den verplichten persoonlijken dienstomdat daardoor de moge lijkheid eener snelle afdoening wordt vergroot dat hij het overbodig acht thans opnieuw de noodzakelijkheid aan te toonen van de invoe ring van den persoonlijken dienstplicht; dit toch werd reeds door den anti-dienstvervan- gingbond sinds bijna 25 jaren door woord en geschrift, ook in adressen aan de volksverte genwoordiging, herhaaldelijk gedaan en ge schiedde ook buiten den Bond door tal van kundige en ter zake erkend bevoegde perso nen; bovendien wordt die noodzakelijkheid uit een militair, maatschappelijk en nationaal oog punt door de regeering in hare Memorie van Toelichting op het wetsontwerp duidelijk in het licht gesteld, zoodat mag worden verwacht en aangenomen, dat daaromtrent bij u eene gevestigde overtuiging zal bestaan dat overigens door de uiterst milde bepalin gen, die in het wetsontwerp zijn opgenomen omtrent wijze van dienen, ontheffing van dienst, bevoegdheid tot ruiling van nummer voor hen die voor het blijvend gedeelte zijn aangewezen, en vrijheid tot verblijf in het buitenland en in Indië, aan de van verschillende zijden geop perde bezwaren zoo ruim mogelijk is te ge- vroeg zij bezorgd. „Gij weet dat een eerste voorwaarde van goed te slapen een goed geweten isdat hoofd kussen ontbrak mij echter by de gedachte dat ik u verdreven had. Maar neen, ik wil mij niet beter maken dan ik benvan 12 uur af heb ik heerlgk geslapen en als gij eenig ongerief door mijn hier zijn hebt, moet gij maar denken, dat gij het ter wille van de wetenschap lijdt." Ernestine zag hem lachend aan. Hij had zoo'n aardige manier van spreken, die lange, magere man, en hij was nietB indringend, zooals vele andere toeristen. „Slaap maar altijd gerust en bekommer u niet om mij", zei zij, „ik heb overdag zooveel te doen, dat ik dadelijk in slaap val en aan geen wetenschap behoef te denken." „Des te beter, maar staat gij mij toe dat ik een beetje beweging maak ik ben wat koud geworden. Wees zoo goed en breng mijn botanisseertrommel en mijn overjas naar binnen, dan zal ik intusschen met mannen kracht uw werk voortzetten." Ernestine gaf hem lachend den karnstok over, zy kende dat reeds; stadsheerenvoelden altgd een onwèderstaanbare behoefte om eens hout te hakken, of een zak over te dragen, of te karnen. Zij deed dus zijn zin, nam zijn goed, beval hem aan heel gelijkmatig te I draaien en opende werktuigeiyk zyn planten- I doos. dat naar de meening van den bond de regee ring onbetwistbaar in het belang van het va derland handelde door dit ontwerp, waarvoor al sinds lang alle gegevens voorhanden waren, te doen voorafgaan aan alle andere, die door haar zullen worden aangeboden en wel omdat afdoende verbetering van onze levende strijd krachten een langer uitstel niet gedoogt voor eene afdoende verbetering met een mini mum van lasten en kosten de invoering van den persoonlijken dienstplicht noodzakelijk is; dat het dan ook naar zijn gevoelen niet in 's lands belang zou zgn om in breedvoerige besprekingen te treden over voorrang en urgen tie, nu het wetsontwerp ter behandeling gereed is en, zonder opzettelijke vertraging, de afdoe ning der zaak zeker minder tyd zal vorderen dan er noodig zou zijn om betreffende voor rang en urgentie tot overeenstemming te komen dat het hoofdbestuur op grond van al het aangevoerde dan ook vermeent, zonder onbe scheidenheid tot u te mogen komen met het eerbiedig, maar hoogst ernstig verzoek dit wetsontwerp te willen behandelen en, in hoofd zaak ongewijzigd, te willen aannemen, opdat, in overeenstemming met het voorstel van de regeering, het tijdstip van in werking treding der wet zóó worden vastgesteld, dat onze ge- eerbiedigde Koningin bg de aanvaarding van het bewind ten volle overtuigd zal kunnen zijn dat de troon van Haar en Hare Doorluchtige Voorvaderen niet alleen wordt geschraagd door de liefde en de verknochtheid harer onderdanen, maar ook weldra tegen elke aanranding van buiten zal zijn beschermd door eene weerbaar heid, die op deugdelijken grondslag berust. UIT STAD EN PROVINCIE. Ter openbare civiele zitting der Arron- dissement8-Reclitbank te Middelburg is lieden de heer mr J. J. Heijse, wonende alhier, als advocaat en procureur beëedigd. De le luit. G. C. Grefe, van het 4e regt. inf. te Gouda, is overgeplaatst bij het alg. depot van discipline te Vlissingen. Zooals nog in een groot deel der oplaag van ons vorig nommer is medegedeeld, werd Dinsdag tot lid van den raad van Veere Dzen de lieeren C. Maas (A.) met G4 van de 122 geldige uitgebrachte stemmen. Op den heer L. de Nood (L.) waren 58 stem men uitgebracht. Twee biljetten werden van onwaarde verklaard. „Lieve hemel! Gij zijt toch niet in het duivelstuintje geweest? Wel zeker!" „Waarom wel zekerEn waarom lieve hemel „Omdat dat goed, dat gij hier hebt, alleen daar groeit en omdat gy bg dien nevel wel tienmaal uw hals hadt kunnen breken." „Onkruid vergaat niet", zei hij vroolijk. Hij vond het karnen heerlijk. „Onkruidherhaalde zij. „Is dat niet uw vak?" „Dat onkruid Jawel 1" „Botanie heet het, geloof ik." „Zoo noemt men het. Een mooi vak niet waar, onkruid te verzamelen?" „Eigenlijk moest gij niets onkruid noe men. Ik meen ik dacht het is misschien dom maar ik dacht dat voor de weten schap, zooals gij zegt, het eene kruid net als het andere was", zei zij blozende. Koenraad liet den karnstok los en zag haar verbaasd aan. Welk een verlicht gezichtspunt van zoo'n natuurkind„Gij hebt gelijk 1" zei hij. „En dus is om zoo te zeggen ook zoo'n mensch onkruid- Nu ja, de slechten, de schadelijken, dat is weer wat anders. Men kan van zoo'n brandnetel op de eene wijze zeggen het is onkruid, en op de andere wijze het is het niet en zoo is het ook met de menschen. De slechten zgn het onkruid voor God zyn we echter allen gelijk en zoo'n geleerde mynheer is nooit onkruid"* Men schrijft ons uit Goes: Dinsdag avond vergaderden, onder voorzit terschap van den heer J. J. Ochtman, de leden der vereeniging De Ambachtschool alhier. De opkomst was niet grootmet het bestuur waren er slechts 10 personen. In het verslag van den secretaris wordt mel ding gemaakt van eene poging om door het verspreiden van circulaires meerdere belangstel ling voor de school te wekken, waarvan het resultaat wordt tegemoet gezien. De rijks-snbsidie, groot f 2000, werd ook over het afgeloopen jaar weder genoten. Door het bestuur wordt verder de wensch geuit dat, nu de grieven, die velen vroeger tegen de school hadden, terzij gezet zgn, ook van die zijde de belangstelling moge toenemen. De ontvangsten over 1897 bedroegen f 5200.19 en de uitgaven f 4779.66, zoodat de rekening sluit met een voordeelig saldo van f 420.48. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat het goed slot over 1896 ongeveer f 300 minder bedraagt dan dat over 1895, zoodat in 99 geen, of althans een zeer gering goed slot te verwachten zal zijn. „Denkt ge dat Kan men niet, al is men geleerd, toch slecht zijn?" „O, ja natuuriykzei zy en zag hem vorschend aan. —„Nu?" „Nu ge ziet er niet naar uit, maar wat weet ik van u Mijn grootmoeder zegt altijd Kind, vertrouw evenmin den duivel als een vreemden manwanneer gij er echter éen vertrouwen wilt, doe het dan op het voor plein, in den tuin, of in huis, waar andere menschen om u heen loopen nooit in het bosch of in de bergen, al heeft hij nog zoo'n mooie jas aan. Grootmoeder heeft zeker veel nare dingen beleefd als ze in de spleten en bosacben rondliep, met haar mand op den rug." Al pratende speelde zij met het deksel van de doos en ontweek zgn blik. Hij zag haar aan en zweeg gelukkig. „Mij is nooit iets overkomen wanneer ik als kind in de bergen liep. Ach! wat was ik toen dom!" Zij lachte alweer. „Ik had van een deur ii een rots gehoord; als men die vond, kon men in een zaal vol schatten komen, waarvan men zóóveel mocht mee nemen als men dragen kon. Wat heb ik geloopen tus3chen de strui ken en door grotten en kreupelhout altijd om die deur te zoeken. En wordt men eigenlijk ooit wijzer? Eigenlijk loopt men zijn geheele leven rond en zoekt de deur, waar achter de schatten liggen, en daarmede vergaat de tyd. Tante zegt altyd dat ik wacht op den De heer Ochtman verklaarde door drukke bezigheden tot zijn leedwezen verplicht te wezen, zijn taak als voorzitter en lid van het bestuur neder te leggen. De heeren Van der Bilt la Motthe en Ris- seeuw brachten den heer Ochtman hartelijk dank voor hetgeen hij in het belang der Am bachtsschool heeft verricht. Met algemeene stemmen werden als leden van het bestuur herkozen of gekozen de heeren Van der Bilt la Motthe, H. J. van Noppen en 0. C. Coomans, ingenieur. Denzelfden avond werd ook eene algemeene vergadering gehouden door de harmonie JSupho- ia, waarop 23 leden tegenwoordig waren. De voorzitter, de heer J. G. J. Kakebeeke, sloeg een blik op het afgeloopen jaar en herin nerde aan de viering van het tienjarig bestaan der Harmonie door een goed geslaagd festival, waaraan 23 muziek- en zanggezelschappen deel namen. Niet alleen heeft dit feest een finan cieel voordeel opgeleverd, maar ook heeft het aanleiding gegeven tot de toetreding van een drie en twintigtal werkende leden, waardoor de krachten van het gezelschap zijn verdubbeld. Spreker uitte de beste wenschen voor Eupho- nia en haar wakkeren directeur en onder directeur. De rekening over 1897 word goedgekeurd in ontvang op f 708.35s en in uitgaaf op f 634.72', zoodat er een overschot is van f 73.63. De twee aftredende bestuursleden, de heeren J. G. J. Kakebeeke en P. A. Hufkens, werden herbenoemd, respectievelijk met 22 en 21 van de 23 stemmen. De herkozenen namen de betrekking weer aan. De begrooting voor 1898 werd in ontvang en uitgaaf vastgesteld op f 613.63, met een post voor onvoorzien van f 72.48. Nadat de punten dor agenda afgehandeld waren, dankte de voorzitter den onderdirecteur den heer Mannhardt, voor diens voorbeelde- looze toewijding by het bekwamen van de leerlingen, waardoor velen in korten tijd de repetities konden medemaken. De voorzitter stelde voor den heer Mannbardt een gratificatie van f 25 te schenken, waarmede de vergadering zich onder applaus vereenigde. Door een drukfout werd in het bericht der vergadering van de afd. Heinkenszand van de Landbouwmaatschappij in ons vorig nommer gezegd dat de beer E. van den Bosch 15 jaar zitting had in het bestuur. Geschreven was 25 jaar. Blijkens te Gr o ede gedane waarnemin gen bedroeg de neerslag in Februari jl. 64.7 mM. tegen 63.2 mM. in dezelfde maand van 1897. De wind was op 1 dag N., 5 dagen N. W., 3 dagen W., 12 dagen Z. W., ldagZ., en 6 dagen N. O. De hoogste barometerstand bedroeg den llden 774 mM., de laagste den 21sten 745 mM. de hoogste thermometerstand den 1 en 2, 48° Fahr., de laagste den 21sten 32° Fahr., alles '8 morgens te 8 uur. Van verschillende correspondenten ontvan gen wij nog steeds berichten omtrent feestelijk heden in verband met de inhuldiging van onze koningin. Nogmaals herhalen wij, dat die berich ten, meest alle in hoofdzaak eenzelfde programma behelzende, niet worden opgenomen. Alleen wat nooit meer dag. Maar wat sta ik hief nu te babbelen - „Het is heel goed om naar te luistereö en wat gij zegt is zeer waar". „Die malle praat „En hebt gij dan ook gemerkt dat mets die deur wel eens vindt, maar dan ontbreekt de tooverstaf, om haar te openen, of men wist het juiste woord niet en men staat te rammelen en te schudden en moet onverrich ter zake verder gaan". „Ik heb die deur nooit gevonden", zei zy hoofdschuddend, „maar grootmoeder zegtwie de deur vindt, dien groeit de tooverstaf in de hand. O, die sprookjes 1 Het is allemaal on zin, ze maken iemand maar dom". „Maar niet waar", zei zg, haar werk weer opvattende, „op de duivelsweide gaat gy niet meer als er nevel is? Het gaat niet aan, dat wij den naam krijgen van de men schen daar een ongeluk te laten krijgen. En men kan toch ook niet zoeken als men geen tien pas voor zich uit kan zien." Hij zocht in zijn trommel en zei„Ik heb toch niet gevonden waar het mij liet meest om te doen was. Men noemt het hier zoete Spaansehe klaver; kent gij die „O ja; dat goed ziet dat er uit ala blauwe withe; dat is er genoeg, een beetje zuidelijker, naar den reuzengrond toe. Zoo 1 Nu moet ik naar den kelder." „Ik heb u zeker erg opgehouden. Dag,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1