MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 295.
140e Jaargang.
1897.
Woensdag
]5 December.
Deze courant verschijnt dagelijks, met nitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 14 Dec. 8 u. vm. 49 gr. 12 u. 50 gr.,
av. 4 u. 46 gr. F. Verw. tam. kr. Z. w. reg.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regelj
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan bet bureau te bekomen.
Agenten.
Te Ylissingen: C. N. J. de Yey Mestdagh te
GoesA. C. Bolluyt, firma Wed. de Jonge.
Middelburg 14 December.
Stoom of zeil voor Loodsdienst
Onder dit opschrift bevatte in haar Zondag-
nommer de Nieuwe Rott. Crt, een opstel, waarin
allereerst werd gewezen op de erkenning van
dezen minister van marine en van zijn voor
ganger, dat 8toomvaartuigen voor den loods
dienst do voorkeur verdienen boven zeilvaar-
tuigen.
Waar voor onze naaste omgeving deze kwestie
van groot belang is, meenen wij velen een
dienst te bewijzen, met van dit opstel een uit
voerig overzicht te geven.
Daarbij wordt dan eerstens gewezen op het
groote nut van stoomloodsvaartuigen bij wind
stilte of flauwe koelte en bij mist.
Dat in zulke gevallen een stoomloodsvaar-
tuig in alle opzichten de voorkeur verdient,
behoeft geen betoog.
Geheel anders nog evenwel ziet de zaak er
uit bij harden wind, stormweer. Dat het, bij
toenemende westelijke en noordwestelijke win
den, voor een zeilvaartuig alles behalve aan
genaam is te kruisen voor onze zeegaten, be
grijpt iedereen. En even begrijpelijk is het, dat
de loodsvaartuigen dan óf binnenloopen (als
dat nog mogelijk en tegelijk door bestaande
orders niet te zeer bemoeilijkt is), óf wel ver
der op zee houden. In beide gevallen intus-
schen wordt het station verlaten. Voor hoe
lang? Dit is afhankelijk natuurlijk van den
duur van het ruwe weder, plus den tijd om
daarna het station weder te bereiken. In elk
geval komt bet veelvuldig genoeg voor en is
het gebleken van voldoend langen duur te zijn,
dat ons Loodsbestuur daarin aanleiding heeft
moeten vinden om iets te doen. Dat iets bestaat
in het sluiten van contracten met sleepdiensten
om voor die gevallen loodsen naar buiten te
zenden met eene sleepboot. Oppervlakkig be
schouwd, lijkt dit voor zoodanig geval geen
kwade oplossing. Doch zij is er géén voor
wie de ware toedracht kent. Uit den aard der
zaak doen de bovengenoemde gevallen zich
gewoonlijk niet voor in den zomer, doch bij
lange nachten, korte dagen. Met eene zekere
spanning wordt dan van den wal naar zee ge
keken en wanneer veelal eerst als de dag
aanbreekt blijkt, dat de kotters niet in het
gezicht zijn, worden maatregelen genomen om
do sleepboot met loodsen te bemannen. Dit
intusschen is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Ligt er toevallig een kanaalkotter op vertrek
naar Dungeness of zijn om andere redenen
dadelijk loodsen bij de hand, dan is het vraag
stuk spoedig opgelost. Maar in menig ge
val gaan er minstens enkele uren voorbij
éér de sleepboot naar zee kan. Allerlei argu
menten doen dan dienst om het binnenblijven
te motiveeren, als„vóór hoog water zijn er
buiten toch geen loodsen noodig," enz. Dat
alles zijn slechts argumenten pour le besoin de la
causede eenvoudige waarheid is, dat de sta
tions uren lang onbezet zijn en dat het gros
der loodsen naar zee is gevlucht, volkomen
terecht van hnn standpunt, maar tegelijk vol
komen onnut voor den loodsdienst. Wanneer
men dan ook een deskundige vraagt wat hij
er van denkt, en hij durft te praten, dan ver
neemt men al spoedig, dat zeker nu en dan
een schip door middel van de sleepboot nog
is beloodst, doch dat de geheele zaak overi
gens meer „vertoon" is dan werkelijk nut heeft,
en alleen in naam gelijkt op een effectieven
stoomloodsdienst.
Nog een ander geval is denkbaar, nl. dat er
is wat men noemt een „matige bries". Indien
ooit, dan zou men mogen aannemen, dat onze
werkelijk goed bezeilde kotters onder die om
standigheden tot hun recht kwamen. En in
zekeren zin doen zij dat, waarmede intusschen
volstrekt niet wordt gezegd, dat zij in eenig
opzicht, welk ook, stoomvaartuigen in waarde
voor den loodsdienst overtreffenhet omge
keerde is zelfs beslist de waarheid.
In de eerste plaats staat het zeilvaartuig hij
het stoomvaartuig ten achter in vlugheid van
beloodBing. Hoe goed het zeilvaartuig ook
manoeuvreert, nooit kan het 't meest gunstige
moment om de jol van boord te doen steken
cn tegelijk het makkelijkst het zeeschip te doen
bereiken, zóo precies kiezen als een stoomvaar-
tuigje dat kan doen. En hetzelfde geldt het
weder opnemen van de jol, nadat de beloodsing
heeft plaats gevonden. Dat eene beloodsing
veel vlugger afloopt dan vroeger, bevestigt de
bediening der stoomloodsvaartuigen voor de
"Mersey en de Elbe. Onze 3igen loodsen onder
Dungeness kunnen het trouwens getuigen.
Wanneer men nu bedenkt, dat vaak verschei
dene schepen tegelijk voorgaats komen, waar
van sommigen geen tijd te verliezen hebben,
willen zij geen getij (12 uur) verspelen, dan
mag men waarlijk over de grootere vlugheid
jn bet beloodsen niet licht denken.
Doch naast grootere vlugheid biedt het
stoomloodsvaartuig ook grootere veiligheid aan
voor de opvarenden van de jol. En daarover
denke men waarlijk nog minder licht. Ieder,
die de omstandigheden kent, waaronder de
beloodsing vaak moet plaats vinden, zal toe
stemmen, dat alles wat geschieden kan om dat
deel van het loodswerk minder inspannend,
minder gevaarlijk te maken, als een gebieden
de plicht moet worden beschouwd. Het is hier
de plaats niet om in nadere beschouwingen te
treden, noch voorbeelden aan te halen om het
bovenstaande te bevestigen. Doch wél moet
de vraag worden gesteld, of een loodsbestuur
reeds enkel daarom niet moet heen stappen
over de grootere kosten, gesteld, wat nog vol
strekt niet bewezen is, dat stoomloodsdienst
per saldo duurder zal blijken. Dubbel ernstig
rijst die vraag, waar het een onderwerp geldt
van staatszorg. Wat de particulier in dien
daehtengang nog misschien zou mogen of
moeten nalaten, treedt in een gansch ander
licht, als de regeering het als haar taak aan
zich behoudt.
Wat nu de kosten betreft, daarover zegt de
schrijver van het opstel het volgende
Wij hebben op dit punt nog nooit eene be
rekening gezien, die getuigde van een deugde
lijk onderzoek. Wel zijn nu en dan cijfers ge
noemd, doch eene begrooting van stoomloods
dienst, zonder vóóringenomenheid opgemaakt,
ontbreekt tot dusver geheel. En of die gemak
kelijk verkrijgbaar zal zijn, zoolaDg de zaak
zelve in den boezem van het hoofdbestuur van
ons loodswezen besliste tegenkanting vindt,
valt zelfs te betwijfelen. Niet omdat wij hierbij
denken aan voorbedachtelijk verkeerde opzet
ting van cijfers, doch omdat bet vraagstuk
samenhangt met de gansche organisatie van
het loodswezen. Plaatst men zich op het stand
punt, dat hetzelfde getal loodsen van nu occu
patie moet vinden, dan miskent men reeds
daardoor de waarde van stoomloodsdienst ten
aanzien van één cardinaal punt, dat nl. dezelfde
loods zooveel meer loodsdienst kan doen, om
dat het terugkomen op zijn vaartuig zooveel
eenvoudiger wordt. Hierbij is geen quaestie
van meer inspanning voor den individu; vee
leer van het tegendeel, want er wordt minder
met hem gesjouwd, dan bij den thans uiterst
gebrekkigen afhaaldienst. Men herinnere zich
slechts, hoe weinige jaren geleden die afhaal
dienst volkomen afhankelijk bleek van de gast
vrijheid van binnenkomende stoomschepen, op
welke de loodsen werden overgegeven. Toen
dit laatste tijdens de handhaving van quaran
taine-bepalingen bezwaar opleverde, dreigde
binnen enkele dagen de beloodsing der schepen
iheel in de war te raken.
Zoo kan een dergelijke begrooting ook in
een ander opzicht nog worden opgevoerd of
beperkt, nl. in de bepaling van het aantal vaar
tuigen noodig, voor den dienst en als „reserve".
Wij spraken tot dusverre alleen van onze zee
gaten en doelden uit den aard der zaak daar
mede hoofdzakelijk op Hoek van Holland en
Ymuiden. Wanneer men evenwel bedenkt, dat
voor het station Dungeness juist voor onzen
loodsdienst, stoom méér dan ergens is aange
wezen, en aanneemt dat bij eene goede organi
satie van den stoomloodsdienst voor de drie
stations zeer wel met één reserve-stoomer kan
worden volstaan, dan komt men al dadelijk tot
een gansch ander cijfer dan wanneer men uit
gaat van het begrip, dat elk station een eigen
reserve-stoomer moet hebben. Zoo is een inspec
tievaartuig voor het loodswezen zéér wel tevens
in te richten om de loodsen naar Dungeness
te brengen, gesteld men wenscht de loodsen
niet via Queensboro derwaarts te doen reizen.
En zoo zijn er tal van posten op een even-
tneele begrooting, die de sporen kunnen dragen
van meer of minder ingenomenheid met de zaak.
Eine zaak intusschen staat o. i. vast en het
is goed, dat men zich daarvan doordringede
toekomst is aan den stoomloodsdienst. Geen
loodsbestuur zal den natuurlijken drang daar
heen op den duur kunnen tegenhouden. Wel
zal het, door telkens nieuwe zeilvaartuigen hij
te bouwen op de begrooting van marine
voor 1898 worden ook weder gelden voor twee
nieuwe zeilschepen voor den loodsdienst aange
vraagd den overgang moeilijker en kost
baarder maken.
Tot zoover de schrijver in het Rotterdamsche
blad.
Over de juistheid van zijne beweringen
kunnen wij, als zijnde leeken op dit gebied,
geen oordeel uitspreken.
Maar, zooals zij ons worden voorgelegd,
komen zijne argumenten ons zoo eenvoudig,
zoo juist, zoo begrijpelijk voor, dat het ons
verbaast dat men bij ons loodswezen nog maar
altijd vaart in hetzelfde zog en weêr twee
nieuwe zeilschepen vraagt voor den dienst,
maar geen stap doet in de richting van het
etoomwezefi,
Vooral de verzekering dat „naast grootere
vlugheid het stoomloodsvaartuig ook grootere
veiligheid aanbiedt voor de opvarenden van de
jol", weegt bij ons zeer zwaaren wij zeggen
het den schrijver van ganscher harte na:
„Daarover denke men waarlijk nietminder licht".
En hierbjj komt ons vooral in de gedachte
de ramp, die nog niet zoo heel lang geleden te
Vlissingen is voorgevallen; een ramp, dio
velen zeker nog versch in het geheugen ligt.
Zon zulk een ongeluk ook, of zoo licht,
kunnen voorkomen als men met stoom had
gevaren
Wij betwijfelen hetdoch vergissen wij ons,
dat men ons dan eens beter inlichte. Wij willen
gaarne daartoe de gelegenheid bieden.
Het geldt hierbij eene kwestie van zeer groot
belang voor tal van wakkere mannen en hunne
gezinnenmannen wier leven aan zoovele ge
varen blootstaat, gezinnen aan wier bestaan
in een kort oogenblik vaak een gevoelige knak
wordt toegebracht.
Aan die bezwaren te gemoet te komen het
gevaar, dat bij zeilvaartuigen bestaat, weg te
nemen, wanneer dit slechts even mogelijk is
dit kan niet anders dan een dure plicht heeten.
En al moest daarvoor het rijk zich geldelijke
offers getroosten, dan nog zou eene regeering
niet mogen aarzelen daartoe te hesluiten.
„Geen loodsbestuur zal den natuurlijken drang
daarheen (naar den stoomloodsdienst) op den
duur kunnen tegenhoud en"; zoo zegt de schrijver.
Uit die regelen maken wij op, dat er onder
de mannen van gezag bij het loodswezen op-:
positie bestaat tegen eene verandering, die eene
groote verbetering mag heeten.
Waarop steunt die oppositie op technische
bezwaren op onoverkomelijke moeilijkheden
Of is hier gewoonte, sleur, de vrees om andere
belangen te schaden in het spel
Wij vragen slechts.
Wie ons wil inlichten doet ook tevens hier
om een goed werk, wijl hij dan belangstelling
blijft wekken voor een vraagstuk, dat verdient
niet alleen overwogen maar vooral opgelost
te worden.
De schimmen der gevallen slachtoffers vragen
er om. Zij eischen meerdere zekerheid voor
hen, die nu de gevaarvolle betrekking van
zeeloods vervullen.
Het bovenstaande was reeds geschreven toen
wij in hetzelfde Rotterdamsche blad, nummer
van heden, kennis namen van een schrijven van
A. R. te Rotterdam, waarin deze zijne inste
mming betuigt met het door ons aangehaalde
opstel.
„Begrijp ik de zaak wel, dan", zegt hy, „stuit
de invoering van stoomloodsdienst, die overal
waar dezelve werd ingevoerd goed voldoet,
eigenlijk alleen af op vasthoudendheid van
één of meer heeten in Den Haag, want als
zeeman kan ik moeilijk gelooven, dat de lood
sen zelf niet de voorkeur zouden geven aan
een stoomboot boven een zeilkotter. Ik wil
wel aannemen, dat een oude loods, die nog
niet gaarne met pensioen gaat, schrik heeft
voor die verandering of althans tegenover do
heeren dit voorgeeft, maar dat er iemand,
die gezien heeft hoe de loodsstoombooten wer
ken, zou kunnen volhouden dat bij de tegen
woordige scheepvaart, een stoomloodsdienst
niet veel. beter, ook voor de loodsen, is dan
een zeilvaartuig, dat wil er bij my niet in."
Volgens R. behoeven de kosten geen be
zwaar te zijnwant vraagt hij „zou men dan
werkelijk meenen, dat er nu goedkoop gewerkt
wordt met al die kotters, al dat voortdurende
onderhoud aan romp, tuig, zeilen enz. Ge-
loove dat wie het wil.
De Amerikaansche loodsen zijn ook nog
niet heelemaal gek. Daar is de geheele dienst
hun eigen onderneming, en zouden
die lieden nu hunne zeilvaartuigen natuur
lijk met groot verlies aan den kant hebben
gedaan en vervangen door de stoomvaartuigen,
wanneer zij daar geen voordeel in hadden
gezien
Hier dus een aandrang te meer in de rich
ting, door ons, in navolging van de N. R. Ct.,
aangewezen.
DE RIJKSMIDDELEN
hebben zich in November verbazend goed ge
houden; bijna alle groepen toonen een belang
rijke stijging aan, waardoor het totaal van de
maand een vooruitgang van 17 ton aanwijst
en dat terwijl het personeel f 120.000 minder
gaf. De andere middelen gingen dus ruim 18
ton vooruit; en daar bijna alle posten daarin
hun aandeel hebben, ziet de geheele November-
lijst er best uit.
De grondbelasting gaf f 223.000 meer, de
bedrijfsbelasting f 343.000; de vermogensbelas
ting f 111.000, zoodat do groep met een
ging van f 556.000 sluit. De invoerrechten
gingen f 25.000 vooruit, terwijl de accijnzen
f 838.000 meer gaven, vooral te danken aan
suiker die f 627.000 steeg. Het gedistilleerd
gaf f 114.000 meer, het zout f 20.000, bieren
azijn f 18.000 en het geslacht f 58.000. Alleen
bij den wijn was de vooruitgang niet noemens
waard.
De waarborg gaf ook een paar duizend gol
den meer, maar de indirecte belastingen stegen
f 236.000, geheel te danken aan de successie,
die f 256 000 meer gaf en daardoor de weinig
beteekenende vermindering der andere directe
belastingen (zegel f 29.000, registratie f 13.000,
hypotheek f 4000) in een flink batig slot deed
verkeeren.
Posterijen en telegrafie bleven goed vloeien;
de eerste gaf f 38.000 meer, de tweede f 11.000.
Alleen de loodsgelden, anders zoo goed voor
uitgaande, bleven f 12.000 achter.
Nu elf maanden van het jaar zijn verstreken,
kan men de uitkomst van het geheel al ten
naastebij beschouwen, en dan blijkt dat die
eene maand November veel heeft goedgemaakt,
en aan de geheele lijst een beter voorkomen
geeft.
Toch is juist de omstandigheid, dat éen
maand den doorslag geeft, voldoend bewijs,
dat er geen plaats is voor bijzonder optimis
tische beschouwingen.
Indien wij de personeele belasting om de
bekende redenen ter zijde laten, dan blijkt dat
de directe belastingen alle eene kleine neiging
tot stijging vertoonende grondbelasting gaf
185 000 meer, de bedrijfsbelasting zelfs
f 466.000 meer, de vermogensbelasting f 76.000.
De invoerrechten brachten het f 132.000
boven de elf maanden van 1896, terwijl de
accijnsen 2 ton meer gaven, te danken aan de
suiker, die f 323.000 gaf; en aan het geslacht
dat f 143.000 steeg. Dc sterke drank daaren
tegen daalde f 225.000.
Van de indirecte belastingen daalde de een
wat, terwijl de andere wat steeggroote veran
deringen zijn niet te bespeuren, terwijl het
totaal f 180.000 hooger is. Posterijen en tele
grafie stegen samen f 325.000, terwijl het
loodswezen bijna 2 ton meer gaf.
TWEKItE K I KR,
Met éen stem meerderheid is Maandag
zooals in een deel der oplaag van ons vorig
nommer is geméld verworpen het amende
ment, dat Den Helder de Hoogere Burger
school onthouden wilde. Het was een zuivere
stemming links tegen rechts, terwijl de eenige
sociaal-democraat, die tegenwoordig was, zich
aan de rechterzijde schaarde. Deze uitkomst
noemt Het Vad. gelukkig. Er is Zaterdag nog
juist gelegenheid geweest den indruk van
's heeren Staalmans woorden uit te wisschen.
De man, die klaagde over misleiding in deze
zaak, had zelfs blijkbaar al zijn best gedaan
zijn medeleden zoo al niet om den tuin te
leiden, dan toch door eenzijdige, gekleurdeen
bekrompen voorstellingen van het spoor te
leiden. In het onderwijs is deze bevolkte doch
arme gemeente blijkbaar - verwaarloosd, wat
weer een nieuwe oorzaak van achteruitgang
verarming is, reden te meer om van rijks-
ege aan die verwaarloozing een eind te maken.
Aan den anderen kant noemen wij het een
veeg teeken dat bij dergelijke belangrijke zaken
zoo velen op hun post ontbreken.
Bij het lager onderwijs ontstond een debat,
dat den hoofdredacteur van genoemd blad deed
vragen of de pacificatie reeds in een zoo ver
verleden ligt, dat de herinnering zelfs aan de
vreugde over haar gelukkige geboorte geheel
is uitgewischt. De heer Lobman ontvouwde
weder zijn niéuw stelsel van onderwijs, waar
mede hij trouwens reeds als lid der Eerste
kamer begonnen is. Zoo'als men weet is de
Goesche afgevaardigde een voorstander van
de vrije zelfstandige school voor alle gezindten
met indirect toezicht der overheid en overi
gens onafhankelijk in eigen kring. Dat is z.
i. verre verkieslijk boven leerplicht, die slechts
strijd kan uitlokken.
Tegen zulk een ontvouwing is op zichzelf
niets te zeggen. Het is-- zeer wel mogelijk
dat een ander onderwijsstelsel dan het onze
onder andere omstandigheden voldoet, en 'tis
ook wel mogelijk, dat het ideaal van den heer
Lohman eenmaal binnen onze landpalen kan
verwezenlijkt worden. Maar gaat het daarom
aan niets dan kwaad van ons tegenwoordig
ouderwijs te zeggen en het te doen voorkomen,
alsof verbetering alleen te wachten is van het
inslaan der door hem aanbevolen richting.
Als wij ons niet vetgissen, is de anti-revoluti-
onnaire fractie, die onder leiding van den heer
Kuyper staat, het met dc idealen van den heer
Lohman niet eens, en zoover ons bekend, heb
ben de katholieken zich daarover nog niet uit
gelaten. Voorloopig zal het maar zaak zijn
het tegenwoordige stelsel zoo goed mogelijk
te maken, en het niet af te breken ter willé
vm Allerlei blauwe idealen.
Het is volkomen juist, wat de heerKetelacr
zeide, dat sinds de pacificatie met veel meer
belangstelling dan vroeger de vragen zijn be
handeld, die niet op den schoolstrijd, maar op
de school zelf en op de onderwijzers slaan.
Er is niemand, die niet toegeeft, dat ons onder
wijs nog in menig opzicht te wenschen over
laat. Maar dat ligt niet aan een vice propre
van het stelsel. Integendeel, tal van verbete
ringen zijn mogelijk met behoud van dat stelsel,
dat niet verdient door het schandmerk bureau
cratisch verdacht te worden gemaakt. De heer
Ketelaer toonde dat op verschillende punten
niet onverdienstelijk aan. En allerminst mag
beweerd worden, dat leerplicht in ons stelsel
niet mag worden ingevoerd. De heer Lohman,
die in antwoord op zijn bedenkingen niet an
ders verlangde dan terughouding van het be
loofde ontwerp op den leerplicht, toonde daar
mede wel aan, dat voorstanders van andere
stelsels wel gezind zijn elke hervorming tegen
te houden, maar bewees niet, dat leerplicht
werkelijk op afdoende bezwaren moet afstuiten.
De rede van den heer De Waal Malefijt toonde,
dat men aan anti-revolutionnaire zijde niet
afkeerig zou zijn van hervormingen, die de
positie der bijzondere scholen financieel en
paedagogisch verbetert. Dus ook al niet te
vreden met de pacificatie. En terwijl wij bij
het late nur ons verplicht zien de Kamer te
verlaten, is dr Kuyper bezig aan te toonen,
dat de bijzondere scholen veel te weinig geld
krijgenook al ontevreden met de pacifi
catie. Neen, dan lokt ons toch eigenlijk het
ideaal van den heer Lohman nog meer aan.
Wat de bij dit debat besproken onderdeelen
betreft, de heer Travaglino ontwikkelde nader
zijn denkbeelden omtrent bestrijding van het
drankmisbruik door middel van de onderwij
zers in de volksschool.
De heer De Waal Malefijt wenscht vrijo
examens voor de bijzondere school en verhoo
ging van de rijksbijdragen voor deze.
De heer Ketelaar drong aan op eene alge-
meene herziening van de wet op het L. O., die
hij noodig acht, en wenschte eene billijke trac-
tementsverhooging voor onderwijzers, pensioen
voor hunne weduwen en weézen, regeling van
schoolvergaderingen, uitbreiding van kweek
scholen, handhaving van een normaal aantal
onderwijzers, bevordering van het herhalings-
onderwys en bezoldiging van alle school
opzieners, opdat men daarvoor mannen van
vak zou kunnen nemen. Ten slotte pro
testeerde hij tegen de beschuldiging dat er
onderwijzers zijn, die in de school sociaal
democratische beginselen onderwijzen.
De heer Everts vroeg of de minister wel
wist, dat door een congres, te Delft gehouden,
een onderzoek is gevraagd naar de kleur van
de oogen, haren en huid der kinderen ter be
paling van de herkomst uit verschillende rassen.
Hij acht dit nutteloos, vruchteloos en minder
kiesch en verzocht den minister het te verbieden.
De heer Veegens merkte, naar aanleiding
van de rede van den heer Lohman, die over
leerplicht^sprak als van een ouden knol, op,
hoezeer het te betreuren was dat de leerplicht
zoo kon betiteld worden. Dat was de schuld
van 't Kabinet van 1888, dat éen regeling
maakte, waarin dit onmisbaar onderwerp werd
gemist, en van het Kabinet van 1891, dat de
zaak niet afdeed, al had het deze op zijn pro
gramma.
Spr. drong voorts, met den heer Ketelaar,
aan op de oplossing der pensioenquaestïe voor
de weduwen en weezen der onderwijzers. Hy
wilde daarvoor bestemmen een deel van het
batig slot van het pensioenfonds der bui-ge
lijke ambtenaren.
De onderwijzers moeten dan burgerlijke amb
tenaren worden en korting op hun traktemeut
er voor dulden. Maar zonder dat acht spr. de
bezwaren voor de schatkist te groot.
Aan de hand der gegevens van prof. Van
Pesch toonde de heer Veegens aan dat
f 4.347.000 noodig zou zijnnu is het batig
saldo van 't Burg. pensioenfonds 8.890.000
en er is dus nog niet '/i van noodig om de
onderwijzers op te nemenhet saldo ia
f 11.275.000 als de rentestandaard niet tot 2'/3
pCt. daalt en dan is slechts 2/5 voor de op
neming noodig. Is die beschikking over een
deel van 't batig saldo geoorloofd Spr. meent
van ja en toonde dit in 't breede aan, zich op
.de bedoeling en geest der wet van 9 Mei 1890
beroepende. De ambtenaren van toen en van
nu hebben geen recht op de saldo's van vroeger
overgeblevende Staat heeft 't recht er over
te beschikken. De 4 millioen, die in 1904 aan
't rijk zullen worden uitgekeerd, zou de heer
Veegens niet voor dit doel willen bestemmen
hij zou die som of een deel daarvan willen
bestemmen voor do pensioneering van weduwen
en weezen van bijzondere onderwijzers, die
spr., in tegenstelling met den Min., zou willen
opnemen in 't fonds voor burgerlijke ambte
naren. Het zou moeilijkheden geven, maar
deze achtte hij wei te overwinnen en hy meentj