FEUILLETON. BIJVOEGSEL va!f de Maandag 14 Februari 1898, no. 37. Middelburg 12 Februari. Brieyen van een Hagenaar. Het is gelukkig, dat er nog een half jaar moet verloopen vóór de blijde inkomst van Koningin Wilhelmina in de residentie, na hare inhuldiging te Amsterdam, want op dit oogen- blik zijn we nog volstrekt niet gereed, en de verwarring is groot met al die wijk- en straat- commissies voor versiering en verlichting. Men schijnt zich van den aanvang af, want die commissies zijn al eenigen tijd geleden verkozen, of hebben zich zelf opgeworpen, geen heldere voorstelling te hebben gemaakt van hetgeen men wilde, misschien denkende dat, zoo maar eenmaal bij alle Hagenaars de wensch bestond bij deze gedenkwaardige feest viering ook op uiterlijke wijze van hunne stemming te getuigen, de rest van zelf wel volgen zou. Dit nu is in het geheel niet bet gevalintegendeel is de feestvreugde eene zaak die van zelve spreekt, terwijl bij de uit voering, de practische inrichting de ware moei lijkheden pas beginnen. En dit ondervinden de bestaande straatcommissies; van menig lid daarvan heb ik de verzuchting al verno men: dat is ééns, maar nooit meer! Ligt het in de bedoeling dat ieder ingezetene van Den Haag, wien 't maar eenigszins con venieert, op den dag van den intocht zijne woning overdag versiert en 's avonds illumi neert, dan had men de zaak eenvoudiger kunnen aanpakken door de instelling van eene centrale commissie van advies, maar dan alleen uit mannen van smaak en decoratieve kennis, schilders, architecten, decorateurs, waarbij echter het heilzaam tegenwicht van het finan cieel element niet geheel had moeten ontbreken, om, ter vermijding van de eentoonigheid van lampions-slingers, lampions-slingers en nog eens lampions-slingers, op de verschillende plaatsen der stad raad en voorlichting te geven ten aanzien van eene met de gelegenheid in ver band staande inrichting van het feestgerij. Iets dergelijks nu schijnt wel de bedoeling geweest te zijn van de ingezetenen, maar de verschil lende commissiën hebben daar anders over gedacht; van daar dat er nog al eens conflicten zijn gerezen. Voornamelijk in het Noordelijk deel der stad, waar de bewoners van de hoofd straten, zooals de Laan van Meerdervoort, het Nassauplein, de Surinamestraat, de Javastraat onder één commissie zijn gebracht met de daar aan verheelde straten, die niet zoozeer hoofd straten kunnen genoemd worden. Nu hebben de commissies, voor die conglo meraten geen doorgaande, alle straten versie rende en verlichtende illuminatie ontworpen, maar groote, monumentale eerepoorten op en kele punten, waaraan dan groote kosten zullen worden gespendeerd, waarin alle onder de commissie behoorende bewoners van de geheele stadswijk zullen hebben bij te dragen. Zoo had men onder andere besloten aan de Laan van Meerdervoort, op het windrijk pleintje, vóór het diaconessenhuis gelegen, een kolos saal werk te plaatsen, eerepoort of iets derge lijks, welk centraal versieringsstuk dan voor de geheele buurt zou dienst doen en door de geheele buurt, ieder bewoner naar een vasten maatstaf per strekkende el, betaald worden. Hiermede zijn zij, die niet vlak bij het te sie ren plein wonen, echter volstrekt niet tevre den. Met zulk een vreugdeblijk in partibus, op eenige minuten gaans van hunne in duis ternis gedompelde woning hebben ze geen vrededaar geven ze geen geld voor, maar betalen liever eene bescheiden illuminatie met eenvoudige vetpotjes met den traditioneelen W. of de gebruikelijke ster, waardoor in elk geval blijkt dat de bewoner deel neemt in de vreugde van den dag. Voor het één is dunkt v De diefstal in de Spaarbank. „Mrs. Koman", begon Holmes, „deze brief is nog op het lijk van uwe man gevonden. Als u hem gelezen hebt, zou ik hem zeer gaarne ook eens zien". Wij bleven zwijgend zitten, terwijl de weduwe den brief las. Ik was met mijn figuur verle gen. Tegenover de smart van anderen ismen meestal hulpeloos als een kind. Holmes nam alles in 't vertrek op. „Ziedaar, meneer Holmes", zeide mrs. Ho- man met trillende stem. De brief was met onuitwischbare inkt ge schreven en bevatte maar weinige regels: „Geliefde vrouw „Wanneer ge dezen ontvangt, zal ik niet meer zijn. Vergeef mijik heb zwaar gezondigd en mij blijft niet3 anders over dan de dood. Vaarwel. Uw Henry. Londen, 11 Sept. 1897". „Ge herkent dit als 't schrift van uw man, mevrouw vroeg Holmes. „Zeker, het is zijn gewoon handschrift". „Mag ik dezen brief een paar uur hebben?" „Als het moet, ja". „Het is van belang". En Holmes sprak mij evenveel te zeggen als voor het ander maar toch is er in de redeneering van de wei gerachtige Hagenaars wel iets dat mij aan trekt. Van elke daad of betuiging van affec tie ligt de groote waarde juist in het persoonlijk karakter. Men kan heel veel eerbied hebben voor samenwerking en coöperatie, maar er zijn om standigheden waarin het optreden.van het indi vidu, al is het uit den aard der zaak bescheide ner van afmeting en waarschijnlijk van minder verfijnden smaak dan hetgeen in vereeniging van kapitaal en krachten wordt tot stand ge bracht, toch nog hooger staat omdat het ge moed zich daarbij openbaart. Daarom zou ik het in dit speciaal geval, nu iedereen er op uit is zijne hulde en liefde aan de jonge Ko ningin te bewijzen, het mooist en het best vinden zoo men iedereen vrij liet te doen wat het gemoed hem ingeeft, natuurlijk met in stelling van eene commissie van advies als hierboven bedoeld. Geef den menschen raad, zeg„Ik stel u voor dit zus en dat zoo te doen, dan krijgt ge voor hetzelfde geld een beter effect"maar men moet niet zeggen „betaal mij maar zooveel en zóóveel, dan zal ik ergens in de buurt wel een of ander ge vaarte timmeren, drapeeren en 's avonds ver lichten, dan kunt ge daar naar komen kijken en u verheugen met de gedachte dat ge ook uw aandeel hebt aan al dat moois. Het is waar dat iedereen het aan zijn eigen huis niet zoo mooi maken kan, maar voor menigeen gaat de aardigheid er zoodoende af. De groote lui denken daar anders over; zij die, om met de woorden van een romanheld uit eene van Gram's novellen te spreken, overal „hunne menschen voor hebben", maar de gewone burger en de kleine man zijn gewoon, dikwijls gedwongen, de payer de leur persome. Zij kunnen zich niet verheffen tot de hooge opvatting (indien ze werkelijk hoog is) van hunne affectie en aanhankelijkheid te doen blijken bij gemach tigde. Dit is een eerbiedwaardig gevoel dat eer aangemoedigd dan tegengegaan moet worden. Eene grootere, min of meer centrale, stelsel matige versiering van de stad is daarom in mijne oogen niet verwerpelijk, maar die moet, dunkt mij, uitgaan van het gemeentebestuur dat, vooral sedert de gemeenteraad met groote gulheid een onbegrensd crediet aan burge meester en wethouders heeft verleend, op dit gebied werkelijk iets schoons kan tot stand brengen. Niet door de geheele stad, centrum en buitenwijken, met lampionsslingers te over dekken maar door eene stelselmatige, wel geordende, algemeene en artistieke versiering van dat gedeelte onzer stad, dat daarvoor bij uitstek geschikt is. Nergens elders in ons land is zulk eene voortreffelijke gelegenheid om de feestklcedij toe te passen als hier ge vonden wordt in het terrein van de Oude Haagache kermisVoorhout, Tournooiveld, Plein, Vijverberg, Kneuterdijk, Plaats, Buiten hof. Ruime in elkander loopende pleinen, in welker complex het Binnenhof zou op te nemen zijn, alle van verschillend karakter en dus voor verschillende wijzen van versiering geschikt, en waar bovendien massas menschen zich kun nen bewegen. Neemt men daarbij de Lange Houtstraat als de eene, de Hoogstraat als de andere grens om de decoratie door te trekkken door Noordeinde, Paleisstraat, Oranjestraat en Parkstraat, dan is het natuurlijk middenpunt van de feestvreugde, het koninklijk paleis, er ook ingetrokken en kan er een grootsch geheel worden tot stand gebracht. Alleen de illuminatie van het Binnenhof langs alle archi tectonische lijnen, van de departementen van Waterstaat en Binnenlandsche zaken, zich af spiegelende in den hofvijver zouden reeds een onvergetelijken indruk maken. Plaats dan op de verschillende pleinen drie of vier muziek korpsen, en ik sta er borg voor dat de feest vreugde groot en het genoegen algemeen zal zijn, vooral indien de Septembermaand, volgens hare gewoonte, wat fraai naj aars weder gelieft te verschaffen. Ik weet niets van de plannen, die ten stad- huize of ter gemeentewerve tegen 6 September bestaan, maar ik leg mijn denkbeeld in alle bescheidenheid den machthebbenden voor. Ook eene wijziging in de opvattingen en het werken der wijkcommissiën komt mij gewenscht voor, indien de werkzaamheden in eéne minder ge- wenschte richting ten minste nog niet zóó ver gevorderd zijn, dat de koers niet meer te veranderen is. Den Haag, 10 Februari 1898. nog eenige onverschillige woorden. Hij raadde de ongelukkige vrouw aan, te werken om eenige afleiding te vinden. „U werkt veel met de naald, nietwaar mevrouw „Ik naai alles zelve, wat ik noodigheb' „Dat zie ik. Er ligt daar nog linnengoed, waar u zeker aan bezig bent. Keurig genaaid. Dat merk is er ook netjes opgezet, voor zoo ver ik er over oordeelen kan. U merkt altijd rood, nietwaar?" „Hoe weet u dat „O, u hebt een goeden smaak. Rood is 't mooist. Op dien Zaterdag verwachttet gij uw man zeker met het eten thuis, mevrouw, als ik u nog een vraag mag doen „Ja, hij zou alleen wat later thuiskomen, omdat hij by Barnes een borrel wou gaan drinken". „Zoo, ik ga even naar mr. Barnes toe. Hij zal me misschien inlichtingen kunnen geven". „Holmes", zeide ik toen we buiten kwa men, „ik zie aan je heele gezicht dat je een spoor hebt". „Ja, maar 't is zoo vaag, dat ik er me niet over uitlaat. We gaan even naar mijn kamer". Zoodra Holmes thuis was, begon hij den brief nauwkeurig te bekijken. „Ziet ge wel, Watsen, de schrijver van dezen brief was linksch". „Ik moet bekennen dat ik het niet zie". „Aan het schrift kunt ge 't ook niet zien, Zonderling gedraai. De heer G. van Herwaarden publiceert in Het Ned. Dagblad, den brief van den heer JE. Mackay, dt. 17 April 1888, waarbij deze hem de portefeuille van marine aanbood. Dit is een leelijke streep door de rekening van De Standaard, die heden nog strak en stijf volhield dat er in 1888 geen sprake is geweest van een aanbieden der portefeuillle van marine aan den heer Van Herwaarden. De oud-minister Mackay heeft echter zelf schuld aan dit stoute optreden van De Standaard. Zeker, met ronde woorden staat in zijn brief, in dat blad van Woensdag 11. opgenomen, niet dat er van eene aanbieding geen sprake is ge weest, maar een enkele zinsnede geeft toch wel degelijk grond om zulk een verklaring daaruit te distilleeren. Hij toch schreef daarin„Hier is nu echter geen enkel woord van aan, noch wat betreft de redenen die zouden zijn bijgebracht, noch wat betreft het weigeren der portefeuille door den heer Van Herwaarden, zoodat zelts de mogelijkheid, om voor eene weigering eenige reden, welke dan ook, op te geven, heeft ont broken". Wanneer men nu, zooals de heer Mackay beweert dat er geen woord van waar is, ook „wat betreft het weigeren der portefeuille", dan kan men daaruit met grond opmaken dat er geen kwestie van aanbieden is geweest. Maar nu blijkt duidelijk dat dit wel is geschied. Wat een zonderling, neen laat ons Bever zeggen wat een erbarmelijk gedraai en geknoei van zulke leiders der anti-revolutionnaire partij In hetzelfde Nederlundsch Dagblad van heden merkt de heer Verkouteren nog op, dat hij nooit te Rotterdam heeft gezegd, dat onder het kabinet-Mackay dr Schaepman aan de werkzaamheden van den minister raad heeft deelgenomen, maar wel dat dr Schaepman in het kabinet-Mackay feitelijk de negende minister ivas, zonder portefeuille. In goed Nederlandsch kan dat niets anders betee- kenen, dan dat dr Schaepman op dit kabinet zeer veel invloed had, en dat genoemd minis terie in alle gewichtige omstandigheden met zijne meening rekening hield. BEN OEMIX GEN ENZ. Bij kon. besluit is benoemd tot ontvanger der directe bel. en ace. te Kesteren c. a. J. A. de Lussanet de la Sablonière, ontvanger te Uitgeest c. a. is de luit.-kol. A. J. R. de Vrede, prov.-ad- judant in Noord-Brabant, op zijne aanvrage, op pensioen gesteld ad. f 1800 'sjaars; is benoemd tot directeur van het post- en telegraafkantoor te Ravenstein, J. Winters thans commies der posterijen 2de kl. Verschillende Berichten. Niet alleen de minister van marine het daaromtrent ons gezonden telegram was one duidelijk maar alle ministers, departements hoofden, behalve de minister van oorlog die nog ongesteld is, brachten met de voorzitters van de beide Kamers Vrijdag een bezoek aan Rotterdam ter bezichtiging van de nieuw ge bouwde kruiser Friesland. Vrijdag middag is te Dordrecht een schip van pm. 60 ton grootte, dat met steen geladen was, tegen het remmingwerk der spoorbrug geloopen en gezonken. Te Poortugal viel Donderdag avond een man van een trap, kwam op het hoofd terecht en bleef op de plaats dood. De Rotterdamsehe politie heeft een drie tal brutale en bij de rechterlijke macht ter kwader naam bekend staande inbrekers op heeterdaad gesnapt, na een jacht die meer dan een uur geduurd heeft. Alle drie werden gevat op een zolder van een huis, waarheen zij over de daken van andere huizen gevlucht waren en zich hadden versoholen. Een bejaarde schipper, liggende met zijn vaartuig in de trekvaart te Harlingen en die naar de stad was gegaan om den vrachtbrief te halen, is, zeker door een of andere omstan digheid misleid, te water geraakt en verdronken, althans men heeft zijn lijk opgevischt. Er zijn zeker weinig plaatsen in ons land waar de cokes zoo goedkoop is als te Gronin gen, waar zij bij publieke veiling verkocht wordt voor 29 cent per H. L. van 40 K. G. Maar hier is een flauwe afdruk van de hand die 't papier bij het schrijven vasthield. En die is aan den rechterkant. Als men links is, houdt men 't papier met de rechterhand vast, natuurlijk. Hier, met 't microskoop kunt ge 't duidelijk zien. De schrijver had vochtige handen. Nu, 't is geen wonder, dat men wat zenuwachtig is bij 't schrijven van zoo'n brief". „Eigenaardig" vervolgde Holmes. „De brief is met onuitwischbare inkt geschreven. Ge zult zeggen dat 't heel natuurlijk is, omdat de brief anders door 't water onleesbaar zou worden. Maar iemand, die zelfmoord wil ple gen, zal daaraan niet denken, evenmin als om er een datum onder te zetten". „Maar wat wilt ge daarmee zeggen „O, voorloopig niets", zei Holmes op een eigenaardigen toon. „Ha, daar is een briefje van mr. Barnes. Hij schrijft, dat hij ons van daag niet ontvangen kan. Ik stel me toch voor er heen te gaanwat hij kan meedeelen is misschien van te veel belang. Watson, ik moet nog even uit om een en ander te informeeren. Om een uur of twee kom ik je halen. Blijf hier koffiedrinken, de juffrouw zal als een moeder voor je zorgen. Tot straks". Ofschoon Holmes niet te veel van zijn hos pita bleek gezegd te hebben, zat ik hem toch ongeduldig te verwachten. Langer dan een uur liet hij me niet in spanning. „Zeg eens", zei hij, op roastbeaf aanval lend, die op tafel stond, „die mr. Roman was Deze cokes is van uitstekende kwaliteit en af komstig uit de gemeentelijke gasfabriek. Tijdens en na een erfhuis te Winschoten heeft iemand Woensdag jl. zooveel sterken drank gedronken, dat hij tengevolge hiervan 's nachts overleed. Te Zalt-Bommel heerscht de gevreesde keelziekte onder de kinderen. Verscheidene ge vallen komen voor, waaronder met doodelijken afloop. Te Rolduc is iemand, bezig zijnde op een ladder, staande tegen een huis eenig werk te verrichten, van de ladder gevallen, met het ge volg dat hij inwendig zwaar werd gekneusd en eenige oogenblikken later overleed. Vervalschlng van patent- en raapolie. „Wij constateerden zegt het Maandbl. t. d. Ver•o. een zoodanige vervalsching van raap- olie met katoenpittenolie, dat men hierbij hoogstens van met raapolie verontreinigde katoenpittenolie kan gewagen. Dit ergerlijke bedrog komt natuurlijk alleen in tijden voor, zooals nu, wanneer nl. een eenigszins belang rijk prijsverschil de menging loonend maakt. Natuurlijk wordt de kooper deerlijk bedrogen daar, afgezien van het prijsverschil, de eigen schappen der katoenpit-olie in geenen deele die van zuivere raapolie evenaren." Een jong Hollander, die zijn vader een ronde som ontstolen had, kwam naar Brussel om pleizier te maken. Hij liet zich „loodsen" door een Brusselaar, die hem de schoonste café's, de beste restaurants aanwees. Na met eene lekkere flesch gedineerd te hebben, viel hij in slaap en miste bij zijn ontwaken zijn gids en zijn portemonnaie. Sara Bernardt moet een ernstige operatie ondergaan. Keizer Wilhelm heeft onlangs aan zijn neef, den hertog van Cambridge, een origineel kaartspel cadeau gedaan. In plaats van de tvaditionecle figuren, zijn daarin de heeren en de vrouwen voorgesteld door vorsten en vor stinnen, die op het oogenblik in Europa regee- ren. Voor de boeren heeft de keizer de voor naamste ministers van bet Duitsche rijk gekozen. De heer van harten is Leopold II van België, van ruiten Humbert I van Italië, van schop pen Nicolaas II van Rusland, terwijl klaveren heer Wilhelm II zelf is. De vrouw van harten is koningin Victoria, van ruiten koningin Margaretha van Italië, van schoppen de Cza- ritze en klaverenvrouw is keizerin Elisabeth va* Oostenrijk. Er bestaan slechts twee exemplaren van dat kaartspel. Een is in 't bezit van den hertog van Cambridge, het andere in handen van den keizer. Het bericht, dat de sultan den Dnitschen keizer, op diens reis naar Palestina, het gebouw zal ten geschenke geven, waarin de zaal van het laaste avondmaal is, wordt tegengesproken, De sultan zal het gebouw niet aan de chris tenen schenken, daar 't het graf van David be vat, dat als een der grootste heiligdommen van de Mahomedanen geldt. Volgens eene muzel- mansche sage zouden in dit graf bovendien groote schatten verborgen zijn. De hertog van Abruzzen,neef van koning Umberto, thans te Rome, heeft Z. M. kennis gegeven van zijn voornemen om een tocht naar de Noordpool te ondernemen, vergezeld van twee zee-officieren, een Zweedach ingenieur en verscheidene anderen. De prins, zelf zee-officier, is een kleine veertien dagen geleden 25 jaar geworden. Hij zou over eenige maanden ver trekken. Over de groote ellende op Sicilië en Sardinië wordt gemeldTe Syracuse heeft men gaarkeukens geopend, welke door de menigte belegerd worden. Te Mores en Sar dinië hebben sedert meer dan eene maand 150 gezinnen broodsgebrek en men weet niet hoe zij in 't leven blijven. De Oostenrijksche brik Mattea, kapitein Rutinis, met eene bemanning van 12 koppen, is bij het uitvaren uit de golf van Palermo nabij Termini, op een rots gestooten en geheel ver loren gegaan. De kapitein en zes matrozen zijn verdronken. De entrepöts te Pittsburg zijn door brand vernield. Tweehonderd vaten whisky ontploften en deelden het vuur mede aan nabijgelegen woningen. Er zijn 15 personen gedood onder neerstortende muren. De schade moet 2 millioen dollars groot zijn. niet linksch; ik heb 't onderzocht". „Maar daaruit zou volgen „Dat een ander dien brief geschreven heeft, wil je zeggen? Misschien wel. Komaan, we moeten spoedig op 't pad". Na met merkwaardige snelheid geluncht te hebben, stak hij zijn revolver in zijn zak. „Ik heb goede hoop, Watson", zei hij, terwijl we opstapten. „We gaan eerst even naar mr. Barnes". 't Huis, waar deze woonde, was een oud, vervallen gebouw in een achterbuurt. „Een rare residentie voor een student", zei Holmes. „We zullen nog maar niet aan bellen. De achterkant moet op de Theems uitkomen. Dat moet ik eerst eens zien". We liepen door een ander steegje, tot we aan een brug over de rivier kwamen. „Juist, daar woont hij. Schilderachtig, hè, die huizen oprijzende uit 't water. Een hoekje van Venetië. Nu moeten we even op de kamer van mr. Barnes zijn". „Meneer is uit", zeide een niet bijzonder zindelijk uitziende juffrouw, die ons de deur opende. -„We komen om dien patiënt van meneer even te zien, juffrouw. Er is hier immers een heer, die aan slaapziekte lijdt?" „Jawel meneer. Weet u er van?" „Ik ben zijn broer, dus ik zal 't wel weten". „Maar ik mag er niemand bij laten". In de vorige week zijn te Bombay 1113 sterfgevallen aan pest voorgekomen. Het totaal-sterftecijfer is thans tot 2067 goklommen. H e t—p r e'e's - Zj) 1 a. Het wordt voortdurend moeilijker een ge regeld verslag te geven van het proces ten minste zulk een verslag, dat de lezers er iets aan hebben. Het proces mist eiken feitelijken grondslag. Alles komt er op aan te bewijzen, dat het met het proces-Esterhazy niet in orde was, ten minste bij de jury en daarbuiten den indruk te vestigen dat alles lang niet is zooals het behoort. Daarom heeft een antwoord van vijf woorden soms heel wat toelichting noodigeer het volle gewicht er van duidelijk is. Zoo zijn op het oogenblik zeer ernstige verdenkingen tegen het rapport-Ravary gerezen. Wij hebben uitvoerig uitgeweid over het bekende dossier, dat door Gribelin uit de kast van Henry was gehaald en aan Picquart ge geven, een punt dat door Ravary breedvoerig in zijn rapport was besproken. Dit punt had steeds een bijzonder belang, wijl men nu offi cieel wist dat een geheim dossier bestond, eii wijl vast stond, dat het briefje cette canaille de D. uit dit dossier stamde. Uit de verklaringen van Henry was bekend dat dit rapport bijzonder geheim was, dat hij daarom den omslag had geparafeerd, dat op last van kolonel Sandherr niemand het mocht inzien buiten tegenwoordigheid van den minis ter of van Sandherr. Uit de verklaringen van Gribelin bleek, dat dit hetzelfde dossier was, dat bij Picquart op tafel lag, toen Leblois bij Picquart was. „Er lagen twee dossiers op tafel, een betreffende de postduiven, het andere was in de envelloppe van Henry. De getuige kende het aan de paraaf. Dit stuk had dus in de oogen van Henry een zeer bijzondere waarde En de rol, welke het speelt, werd belangrijk door twee feiten De Eclair heeft den 13en Sept.'96, toen het de eerste onthulling deed over de geheime bewij zen, dit stuk beschreven en de herkomst er van medegedeeld. Toen nu in Januari 1898 uit het rapport Ravary bleek, dat dit stuk werkelijk in het geheime dossier gevonden was, kreeg het ge heele verhaal van de Eclair een officieele be vestiging. Een tweede belang ontleent dit stuk daaraan, dat Ravary in zijn rapport schreef: dat een overeenkomstig stuk door Esterhazy aan den minister van oorlog was gezonden (het document dat hy van de gesluierde dame had ontvangen, om zijn onschuld te bawyzen). Hoe deze voor de partij van den generalen staf zoo bedenkeiyke verklaringen te ontze nuwen Als men het volgende verslag van het ver hoor van Ravary leest, dan zal men, ineenen wij, wel gelooven dat er valsche eeden zijn afgelegd. Labori: Was bet in het rapport vermelde dossier dat van Dreyfuss Ravary: In het rapport staat.: „Ie dossier secret", maar dat moet zijn „un dossier secret", LaboriIn het rapport staatEen stuk was uit dat dossier genomen en lag tusschen Picquart en Leblois. Op dat stuk stond Cette canaille de D. Wat was dat voor een stuk? RavarijDat heb ik niet onderzocht. Ik heb alles wat uit de verklaringen der ge tuigen voortvloeide, nauwgezet op schrift gesteld. Laboridat heet een instructie RavaryIk protesteer. Onze instruction werden eerlijk geleid. LaboriDus hebt gij niet getracht te weten te komen wat voor stuk dat was Ravary: Dat stuk had niets te maken met iets wat Esterhazy aanging. LaboryIk neem akte van dit antwoord en ik ga voort. Het rapport constateert dat dit stuk hetzelfde is als het „do cument", door de gesluierde dame aan Esterhazy overhandigd en bestemd om diens onschuld te bewijzen. Wat was dit voor een stuk? RavaryIk weet er niets van. LaboriDit is genoeg. Ik ben voldoende ingelicht. Maar daarbij bleef het niet. De Pellieux, die het eerste onderzoek leidde, is ook over deze zaak gehoord. „Dat begrijp ik wel. We moeten alleen even op meneer's zitkamer zijn". De juffrouw, blijkbaar ons nu vertrouwend, braebt ons boven. „Een echte studentenkamer, Watson", zei Holmes. „Hm, dat is een groote flesch mor phine. Die Barnes is zeker afschaffer. Kijk maar eens wat een flesschen melk. Een zeer verstandig jongmenscli. Ga je mee, Watson, ik heb het gezien. We zijn hier dicht by Rob bers, is 't niet „Bedoel je dien handelaar in lijken „Jawel, en in geraamten, beenen, enfin, al wat een weetgierig arts of student maar verlangen kan. We loopen er even heen". „Wat drommel, heeft die er mee te maken?" „Je zult het gauw weten. Daar zijn we er al. Bonjour, Robbers, gaat de affaire goed?'' „'t Schikt nog al, meneer Holmes". „Ja, maar alle klanten zijn niet tevre den. Meneer Barnes pruttelt over dat lijk, dat je hem geleverd hebt, de vorige week". „Het was toch precies de lengte, vijf voet zeven, en ook de kleur van haar, meneer". „Zoo, enfin, een volgenden keer beter. Een handig jongmensch, die Barnes, hè Maar hij heeft er bij zijn studie wel eens last van, dat hij linksch is, geloof ik". „Och waarom, meneer Dat maakt geen onderscheid". „Soms wel. Nu, bonjour, Robbers. Ziezoo, Watson, de zaak is gezond. Ik kan me het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 5