FEUILLETON.
BIJVOEGSEL
va!f de
Maandag 14 Februari 1898, no. 37.
Middelburg 12 Februari.
Brieyen van een Hagenaar.
Het is gelukkig, dat er nog een half jaar
moet verloopen vóór de blijde inkomst van
Koningin Wilhelmina in de residentie, na hare
inhuldiging te Amsterdam, want op dit oogen-
blik zijn we nog volstrekt niet gereed, en de
verwarring is groot met al die wijk- en straat-
commissies voor versiering en verlichting.
Men schijnt zich van den aanvang af, want
die commissies zijn al eenigen tijd geleden
verkozen, of hebben zich zelf opgeworpen,
geen heldere voorstelling te hebben gemaakt
van hetgeen men wilde, misschien denkende
dat, zoo maar eenmaal bij alle Hagenaars de
wensch bestond bij deze gedenkwaardige feest
viering ook op uiterlijke wijze van hunne
stemming te getuigen, de rest van zelf wel
volgen zou. Dit nu is in het geheel niet bet
gevalintegendeel is de feestvreugde eene
zaak die van zelve spreekt, terwijl bij de uit
voering, de practische inrichting de ware moei
lijkheden pas beginnen. En dit ondervinden
de bestaande straatcommissies; van menig
lid daarvan heb ik de verzuchting al verno
men: dat is ééns, maar nooit meer!
Ligt het in de bedoeling dat ieder ingezetene
van Den Haag, wien 't maar eenigszins con
venieert, op den dag van den intocht zijne
woning overdag versiert en 's avonds illumi
neert, dan had men de zaak eenvoudiger
kunnen aanpakken door de instelling van eene
centrale commissie van advies, maar dan alleen
uit mannen van smaak en decoratieve kennis,
schilders, architecten, decorateurs, waarbij
echter het heilzaam tegenwicht van het finan
cieel element niet geheel had moeten ontbreken,
om, ter vermijding van de eentoonigheid van
lampions-slingers, lampions-slingers en nog eens
lampions-slingers, op de verschillende plaatsen
der stad raad en voorlichting te geven ten
aanzien van eene met de gelegenheid in ver
band staande inrichting van het feestgerij. Iets
dergelijks nu schijnt wel de bedoeling geweest
te zijn van de ingezetenen, maar de verschil
lende commissiën hebben daar anders over
gedacht; van daar dat er nog al eens conflicten
zijn gerezen. Voornamelijk in het Noordelijk
deel der stad, waar de bewoners van de hoofd
straten, zooals de Laan van Meerdervoort, het
Nassauplein, de Surinamestraat, de Javastraat
onder één commissie zijn gebracht met de daar
aan verheelde straten, die niet zoozeer hoofd
straten kunnen genoemd worden.
Nu hebben de commissies, voor die conglo
meraten geen doorgaande, alle straten versie
rende en verlichtende illuminatie ontworpen,
maar groote, monumentale eerepoorten op en
kele punten, waaraan dan groote kosten zullen
worden gespendeerd, waarin alle onder de
commissie behoorende bewoners van de geheele
stadswijk zullen hebben bij te dragen. Zoo
had men onder andere besloten aan de Laan
van Meerdervoort, op het windrijk pleintje,
vóór het diaconessenhuis gelegen, een kolos
saal werk te plaatsen, eerepoort of iets derge
lijks, welk centraal versieringsstuk dan voor
de geheele buurt zou dienst doen en door de
geheele buurt, ieder bewoner naar een vasten
maatstaf per strekkende el, betaald worden.
Hiermede zijn zij, die niet vlak bij het te sie
ren plein wonen, echter volstrekt niet tevre
den. Met zulk een vreugdeblijk in partibus,
op eenige minuten gaans van hunne in duis
ternis gedompelde woning hebben ze geen
vrededaar geven ze geen geld voor, maar
betalen liever eene bescheiden illuminatie met
eenvoudige vetpotjes met den traditioneelen
W. of de gebruikelijke ster, waardoor in elk
geval blijkt dat de bewoner deel neemt in de
vreugde van den dag. Voor het één is dunkt
v De diefstal in de Spaarbank.
„Mrs. Koman", begon Holmes, „deze brief
is nog op het lijk van uwe man gevonden.
Als u hem gelezen hebt, zou ik hem zeer
gaarne ook eens zien".
Wij bleven zwijgend zitten, terwijl de weduwe
den brief las. Ik was met mijn figuur verle
gen. Tegenover de smart van anderen ismen
meestal hulpeloos als een kind. Holmes nam
alles in 't vertrek op.
„Ziedaar, meneer Holmes", zeide mrs. Ho-
man met trillende stem.
De brief was met onuitwischbare inkt ge
schreven en bevatte maar weinige regels:
„Geliefde vrouw
„Wanneer ge dezen ontvangt, zal ik niet
meer zijn. Vergeef mijik heb zwaar
gezondigd en mij blijft niet3 anders over
dan de dood. Vaarwel.
Uw
Henry.
Londen, 11 Sept. 1897".
„Ge herkent dit als 't schrift van uw man,
mevrouw vroeg Holmes.
„Zeker, het is zijn gewoon handschrift".
„Mag ik dezen brief een paar uur hebben?"
„Als het moet, ja".
„Het is van belang". En Holmes sprak
mij evenveel te zeggen als voor het ander
maar toch is er in de redeneering van de wei
gerachtige Hagenaars wel iets dat mij aan
trekt. Van elke daad of betuiging van affec
tie ligt de groote waarde juist in het persoonlijk
karakter. Men kan heel veel eerbied hebben voor
samenwerking en coöperatie, maar er zijn om
standigheden waarin het optreden.van het indi
vidu, al is het uit den aard der zaak bescheide
ner van afmeting en waarschijnlijk van minder
verfijnden smaak dan hetgeen in vereeniging
van kapitaal en krachten wordt tot stand ge
bracht, toch nog hooger staat omdat het ge
moed zich daarbij openbaart. Daarom zou ik
het in dit speciaal geval, nu iedereen er op
uit is zijne hulde en liefde aan de jonge Ko
ningin te bewijzen, het mooist en het best
vinden zoo men iedereen vrij liet te doen wat
het gemoed hem ingeeft, natuurlijk met in
stelling van eene commissie van advies als
hierboven bedoeld. Geef den menschen raad,
zeg„Ik stel u voor dit zus en dat zoo te
doen, dan krijgt ge voor hetzelfde geld een
beter effect"maar men moet niet zeggen
„betaal mij maar zooveel en zóóveel, dan zal
ik ergens in de buurt wel een of ander ge
vaarte timmeren, drapeeren en 's avonds ver
lichten, dan kunt ge daar naar komen kijken
en u verheugen met de gedachte dat ge ook
uw aandeel hebt aan al dat moois. Het is
waar dat iedereen het aan zijn eigen huis niet
zoo mooi maken kan, maar voor menigeen gaat
de aardigheid er zoodoende af. De groote lui
denken daar anders over; zij die, om met de
woorden van een romanheld uit eene van Gram's
novellen te spreken, overal „hunne menschen
voor hebben", maar de gewone burger en de
kleine man zijn gewoon, dikwijls gedwongen,
de payer de leur persome. Zij kunnen zich
niet verheffen tot de hooge opvatting (indien
ze werkelijk hoog is) van hunne affectie en
aanhankelijkheid te doen blijken bij gemach
tigde. Dit is een eerbiedwaardig gevoel dat
eer aangemoedigd dan tegengegaan moet worden.
Eene grootere, min of meer centrale, stelsel
matige versiering van de stad is daarom in mijne
oogen niet verwerpelijk, maar die moet, dunkt
mij, uitgaan van het gemeentebestuur dat,
vooral sedert de gemeenteraad met groote
gulheid een onbegrensd crediet aan burge
meester en wethouders heeft verleend, op dit
gebied werkelijk iets schoons kan tot stand
brengen. Niet door de geheele stad, centrum
en buitenwijken, met lampionsslingers te over
dekken maar door eene stelselmatige, wel
geordende, algemeene en artistieke versiering
van dat gedeelte onzer stad, dat daarvoor bij
uitstek geschikt is. Nergens elders in ons
land is zulk eene voortreffelijke gelegenheid
om de feestklcedij toe te passen als hier ge
vonden wordt in het terrein van de Oude
Haagache kermisVoorhout, Tournooiveld,
Plein, Vijverberg, Kneuterdijk, Plaats, Buiten
hof. Ruime in elkander loopende pleinen, in
welker complex het Binnenhof zou op te nemen
zijn, alle van verschillend karakter en dus voor
verschillende wijzen van versiering geschikt,
en waar bovendien massas menschen zich kun
nen bewegen. Neemt men daarbij de Lange
Houtstraat als de eene, de Hoogstraat als de
andere grens om de decoratie door te trekkken
door Noordeinde, Paleisstraat, Oranjestraat en
Parkstraat, dan is het natuurlijk middenpunt
van de feestvreugde, het koninklijk paleis, er
ook ingetrokken en kan er een grootsch
geheel worden tot stand gebracht. Alleen de
illuminatie van het Binnenhof langs alle archi
tectonische lijnen, van de departementen van
Waterstaat en Binnenlandsche zaken, zich af
spiegelende in den hofvijver zouden reeds een
onvergetelijken indruk maken. Plaats dan op
de verschillende pleinen drie of vier muziek
korpsen, en ik sta er borg voor dat de feest
vreugde groot en het genoegen algemeen zal
zijn, vooral indien de Septembermaand, volgens
hare gewoonte, wat fraai naj aars weder gelieft
te verschaffen.
Ik weet niets van de plannen, die ten stad-
huize of ter gemeentewerve tegen 6 September
bestaan, maar ik leg mijn denkbeeld in alle
bescheidenheid den machthebbenden voor. Ook
eene wijziging in de opvattingen en het werken
der wijkcommissiën komt mij gewenscht voor,
indien de werkzaamheden in eéne minder ge-
wenschte richting ten minste nog niet zóó ver
gevorderd zijn, dat de koers niet meer te
veranderen is.
Den Haag, 10 Februari 1898.
nog eenige onverschillige woorden. Hij raadde
de ongelukkige vrouw aan, te werken om
eenige afleiding te vinden.
„U werkt veel met de naald, nietwaar
mevrouw
„Ik naai alles zelve, wat ik noodigheb'
„Dat zie ik. Er ligt daar nog linnengoed,
waar u zeker aan bezig bent. Keurig genaaid.
Dat merk is er ook netjes opgezet, voor zoo
ver ik er over oordeelen kan. U merkt altijd
rood, nietwaar?"
„Hoe weet u dat
„O, u hebt een goeden smaak. Rood is 't
mooist. Op dien Zaterdag verwachttet gij uw
man zeker met het eten thuis, mevrouw, als
ik u nog een vraag mag doen
„Ja, hij zou alleen wat later thuiskomen,
omdat hij by Barnes een borrel wou gaan
drinken".
„Zoo, ik ga even naar mr. Barnes toe.
Hij zal me misschien inlichtingen kunnen geven".
„Holmes", zeide ik toen we buiten kwa
men, „ik zie aan je heele gezicht dat je een
spoor hebt".
„Ja, maar 't is zoo vaag, dat ik er me niet
over uitlaat. We gaan even naar mijn kamer".
Zoodra Holmes thuis was, begon hij den brief
nauwkeurig te bekijken.
„Ziet ge wel, Watsen, de schrijver van
dezen brief was linksch".
„Ik moet bekennen dat ik het niet zie".
„Aan het schrift kunt ge 't ook niet zien,
Zonderling gedraai.
De heer G. van Herwaarden publiceert in
Het Ned. Dagblad, den brief van den heer
JE. Mackay, dt. 17 April 1888, waarbij deze
hem de portefeuille van marine aanbood.
Dit is een leelijke streep door de rekening
van De Standaard, die heden nog strak en stijf
volhield dat er in 1888 geen sprake is geweest
van een aanbieden der portefeuillle van marine
aan den heer Van Herwaarden.
De oud-minister Mackay heeft echter zelf
schuld aan dit stoute optreden van De Standaard.
Zeker, met ronde woorden staat in zijn brief,
in dat blad van Woensdag 11. opgenomen, niet
dat er van eene aanbieding geen sprake is ge
weest, maar een enkele zinsnede geeft toch
wel degelijk grond om zulk een verklaring
daaruit te distilleeren.
Hij toch schreef daarin„Hier is nu echter
geen enkel woord van aan, noch wat betreft
de redenen die zouden zijn bijgebracht, noch
wat betreft het weigeren der portefeuille door
den heer Van Herwaarden, zoodat zelts de
mogelijkheid, om voor eene weigering eenige
reden, welke dan ook, op te geven, heeft ont
broken".
Wanneer men nu, zooals de heer Mackay
beweert dat er geen woord van waar is, ook
„wat betreft het weigeren der portefeuille",
dan kan men daaruit met grond opmaken dat
er geen kwestie van aanbieden is geweest.
Maar nu blijkt duidelijk dat dit wel is
geschied.
Wat een zonderling, neen laat ons Bever
zeggen wat een erbarmelijk gedraai en geknoei
van zulke leiders der anti-revolutionnaire partij
In hetzelfde Nederlundsch Dagblad van
heden merkt de heer Verkouteren nog op,
dat hij nooit te Rotterdam heeft gezegd, dat
onder het kabinet-Mackay dr Schaepman
aan de werkzaamheden van den minister
raad heeft deelgenomen, maar wel dat dr
Schaepman in het kabinet-Mackay feitelijk de
negende minister ivas, zonder portefeuille. In
goed Nederlandsch kan dat niets anders betee-
kenen, dan dat dr Schaepman op dit kabinet
zeer veel invloed had, en dat genoemd minis
terie in alle gewichtige omstandigheden met
zijne meening rekening hield.
BEN OEMIX GEN ENZ.
Bij kon. besluit
is benoemd tot ontvanger der directe bel. en
ace. te Kesteren c. a. J. A. de Lussanet de
la Sablonière, ontvanger te Uitgeest c. a.
is de luit.-kol. A. J. R. de Vrede, prov.-ad-
judant in Noord-Brabant, op zijne aanvrage,
op pensioen gesteld ad. f 1800 'sjaars;
is benoemd tot directeur van het post- en
telegraafkantoor te Ravenstein, J. Winters
thans commies der posterijen 2de kl.
Verschillende Berichten.
Niet alleen de minister van marine het
daaromtrent ons gezonden telegram was one
duidelijk maar alle ministers, departements
hoofden, behalve de minister van oorlog die
nog ongesteld is, brachten met de voorzitters
van de beide Kamers Vrijdag een bezoek aan
Rotterdam ter bezichtiging van de nieuw ge
bouwde kruiser Friesland.
Vrijdag middag is te Dordrecht een schip
van pm. 60 ton grootte, dat met steen geladen
was, tegen het remmingwerk der spoorbrug
geloopen en gezonken.
Te Poortugal viel Donderdag avond een
man van een trap, kwam op het hoofd terecht
en bleef op de plaats dood.
De Rotterdamsehe politie heeft een drie
tal brutale en bij de rechterlijke macht ter
kwader naam bekend staande inbrekers op
heeterdaad gesnapt, na een jacht die meer dan
een uur geduurd heeft. Alle drie werden gevat
op een zolder van een huis, waarheen zij over
de daken van andere huizen gevlucht waren
en zich hadden versoholen.
Een bejaarde schipper, liggende met zijn
vaartuig in de trekvaart te Harlingen en die
naar de stad was gegaan om den vrachtbrief
te halen, is, zeker door een of andere omstan
digheid misleid, te water geraakt en verdronken,
althans men heeft zijn lijk opgevischt.
Er zijn zeker weinig plaatsen in ons land
waar de cokes zoo goedkoop is als te Gronin
gen, waar zij bij publieke veiling verkocht
wordt voor 29 cent per H. L. van 40 K. G.
Maar hier is een flauwe afdruk van de hand
die 't papier bij het schrijven vasthield. En
die is aan den rechterkant. Als men links is,
houdt men 't papier met de rechterhand vast,
natuurlijk. Hier, met 't microskoop kunt ge
't duidelijk zien. De schrijver had vochtige
handen. Nu, 't is geen wonder, dat men wat
zenuwachtig is bij 't schrijven van zoo'n brief".
„Eigenaardig" vervolgde Holmes. „De
brief is met onuitwischbare inkt geschreven.
Ge zult zeggen dat 't heel natuurlijk is, omdat
de brief anders door 't water onleesbaar zou
worden. Maar iemand, die zelfmoord wil ple
gen, zal daaraan niet denken, evenmin als om
er een datum onder te zetten".
„Maar wat wilt ge daarmee zeggen
„O, voorloopig niets", zei Holmes op een
eigenaardigen toon. „Ha, daar is een briefje
van mr. Barnes. Hij schrijft, dat hij ons van
daag niet ontvangen kan. Ik stel me toch voor
er heen te gaanwat hij kan meedeelen is
misschien van te veel belang. Watson, ik moet
nog even uit om een en ander te informeeren.
Om een uur of twee kom ik je halen. Blijf hier
koffiedrinken, de juffrouw zal als een moeder
voor je zorgen. Tot straks".
Ofschoon Holmes niet te veel van zijn hos
pita bleek gezegd te hebben, zat ik hem toch
ongeduldig te verwachten. Langer dan een
uur liet hij me niet in spanning.
„Zeg eens", zei hij, op roastbeaf aanval
lend, die op tafel stond, „die mr. Roman was
Deze cokes is van uitstekende kwaliteit en af
komstig uit de gemeentelijke gasfabriek.
Tijdens en na een erfhuis te Winschoten
heeft iemand Woensdag jl. zooveel sterken
drank gedronken, dat hij tengevolge hiervan
's nachts overleed.
Te Zalt-Bommel heerscht de gevreesde
keelziekte onder de kinderen. Verscheidene ge
vallen komen voor, waaronder met doodelijken
afloop.
Te Rolduc is iemand, bezig zijnde op een
ladder, staande tegen een huis eenig werk te
verrichten, van de ladder gevallen, met het ge
volg dat hij inwendig zwaar werd gekneusd en
eenige oogenblikken later overleed.
Vervalschlng van patent- en raapolie.
„Wij constateerden zegt het Maandbl. t. d.
Ver•o. een zoodanige vervalsching van raap-
olie met katoenpittenolie, dat men hierbij
hoogstens van met raapolie verontreinigde
katoenpittenolie kan gewagen. Dit ergerlijke
bedrog komt natuurlijk alleen in tijden voor,
zooals nu, wanneer nl. een eenigszins belang
rijk prijsverschil de menging loonend maakt.
Natuurlijk wordt de kooper deerlijk bedrogen
daar, afgezien van het prijsverschil, de eigen
schappen der katoenpit-olie in geenen deele
die van zuivere raapolie evenaren."
Een jong Hollander, die zijn vader een
ronde som ontstolen had, kwam naar Brussel
om pleizier te maken. Hij liet zich „loodsen"
door een Brusselaar, die hem de schoonste
café's, de beste restaurants aanwees. Na met
eene lekkere flesch gedineerd te hebben, viel
hij in slaap en miste bij zijn ontwaken zijn
gids en zijn portemonnaie.
Sara Bernardt moet een ernstige operatie
ondergaan.
Keizer Wilhelm heeft onlangs aan zijn
neef, den hertog van Cambridge, een origineel
kaartspel cadeau gedaan. In plaats van de
tvaditionecle figuren, zijn daarin de heeren en
de vrouwen voorgesteld door vorsten en vor
stinnen, die op het oogenblik in Europa regee-
ren. Voor de boeren heeft de keizer de voor
naamste ministers van bet Duitsche rijk
gekozen.
De heer van harten is Leopold II van België,
van ruiten Humbert I van Italië, van schop
pen Nicolaas II van Rusland, terwijl klaveren
heer Wilhelm II zelf is. De vrouw van harten
is koningin Victoria, van ruiten koningin
Margaretha van Italië, van schoppen de Cza-
ritze en klaverenvrouw is keizerin Elisabeth
va* Oostenrijk.
Er bestaan slechts twee exemplaren van dat
kaartspel. Een is in 't bezit van den hertog
van Cambridge, het andere in handen van den
keizer.
Het bericht, dat de sultan den Dnitschen
keizer, op diens reis naar Palestina, het gebouw
zal ten geschenke geven, waarin de zaal van
het laaste avondmaal is, wordt tegengesproken,
De sultan zal het gebouw niet aan de chris
tenen schenken, daar 't het graf van David be
vat, dat als een der grootste heiligdommen van
de Mahomedanen geldt. Volgens eene muzel-
mansche sage zouden in dit graf bovendien
groote schatten verborgen zijn.
De hertog van Abruzzen,neef van koning
Umberto, thans te Rome, heeft Z. M. kennis
gegeven van zijn voornemen om een tocht naar
de Noordpool te ondernemen, vergezeld van
twee zee-officieren, een Zweedach ingenieur en
verscheidene anderen. De prins, zelf zee-officier,
is een kleine veertien dagen geleden 25 jaar
geworden. Hij zou over eenige maanden ver
trekken.
Over de groote ellende op Sicilië en
Sardinië wordt gemeldTe Syracuse heeft
men gaarkeukens geopend, welke door de
menigte belegerd worden. Te Mores en Sar
dinië hebben sedert meer dan eene maand 150
gezinnen broodsgebrek en men weet niet hoe
zij in 't leven blijven.
De Oostenrijksche brik Mattea, kapitein
Rutinis, met eene bemanning van 12 koppen,
is bij het uitvaren uit de golf van Palermo nabij
Termini, op een rots gestooten en geheel ver
loren gegaan. De kapitein en zes matrozen zijn
verdronken.
De entrepöts te Pittsburg zijn door brand
vernield. Tweehonderd vaten whisky ontploften
en deelden het vuur mede aan nabijgelegen
woningen. Er zijn 15 personen gedood onder
neerstortende muren. De schade moet 2 millioen
dollars groot zijn.
niet linksch; ik heb 't onderzocht".
„Maar daaruit zou volgen
„Dat een ander dien brief geschreven
heeft, wil je zeggen? Misschien wel. Komaan,
we moeten spoedig op 't pad".
Na met merkwaardige snelheid geluncht te
hebben, stak hij zijn revolver in zijn zak. „Ik
heb goede hoop, Watson", zei hij, terwijl we
opstapten. „We gaan eerst even naar mr.
Barnes".
't Huis, waar deze woonde, was een oud,
vervallen gebouw in een achterbuurt.
„Een rare residentie voor een student",
zei Holmes. „We zullen nog maar niet aan
bellen. De achterkant moet op de Theems
uitkomen. Dat moet ik eerst eens zien".
We liepen door een ander steegje, tot we
aan een brug over de rivier kwamen.
„Juist, daar woont hij. Schilderachtig,
hè, die huizen oprijzende uit 't water. Een
hoekje van Venetië. Nu moeten we even op
de kamer van mr. Barnes zijn".
„Meneer is uit", zeide een niet bijzonder
zindelijk uitziende juffrouw, die ons de deur
opende.
-„We komen om dien patiënt van meneer
even te zien, juffrouw. Er is hier immers een
heer, die aan slaapziekte lijdt?"
„Jawel meneer. Weet u er van?"
„Ik ben zijn broer, dus ik zal 't wel
weten".
„Maar ik mag er niemand bij laten".
In de vorige week zijn te Bombay 1113
sterfgevallen aan pest voorgekomen. Het
totaal-sterftecijfer is thans tot 2067 goklommen.
H e t—p r e'e's - Zj) 1 a.
Het wordt voortdurend moeilijker een ge
regeld verslag te geven van het proces ten
minste zulk een verslag, dat de lezers er iets
aan hebben.
Het proces mist eiken feitelijken grondslag.
Alles komt er op aan te bewijzen, dat het met
het proces-Esterhazy niet in orde was, ten
minste bij de jury en daarbuiten den indruk
te vestigen dat alles lang niet is zooals het
behoort. Daarom heeft een antwoord van vijf
woorden soms heel wat toelichting noodigeer
het volle gewicht er van duidelijk is.
Zoo zijn op het oogenblik
zeer ernstige verdenkingen tegen
het rapport-Ravary
gerezen.
Wij hebben uitvoerig uitgeweid over het
bekende dossier, dat door Gribelin uit de kast
van Henry was gehaald en aan Picquart ge
geven, een punt dat door Ravary breedvoerig
in zijn rapport was besproken. Dit punt had
steeds een bijzonder belang, wijl men nu offi
cieel wist dat een geheim dossier bestond, eii
wijl vast stond, dat het briefje cette canaille
de D. uit dit dossier stamde.
Uit de verklaringen van Henry was bekend
dat dit rapport bijzonder geheim was, dat hij
daarom den omslag had geparafeerd, dat op
last van kolonel Sandherr niemand het mocht
inzien buiten tegenwoordigheid van den minis
ter of van Sandherr. Uit de verklaringen
van Gribelin bleek, dat dit hetzelfde dossier
was, dat bij Picquart op tafel lag, toen Leblois
bij Picquart was. „Er lagen twee dossiers op
tafel, een betreffende de postduiven, het andere
was in de envelloppe van Henry. De getuige
kende het aan de paraaf.
Dit stuk had dus in de oogen van Henry
een zeer bijzondere waarde En de rol, welke
het speelt, werd belangrijk door twee feiten
De Eclair heeft den 13en Sept.'96, toen het de
eerste onthulling deed over de geheime bewij
zen, dit stuk beschreven en de herkomst er
van medegedeeld.
Toen nu in Januari 1898 uit het rapport
Ravary bleek, dat dit stuk werkelijk in het
geheime dossier gevonden was, kreeg het ge
heele verhaal van de Eclair een officieele be
vestiging. Een tweede belang ontleent dit
stuk daaraan, dat Ravary in zijn rapport schreef:
dat een overeenkomstig stuk door Esterhazy
aan den minister van oorlog was gezonden
(het document dat hy van de gesluierde dame
had ontvangen, om zijn onschuld te bawyzen).
Hoe deze voor de partij van den generalen
staf zoo bedenkeiyke verklaringen te ontze
nuwen
Als men het volgende verslag van het ver
hoor van Ravary leest, dan zal men, ineenen
wij, wel gelooven dat er valsche eeden zijn
afgelegd.
Labori: Was bet in het rapport vermelde
dossier dat van Dreyfuss
Ravary: In het rapport staat.: „Ie dossier
secret", maar dat moet zijn „un dossier secret",
LaboriIn het rapport staatEen stuk was
uit dat dossier genomen en lag tusschen Picquart
en Leblois. Op dat stuk stond Cette canaille
de D. Wat was dat voor een stuk?
RavarijDat heb ik niet onderzocht.
Ik heb alles wat uit de verklaringen der ge
tuigen voortvloeide, nauwgezet op schrift
gesteld.
Laboridat heet een instructie
RavaryIk protesteer. Onze instruction
werden eerlijk geleid.
LaboriDus hebt gij niet getracht te weten
te komen wat voor stuk dat was
Ravary: Dat stuk had niets te maken
met iets wat Esterhazy aanging.
LaboryIk neem akte van dit antwoord en
ik ga voort. Het rapport constateert
dat dit stuk hetzelfde is als het „do
cument", door de gesluierde dame aan
Esterhazy overhandigd en bestemd om
diens onschuld te bewijzen. Wat was dit voor
een stuk?
RavaryIk weet er niets van.
LaboriDit is genoeg. Ik ben voldoende
ingelicht.
Maar daarbij bleef het niet. De Pellieux, die
het eerste onderzoek leidde, is ook over deze
zaak gehoord.
„Dat begrijp ik wel. We moeten alleen
even op meneer's zitkamer zijn".
De juffrouw, blijkbaar ons nu vertrouwend,
braebt ons boven.
„Een echte studentenkamer, Watson", zei
Holmes. „Hm, dat is een groote flesch mor
phine. Die Barnes is zeker afschaffer. Kijk
maar eens wat een flesschen melk. Een zeer
verstandig jongmenscli. Ga je mee, Watson,
ik heb het gezien. We zijn hier dicht by Rob
bers, is 't niet
„Bedoel je dien handelaar in lijken
„Jawel, en in geraamten, beenen, enfin,
al wat een weetgierig arts of student maar
verlangen kan. We loopen er even heen".
„Wat drommel, heeft die er mee te maken?"
„Je zult het gauw weten. Daar zijn we
er al. Bonjour, Robbers, gaat de affaire goed?''
„'t Schikt nog al, meneer Holmes".
„Ja, maar alle klanten zijn niet tevre
den. Meneer Barnes pruttelt over dat lijk,
dat je hem geleverd hebt, de vorige week".
„Het was toch precies de lengte, vijf voet
zeven, en ook de kleur van haar, meneer".
„Zoo, enfin, een volgenden keer beter.
Een handig jongmensch, die Barnes, hè Maar
hij heeft er bij zijn studie wel eens last van,
dat hij linksch is, geloof ik".
„Och waarom, meneer Dat maakt geen
onderscheid".
„Soms wel. Nu, bonjour, Robbers. Ziezoo,
Watson, de zaak is gezond. Ik kan me het