FEUILLETON.
De broederschap der Zeven Koningen,
BIJVOEGSEL
De leening van 1895 vordert nog
42 jaar aan intrest en aflossing, te
zamen per jaarf
De leening van 1898 vordert
nog 35 jaar aan intrest en aflos
sing, te zamen per jaar
Maandag 7 Februari 1898, no. 31.
Middelburg 5 Februari.
Stukken van den Gemeenteraad
Middelburg.
VERKOOP GASFABRIEK.
Door den wethouder, den heer II. P. den
Bouwmeester, zijn ter zake van dien verkoop
twee nota's samengesteld.
De eerste nota luidt als volgt
FINANCIEEL overzicht exploitatie gasfabriek
volgens de gemeenteverslagen over 1881
t/m 1896.
Jaar.
Goed slot.
Retributie.
1881
13130,51®
1882
17620,96
1883
20515,38
1884
23865,26®
1885
1886
21157,63®
1887
20285,30'
1888
14987,96
1889
19109,82
1890
4684,37
f 9280
1891
9762,04
9280
1892
14151,43»
9477
1893
16953,60®
9477
1894
16961,54'
9477
1895
19280,34
9477
1896
22605,14»
9477
276686,30
65945
25000
Wordt de gasfabriek verkocht en bovenge
noemde koopsom gebruikt om de leeningen
1895 en 1898 af te lossen, dan zijn de tinan-
cieele gevolgen voor de gemeente als volgt:
Mindere uitgaven voor intrest en aflossing
volgens bovenstaande berekening 25000.
Mindere kosten van straatverlichting 3613.
126000 M3 noodig (zie Gemeentebegrooting
1898) voor de straatverlichting kosten thans
als volgt
2000 M3 i 8j ct170.—
2000
8£ ct.
af 5
2000 M3 a 8i ct.
af 10
2000 M* a 8£ ct.
af 15
118000 M3 a 8J ct.
af 20
en na overname door de Imperial
126000 M3 a 4 ct
f 3613.—
A. De gasfabriek heeft, volgens bovenstaande
cijfers, sedert het begin der exploitatie aan de
gemeente opgeleverd:
Goede sloten 276686,30
Retribution 65945,
Hierbij dienen nog te worden
opgeteld de kosten der straatver
lichting over de jaren 1888 en 1889,
toen deze verlichting gratis werd
verstrekt (begroot op /*7000p.j.)
342631,30
Hierbij zij opgemerkt dat het voordeel eigen
lijk nog grooter is, daar de gasfabriek, tegen
den prijs van het tarief leverende, in zake
straatverlichting met verlies werkt.
Belasting voor het opbreken der straat ge
middeld per jaar 2000 M2 a 25 ct. 500, min
dere kosten van verlichting der gemeentege
bouwen,, begroot op f 150, uitkeering van de
Imperial bij vermeerderd gasverbruik (meer dan
870000 M3 per jaar). Memorie. Totaal minder
uitgaven 29,263.
Tegenover eene zekere bate van minstens
29,263 welke bij verkoop verkregen wordt,
wordt eene steeds onzekere bate prijsgegeven,
welke heeft bedragen
gemiddeld per jaar over den geheel en duur
der exploitatie f 22,289,46 of gemiddeld per
jaar over de laatste 10 jaren 23,872,66 of
gemiddeld per jaar over de 3 gunstigste jaren
29,092,68.
14000
356631,30
of gemiddeld per jaar 22289,46
B. De gasfabriek heeft, volgens dezelfde
cijfers, in de laatste 10 jaren aan de gemeente
Goede sloten
Retributiën
158781,571
65945,—
Bijde gratis geleverde straat-
lichting 1888/89 (zie boven).
224726,57
14000,—
238726 57»
of gemiddeld per jaar 23872,66
C. De gasfabriek heeft, volgens dezelfde
cijfers, in de 3 financieel
de gemeente opgeleverd:
Goede sloten
Retributiën
jaren aan
58847,03
28431,—
f 87278,03
of gemiddeld per jaar
Bij verkoop van de gasfabriek
29092,68
betaalt de Imperial voor de fa
briek c. af
en voor den inventaris wel
minstens
In Juli 1898 blijft nog onafge-
lost van de 3 leening 1895
f 506000
en van de 3V4 leening
1898 60000
f 566000
De tweede nota luidt als volgt
Het gasverbruik over den meter nam van
bet begin der gemeente-exploitatie tot in bet
jaar 1893 gestadig toe, bereikte dat jaar het
hoogste cijfer, n.l. 779743 M3 en verminderde
daarna van jaar tot jaar langzaam maar zeker;
over 1897 bedroeg het slechts 701743 M3, dus
ruim 10 minder dan in 1893.
Redenen van dezen achteruitgang moeten ge
zocht worden in het doordringen van het gas
gloeilicht en in zeer enkele installaties van
electrisch lichthet aantal gaaverbruikers toch
blijft steeds stijgende.
In 1895 machtigde de gemeenteraad burge
meester en wethouders om ook gas over «wrat-
gasmeters te verstrekken met het gevolg dat
de gasfabriek daardoor einde 1897 een aantal
van 134 nieuwe gasverbruikers met een gebruik
van 23140 M' gas had verkregenniettegen
staande deze toename bleef het totaal gasver
bruik, zooals boven gezegd, toch verminderen.
Dat ondanks achteruitgang in gasaflevering
de tinanciëele resultaten der laatste jaren toch
steeds gunstiger werden, moet worden toege
schreven aan de voortdurend hooger prijzen,
die van de nevenproducten konden worden
bedongen.
De cokes brachten op": in 1893 f 11204,46,
in 1894 f 11843,39, in 1895 ƒ12175,14, in 1896
f 15050,50, zijnde f 4000 of ruim 35 meer
dan in 1893.
Het teer bracht opin 1893 f 2355,31®, in
1894 f 2643,61, in 1895 f 2815,34®, in 1896
f 3436,88, zijnde f 1100 of bijna 50 meer
dan in 1893.
Zoowel de prijzen van cokes als die van teer
hebben echter nu zulk eene hoogte bereikt,
dat redelijkerwijze geene verdere verhooging
waarschijnlijk geacht kan wordende teerprij-
zen zijn in 1897 reeds gedaald, en dat een
cokesprijs van 60 ct. per H. L., vrij thuis, de
uiterste grens zeer nabij komt, zal wel iedereen
beamen.
Ammoniak water, dat de laatste jaren tot
zeer hooge prijzen ƒ1200 p. j.) van de hand
kon worden gezet, is, althans voor de naaste
toekomst, zoodanig gedeprecieerd, dat het de
kosten van vervoer enz. bijna niet meer goed
maakt (opbrengst 200 p. j.).
Waar dus hoogere opbrengst der nevenpro
ducten zeer zeker niet te verwachten maar
veeleer eene mindere opbrengst te duchten is
en het gasverbruik blijft verminderen, kan het
wel niet anders of de financieele resultaten der
eerstvolgende jaren zullen steeds ongunstiger
worden.
Dat het gasverbruik zal blijven verminderen,
tenzij maatregelen van ingrijpenden aard wor
den genomen, is m. i. buiten kijf.
Behalve het gasgloeilicht, dat in voortdu
rend wijderen kring het gewone gaslicht ver
dringt, is ook hier ter stede het electrisch
licht als concurrent van het gas opgetreden.
De firmas Alberts, Mes en Van der Klip Jol-
mers, die te zamen eene betrekkelijk groote
hoeveelheid gas gebruiken, hebben hunne in
richtingen, en gedeeltelijk ook hunne woningen,
van electrisch licht voorzienblijft dit op den
duur voldoen, dan zullen zeker vele gasver
bruikers, die over beweegkracht beschikken,
spoedig hun voorbeeld volgen. Ook eleetrische
verlichting van enkele blokken (iets wat van
gemeentewege niet belet kan worden) en dan
natuurlijk in buurten waar veel winkels (groote
gasverbruikers) zijn, is volstrekt geen denk
beeldig gevaar.
Om van acetyleengas en thuis bezorgde
electriciteit hier niet te gewagen, meen ik dat
in het bovenstaande reeds meer dan grond ge
noeg te vinden is om aanhoudende verminde
ring van het gasverbruik te voorzien.
De vraag rijst of de gemeente harerzijds iets
kan doen om deze vermindering te doen op
houden of nog beter het gasverbruik wederom
te doen vermeerderen.
Het komt mij voor dat daartoe slechts drie
wegen openstaan en wel
lo. Uitbreiding van het buizennet.
2o. Uitgifte van een groot aantal muntgas
meters met daaraan verbonden voordeelen,
3o. Verlaging van den gasprijs.
DE KERK TE BRUINISSE.
Het openbaar schrijven, tot kerkvoogden van
de Ned. Herv. gemeente te B r u i n i a s e ge
richt door den heer J. A. Frederiks te M i d-
d e 1 b u r gsecretaris der commissie uit bet
Zeeuivscli-Genootschap der Wetenschappen tot
het opsporen, het behoud en het bekend maken
van de overblijfsels van kunst en oudheid in;
Zeeland, in verband met de voorgenomen ver
bouwing van de bovengenoemde kerk, waar
omtrent in ons vorig nommer een en ander
werd medegedeeld, luidt als volgt
„Uit de dagbladen blijkt, dat gij geen gehoor
hebt willen geven aan de wenken, die gij van
verschillende zijden hebt ontvangen, en toch
besloten zijt om uwe oude XVe eeuwsche kerk
gedeeltelijk af te breken en een nieuw stuk
daarvoor in de plaats te bouwen.
Kerkvoogden van Bruinisse, gij gaat daar
door een wandalisme plegen, zooals in Zeeland
in geruimen tijd gelukkig niet is voorgekomen,
Gij gaat een eerbiedwaardig monument on
herstelbaar verminken en zult daarvoor in de
plaats bekomen een modern bouwwerk, dat
geen de minste kunstwaarde bezit.
Gij gaat eenige duizenden guldens in het
water smijten en uwe opvolgers noodeloos op
zware lasten brengen.
Gij gaat Zeeland van een monument beroo-
ven en uwe woonplaats haar eenig sieraad
ontnemen.
Ik heb uwe correspondentie gelezen met den
bewindvoerder van het fonds, waaruit de gelden
voor den nieuwen bouw beschikbaar worden
2. Uit het Engélsch.
VAK
ROBERT EUSTACE.
Ik kleedde mij aan, ging naar de Club
eten en bevond mij om half elf in een salon
op het Grosvenor Plein. Nadat ik een paar
woorden met de gastvrouw gewisseld had,
begaf ik mij naar de groote zaal, waar ik mijn
vriend Defrayer, een advocaat, ontmoette. Wij
raakten samen aan het praten en intusschen
zag ik, dat zich een kring van heeren vormde
om een statige vrouw aan het andere einde
van het vertrek. Haar in het oogloopend
schoon en schrander gelaat moest ieders aan
dacht trekken. Ik voelde onmiddellijk dat ik
haar meer gezien had, maar kon mij nog niet
herinneren waar of wanneer.
„Wie is die dame vroeg ik aan mijn
vriend.
„Weet ge dat niet?" antwoordde hij
verbaasd. „Dat is de groote mevrouw Ko-
lncky, de heldin van het seizoen, de groote
specialiteit, die door iedereen geconsulteerd
wordt. Londen is dol op haar. Zij is hier
slechts tien minuten geweest en kijk, nu gaat
Ik heb kennis genomen van uwe bezwaren
tegen het behoud en de herstelling van de
oude kerk.
Doch ik ben niet tot de zekerheid kunnen
komen, dat die oude kerk niet aan aide door
u gestelde eisehen zou kunnen voldoen.
Integendeel, ik ben versterkt in mijne over
tuiging dat het oude gebouw, deugdelijk her
steld en oordeelkundig ingericht, veel beter
zij alweer heen. Men zegt dat zij twaalf
uitnoodigingen per avond heeft".
Mevrouw Kolucky begaf zich naar de deur
en daar ik haar meer van nabij wenschte te
zien, drong ik snel naar voren, zoodat ik nog
vóór haar boven aan de trap was en haar vlak
in het gelaat zag. Hare oogen ontmoetten de
mijne. Zij waren donker en schenen mij door
en door te zien. Zij glimlachte, stond even
stil als wilde zij spreken, doch bedacht zich
en ging langzaam de trap af. Ik stond een
oogenblik als versufthet suisde mij in de
ooren en mijn hart klopte hevig. Ik volgde
haar echter onverwijld en beneden komende
zag ik haar rijtuig nog voor de deur staan en
ik kon baar goed opnemen, zonder dat zij mij
ontwaarde. Zij leunde over het portier en
sprak met iemand die er voor stond. De vol
gende woorden troffen mijn oor
„Alles in orde. Zij zeilen morgen avond
uit".
De heer, tot wien zij sprak, antwoordde iets
dat ik niet verstond, maar ik had zijn gelaat
gezien en Hugo Doncaster herkend. Het rijtuig
reed weg en ik riep een hansom aan. In
hachelijke oogenblikken denken wij snel.
„Waarheen?" vroeg de koetsier.
„No. 140. Earl's Ten-ace, Kensington
riep ik en viel achterover in het rijtuig. De
herinneringen, die mij bestormden, verlamden
mij bijna, maar ik herstelde mij spoedig. Ik
jwist dat ik handelen moest, en schielijk han
delen. Ik bad zooeven bet hoofd van De
Broederschap der Zeven Koningen gezien. Mad,
Kolucky, die zeer veranderd was, sedert ik
haar het laatst gezien had, was de vrouw, die
tien jaar geleden mijn hart en mijn leven te
Napels verwoest had.
Met mijn kennis van het verleden besefte ik
maar al te goed dat, waar die vrouw optrad,
er slachtoffers moesten vallen. Thans had zij
het op een kind voorzien en ik moest dat
leven redden, al zou het mij het leven kosten.
Zij zond den jongen op reis. Morgen vertrekt
hij met een harer handlangers. Zij was in
dienst van Doncaster en als zij dien knaap uit
den weg kon ruimen, dan zou Doncaster haar
ongetwijfeld een fabelachtige som betalen.
Voor het uitwerken harer plannen had zij
de eerste plaats geld noodig. Ja, het leven
van den knaap verkeerde ongetwijfeld in groot
gevaar en ik had geen minuut te verliezen.
Ik moest terstond met zijn moeder spreken en
zoo mogelijk die beraamde reis verhinderen.
Zoodra het rijtuig voor het huis stil hield,
gooide ik het portier open en vloog naar bo
ven. Hier wachtte mij een nieuwe teleurstel
ling. De knecht zei dat mevrouw dien avond
naar Schotland was vertrokken daar zij
per telegram bericht had gekregen, dat haar
dochter ernstig ziek was. Zij was onmiddellijk
vertrokken, doch kon de plaats harer bestem
ming eerst den volgenden avond bereiken.
„Is lord Kairn thuis?"
aan het doel zal beantwoorden dan de nieuwe
stichting, die gij denkt op te trekken.
Ik zou u dat ter plaatse duidelijk willen
komen maken, doch ik zou niet alleen komen,
omdat gij misschien te weinig waarde aan
mijne woorden zoudt hechten.
Ik zou mij wenden tot dr P. J. H. Cuypers,
Neêrland's grootsten bouwmeester, den man,
die 100 nieuwe kerken heeft gebouwd en die
meer dan 1000 oude kerken heeft bestudeerd.
Ik zou uitnoodigen den architect Hezenmans,
die zijn geheele leven heeft gewijd aan de
herstelling van de merkwaardigste kerk uit
ons land de kathedraal van Den Bosch.
Ik zou een beroep doen op den rijks-bouw
meester C. II. Peters, die sedert jaren een
studie maakt van Neêrland's oude monumenten,
en op den heer J. van Lokhorst, den deskun-
bij het ministerie van binnenlandsche
zaken, die, in Zeeland uitstekend bekend, ge
durende een kwart eeuw de leiding heeft ge
had over belangrijke restanratiën in ons land.
Met deze vier deskundigen zou ik tot u komen
en gij zoudt uit hun mond hooren, dat door
het behoud en eene gewijzigde inrichting van
de bestaande kerk, al uwe bezwaren kunnen
worden opgelost en bovendien der gemeente
een belangrijk geldelijk voordeel zou worden
bezorgd.
Blijft gij daarentegen volharden in uw aan
vankelijk voornemen
bedenk dan, dat onze vaderlandsche kunst
een belangrijk verlies gaat lijden
bedenk dan dat gij noodeloos eenige duizen
den guldens gaat uitgeven en uwe opvolgers
op zware lasten gaat brengen
bedenkt dan, dat uwe oude kerk meer dan
vier eeuwen den tand des tijds heeft getrot
seerd en nog zóó kloek er bij staat, als wave
zij pas gebouwd, terwijl hetgeen men u er
voor in de plaats zal geven stellig niet even
duurzaam zal zijn.
Als gij dit alles dan hebt bedacht en die
vier mannen van groot gezag hebt geboord,
zult gij niet volharden bij uwe voornemen,
opdat niet eenmaal aan uwe nagedachtenis het
verwijt blijve kleven dat gij de oude kerk van
Bruinisse moedwillig en zonder noodzaak hebt
verwoest."
BENOEMINGEN ENZ.
Bij kon. besluit:
zijn benoemd tot ontv. der dir. bel. enz. te
Grouw c. a. U. Rijpma, thans ontvanger te
Ameide c. a.te Haarlem (buitengemeenten),
C. J. A. Stakman, ontvanger te Gouda (bui
tengemeenten); te Willemstad c. a. H. J. Ko
ning, ontvanger te Goedereede c. a.; te Groes-
beek c. a. J. Nagtegaal, ontvanger teMakkum
c. a.; te Blokzijl c, a. W. van Suil, ontvanger
te Haaksbergente Wijchen c. a. A. A. Vreede
Jz., ontvanger te Dalfsen; te Uithuizen c. a.
F. S. van der Goot, ontvanger te Medembhk c. a.
hoog gebergte is voor een troep, die alles
moet medevoeren, een buitengewoon ver
moeiend iets dan zal deze excursie toch
nut kunnen stichten tot het tot rust
brengen van de westkust, waar Oemars invloed
nog allesbehalve vernietigd was.
Daja is een landschapje, op de westkust ge
legen aan de Daj a-rivier ten noorden van Lam-
besi (Lambesoi), waar Oemars volgelingen in
dertijd de sloeproeiers van de Benkoelen af
maakten, toen hij daar aan land werd gezet
om als onze zendeling en uit ouzen naam met
den radja van Tenom te onderhandelen tot het
in vrijheid stellen van de bemanning van de
Nisero. In Mei 1877 boden deze staatjes hun
onderwerping aan. Een jaar later werden zij
door een colonne onder overste Van Lier bezocht.
A T J E H.
De correspondent der N. R. Ct. te Batavia
seinde Vrijdag aan zijn blad
„Morgen gaat het derde bataljon met trein
naar Daja om Oemar's partijgangers te verdrij
ven, per stoomschepen Havik en Gier, onder
commando van majoor Christan, vergezeld van
den kapitein van den staf Van Daalen. De
landing zal plaats hebben in de Lambesibaai.
Men verwacht geen tegenstand."
Het blad teekent hierbij het volgende aan
Toekoe Oemav bevindt zich, naar de laatste
ontvangen berichten doen veronderstellen, nog
achter in de XXII Moekims. Zonder hem zullen
zijn partijgenooten ter westkust weinig durven
uitvoeren en de bevolking zal zich niet tegen
ons durven verzetten, als de man, voor wien
nog meer vrees koestert dan voor ons, af
wezig is.
Het komt ons voor, dat deze expeditie ten
doel heeft den invloed van Toekoe Oemar in
de zuidelijke staatjes van de zuidelijke neder
zettingen ter westkust van Groot-Atjeb te
fnuiken en hem bet terugkeeren daarheen zoo
goed als onmogelijk te maken. Wellicht zal
men hem volgen op het pad, dat hij benutte
van de westkust naar Pedir op te
trekken, teneinde zijn daaraan gelegen nacht
verblijven te vernielen en hem de retraite
nog bezwaarlijker te maken. Maar ook al
wordt zulk een tocht te vermoeiend voor
onze soldaten geacht, in verband met bet
daardoor te verkrijgen voordeel een daj
lange marsch langs een smal voetpad over
KERKNIEUWS.
In ons nommer van Zaterdag 29 Jan. namen
wij eene verzuchting op van den Haagschen
predikant J. Wisse Czn. over den droeven
toestand van Zeeland op kerkelijk gebied, waar
het z. i. geleek op een „vallei vol doodsbeen
deren."
Wij veroorloofden ons daarover eene opmer
king.
Dit geeft den heer Wisse weer aanleiding
tot de volgende boutade
„Van zulke critiek als de Middelburgsche
Courant levert over kerkelijke zaken, zon men
inderdaad haast kippevel krijgen.
Evenwel, by eenig nadenken is dit de Mid
delburgsche en haar kornuiten niet zoo bijster
euvel te duiden.
Gewoon in politieke wateren te visschen,
haakt spoedig het net als men zoo op eens op
kerkelijk',terrein zijne kunst wil beproeven.
Over waarheid met genoemd blad te pole-
miseeren zou gaan, maar over de waarheid
niet. Dat kan het blad uit Zeelands hoofdstad
niet, naar het schijnt, zonder persoonlijk te
worden, en dan weten we vooruit waar dit in
eindigt, nl. in de vraag„Zijn wij dan ook
blind
Daarom gunnen we onzen aanvaller gaarne
het laatste woord.
O, die persmanieren van het denkend deel
der Natie
Deze repliek is vrij curieus.
Als dus iemand den overmoed heeft om met
een air van gezag de meest onbekookte dingen
te vertellen; een persoon, een deel van of een
geheel volk inde oogen van anderen een bre
vet van minder deugdzaamheid of niet-braafheid,
of, zooals men dat op kerkelijk gebied noemt,
„onzuiverheid in de leer" uitreiktzich ver
stout de wijsheid in pacht te willen hebben,
mogen wij den naam van zoo iemand niet in
het debat brengen. Dan wordt men persoonlijk.
Laat ons elkander toch goed verstaan. De tijden
zijn voorbij dat dominees en geestelijken alles
mogen zeggen en een ander moet zwijgen.
Op dat punt wordt ons volk gelukkig hoe lan
ger hoe meer mondig.
En danhet verwijt van persoonlijk te wor
den klinkt al zeer zonderling van de zijde van
den heer Wisse, die n.b. in zijn blad De Wek
ker nooit iets anders heeft gedaan en liet doen
dan dr Kuyper aanvallen op de meest per
soonlijke wijze
Tot koster en klokluider der Ned. herv.
kerk te Biggekerke is benoemd K. Melis.
LETTEREN EN KUNST.
Over het ontstaan van de Kiesvereeniging
van Stellendijk schrijft de heer Van Nouhuys in
Het Vad. het volgende, ten minste over de
wording van iets ervanvan het intrigetje.
„Ik gebruik een verkleinwoord, zoo schrijft
hij omdat eigenlijk daarin ook niet de kern
ligt van dit blijspel, al beheerscht het voor
een groot deel de behandeling. Het geschiede-
nisje dan, dat iets bijgedragen heeft tot de
wording, is ontleend aan een klein Italiaan sch
blijspel. De heer Mulder nam op zijn reizen
door Italië wel eens zijn intrek in een loge
ment, waarvan de kastelein tevens literator en
blijspelschrijver wasen tegelijk een vurig
politicuswel de tegenhanger van Stee
kamp dusVan deze ontving hij een paar
politieke blijspelen ten geschenke, en in een
daarvan, getiteld Puritani e Cavalleri komt een
vader voor, die tegenover zijn dochter om rede
nen van politieken aard ongeveer dezelfde hou-
„Neen, mynheer; mevrouw wilde hem
liever niet alleen laten en zond hem naar me
vrouw Kolucky, Weibeekstraat 100. Misschien
weet gij nog niet mijnheer, dat de jonge lord
morgenavond naar Cairo vertrekt."
„Ja, ik weet dat alles maar als gij
mij nu het adres van mevrouw kunt geven zal
ik n heel dankbaar zyn".
Zoodra de man het mij opgegeven had stapte
ik weer in mijn hansom.
Een oogenblik dacbt ik er over aan mevrouw
Keuyon te telegrafeeren, dat zij haar reis moest
staken en onmiddellijk terugkeeren, maar latei-
bedacht ik mij weer dat ik dat toch liever niet
zou doen. De knaap was reeds in de handen
van den vijand en ik was overtuigd dat ik
hem alleen door list kon reddendus reed ik
naar huis eu eer ik daar aankwam had ik be
sloten wat mij te doen stond. Ik zou Cecil
en dr Fietta naar Cairo vergezellen.
Den volgenden morgen om elf uur had ik een
plaats besproken op de Hydaspas en 's avonds
om negen uur ging ik aan boord. Ik zag in
de verte lord Kairn en zyn reisgenoot, maar
om geen argwaan te wekken ging ik hem uit
den weg. Eerst den volgenden morgen, toen
de boot in liet kanaal was, verscheen ik op
het dek en zag weldra den knaap in een stoel
bij het roer zitten. Naast hem stond een lange
magere man van middelbaren leeftijd, met een
knijpbril op. Hij zag er geheel uit als een
draaiden knevel en diep liggende ronde oogen.
Toen ik in hun nabijheid kwam, keek lord
Kaïrn op en herkende mij dadelijk.
„Mijnheer Head! riep hij uit en sprong
overeind „hoe komt gij hier Wat ben ik blij
dat ik u zie
„Ik moet voor zaken naar Caïro", zei ik,
hem de hand schuddende.
„Naar Cairo! We1, daar gaan wij ook
maar daar he jI gij moeder niets van
toen zij eergisteren bij u is geweest.
Het was zoo jammer, dat moeder onverwachts
naar Schotland moest; maar gisteren avond,
eer wjj aan boord gingen, kwam er nog een
telegram dat Ethel beter was. Toen moeder
weg moest ging ik bij mevrouw Kolucky lo
geeren. Ik ben daar graag. Zij heeft zoo'n
mooi huis en is zelf zoo mooi. En dit is dr
Fietta, die met mij op reis gaat". Toen de
knaap dit zei, keerde de doctor zich om en
zag mij aan door zijn knijpbril. Ik boog en hij
beantwoordde mijn groet.
„Dit treft al-heel toevallig, dr Fietta", zei
ik, „Cecil Keuyon is de zoon van mijne beste,
oudste vriendin. Ik ben blij dat hij er zoo
goed uitziet en het verheugt mij dat ik een
zoo uitnemend geleerde leer kennen als gij zijt.
Ik heb veel van de kunde en de macht van
mevrouw Kolucky gehoord, maar ik denk dat
deze geheimen van haar kunst zeer zorgvuldig'
bewaard worden. De mannen van het vak
vreemdeling, met een puntig baardje, opge.| verguizen haar natuurlijk, dat weet ik wel, maar