MIDDELBURGSCHE COURANT.
BUITENLAND.
N°. 13
141" Jaargang.
1898.
Maandag
17 Januari.
Deze courant vorschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.—
Afzonderljjke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 15 J&u. 8 u. vm. 36 gr. 12 u.
av. 4 u. 36 gr. F. Verw. zw. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent por regol.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het burean te bekomen.
Agenten.
Te ZierilczeeA. C'. de Mooij, te TbolenW. A.
van Nieuwekucijzen.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel.
Middelburg 15 Januari.
Brieven van een Hagenaar.
Het doet mij leed voor onzen nieuwen bur
gemeester, dat hij zich heeft laten overhalen
tot een maatregel van censuur, die naar mijne
meening is in strijd met de wet en overigens
volkomen nutteloos en onpractisch, door de
opvoering van het komediestuk, aan de Dreyfus-
zaak gewijd, in het „Gebouw" alhier te ver
bieden. Indien het waar is, dat de minister
van buitenlandsche zaken daarin de hand heeft
gehad, dan heeft deze zijn neef daarmede geen
dienst bewezen, en is bovendien, zooals een
der Haagsche bladen terecht opgemerkt heeft,
zijne competentie te buiten gegaan. Dat een
vreemde gezant, en meer bepaaldelijk die van
de Fransche Republiek, het initiatief zou ge
nomen hebben, is niet denkbaar. De Fransche
regeering staat te hoog, om zich door zulk een
prulstuk beleedigd te achten, aangenomen zelfs
dat het eenige beleediging tegen de regeering
of de rechterlijke macht van het bevriende land
inhield, hetgeen ik, oordeelende naar wat ik
vernomen heb van het gewrocht dat een draak
der draken moet zijn, niet geloofen te Am
sterdam heeft men het ding ongehinderd laten
spelen, evenals dat waarin het proces der
Friesche inbrekers behandeld werd. Maar wan
neer de Fransche gezant inderdaad bij den
minister De Beaufort bezwaar had geopperd
tegen de vertooning van dit stuk in de plaats,
waar hij is gevestigd, en verzocht heeft bet te
doen, verbieden, dan had de minister den ge
zant moeten antwoorden dat de Nederlandsche
wetgeving dat niet toelaat, dat wij geen cen
suur kennen, en dat de burgemeester, op zijne
eigen verantwoordelijkheid, alleen bevoegd is
praeventief op te treden tegen „het doen van
met de openbare orde of zedelijkheid strijdige
vertooningen."
Meen niet dat ik hiermede het bedoelde
Bpektakelstuk of zijn auteur in bescherming
wil nemen, of de opvoering van zulke dingen
goedkeuren. Naar mijn oordeel alweder
voor zoover mijne, gelukkig beperkte, weten
schap strekt strijdt dit onding tegen den
goeden smaak en het gezond verstand, in mijn
oog veel erger uit een letterkundig oogpunt
dan wanneer de bureaucratie het voor strijdig
met de openbare orde of de officieele zedelijk
heid hield. Op dat terrein heeft echter de
burgemeester geen oordeel te vellen, want dan
zou hij evengoed de tentoonstelling kunnen
verbieden van een levend mensch zonder
armen of beenen, een romp met een hoofd,
welk misbaksel hier in de Spuistraat dag aan
dag voor entrée te kijk is, nog wel gestoken
indien de aanplakbiljetten mij niet bedrie
gen in eene Fransche lichtblauwe uniform
wapenrok met Brandenbourgs. De Fransche
gezant zou daarin, met nog meer recht dan in
de opvoering van de Dreyfuss-draak, een be
leediging van het Fransche leger kunnen zien.
Die onnoozele Hollanders mochten eens mee-
nen, dat alle Fransche huzaren zulke avortons
waren
Is het verbod van eene vertooning, dieniet
met de openbare orde of conventioneele zede
lijkheid strijdt, dus blijkbaar in strijd met de
wet, de nutteloosheid en het onpractische er
van, is al dadelijk gebleken uit het bericht dat
de belangstelling van het Amsterdamsche pu
bliek in dit reclameprul, die al sterk aan het
afnemen was, weder opeens is verlevendigd en
tot een zeer druk bezoek heeft geleid, zoodra
men in de hoofdstad het verbod hier ter stede
vernam. De burgemeester De Beaufort heeft
dus eene voortreffelijke reclame voor den onder
nemer geleverd, en ik durf den auteur van het
Stuk voorspellen, dat, zoo hij den tekst ging
uitgeven, hij een enorm debiet hebben zou.
Hij behoeft er niet eens op te laten drukken
„de opvoering door den burgemeester van
'sGravenhage verboden"; dat weet nu ieder
een welde reclame is beter dan de tegen het
gevoel stuitende mededeeling op de Haagsche
affiches, waarmede de (trouwens niet door be
schaving uitblinkende) vereeniging, die zeer
juist aldus genoemd wordt omdat ze uit één
persoon bestaat, welke het gebouw exploi
teert, de Hagenaars naar zijne voorstel
ling, ik had daar haast geschreventent
trachtte te lokken, dat de echtgenoot van den
banneling van het Duivelseiland opzettelijk
naar Nederland was gekomen om het stuk te
zien.
Wie 'a burgemeesters optreden verdedigen
beroepen zieh op een antecedent van een
twintig jaren misschien geleden, toen aan de
vereeniging Set Nederlandseh Tooneel de op-
Voering van een tooneelstuk van den snjjder-
Apteur later impressario Schürmann verboden
werd. Maar dit verbod werd juist.gegeven om
onzedelijkheid", althans beweerden strijd met
de conventioneele zedelijkheid. Ik herinner mij
van die geschiedenis niet veel, en van het stuk,
dat later uitgegeven is, niets meer, en het. is
zeer waarschijnlijk dat er destijds over het al
of niet onzedelijke van de voorgenomen ver
tooning verschil van oordeel is geweest; dit
moet men echter niet vergeten, dat deze maat
regel genomen werd in een aan de gemeente
toebehoorend lokaal, den schouwburg in 't
Korte Voorhout, en tegen eene vereeniging,
met wie de gemeente een exploitatiecontract
had. In die verhouding had het bestuur eene
bevoegdheid, welke het tegenover een vrij
ondernemer, optredende in een aan de gemeente
door geenerlei banden verknocht gebouw, niet
kan doen gelden. Hier kan alleen sprake zijn
van de uitoefening van eene wettelijke be
voegdheid, en die bezit de burgemeester niet
tegenover leelijke, wansmakelijke, uit een let
terkundig eogpunt, wangedrochtelijke stukken.
Zoolang er geen strijd bestaat met de open
bare orde of de zedelijkheid, heeft de burge
meester niets te verbieden. Daarom nog eens,
't is jammer dat de heer De Beaufort dit ge
daan heeft; zijne raadgevers hebben hem geen
goeden raad gegeven.
Met belangstelling heb ik onlangs het artikeltje
van uwen stadgenoot, den heer Frederiks,
gelezen over de oude kantwerkster te Sluis, en
wat naar aanleiding daarvan over de voormalige
kantwerkschool aldaar is geschreven. Ik her
innerde mij jaren geleden eens iets over deze
inrichting gelezen te hebben, en vond dat na
eenig zoeken terug in een ouden jaargang van
De Economist van 1878. Naar aanleiding van
een officiëel verslag over volksnijverheid in
Italië, waar door het verstandig optreden van
de koningin de kantwerkindustrie in het Noor
den des lands tot grooten bloei gekomen en
niet te versmaden bron van welvaart voor
de bevolking geworden was, werden daarin
de Nederlandsche vrouwenverenigingen ge
wezen op de kort te voren te niet gegane
kantwerkschool te Sluis, welker opheffing de
schrijver betreurde, omdat hij daarin een uit
stekend uitgangspunt zag om dergelijke resul
taten als in het Zuiden te bereiken. Maar
daartoe zou eene inrichting noodig zijn van
een geheel anderen aard, die niet, zooals de
opgehevene, door de heeren ambtenaren be
schouwd werd als eene „instelling tot voorko
ming van armoede" en als zoodanig geplaatst
in het regeerings-verslag over het armwezen.
De ondergang van de vroeger verkeerd ge
classificeerde school geeft, dunkt mij, echter
eene goede gelegenheid aan de hand om in dit
gedenkwaardig jaar 1898, het jaar van de
troonsbestijging van de Koningin en van het
het openbaar georganiseerd optreden van den
vrouwenarbeid, de school, maar op andere, op be
tere grondslagen, te doen herleven. Dat zou
s gemakkelijker gaan dan zoo ze nu nog in
wezen was. Bestaande dingen te veranderen
van karakter, al zijn ze nog zoo slecht en al
is verandering nog zoo noodig, is verbazend
moeilijk, wanneer de officieele wereld er bij
betrokken is; eene instelling, die eenmaal op
tabel A of F of Z van de statistiek van het
armwezen staat, komt daar niet grif af, al
geeft iedereen toe, dat ze daar niet op behoort.
Maar wanneer de instelling door depraeventie
tegen het pauperisme eenmaal is doodgedrukt
en voor goed uit tabel A of P ofZ afgevoerd,
dan kan men eene nieuwe inrichting zonder
moeite op de haar toekomende plaats in het
leven roepen. Men gevoelt van hoeveel belang
zulk een hnisindustrie als die van het kant
maken is, hoe ze kan gaan bloeien, welvaart
en kunstzin verbreiden, wanneer de hoogstge-
plaatste Nederlandsche vrouwen, evenals konin
gin Margarita van Italië, zich voornemen geen
andere dan Zeeuwsche kant te dragenen daarop
zou hier te lande zeer zeker te rekenen zijn.
De heer Frederiks heeft daarom een goed
werk gedaan door juist nu deze zaak voor het
publiek te brengenhet pas begonnen jaa
om meer dan éen reden aangewezen voor de
herleving dezer vervallen industrie.
Den Haag, 13 Januari 1898.
van het verbod in 1 van dat artikel, voor
de Posthoornstraat (no 1 van den ligger der
wegen en voetpaden in de gemeente Philippine)
en voor het eerste bekeide gedeelte van den
toegangsweg van de hoofdkom van Philippine
bij de haven naar het station (no 3 van den
ligger der toegangswegen naar spoorwegstati
ons en halten in Zeeland).
Op die wegen is dus het gebruik van den
korten dissel toegelaten.
Van de ter inlijving opgeroepen mili-
tieplichtigenbehoorende tot deze provincie
en de lichting 1897, zijn achtergebleven: J. van
der Loos, geb. te 'sGravenhage, die vermoe
delijk verblijf houdt in Zuid-Afrika; H. G.
Feringa, geb. te Antwerpen, die in Maart 1897
3en schip te Melbourne was; J. A. Polderman,
geb. te Vlissingen,die in den zomer van 1896 naar
New-York is vertrokkenM. Boor, geb. te
Colijnsplaat, die te Grand-Rapids (N. A.) woont
en J. van der Weele, geb. te Cortgene, die te
Kalamazoo (N. A.) woont.
Bij circulaire, vervat in Prov. blad no. 1,
verzoeken Gedeputeerde Staten aan de colleges
van burg. en weth. de opsporing van deze
personen te bevorderen.
ÜIT STAD EN PROVINCIE.
Door Gedeputeerde Staten van Zeeland
is met 1 April, op zijn verzoek, eervol ontslag
verleend als commies-chef der eerste afdeeling
ter provinciale griffie aan den heer jhr mr
P. D. van Citters jr en in zijne plaats be
noemd de heer H.J.G. Hartman, tot dusver ad
junct-commies van de eerste klasse aan die
afdeeling.
Tot adjunct-commies der tweede klasse aan
dezelfde afdeeling is benoemd de heer C. L.
van Noppen, tot dusver eerste klerk.
Prov. blad no 7 bevat een besluit van
Gedep. Staten van Zeeland, waarbij, krach
tens 2 van art. 86 van het reglement op de
wegen en voetpaden, ontheffing wordt verleend
Onder herinnering aan de desbetreffende
annonce in ons vorig nommer meenen wij
te doen met even erop te wijzen dat zij,
die geteekend hebben op de lijst voor de
voorstelling van Antigone) daardoor nog niet
zeker kunnen zijn van een goede plaats. Be
spreking is dus voor hen noodig.
Maar er is nog ietB.
Waar er nog zoovelen zijn, die op een
plaats wachten, altijd wanneer die beschikbaar
komen na de bespreking voor leden en intee
kenaars, moet zekerheid bestaan dat van de
plaatsen, waarvoor is geteekend, gebruik ge
maakt wordt. Anders zou er kans bestaan dat
er 's avonds plaatsen openbleven, terwijl velen
nog te vergeefs toegang hadden gevraagd.
Daarom is bespreking verplichtend gesteld.
Verder wijzen wij erop,* dat de bespreking
anders geschiedt dan gewoonlijk, d. w. z. dat
te tien uren die plaats heeft voor de eerste en
tweede rangen, en dan, te half twaalf uur, die
voor de derde en vierde rangenterwijl te
éen uur zij. die niet teekenden, moeten loten
voor de dan nog eventueel opengevallen plaatsen.
Wij vestigen de aandaoht van belang
hebbenden op de, in het bijvoegsel tot dit
nommer voorkomende, bekendmaking van
Gedeputeerde Staten van Zeeland betref-
nde keuring van dekhengsten.
Door den minister van financiën is tijde
lijk als dienBtgeleider op den post Middel
burg aangewezen de kommies der 2e klasse,
M. Drabbe aldaar.
deren, dat de verbetering van den waterweg
naar Dordrecht plaats licbbe door verbetering
van het Hellegat.
Naar de Z. N. verneemt, is door burg.
en weth. van Z i e r i k z e e aan den gemeen
teraad voorgesteld, om met ingang van 1 Febr.
a. s. te benoemen tot gemeente bouwmeester
den heer Dumont, ingenieur te Utrecht, voor-
loopig op eene jaarwedde van f 1400 en met
het uitzicht op eene gratificatie van f 400 aan
het einde van het jaar, als hij blijkt te voldoen.
A. 8. Maandag zai de benoeming plaats
hebben.
Op het verzoek van de Visscherij-Ver-
eeniging te B r u i n i s s e, tot verkrijging van
eene reddingsboot, is door de Zuid-Holland-
sche Reddingsmaatschappij besloten te onder
zoeken of een zoodanige boot daar noodzake
lijk wordt geacht.
Op de Vrijdag avond te Stavenisse
door de vereeniging Tot Nut en Genoegen ge
houden vergadering met dames, bleek uit liet
verslag van den bibliothecaris, dat in het
afgeloopen jaar 524 boekdeelen ter lezing aan
de leden waren afgegeven. Besloten werd een
subsidie te verleenen uit de kas der vereeniging
tot aankoop van nieuwe boeken; de grootte
daarvan werd aan de prudentie van het bestuur
overgelaten.
Na eene openingsrede van den voorzitter, den
heer Buijze, trad als spreker op de heer
Beneker, die tot onderwerp had: „Gerechtig
heid" door Fokko Bos. Verscheidene dames en
heeren gaven nog eenige bijdragen, afgewisseld
door zang, ten beste.
Te Hulst kwam in het begin dezer week
een familie Zigeuners, die op de gewone wijze
door het inkoopen van dubbeltjes van zeker jaar,
trachtten een voordeeltje te behalen. Bij
een herbergierster gelukte ditzij werd, door
dat de zigeunervrouw hielp medezoeken, voor
een bedrag van pm. f 6 opgelicht. Een andere
herbergier was verstandiger en liep niet
in den val. 's Middags, toen de zaak bekend
werd, waren de vreemdelingen reeds verdwenen-
Tot gemeente-veldwachter te Stoppel-
dijk is benoemd D. de Koning van Hulst.
De heer J. Bertel, gemeente bouwmeester
te Terneuzen, moet als zoodanig zijn ont
slag aangevraagd hebben.
De voordracht voor hoofd van school A.
te Sluis bestaat nit de heeren: G. den Toom,
onderwijzer aan de leerschool te Middelburg;
De Meijer, hoofd der school te Cadzanden
Huisman, hoofd der school te Stadskanaal.
De benoeming zal waarschijnlijk de volgende
week geschieden.
Door den burgemeester-strandvonder van
Vlissingen werd Vrijdag aan hen, die den
2 Dec. 1897 en volgende dagen aldaar hebben
aangebracht of opgevischt 650 vaten hars, waar
onder 4 vaten terpentijn, atkomstig van de bark
Adèle et Sabina, uitbetaaid de somma van f 1000.
Voor een vat hars werd ongeveer f 1.50 en
voor een vat terpentijn ongeveer f 5 uitge
keerd.
De Arnemuidsche vloot van Vlissingen is
huiswaarts gekeerd, wat zooveel zeggen wil
als dat de vischvangst gedaan is.
Evenals 't vorig jaar is ook nu weer eene
zeer groote hoeveelheid sardijn gevangen, voor
namelijk door visscher8 van elders, die deze
vischjes gebruiken als vischaas.
Eenige ingezetenen van die gemeente zonden
den heer Emile Zola een schrijven, waarin zij
hunne sympathie betuigden met zijn edel stre
ven om te geraken tot ontdekking van den
waren schuldige in de Dreyfuss-zaak.
Het pantserdekschip Zeelanddat te
Nieuwediep met schade aan de stuurinrichting
en de machine van de reede werd binnenge
sleept, keert naar de werf te Vlissingen
terug, om te repareeren.
Door de koninklijke directie der Saksische
Staatsspoorwegen te Dresden zal, in overleg
met de S. S. Mij., worden ingevoerd een direct
personen- en bagageverkeer van Leipzig (Bayer.
Bahnhof) naar Londen via Vlissingen-
Queenboro.
De gemeenteraad van Wolfaartsdijk
besloot Vrijdag j.l. dit jaar de gewone schuld
aflossing (f 700) na te laten, daar anders voor
den aangeschaften lijkwagen eene leening zon
moeten gesloten worden. Verder werd goedge
vonden voor het gebruik van den lijkwagen
geen retributie te heffen. Gedeputeerde Staten
konden zich niet vereenigen met een vroeger
genomen besluit, om betaling te vorderen naar
den aanslag in den hoofdelijken omslag. Nog
verleende de raad eene gratificatie van f 50
aan den onderwijzer met hoofdacte en een van
f 26 aan drie politebeambten.
Te Goes ligt voor de schipperij een
adres ter teekening, waarin den minister van
waterstaat verzocht wordt om te willen bevor<
Verkoopingen enz.
Heden middag werden door den ontvanger
der registratie voor de gerechtelijke akten en
der domeinen alhier voor afbraak verkocht,
ora binnen drie maanden te worden gesloopt
en weggevoerd: twee gebouwen op het fort
Rammekens, zijnde het oude en nieuwe wachthuis.
Ingekomen waren 8 biljetten, nl. van de hm
A. Karelse Cz., te Borssele, voor f 275J.
Jansen Jz., te Middelburg, voor f 262; P. de
Troije, te Arnemuiden, voor f 255; J. C. Post
en J. H. Mennes, te Middelburg, voor f 251
J. de Troije, 't Zand, Koudekerke, voor/-242;
P. Hage, te Nieuw- en St. Joosland, voor ƒ220
en L. Caland, te NVestkapelle, voor f 206.
Een biljet werd, als zijnde niet gezegeld,
terzjj gelegd.
Algemeen Overzicht.
De Engelsche regeering heeft te Vork een
succesje behaald. Bij de algemeene verkiezingen
van 1895 hadden de conservatieven de meer
derheid in dat dubbele district, maar door per
soonlijke voorkeur werd een conservatief en een
liberaal gekozen. Toch was nog een gemiddelde
meerderheid van 255 stemmen verkregen.
Thans nu het libérale lid overleden is, moest
een nieuwe verkiezing plaats hebben. En nl
zagen de conservatieyen hun meerderheid van
255 tot 11 dalen, toch was de overwinning hun.
Voor de regeering is het wel ongelukkig
dat deze versterking van de gelederen der
regeeringspartij voor haar geen overwinning is.
En zeker niet eene welke de oppositie zal
doen verminderen. Men is ontevreden, en dat
om velerlei redenen. Dat de regeering niets
deed tot beëindiging van de industrieele crisis
(welke volgens de allerjongste berichten waar
schijnlijk op een schikking uitloopt) heett
velen ontevreden gestemd.
De buitenlandsche, vooral de Oost-Aziati
sche politiek, gelijk deze door Balfour iB ont
vouwd, vindt zelfs in de regeeringskringen,
welke van het Imperialisme doortrekken zjjn,
weinig bewondering, en in de andere streken
is het. al niet beter.
Geheel onverklaarbaar zou het dus niet zijn
geweest als Salisbury in Egypte een overwin
ning had gevraagd. Daarvoor waren maat
regelen genomen. 4300 man gingen naar het
Zuidon, en werden te Kaïro door 3000 anderen
vervangen.
Te Aldershot wachten 500 huzaren, te Gi
braltar 900 grenadiers, en in de Indische
garnizoenplaatsen staan 1600 man infanterie
gereed.
Maar met toenemende stelligheid wordt ver
zekerd, dat er toch niet zal worden opgerukt,
daar de Nijlstand dit niet veroorlooft. En dat
terwijl een paar Fransche expedities zich
zouden nestelen in het land van den bovenloop
van den Nijl
't Is voor de Engelschen een hard gelag.
Op betere resultaten in Indië zal de regeering
zeker niet kunnen wijzen. De groote veldtocht
is geheel mislukt. Er zijn reusachtige offers
gebracht, met geen andere winst dan dat men
het terrein en de daaraan verbonden moeilijk
heden heeft leeren kennen, waar tegenover staat,
dat de vijand meer zelfvertrouwen heeft ver
kregen.
Daarbij komen Dieuwe moeilijkheden in
Beloedsjistan.
Het district Mekran waar, volgens de
jongste berichten uit Calcutta, een ernstige
opstand dreigt, is het zuidelijkste deel van
Beloedsjistan, aan de kust der Arabische zee,
en zich uitstrekkende van Perzië tot Britsch-
Iudië. Het groote gevaar schijnt in het Wes
telijk gebied, niet ver van Perzië te schuilen.
De eerste troepen gingen voor een dag of zes
derwaarts, in verband met den moord op
Greaves, den telegraafinspecteur, en zijn nu
gevolgd door andere troepen van Karachi
(Br.-Indiè) aan den mond van den InduB.
Het bericht dat ook troepen uit Quetta zijn
gezonden, zal wel op een misverstand rusten,
daar zij niet te water kuunen worden vervoerd,
en dus Beloedsjistan van N. O. naar Z. W.
zouden moeten doorkruisen.
En alsof dit niet genoeg ware, zijn ook te
Bariavi (Groejerats) onlusten uitgebroken,waarbij
6 personen, onder wie een Engelsch ambtenaar,
werden gedood. Ook daarheen zijn soldaten
gezonden. Voor de Engelsche regeering is dus
geen aangename tijd weggelegd.
Toch halen de teleurstellingen, welke zij
ondervindt, niet bij die welke het kabinet-
Méline doorleeft.
In het bijvoegsel hebben wij uitvoerig
getracht duidelijk temaken dat de voorstelling,
welke Zola van de zaak geeft, de ware kan zijn,
zonder dat men allen, die in het groote scliaBdAai
betrokken zouden zijn, voor onmenschelijke
monsters behoeft aan te zien. Ook wij hebben
nog voor slechts weinige dagen geleden ge
meend, dat het al te afschuwelijk zou zijn, als
het waar was, dat de regeering tegen beter
weten in had gehandeld.
Maar de onstuimigheid van Zola's aanval
de geweldige kracht van de woorden waarin
hij zijn banvloek uitdrukt, leiden kan het
anders? tot een mildere beoordeeling van
hen die, het kan bijna niet worden betwij
feld, schuldig staan aan zoo groote misdaad.
En juist omdat men niet aan onmenschelijke
wreedheid, maar aan menschelijke zwakheid
heeft te denken, neemt de waarschijnlijkheid
toe, dat alles is gelijk Zola het voorstelt.
En zoo is te verwachten dat Zola's naam
nog aan een ander Débacle verbonden zal wor
den. Voor den omvang daarvan moeten wij
de oogen sluiten.
Maar het volle licht brengt een crisis, zoo
groot als sedert 2 September 1870 niet is
doorleefd.
Ondertusschen wordt bet te Parijs woelig.
De studenten maniiesteeren onophoudelijk, na
tuurlijk tegen hen die licht verlangen.
Zola's naam schijnt een verwenscliing geworden.
Op de tallooze geruchten is geen acht meer
te geven. Het Donderdag loopende praatje, dat
Esterhazy uit den dienst was ontslagen, blijkt
onwaar. Hij heelt pensioen gevraagd.
Nader meldt men dat de regeering den euvelen
moed zou hebben, aan de kamer verlof te
vragen den afgevaardigde Joseph ltcinach te
Ons lijkt dat gerucht een bewijs van dc over
spanning. In deze oogenblikken een beslissing
van de kamer uit te lokken, ware het verhaasten
van de crisis.
Het feitelijke nieuws bepaalt zich tot bet
volgende
Madame De Boulancy heeft een brief ge*
schreven aan generaal Pellieijx, waarin zij hem
beschuldigt de zegels te hebben verbroken, door
haar, den generaal en Esterhazy gesteld op
den brief van Esterhazy aan haar, welks echt
heid door den schrijver werd betwist.
De verzegeling had plaats als waarborg, dat
de experts het echte, onvervalschte stuk in
handen zouden krijgen. Maar nu blijkt uit
een brief van Pelheus aan Esteibazy, dat de