MIDDELBURGSCHE COURANT. N°. 295. 140e Jaargang. 1897. Woensdag ]5 December. Deze courant verschijnt dagelijks, met nitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 14 Dec. 8 u. vm. 49 gr. 12 u. 50 gr., av. 4 u. 46 gr. F. Verw. tam. kr. Z. w. reg. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan bet bureau te bekomen. Agenten. Te Ylissingen: C. N. J. de Yey Mestdagh te GoesA. C. Bolluyt, firma Wed. de Jonge. Middelburg 14 December. Stoom of zeil voor Loodsdienst Onder dit opschrift bevatte in haar Zondag- nommer de Nieuwe Rott. Crt, een opstel, waarin allereerst werd gewezen op de erkenning van dezen minister van marine en van zijn voor ganger, dat 8toomvaartuigen voor den loods dienst do voorkeur verdienen boven zeilvaar- tuigen. Waar voor onze naaste omgeving deze kwestie van groot belang is, meenen wij velen een dienst te bewijzen, met van dit opstel een uit voerig overzicht te geven. Daarbij wordt dan eerstens gewezen op het groote nut van stoomloodsvaartuigen bij wind stilte of flauwe koelte en bij mist. Dat in zulke gevallen een stoomloodsvaar- tuig in alle opzichten de voorkeur verdient, behoeft geen betoog. Geheel anders nog evenwel ziet de zaak er uit bij harden wind, stormweer. Dat het, bij toenemende westelijke en noordwestelijke win den, voor een zeilvaartuig alles behalve aan genaam is te kruisen voor onze zeegaten, be grijpt iedereen. En even begrijpelijk is het, dat de loodsvaartuigen dan óf binnenloopen (als dat nog mogelijk en tegelijk door bestaande orders niet te zeer bemoeilijkt is), óf wel ver der op zee houden. In beide gevallen intus- schen wordt het station verlaten. Voor hoe lang? Dit is afhankelijk natuurlijk van den duur van het ruwe weder, plus den tijd om daarna het station weder te bereiken. In elk geval komt bet veelvuldig genoeg voor en is het gebleken van voldoend langen duur te zijn, dat ons Loodsbestuur daarin aanleiding heeft moeten vinden om iets te doen. Dat iets bestaat in het sluiten van contracten met sleepdiensten om voor die gevallen loodsen naar buiten te zenden met eene sleepboot. Oppervlakkig be schouwd, lijkt dit voor zoodanig geval geen kwade oplossing. Doch zij is er géén voor wie de ware toedracht kent. Uit den aard der zaak doen de bovengenoemde gevallen zich gewoonlijk niet voor in den zomer, doch bij lange nachten, korte dagen. Met eene zekere spanning wordt dan van den wal naar zee ge keken en wanneer veelal eerst als de dag aanbreekt blijkt, dat de kotters niet in het gezicht zijn, worden maatregelen genomen om do sleepboot met loodsen te bemannen. Dit intusschen is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ligt er toevallig een kanaalkotter op vertrek naar Dungeness of zijn om andere redenen dadelijk loodsen bij de hand, dan is het vraag stuk spoedig opgelost. Maar in menig ge val gaan er minstens enkele uren voorbij éér de sleepboot naar zee kan. Allerlei argu menten doen dan dienst om het binnenblijven te motiveeren, als„vóór hoog water zijn er buiten toch geen loodsen noodig," enz. Dat alles zijn slechts argumenten pour le besoin de la causede eenvoudige waarheid is, dat de sta tions uren lang onbezet zijn en dat het gros der loodsen naar zee is gevlucht, volkomen terecht van hnn standpunt, maar tegelijk vol komen onnut voor den loodsdienst. Wanneer men dan ook een deskundige vraagt wat hij er van denkt, en hij durft te praten, dan ver neemt men al spoedig, dat zeker nu en dan een schip door middel van de sleepboot nog is beloodst, doch dat de geheele zaak overi gens meer „vertoon" is dan werkelijk nut heeft, en alleen in naam gelijkt op een effectieven stoomloodsdienst. Nog een ander geval is denkbaar, nl. dat er is wat men noemt een „matige bries". Indien ooit, dan zou men mogen aannemen, dat onze werkelijk goed bezeilde kotters onder die om standigheden tot hun recht kwamen. En in zekeren zin doen zij dat, waarmede intusschen volstrekt niet wordt gezegd, dat zij in eenig opzicht, welk ook, stoomvaartuigen in waarde voor den loodsdienst overtreffenhet omge keerde is zelfs beslist de waarheid. In de eerste plaats staat het zeilvaartuig hij het stoomvaartuig ten achter in vlugheid van beloodBing. Hoe goed het zeilvaartuig ook manoeuvreert, nooit kan het 't meest gunstige moment om de jol van boord te doen steken cn tegelijk het makkelijkst het zeeschip te doen bereiken, zóo precies kiezen als een stoomvaar- tuigje dat kan doen. En hetzelfde geldt het weder opnemen van de jol, nadat de beloodsing heeft plaats gevonden. Dat eene beloodsing veel vlugger afloopt dan vroeger, bevestigt de bediening der stoomloodsvaartuigen voor de "Mersey en de Elbe. Onze 3igen loodsen onder Dungeness kunnen het trouwens getuigen. Wanneer men nu bedenkt, dat vaak verschei dene schepen tegelijk voorgaats komen, waar van sommigen geen tijd te verliezen hebben, willen zij geen getij (12 uur) verspelen, dan mag men waarlijk over de grootere vlugheid jn bet beloodsen niet licht denken. Doch naast grootere vlugheid biedt het stoomloodsvaartuig ook grootere veiligheid aan voor de opvarenden van de jol. En daarover denke men waarlijk nog minder licht. Ieder, die de omstandigheden kent, waaronder de beloodsing vaak moet plaats vinden, zal toe stemmen, dat alles wat geschieden kan om dat deel van het loodswerk minder inspannend, minder gevaarlijk te maken, als een gebieden de plicht moet worden beschouwd. Het is hier de plaats niet om in nadere beschouwingen te treden, noch voorbeelden aan te halen om het bovenstaande te bevestigen. Doch wél moet de vraag worden gesteld, of een loodsbestuur reeds enkel daarom niet moet heen stappen over de grootere kosten, gesteld, wat nog vol strekt niet bewezen is, dat stoomloodsdienst per saldo duurder zal blijken. Dubbel ernstig rijst die vraag, waar het een onderwerp geldt van staatszorg. Wat de particulier in dien daehtengang nog misschien zou mogen of moeten nalaten, treedt in een gansch ander licht, als de regeering het als haar taak aan zich behoudt. Wat nu de kosten betreft, daarover zegt de schrijver van het opstel het volgende Wij hebben op dit punt nog nooit eene be rekening gezien, die getuigde van een deugde lijk onderzoek. Wel zijn nu en dan cijfers ge noemd, doch eene begrooting van stoomloods dienst, zonder vóóringenomenheid opgemaakt, ontbreekt tot dusver geheel. En of die gemak kelijk verkrijgbaar zal zijn, zoolaDg de zaak zelve in den boezem van het hoofdbestuur van ons loodswezen besliste tegenkanting vindt, valt zelfs te betwijfelen. Niet omdat wij hierbij denken aan voorbedachtelijk verkeerde opzet ting van cijfers, doch omdat bet vraagstuk samenhangt met de gansche organisatie van het loodswezen. Plaatst men zich op het stand punt, dat hetzelfde getal loodsen van nu occu patie moet vinden, dan miskent men reeds daardoor de waarde van stoomloodsdienst ten aanzien van één cardinaal punt, dat nl. dezelfde loods zooveel meer loodsdienst kan doen, om dat het terugkomen op zijn vaartuig zooveel eenvoudiger wordt. Hierbij is geen quaestie van meer inspanning voor den individu; vee leer van het tegendeel, want er wordt minder met hem gesjouwd, dan bij den thans uiterst gebrekkigen afhaaldienst. Men herinnere zich slechts, hoe weinige jaren geleden die afhaal dienst volkomen afhankelijk bleek van de gast vrijheid van binnenkomende stoomschepen, op welke de loodsen werden overgegeven. Toen dit laatste tijdens de handhaving van quaran taine-bepalingen bezwaar opleverde, dreigde binnen enkele dagen de beloodsing der schepen iheel in de war te raken. Zoo kan een dergelijke begrooting ook in een ander opzicht nog worden opgevoerd of beperkt, nl. in de bepaling van het aantal vaar tuigen noodig, voor den dienst en als „reserve". Wij spraken tot dusverre alleen van onze zee gaten en doelden uit den aard der zaak daar mede hoofdzakelijk op Hoek van Holland en Ymuiden. Wanneer men evenwel bedenkt, dat voor het station Dungeness juist voor onzen loodsdienst, stoom méér dan ergens is aange wezen, en aanneemt dat bij eene goede organi satie van den stoomloodsdienst voor de drie stations zeer wel met één reserve-stoomer kan worden volstaan, dan komt men al dadelijk tot een gansch ander cijfer dan wanneer men uit gaat van het begrip, dat elk station een eigen reserve-stoomer moet hebben. Zoo is een inspec tievaartuig voor het loodswezen zéér wel tevens in te richten om de loodsen naar Dungeness te brengen, gesteld men wenscht de loodsen niet via Queensboro derwaarts te doen reizen. En zoo zijn er tal van posten op een even- tneele begrooting, die de sporen kunnen dragen van meer of minder ingenomenheid met de zaak. Eine zaak intusschen staat o. i. vast en het is goed, dat men zich daarvan doordringede toekomst is aan den stoomloodsdienst. Geen loodsbestuur zal den natuurlijken drang daar heen op den duur kunnen tegenhouden. Wel zal het, door telkens nieuwe zeilvaartuigen hij te bouwen op de begrooting van marine voor 1898 worden ook weder gelden voor twee nieuwe zeilschepen voor den loodsdienst aange vraagd den overgang moeilijker en kost baarder maken. Tot zoover de schrijver in het Rotterdamsche blad. Over de juistheid van zijne beweringen kunnen wij, als zijnde leeken op dit gebied, geen oordeel uitspreken. Maar, zooals zij ons worden voorgelegd, komen zijne argumenten ons zoo eenvoudig, zoo juist, zoo begrijpelijk voor, dat het ons verbaast dat men bij ons loodswezen nog maar altijd vaart in hetzelfde zog en weêr twee nieuwe zeilschepen vraagt voor den dienst, maar geen stap doet in de richting van het etoomwezefi, Vooral de verzekering dat „naast grootere vlugheid het stoomloodsvaartuig ook grootere veiligheid aanbiedt voor de opvarenden van de jol", weegt bij ons zeer zwaaren wij zeggen het den schrijver van ganscher harte na: „Daarover denke men waarlijk nietminder licht". En hierbjj komt ons vooral in de gedachte de ramp, die nog niet zoo heel lang geleden te Vlissingen is voorgevallen; een ramp, dio velen zeker nog versch in het geheugen ligt. Zon zulk een ongeluk ook, of zoo licht, kunnen voorkomen als men met stoom had gevaren Wij betwijfelen hetdoch vergissen wij ons, dat men ons dan eens beter inlichte. Wij willen gaarne daartoe de gelegenheid bieden. Het geldt hierbij eene kwestie van zeer groot belang voor tal van wakkere mannen en hunne gezinnenmannen wier leven aan zoovele ge varen blootstaat, gezinnen aan wier bestaan in een kort oogenblik vaak een gevoelige knak wordt toegebracht. Aan die bezwaren te gemoet te komen het gevaar, dat bij zeilvaartuigen bestaat, weg te nemen, wanneer dit slechts even mogelijk is dit kan niet anders dan een dure plicht heeten. En al moest daarvoor het rijk zich geldelijke offers getroosten, dan nog zou eene regeering niet mogen aarzelen daartoe te hesluiten. „Geen loodsbestuur zal den natuurlijken drang daarheen (naar den stoomloodsdienst) op den duur kunnen tegenhoud en"; zoo zegt de schrijver. Uit die regelen maken wij op, dat er onder de mannen van gezag bij het loodswezen op-: positie bestaat tegen eene verandering, die eene groote verbetering mag heeten. Waarop steunt die oppositie op technische bezwaren op onoverkomelijke moeilijkheden Of is hier gewoonte, sleur, de vrees om andere belangen te schaden in het spel Wij vragen slechts. Wie ons wil inlichten doet ook tevens hier om een goed werk, wijl hij dan belangstelling blijft wekken voor een vraagstuk, dat verdient niet alleen overwogen maar vooral opgelost te worden. De schimmen der gevallen slachtoffers vragen er om. Zij eischen meerdere zekerheid voor hen, die nu de gevaarvolle betrekking van zeeloods vervullen. Het bovenstaande was reeds geschreven toen wij in hetzelfde Rotterdamsche blad, nummer van heden, kennis namen van een schrijven van A. R. te Rotterdam, waarin deze zijne inste mming betuigt met het door ons aangehaalde opstel. „Begrijp ik de zaak wel, dan", zegt hy, „stuit de invoering van stoomloodsdienst, die overal waar dezelve werd ingevoerd goed voldoet, eigenlijk alleen af op vasthoudendheid van één of meer heeten in Den Haag, want als zeeman kan ik moeilijk gelooven, dat de lood sen zelf niet de voorkeur zouden geven aan een stoomboot boven een zeilkotter. Ik wil wel aannemen, dat een oude loods, die nog niet gaarne met pensioen gaat, schrik heeft voor die verandering of althans tegenover do heeren dit voorgeeft, maar dat er iemand, die gezien heeft hoe de loodsstoombooten wer ken, zou kunnen volhouden dat bij de tegen woordige scheepvaart, een stoomloodsdienst niet veel. beter, ook voor de loodsen, is dan een zeilvaartuig, dat wil er bij my niet in." Volgens R. behoeven de kosten geen be zwaar te zijnwant vraagt hij „zou men dan werkelijk meenen, dat er nu goedkoop gewerkt wordt met al die kotters, al dat voortdurende onderhoud aan romp, tuig, zeilen enz. Ge- loove dat wie het wil. De Amerikaansche loodsen zijn ook nog niet heelemaal gek. Daar is de geheele dienst hun eigen onderneming, en zouden die lieden nu hunne zeilvaartuigen natuur lijk met groot verlies aan den kant hebben gedaan en vervangen door de stoomvaartuigen, wanneer zij daar geen voordeel in hadden gezien Hier dus een aandrang te meer in de rich ting, door ons, in navolging van de N. R. Ct., aangewezen. DE RIJKSMIDDELEN hebben zich in November verbazend goed ge houden; bijna alle groepen toonen een belang rijke stijging aan, waardoor het totaal van de maand een vooruitgang van 17 ton aanwijst en dat terwijl het personeel f 120.000 minder gaf. De andere middelen gingen dus ruim 18 ton vooruit; en daar bijna alle posten daarin hun aandeel hebben, ziet de geheele November- lijst er best uit. De grondbelasting gaf f 223.000 meer, de bedrijfsbelasting f 343.000; de vermogensbelas ting f 111.000, zoodat do groep met een ging van f 556.000 sluit. De invoerrechten gingen f 25.000 vooruit, terwijl de accijnzen f 838.000 meer gaven, vooral te danken aan suiker die f 627.000 steeg. Het gedistilleerd gaf f 114.000 meer, het zout f 20.000, bieren azijn f 18.000 en het geslacht f 58.000. Alleen bij den wijn was de vooruitgang niet noemens waard. De waarborg gaf ook een paar duizend gol den meer, maar de indirecte belastingen stegen f 236.000, geheel te danken aan de successie, die f 256 000 meer gaf en daardoor de weinig beteekenende vermindering der andere directe belastingen (zegel f 29.000, registratie f 13.000, hypotheek f 4000) in een flink batig slot deed verkeeren. Posterijen en telegrafie bleven goed vloeien; de eerste gaf f 38.000 meer, de tweede f 11.000. Alleen de loodsgelden, anders zoo goed voor uitgaande, bleven f 12.000 achter. Nu elf maanden van het jaar zijn verstreken, kan men de uitkomst van het geheel al ten naastebij beschouwen, en dan blijkt dat die eene maand November veel heeft goedgemaakt, en aan de geheele lijst een beter voorkomen geeft. Toch is juist de omstandigheid, dat éen maand den doorslag geeft, voldoend bewijs, dat er geen plaats is voor bijzonder optimis tische beschouwingen. Indien wij de personeele belasting om de bekende redenen ter zijde laten, dan blijkt dat de directe belastingen alle eene kleine neiging tot stijging vertoonende grondbelasting gaf 185 000 meer, de bedrijfsbelasting zelfs f 466.000 meer, de vermogensbelasting f 76.000. De invoerrechten brachten het f 132.000 boven de elf maanden van 1896, terwijl de accijnsen 2 ton meer gaven, te danken aan de suiker, die f 323.000 gaf; en aan het geslacht dat f 143.000 steeg. Dc sterke drank daaren tegen daalde f 225.000. Van de indirecte belastingen daalde de een wat, terwijl de andere wat steeggroote veran deringen zijn niet te bespeuren, terwijl het totaal f 180.000 hooger is. Posterijen en tele grafie stegen samen f 325.000, terwijl het loodswezen bijna 2 ton meer gaf. TWEKItE K I KR, Met éen stem meerderheid is Maandag zooals in een deel der oplaag van ons vorig nommer is geméld verworpen het amende ment, dat Den Helder de Hoogere Burger school onthouden wilde. Het was een zuivere stemming links tegen rechts, terwijl de eenige sociaal-democraat, die tegenwoordig was, zich aan de rechterzijde schaarde. Deze uitkomst noemt Het Vad. gelukkig. Er is Zaterdag nog juist gelegenheid geweest den indruk van 's heeren Staalmans woorden uit te wisschen. De man, die klaagde over misleiding in deze zaak, had zelfs blijkbaar al zijn best gedaan zijn medeleden zoo al niet om den tuin te leiden, dan toch door eenzijdige, gekleurdeen bekrompen voorstellingen van het spoor te leiden. In het onderwijs is deze bevolkte doch arme gemeente blijkbaar - verwaarloosd, wat weer een nieuwe oorzaak van achteruitgang verarming is, reden te meer om van rijks- ege aan die verwaarloozing een eind te maken. Aan den anderen kant noemen wij het een veeg teeken dat bij dergelijke belangrijke zaken zoo velen op hun post ontbreken. Bij het lager onderwijs ontstond een debat, dat den hoofdredacteur van genoemd blad deed vragen of de pacificatie reeds in een zoo ver verleden ligt, dat de herinnering zelfs aan de vreugde over haar gelukkige geboorte geheel is uitgewischt. De heer Lobman ontvouwde weder zijn niéuw stelsel van onderwijs, waar mede hij trouwens reeds als lid der Eerste kamer begonnen is. Zoo'als men weet is de Goesche afgevaardigde een voorstander van de vrije zelfstandige school voor alle gezindten met indirect toezicht der overheid en overi gens onafhankelijk in eigen kring. Dat is z. i. verre verkieslijk boven leerplicht, die slechts strijd kan uitlokken. Tegen zulk een ontvouwing is op zichzelf niets te zeggen. Het is-- zeer wel mogelijk dat een ander onderwijsstelsel dan het onze onder andere omstandigheden voldoet, en 'tis ook wel mogelijk, dat het ideaal van den heer Lohman eenmaal binnen onze landpalen kan verwezenlijkt worden. Maar gaat het daarom aan niets dan kwaad van ons tegenwoordig ouderwijs te zeggen en het te doen voorkomen, alsof verbetering alleen te wachten is van het inslaan der door hem aanbevolen richting. Als wij ons niet vetgissen, is de anti-revoluti- onnaire fractie, die onder leiding van den heer Kuyper staat, het met dc idealen van den heer Lohman niet eens, en zoover ons bekend, heb ben de katholieken zich daarover nog niet uit gelaten. Voorloopig zal het maar zaak zijn het tegenwoordige stelsel zoo goed mogelijk te maken, en het niet af te breken ter willé vm Allerlei blauwe idealen. Het is volkomen juist, wat de heerKetelacr zeide, dat sinds de pacificatie met veel meer belangstelling dan vroeger de vragen zijn be handeld, die niet op den schoolstrijd, maar op de school zelf en op de onderwijzers slaan. Er is niemand, die niet toegeeft, dat ons onder wijs nog in menig opzicht te wenschen over laat. Maar dat ligt niet aan een vice propre van het stelsel. Integendeel, tal van verbete ringen zijn mogelijk met behoud van dat stelsel, dat niet verdient door het schandmerk bureau cratisch verdacht te worden gemaakt. De heer Ketelaer toonde dat op verschillende punten niet onverdienstelijk aan. En allerminst mag beweerd worden, dat leerplicht in ons stelsel niet mag worden ingevoerd. De heer Lohman, die in antwoord op zijn bedenkingen niet an ders verlangde dan terughouding van het be loofde ontwerp op den leerplicht, toonde daar mede wel aan, dat voorstanders van andere stelsels wel gezind zijn elke hervorming tegen te houden, maar bewees niet, dat leerplicht werkelijk op afdoende bezwaren moet afstuiten. De rede van den heer De Waal Malefijt toonde, dat men aan anti-revolutionnaire zijde niet afkeerig zou zijn van hervormingen, die de positie der bijzondere scholen financieel en paedagogisch verbetert. Dus ook al niet te vreden met de pacificatie. En terwijl wij bij het late nur ons verplicht zien de Kamer te verlaten, is dr Kuyper bezig aan te toonen, dat de bijzondere scholen veel te weinig geld krijgenook al ontevreden met de pacifi catie. Neen, dan lokt ons toch eigenlijk het ideaal van den heer Lohman nog meer aan. Wat de bij dit debat besproken onderdeelen betreft, de heer Travaglino ontwikkelde nader zijn denkbeelden omtrent bestrijding van het drankmisbruik door middel van de onderwij zers in de volksschool. De heer De Waal Malefijt wenscht vrijo examens voor de bijzondere school en verhoo ging van de rijksbijdragen voor deze. De heer Ketelaar drong aan op eene alge- meene herziening van de wet op het L. O., die hij noodig acht, en wenschte eene billijke trac- tementsverhooging voor onderwijzers, pensioen voor hunne weduwen en weézen, regeling van schoolvergaderingen, uitbreiding van kweek scholen, handhaving van een normaal aantal onderwijzers, bevordering van het herhalings- onderwys en bezoldiging van alle school opzieners, opdat men daarvoor mannen van vak zou kunnen nemen. Ten slotte pro testeerde hij tegen de beschuldiging dat er onderwijzers zijn, die in de school sociaal democratische beginselen onderwijzen. De heer Everts vroeg of de minister wel wist, dat door een congres, te Delft gehouden, een onderzoek is gevraagd naar de kleur van de oogen, haren en huid der kinderen ter be paling van de herkomst uit verschillende rassen. Hij acht dit nutteloos, vruchteloos en minder kiesch en verzocht den minister het te verbieden. De heer Veegens merkte, naar aanleiding van de rede van den heer Lohman, die over leerplicht^sprak als van een ouden knol, op, hoezeer het te betreuren was dat de leerplicht zoo kon betiteld worden. Dat was de schuld van 't Kabinet van 1888, dat éen regeling maakte, waarin dit onmisbaar onderwerp werd gemist, en van het Kabinet van 1891, dat de zaak niet afdeed, al had het deze op zijn pro gramma. Spr. drong voorts, met den heer Ketelaar, aan op de oplossing der pensioenquaestïe voor de weduwen en weezen der onderwijzers. Hy wilde daarvoor bestemmen een deel van het batig slot van het pensioenfonds der bui-ge lijke ambtenaren. De onderwijzers moeten dan burgerlijke amb tenaren worden en korting op hun traktemeut er voor dulden. Maar zonder dat acht spr. de bezwaren voor de schatkist te groot. Aan de hand der gegevens van prof. Van Pesch toonde de heer Veegens aan dat f 4.347.000 noodig zou zijnnu is het batig saldo van 't Burg. pensioenfonds 8.890.000 en er is dus nog niet '/i van noodig om de onderwijzers op te nemenhet saldo ia f 11.275.000 als de rentestandaard niet tot 2'/3 pCt. daalt en dan is slechts 2/5 voor de op neming noodig. Is die beschikking over een deel van 't batig saldo geoorloofd Spr. meent van ja en toonde dit in 't breede aan, zich op .de bedoeling en geest der wet van 9 Mei 1890 beroepende. De ambtenaren van toen en van nu hebben geen recht op de saldo's van vroeger overgeblevende Staat heeft 't recht er over te beschikken. De 4 millioen, die in 1904 aan 't rijk zullen worden uitgekeerd, zou de heer Veegens niet voor dit doel willen bestemmen hij zou die som of een deel daarvan willen bestemmen voor do pensioneering van weduwen en weezen van bijzondere onderwijzers, die spr., in tegenstelling met den Min., zou willen opnemen in 't fonds voor burgerlijke ambte naren. Het zou moeilijkheden geven, maar deze achtte hij wei te overwinnen en hy meentj

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 1