MIDDELRGRGSCHE COURANT. N°. 21. 141e Jaargang. 1898 Woensdag 26 Januari. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondoring van Zon- en Feestdagen. Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderljjke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 25 Jau. 8 u. vm, 46 gr. 12 u. 45 gr., av. 4 n. 40 gr. F. Yerw. Z. W. wind. Middelburg 23 Januari.' Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Adverteptiên20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel, Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan bet burean te bekomen. Het veel ophef is gemeld dat in de jongste algemeene ver gadering van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers den leden aangeraden werd bij de aanstaande inhuldigingsfeesten „geen uittartende houding" aan te nemen, terwijl tevens verklaard werd dat, zoo gemeentebesturen meenden onderwijzers tot deelneming of medewerking te mogen dwingen, de Bond alsdan zou toonen, dat nog altijd de kracht der vereeniging bestaat. Die redeneering heeft echter af veel van eene uittarting. Als er iets is dat ons vaak hindert in den Bond, waarvan wij het goed recht erkennen in deze dagen, waarin tal van vereenigingen getuigen van de samenwerking van gelijk gezinden of gelljkgeplaatsten in de maatschappij, om hunne belangen te behartigen, dan is het de hooge toon, de arrogantie, die spreekt nit menig woord; uit het optreden van dien Bond by sommige gelegenheden. De billijkheid van tal van eischen, die de leden doen hooren, zullen wij niet loochenen, maar ons dunkt dat hun prestige en dat van den Bond zeiven er door zou winnen ala in de manier van optreden wat meer uitblonk eene beschaving, een kalmte en een bezadigd heid, die vooral bij opvoeders der jeugd zoo zeer passen. En dat zelfs in den boezem van den Bond eeno aanmaning tot bezadigdheid noodig is, zooals hierboven is meegedeeld, pleit niet voor den geest der leden, hetzij dan van velen of van weinigen. Wy vinden ën die vermaning èn die bedrei ging vreeselijk klein, en verbazend aanstellerig. Wy gelooven niet dat iemand, wien ook, welke maatschappelijke betrekking hij ook bekleedt, gedwongen zal worden in Augustus of September mee feeBt te vieren, als hij daar toe geen roeping gevoelt of geen lust heeft. leder zijn vrijheid. Dezulken mogen gerust in huis blijvenuit het laud gaan, ja zelfs, om in eigen omge ving den schijn van zelfstandigheid te behou den op den dag der feesten in eigen woon plaats zich begeven naar eene andere gemeente in het land, waar men op een anderen dag feest viert. Dit alles afgescheiden van de kwestie of men gegronde reden heeft het in ons land met zijne monarchie zoo ellendig te vinden. Daarover kan verschil van meening bestaan; maar men moet toch al eene eigenaardige opvatting heb ben om, trots het onvolmaakte dat er in ons land bestaat, met een blik op de Fransche of de Amerikaansche republiek en de toestanden daar, onze monarchale instelling, die een repu- blikeinsch karakter draagt, te willen ruilen voor eene republiek, waarin het toch ook alles behalve couleur de rose kan zijn. Het ergste wat nu een republikefnsch-gezin- den onderwijzer kan overkomen, aal wel zijn dat hij moet meehelpen den kindenen feest te laten vieren. Zou dit nu zoo vreeselijk zijn By de keuze van een hunner die den kleinen de beteekenis van het feest zal moeten ont vouwen, zal een hoofd der school wel zoo pr&ctisch -wezen om dit óf zelf te doen, als by dit con am ore kan verrichten, óf iemand kiezen die in de goede stemming verkeert en de ge paste gevoelen# huldigt om die taak t& ver vullen. En de overigen? Och, in elke betrekking komen wel eent< werkzaamheden voor die men tegen zijn zin verricht. Niet altijd is men geroepen juiBt te doen datgene wat men het liefst wil, niet altijd kraait eigen haan koning. Plichtsbesef dwingt echter tot inschikkelijk heid. Als ieder, die in zijne betrekking iets dergelijks, minder aangenaams ondervindt, op zyn achterste beenen ging staan, evenals de heeren van den Bond, of met een air van gewicht verkondigde dat hij geen- uittartende houding zou aannemen, dan werd iin onze maat schappij de toestand ten Blotte onhoudbaar. Laat hen, die bezwaren hebNen tegen de feestviering, vragen of zij verschoond mogen Agenten. Te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tkolen:~W. A, van NiEÜWÏNHUIJZEN. rechtsgevoel, en misschien draagt onze heilige overtuiging, dat bij ons door onze onpartijdige, eerlijke, rechterlijke macht op behoorlijke wijze een einde aan de zaak H. gemaakt zal worden, er wel toe bij onze sympathie voor den ongéluk- kigen vreemdeling te vergrooten." Cemeentelijke-ondernemingen tegenover de Cemeente-begrooting. Na het vele, dat over de inmenging van den minister van binnenlandsche zaken in de kwestie van de gemeente-begrooting te Zutphen geschreven is, herinnert de N. R. Crt. aan hetgeen deze minister in de Memorie van Ant woord op het Yoorloopig verslag der Eerste kamer over zijne begrooting mededeelt. Daaruit blijkt, dat al het geschrijf, dat deze zaak heeft uitgelokt, berust op eene verkeerde voorstelling, die men zich van het door den minister van binnenlandsche zaken ingenomen standpunt gemaakt heeft. Het blijkt nu, dat er van een wensch tot specificatie van de uit gaven en inkomsten der gemeentelijke onder nemingen op de gemeente-begrooting geen sprake is geweest, maar dat de minister zich uitsluitend er tegen verzet heeft, dat feitelijk de exploitatie-uitkomsten dier ondernemingen van het overig geldelijk beheer der gemeente waren afgescheiden, en dientengevolge elke samenhang met het algemeen financieel beleid werd gemist." Het blad meent, dat dit standpunt van den minister, met het oog op artt. 204 en 205 der gemeentewet, tegen welker algebeele terzijde stelling hij heeft bezwaar gemaakt, volkomen rationeel is. blijven van medewerking aan een feest voor de kleinen. Kan dit, dan weten wij wel niet of zij als paedagogen wel goed doen aldus tegenover de kinderen te doen blijken dat zij zich voor hen zelfs niet eenige opoffering wil len getroosten, een blijk van zelfverloochening gevenmaar dat is hun zaak. Kan het niet, dat zij dan doen, wat hun plicht als menach is: meewerken; en zich troosten met de gedachte dat zij het recht hebben dit eenvoudig te beschouwen als een formaliteit, waaraan zy geen waarde hechten en die hunne meening op het gebied der staatsinrichting onverkort laat. Een soortgelijken raad gaf dezer dagen De Sociaal-Democraat aan de leden der Kamer van zijne partij, die in September den eed of de be lofte van trouw aan de Koningin zullen moeten Diens meening was: „Laat hen, zoo zij er niet omheen hunnendeze en alle moge lijke formaliteiten vervullen, die van hen worden gevergd. Aan die formaliteiten moet geen de minste waarde gehecht worden." Welnu, van dat standpunt kunnen deonder- wyzers de kwestie, die wij bespraken, ook izien. En als dan het feest der kinderen is afge- loopen, laat hen dan spoedig huiswaarts gaan en zich opsluiten in een kamer, waar zij van de verdere feestelijkheid niets meer behoeven te zien en te hooren. Het feest zal geen oogenblik door hunne af wezigheid gestoord worden; zij, die het vieren, zullen er niet eens op letten of mijnheer die of die, onderwijzer, er al of niet aan meedoet; de wereld zal er toch wel om draaien. Het eenige, dat wellicht een gevoeligen knak zal ontvangen, is misschien de ijdelheid van eenigen dier heeren, die meenen dat hun be ginsel-vastheid de spil is waarom alles draaien moet. Niet te vergelijken. Domela Nieuwenhuis roept in de Am wc den steun van Zola in voor de gebroeders Hoger huis, volgens hem op even willekeurige wijze veroordeeld als Dreyfuss. Met een zeldzaam gebrek aan onderscheidings vermogen stelt de schrijver de openbare ver oordeeling door beroepsrechters van de ge broeders H. wegens een zaak, welke geen enkelen nationalen of anderen hartstocht raakte, gelijk met de geheime veroordeeling door zeven leeken van een Joodsch officier wegens een misdrijf, dat, als het gepleegd is, de levendigste verontwaardiging wekt, een veroordeeling uit gesproken op een acte van beschuldiging zoo dwaas als ooit bet licht zag. Het is ons aangenaam hierbij te kunnen voegen, dat de Parijsche correspondent van het Handelsblad nog denzelfden avond in de Temps op ongeveer dezelfde wijze heeft aange toond, dat niet de minste overeenkomst tusschen beide zaken bestaat, terwijl hij tevens mede deelt, welke stappen door onze justitie werden en nog worden gedaan, om het volle licht over de zaak-Hogerhuis te verspreiden. Toevallig geelt een inzender in bet Hlld bijna hetzelfde antwoord op de vraag waarom het publiek zich wel voor Dreyfuss maakt maar niet voor de Hogerhuizen. „Het verschil tusschen beide zaken is hierin gelegen dat.' lo. dilar politiek eü eigenbelang een recht vaardige behandeling tegenhouden hier niet 2o. daar godsdiensthaat verblindt, hier niet; 3o. daar opgesloten wordt wie licht durft te ontsteken hier niet; 4o. daar de regeering alles doet om de hartstochten gaande te houden, zonder tot een einde te kunnen komen, terwijl hier de regee ring medewerkt; öo. daar wantrouwen beerscht bier niet 6o. daar wil men niet het gevaar loopente moeten erkennen dat een onschuldige drie jaar lang reeds gemarteld wordt hier deinst men niet terug voor de gevolgen; 7o. daar wijst alles op (ook ingeval van schuld) een behandeling der zaak beneden critiek, hier is alles behandeld in het open baar met inachtneming van alle vormen, en zal dit eventueel opnieuw gebeuren. Daarom behoeven wij ons voor de zaak H, niet warm te maken; dat wy het in de. andere e. van Someren Brand, die reedB van vele man- zaak wèl doen, spruit voort uit beleedigd I nen van wetenschap en kunst hulp hebben ge noten, welke hun ook voor liet vervolg is toe gezegd. RAMP OP AMBOINA. Blijkens tijding, aangebracht door het fregat Emma, dat van Ainboina te Batavia terug keerde, zijn de eilanden Banda en Saparoea ongedeerd gebleven. BENOEMDTGEW ENZ. By kon. besluit: zijn benoemd tot leden der staatscommissie, ingesteld bij kon. besluit van 21 April 1892 no. 4, ten einde de regeering van advies te dienen omtrent de wettelijke regeling, die ten aanzien van het waterstaatsbestuur bebooren te worden gesteld, mr E. Fokker, lid van de Tweede Kamer, te 's Gravenhage, en mr. B. H. Pekelharing, hoogleeraar aan de Polytechnische school te Delft is, met ingang van 1 Feb. a. s., P. C. Goed hart, te Arkel, benoemd tot machinist bij de stoomgemalen te en nabij Schellingwoude n benoemd tot vertegenwoordigers der regeering op het in de maand April dezes jaars te Madrid te houden negende Internationale Congres van hygiëne en demographiemr W. A. baron van Verschuur, te 'e Gravenhage, voorzitter van de centrale commissie voor de statistiekdr G. van Overbeek de Meijer, te Utrecht, hoogleeraar in de gezondheidsleer aan de rijks-universiteit aldaar; J. F. W. Conrad, to 's Gravenhage, voorzitter van het Koninklijk Instituut van ingenieurs; en drW. P. Ruysch, te 's Gravenhage, adviseur voor de medische en veterinaire politie bij bet departement van binnenlandsche zaken. Ook de minister van financiën verleent deze week geen audiëntie. Tentoonstelling van volkseigen klee derdrachten bij gelegenheid van de inhuldigingsfeesten. Om H. M. de koningin, bij gelegenheid van e inhnldiging8feesten, een beeld voor oogen te stellen van het volk, waarover zij dan zoo juist de regeering zal hebben aanvaard, wordt te Amsterdam een groote tentoonstelling voor bereid, waarop men van plan is op levensgroote beelden de volkseigen kleederdrachten, die thans nog worden gedragen, aan H M. de konin gin in de eerste plaats en vervolgens aan land genoot en vreemdeling te aanschouwen te geven. Het comité, dat deze taak op zich heeft ge nomen, is reeds vele bezwaren te boven ge komen, maar zal zyn taak nooit tot een goed einde kunnen brengen, zonder de gewaardeerde medewerking nit al die plaatsen en plaatsjes van ons land, waar het volkseigen karakter der hedendaagsche Nederlanders zich ook nog af spiegelt in uiterlgke dracht en tooi. Zulk eene tentoonstelling zal zeker bij welslagen de grootste belangstelling wekken, zoowel bij de eigen landgenooten als by de talrijke vreemde lingen, die bij de Inhuldigingsfeesten Amster dam zullen bezoeken. Ook voor de wetenschap zal deze tentoonstelling niet van belang ont bloot zijn, en ook de kunst zal er zeker haar voordeel mêe doen. 't Is te hopen, dat het bestuur van de ten toonstelling die algemeene medewerking zal ondervinden, welke het mogelyk zal maken dit plan op de beste wijze te volvoeren. De tentoonstelling zal waarschijnlijk in het nieuwe Stedelijke Museum te Amsterdam wor den gehouden. Op het oogenblik bestaat het voorloopig comité uit de heerenP. van Eegben, J. H. van Eeghen, mr J. M. Jolles en mr J. UIT STAD EN PROVINCIE. Bij kon. besluit is, met ingang van 1 Mei 1898, aan J. C. Dirks en A. Hollestelle te T h o 1 e n, op hun verzoek, eervol ontslag verleend als opzichter lste klasse van den rijkswaterstaat. Omtrent het verhandelde op de Vrijdag avond te Middelburg door voorstanders 'van de homeopathische geneeswijze gehouden huishoudelijke samenkomst kunnen wij thans niet meer uitvoerige mededeeiingen opnemen. Vóór dien tijd hebben wij gevraagd óf de vergadering voor de pers toégankelyk was, maar daarop is geantwoord, dat men liever de besprekingen, die een voorloopig karakter zouden dragen, in besloten kring hield. Wel wilde men ons, zoo daartoe aanleiding bestond, een bericht zenden van hetgeen men meldens waardig achtte. Nu echter reeds in andere bladen eene tijding daaromtrent Voorkwam, waaruit dus bleek, dat men de ons gestelde voorwaarde tegenover anderen niet handhaafde, bestaat er voor ons allerminst aanleiding, om in onze kolommen een groote ruimte af te staan voor mededee iingen te dezer zake. Alleen deelen wij mee, dat de byeenkomst vry goed bezocht was; dat besloten werd tot oprichting van eene zelfstandige vereeniging voor Middelburg en Vlissingen, ter wijl een commissie is benoemd tot het ont werpen van een reglement, dat op eene vol gende samenkomst zal worden behandeld. In de bijeenkomst van het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg trad Maandag avond als spreker op de heer dr C. Hoitsema, leeraar aan de Militaire academie. Hét onderwerp luidde „diffusie". Spreker wees er op, boe de trek tot reizen, die velen menscben eigen is. wordt teruggevonden bij de moleculen, waaruit de lichamen bestaan. Die moleculen bezitten de neiging om zich te ver plaatsen wanneer men dus moleculen van ver schillende soort naast elkander brengt, zullen die zich dooreenmengen „diffundeeren". Dat verschijnsel wordt aangetroffen in elk der drie aggregatietoestanden, maar in zeer uiteenloopénde mate. Terwijl de gassen snel, waterstofgas zelfs zeer snel, diffundeeren, gaat het bij vloeistoffen veel langzamer en bij vaste lichamen uiterst langzaam. Door proeven werden deze mededeeiingen toegelicht. Interessant zijn vooral de experimenten van den Luikschen hoogleeraar Spring, die de snelheid van diffnsie bij metalen bepaald heeft. De heer Hoitsema was in de gelegenheid zyn hoorders het resultaat dier proeven' te laten zien. Het bleek nameiyk, dat van twee cylin- dertjes, koperen aluminium bv., die zeer nauw keurig tegen elkander konden gepast worden, van het eerste metaal in het tweede en van het tweede in het eerste overging. Met er op te wijzen, hoe de grenslijnen die a&nvankeiyk door natuurkundigen tusschen verschillende verschynselen getrokken worden', meer en meer wegvallenhoe meer en meer blijkt, dat tusschen schijnbaar zeer verschillende toestanden, steeds overgangsvormen kunnen worden aangèwezen, eindigde dr Hoitsema zijne beschouwingen. In de Maandag te Gr o ede gehouden raadsvergadering waren drie leden absent wegens ziekte. Mededeeling werd gedaan van een koninklijk besluit van 13 Januari jij, waarbij de tractementen van den burgemeestér en den secretaris werden gebracht op f 730 dus verhoogd ieder met f 180. Bij de daarop gevolgde wyziging der gemeentebegroö- ting werd de hoofdelijke omslag verhoogd met f 300 en gebracht op f 5000. Dit besluit werd genomen met 3 stemmen tegen 1, die van den heer J. A. Risseeuw, die den post van straten met f 300 wilde verminderen. Op voor stel van den heer Lombaard werd, wegens de absentie van drie leden, de behandeling der politieverordening verdaagd; voor het voor stel stemden de leden Lombaard, Hammachèr en A Salomé; tegen de heer J. A. Risseeuw. RECHTSZAKEN. ArrOndissements-Rechtbank te Middelburg. Meineed. Heden werd voor bovengenoemde rechtbank behandeld de zaak tegen J. O., oud 29 jaren, werkman, geboren te Zaamslag, wonende te Ter neu zen, beklaagd dat by, op 29 Nov, 1897 ter openbare terechtzitting dezer recht bank als getuige onder eede gehoord in de strafzaak tegen P. C. van K., J. B. O. en P. H., allen te Terneuzen, beklaagd van bescha diging, opzettelijk en in strijd met de waar heid ten voordeele dier beklaagden eene ver klaring heeft afgelegd door te zeggen „inden nacht van 9 op 10 Oct. jl. p. m. 1 uur ben ik met de drie beklaagden en den 3en getuige ge weest in de nabijheid van dè woning van" R de Vries te Terneuzen. Ik ben met den 3de getuige weggeloopen en heb niet gezien dat de beklaagden iets aan het hek bij die woning deden. Ik heb ook niet gehoord dat er iets gekraakt werd. Dat hek kan niet krakenhet is veel te oud en vermolmd. Ik heb ook niet hooren zeggen „Hannes daar is het hek" of zoo iets. Ik was voor Van Dyke. Ik heb niet ver klaard aan den inspecteur van politie te Ter- peuzon dat ik, alvorens weg te gaan, gekraak heb gehoord. Ik heb ook niet de verklaring van Van Dyke, die my trouwens niet doordien inspecteur is voorgelezen of medegedeeld, te .diens bureele bevestigd". In deze zaak waren van wege bet openbaar ministerie vijf getuigen gedagvaard. Na voorlezing van het bevel tot verwijzing en van een afschrift van het audientieblad van de zitting der rechtbank van 29 Nov. jl., werd overgegaan tot het hooren der getuigen. De eerste C. Klaassen, inspecteur van politie te Terneuzen, gaf allereerst eenige inlichtingen omtrent den localen toestand en deelde verder mede dat hij in de zaak tegen van K., O. en P. H. proces-verbaal heeft opgemaakt. Den dag na bet gebeurde heeft getuige den bekl. gehoord. Deze wilde aanvankeiyk niets zeggen, doch verklaarde later bij stukjes en beetjes wat er in den nacht was voorgevallen. Hem is de verklaring van Van Dyke voorgelezen en hij heeft bevestigd dat die waar was. Hij heeft ook verklaard gekraak gehoord te hebben. De beklaagde ontkende pertinent dat hem de verklaring van Van Dijke zou zijn voorge lezen, dat dit noch in haar geheel noch in ge deelten is geschied. De inspecteur heeft zelfs met geen enkel woord over de verklaring van Van Dijke gesproken. Ook ontkende de bekl. aan den inspecteur verklaard te hebben, dat hy het hek heeft hooren kraken. De getuige Klaasse hield vol, en hy ver klaarde zich niet te hebben kunnen vergissen, dat de beklaagde heeft medegedeeld wat door hem zooeven is gezegd en ook dat de verkla ring van Van Dyke hem is voorgelezen. By mededeeiingen van bekL was niemand aan wezig. De tweede getuige, de agent van politie G.G. Andriessen te Terneuzen was er by tegenwoor dig dat O. op het politiebureau door KlaasBen ondervraagd werd. O. ontkende iets te weten. Hij verklaarde verder dat de verkla ring van Van Dijke aan den beklaagde is voorgelezen; de inspecteur las die van een stuk papier. De beklaagde bleef bij zijne ontkentenis dat die voorlezing zou geschied zijn. De volgende getuige G. Bareman, eveneens agent van politie te Terneuzen, verklaard© ook dat de voorlezing van de verklaring van Van Dyke aan den bekl. is geschied en wel zin voor zin. De inspecteur had die verklaring op schrift voor zich. Ook deze getuigenis werd door den bekl. onwaar verklaard. De politieagent hield echter vol de waar heid te spreken. De volgende getuige J. van Dyke, varens gezel te Terneuzen, verklaarde bjj de behan deling der zaak in Nov., toen hy als getuige optrad, de waarheid gesproken te hebben. Hy was met O. op eenigen afstand van de woning van De Vries toen de beschadiging plaatshad hij raadde O. aan weg te gaan, wat zy beiden deden. In het weggaan boorde-hij gekraak van het hek. De beklaagde zeide nietsVan dat kraken gehoord te hebben hy was iets vóór dezen getuige. Van Dyke verklaarde verder dat hij) toen hy 't kraken hoorde, tegen O. zeide fldaar heb je 't al", waarop deze niets antwoordde. Getuige heeft later met O. nooit meer over dat kraken gesproken. De laatste getuige M. van Kerk Voort, sluis- knecht te Terneuzen, heeft twee personen zien staan tegen de bakkerij van Maandag, tydenS de beschadiging van het hek van De Vries j hij stond óp een veertig meter afstand ervan en hoorde duidelijk het hek vallen, De beklaagde ontkende tegen den bewitsteti muur gestaan te hebben en eveneens iets van het vallen van het hek te hebben gehoord. De beklaagde, alsnu nogmaals gehoord, ver klaarde zelfs zyn dagvaarding niet gelezen te hebben; dat was niet noodig volgens'hem, „want als je voor de rechtbank komt wordt je wel onderiebt." Hem werd nu zijn indertyd afgelegde ge tuigenverklaring voorgelezen, die hy toegaf

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1