MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 290.
140° Jaargang.
1897.
Donderdag
9 December.
Middelburg 8 December.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p^/2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 8 Dec. 8 u. vm. 46 gr. 12 u. 46 gr.,
av. 4 u. 44 gr. F. Verw. tam. kr. Z. W. w., reg.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd z
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regeL
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op
voorwaarden. Prospectussen daarvan zyn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te Vli8singenC. N. J. de Vet Mestdagh te
GoesA. C. Bollüyt, firma Wed. de Jonge.
Enkele indrukken van een parle"
mentair-politiek debat.
i.
Eén feit weegt soms meer dan
op tegen een zak vol theore
tische beschouwingen.
Ware het niet, dat in de laatste dagen de
ruimte in ons blad in beslag werd genomen
onder anderen door beschouwingen, versla
gen en berichten omtrent zaken van meer
of minder belang voor onze naaste omge
ving, wij zouden zeker eerder onze lezers
eenige oogenblikken hebben bezig gehouden
met betgeen in onze volksvertegenwoordiging
voorviel by de gebruikelyke jaarlijksche
redeneering over alles en nog wat.
Wij doen dit daarom nu eerst.
Het was te wachten, dat ditmaal bij de
algemeene beraadslagingen veel gesproken
zou wordenmaar wij meenen dat veel daar
van zeer goed had achterwege kunnen blijven
Na lezing van de ruim zestig bladzyden,
dubbele kolom, van de Handelingen, die deze
beraadslagingen beslaan, is de voornaamste
indruk, door ons verkregen, deze dat er by
die „parlementair-politieke debatten," zooals
de heer Kerdijk ze noemde, veel te veel
politiek in het parlement ter sprake is ge
bracht.
Er is te druk geredeneerd over hetgeen
in den afgeloopen zomer is voorgevallen bij
den verkiezing8-8trijd, die toen werd gevoerd
men waande zich in een politieke vergade
ring, destijds zoo veelvuldig gehouden, eerder
dan in onze volksvertegenwoordiging. En
vooral toen de heeren Kuyper en Kerdijk
met elkaar in debat waren.
Menig vertegenwoordiger bad klaarblyke
lijk tot doel, tegenover zyne kiezers, van
zyne beginselen getuigenis af te leggen ten
koste van den nationalen tyd. De verstan
dige vingerwijzing van de heeren Kerdyk en
Drucker, dat er met meer vrucht zal ge
debatteerd kunnen worden wanneer byzon-
dere onderwerpen aan de orde komen, en de
herinnering van eerstgenoemde aan het hier
boven aangehaalde Engelsche spreekwoord,
kon vele leden niet weerhouden te herhalen
wat reeds honderdmaal is gezegd en ge
schreven.
Een by zonder gunstigen indruk moet bij
deze gelegenheid vooral gemaakt hebben de
afgevaardigde voor Schoterland, de heer Van
der Zwaag. Geheel in den vorm, beschaafd
en parlementair was zijn optreden. Jammer
dat hy zichzelven slechter voorstelde dan
hy zich toonde.
De premier had ook hem een pluimpje
gegeven voor den parlementairen toon, waarin
hij had gesproken. En als antwoord op
die beleefdheid merkte hij op, dat er werke
lijk eene groote mate van zelfbeheersching
voor hem noodig is om „niet barder uit te
pakken dan hij tot nog toe deed". Maar
hij werd daarvan weerhouden door een
„beetje politiek". Hy wilde nameiyk noch
de heeren ministers noch de andere leden
van de Kamer, die tegenover hem staan,
ook maar het geringste voorwendsel aan
de hand doen om, door te komen op deD
verkeerden toon, die door hem zou worden
aangeslagen, te willen doodzwijgen deargu
menten, door hem in het midden gebracht.
WQ zyn benieuwd hoe lang de heer Van
der Zwaag zich beheerschen zalzijn gezond
verstand zal hem wel zeggen dat het zeker in
zyn belang is zich op die moeilijke kunst
te blijven toeleggen, want waariyk in eene
vergadering van honderd, met een regle
ment van orde, als in de Tweede kamer
geldende is, en met een voorzitter als mr
Gleichman raakt anders iemand als hy al
spoedig van de baan, wanneer hy de parle
mentaire vormen niet in acht neemt.
Al te overmoedige redeneeringen, een al
te stout optreden beeft, de ervaring leerde
het, geen ander practisch resultaat dan dat
de spreker zelf het onderspit delft.
Tot hen, die, over het hoofd der regeering
heen, de politieke Juni-beweging vooral
uitvoerig bespraken, behoorde dr Kuyper. Hy
ging zelfs zoover van de liberalen voor zijn
vierschaar te dagen; hun te verwijten dat
Zij met twee valtchc vlaggen waren nitge-
trokken en te vragenwie het eerst aan
de markt was geweestde Liberale Utiie >of
de anti-revolutionnaire partij
Welk nut hadden toch al die redenee
ringen over afgedane zaken
Alleen om de vraag te wettigen omtrent
de homogeniteit van het huidige kabinet
Dan heeft de premier dr Kuyper zeker
allergeestigst op zijn plaats gezet, toen hij
in zijn repliek het volgende opmerkte
„Den geachten spreker schijnt ook het
greintje humor ontgaan te zijn, dat in mijn
antwoord was gelegen. Er bestond voor
dat greintje wel eenige reden. Wij hebben
in het afgeloopen jaar den geachten afge
vaardigde gadegeslagen. Wy hebben ge
zien hoe hij werkzaam was, welke coalities
hij aanging en hebben ons dikwijls afge
vraagd: als de rechterzijde de meerderheid
krijgt, welk soort van ministerie zal dan
gevormd worden Zal dat dan zyn een
precies uit éen nuance verkregen homogeen
ministerie? Op die vraag konden wy geen
toestemmend antwoord vinden, en nu kan
ik niet ontveinzen, dat het mij in hooge
mate verbaasd heeft, dat juist de geachte
afgevaardigde uit Sliedrecht, toen bij giste
ren het woord nam, over die kwestie van
homogeniteit zoo bijzonder uitweidde."
Dr Kuyper heeft hierop het zwijgen maar
bewaard.
Zou bij zelf gevoeld hebben dat hij wat
al te hard van stal was geloopen, toen bij
zoo zeer informeerde naar de homogeniteit
van een kabinet, dat in de gegeven omstan
digheden nog niet zoo misplaatst was?
Het was jammer dat dr Schaepman bij
dit debat niet tegenwoordig was
Of er, zooals wij opmerkten, veel gezegd
is, dat gerustelijk had gezwegen kunnen
zijn 1
Wy zouden eenvoudig willen wyzen op
het onvruchtbare van hetgeen de heer De Sa-
vornin Lohman opmerkte over de kwestie
der vereeniging van het ministerschap met
het kamerlidmaatschap.
Welk practisch resultaat kan toch zulk
eene redeneering hebben
Men moge over die vereeniging in gevoelen
verschillen, maar zoolang de grondwet baar
toestaat, kan men hun, die van dat recht
gebruik maken, daarvan bezwaarlyk een
verwijt maken.
Het is, zooals de Goesche afgevaardigde
opmerkte, zeker eene belangrijke vraag, „of
de aard van onte staatsinstellingen op den
duur eene zoodanige combinatie van betrek,
kingen wel gedoogt." Maar welk practisch
nut heeft nu, met het oog op den feitelyken
toestand, eene bespreking daarvan op dit
oogenblik Zeker zijn er bezwaren ver
bonden aan zulk eene vereeniging, al wegen
die in onze oogen tegen de lichtzyden nog
niet op. Maar zoolang niet gebleken is uit
bepaalde feiten dat in bet grondwettig voor
schrift noodzakeiyk verandering moet komen,
is bet toch niet te verwachten, dat in het
vierjarig tydvak, waarin deze regeering en
deze Kamer tot practiscbe sociale politiek
zijn geroepen, de eerste tot eeue gronds-
wetsherziening zal willen doen besluiten,
alleen met het oog op deze kwestie, louter
omdat de heer Lohman zulk eene herziening
daarvoor wel „van-genoegzaam belang" acht.
Zou hij het zelfs niet onverantwoord ach
ten om thans in die richting een stap te doen?
Eigenaardiger en meer in de richting,
waarin de regeering zich moet bewegen,
was dan ook het gesprokene door den katho
lieken afgevaardigde voor Venlo, den heer
dr W. H. Nolens, R. K. priester, en leeraar
in de wijsbegeerte en de staatswetenschap
aan de R. scholen teRolduc.
Hij verkondigde o. a. deze stellingen
„Men heeft meer en meer ingezien dat,
evenmin als de mensch enkel individu is,
hy evenmin op moet gaan in zyne indivi
dualiteit, geabsorbeerd moet worden door de
gemeenschap, maar dat de waarheid in het
midden ligtdat hy vrijheid van beweging
moet hebben ook op oeconomisch gebied,
maar dat die vryheid van beweging beperkt
moet worden voor zoover dit noodig blijkt
ter handhaving van de rechten
van derden.
„En zelfs personen, van wie met recht
betwyfeld kon worden of ze het stelsel van
laisser faire wel ooit zouden prijsgeven, maken,
zonder naar het schynt de homogeniteit in
gevaar te brengen, thane deel uit van dit
Kabinet, dat de verbetering der maatscbap-
pelyke toestanden door staatstusschenkomst
op den voorgrond stelt".
En na aangedrongen te hebben op ver
zekering van den werkman tegen ongevallen,
invaliditeit, ziekte en ouderdomna er op
gewezen te hebben dat eene liberale regee
ring op dit gebied nog al iets goed te maken
heeft, sprak de heer Nolens deze merkwaar
dige woorden
„Nu men thans aan die zijde, waaruit dit
Ministerie is voortgekomen, in dit opzicht
tot beter inzicht gekomen is, ontstaat dan
ook voor hen de verplichting om met des
te meer ijver de hand aan het werk te slaan
en de aangeboden gelegenheid niet ongebruikt
te laten.
„Daarom zon ik dit Ministerie willen toe
roepen toon vooral in deze zaken, waarby
gij op den steun van bijna alle richtingen
kunt rekenen, niet gedruktheid, maar opge
wektheid.
„Herinner u, dat stilzitten en uitstellen
voor een groot deel zal toegeschreven wor
den aan de in zich ydele vrees van niet
volledig te slagen. Laat aan het Néder-
Iandsche volk zien, dat gij de woorden,
waartoe ook gij u tot heden grootendeels
bepaald hebt, in daden weet om te zetten,
en zorgt dat men van u kunne getuigen niet
alleen dat verwacht werd dat gij eoudt zijn
maar ook dat gij geweest zijt een Ministerie
van sociale rechtvaardigheid."
Is het wonder dat den heer Van Karne-
beek de schrik om het hart sloeg 1
Hij noemde haar eene „zeer merkwaardige
redevoering" die van den geachten afge
vaardigde uit Venloen verklaarde zelden
het stelsel van Staat-socialisme zoover te
hebben booren drijven, zoover in zyn uiterste
hooren ontwikkelen ajs in de rede van den
heer Nolens.
Boven al het geredeneer over tal van
kwesties, die zich in Juni by den verkic-
zingsstryd hadden voorgedaan, staat bij ons
hetgeen deze priester heeft gezegd, en, als
vrucht van het algemeen debat, deze vraag
wat hebben wij op het gebied der practiscbe
sociale politiek van dit ministerie te wachten
Daarop zullen wy een antwoord geven
aan de band der rede, door den premier,
den minister Pierson, uitgesproken.
INHULDIGING DER KONINGIN.
H.M. de Koningin-Weduwe, Regentes heeft,
zooals Dinsdagavond reeds aan een deel onzer
lezers in de stad is bekend gemaakt, overeen
komstig den wensch van H. M. de Koningin,
bepaald dat de plechtige beëediging en inhul
diging van H. M. de Koningin, binnen de stad
Amsterdam, zal plaats hebben in de Nieuwe
Kerk aldaar op Dinsdag 6 September 1898.
Reeds nu is bepaald aan welke stations
H. M. de Koningin bij de te wachten plech
tigheden na Harer Majesteits meerderjarigheid,
te Amsterdam en te 's Gravenhage, zal aanko
men en welke weg zal worden gevolgd.
Voor den historischen optocht, bij de inhul
digingsfeesten door de werklieden-vereeniging
te Amsterdam te houden, zijn de ontwerpen
voor de costumes gereed. Zy zyn vervaardigd
door den heer A. Reyding. De optocht zal het
tijdvak 1540—1648 omvatten en er zullen om
streeks zeshonderd personen in optreden. Er
zullen verscheidene praalwagens in voorkomen
van belangrijke hoogte.
Zaterdag verleent de minister van binnen-
landsche zaken geen audiëntie.
TWEEDE KAMER.
Zooals in een deel der oplaag van ons vorig
nommer werd gemeld, verlangde bij de behan
deling der begrooting voor Justitie Dmsd»g
de heer Bouwman wijziging van de wet op
het notarisambt.
De heer mr C. Lucasse betoogde de noodza
kelijkheid om voor zware misdrijven de dood
straf ook in ons burgerlijk strafrecht weder
op te nemen, gelijk zij in onze militaire straf
wetgeving bestaat.
_Ook achtte hij eene rijkswet noodig die de
opheffing gelast van de bordeelèn, welke de
openbare zedelijdheid niet langer gedoogt.
Voorts besprak hy het vraagstuk der schade
loosstelling wegens preventieve hechtenis. Hij
wil die alleen toekennen waar de onschuld
bepaaldelijk gebleken, niet waar de schuld niet
bewezen is.
Eindelijk betoogde hij, evenals de heer Brum-
melkamp, de noodzakelijkheid óm de uitbrei
ding van het Nieuw-Malthusianisme niet in de
hand te werken.
Wijziging van art. 407 B. W. is, volgens hem,
noodig geworden door eene uitspraak van den
Hoogen Raad. De bedoeling is meer bindende
bepalingen in het belang der minderjarigen by
tweede huwelijk van een der ouders.
De heer Mackay achtte eenheid der wet
geving noodig voor de toelating van vreemde
prostituees en wilde wetswijziging om rechts
kracht te geven aan verstek-vonnissen inzake
de drankwet.
De heer Roessingh bepleitte de billijkheid
van het stelsel van voorwaardelijke veroor
deeling.
De heer Smeenge vroeg eene betere regeling
van de voogdij, betere gelegenheid tot beleg
ging van gelden van minderjarigen, o. a. op
de rijkspostspaarbank.
De Kamer zal de volgende Zaterdagen,
Maandagen en op de Donderdagen ook des
avonds vergaderen.
De zaak der Cebr. Hoogerhuis In de
Tweede kamer.
Dinsdag is dan deze veel besproken en nog
meer beschreven zaak in onze Tweede kamer
gedeeltelijk behandeld. De minister moet
daarover nog zijn gevoelen zeggen. Men zie
Laatste berichten.
Gisteren bracht de heer Troelstra haar ter
sprakeen hij stelde ten slotte deze motie voor
„De Kamer,
gehoord de debatten in de zaak der Gebroe
ders Hoogerhuis,
overwegende dat na 't gewezen arrest nieuwe
getuigen zijn opgedaagd, wier verklaringen,
waren zij bekend geweest, misschien tot een
ander arrest aanleiding hadden gegeven,
spreekt den wensch uit, dat de minister de
mogelijkheid en wenschelijkheid eener revisie
alsnog in gunstige overweging moge nemen."
De wyze, waarop hy zyn zaak behandelde,
deed hem zoo schryft Het Vad. zeker
kennen als een handig advocaat in strafzaken,
maar tevens vestigde hy den indruk, dat bij
ernstig en nauwgezet naar de waarheid had
gezocht en uit diepe overtuiging sprak. Wat
echter deed dit pleidooi in deze enceinte Wij
gevoelen zeer goed in welke moeielijkheid de
spreker verkeerde. Om bij de Kamer eenigen
indruk teweeg te brengen, moest hij wel het
geloof aan de juistheid van het vonnis schok
ken, wat alleen door het leveren van een plei
dooi geschieden kon, maar hy moet dan toch
zelf gevoelen, dat de Kamer geen oordeel kan
uitspreken op grond van een van éen zijde
alleen geleverd pleidooi. De motie, waarmede
hy besloot, komt ons dan ook voor een mis
greep te zijn. Hoe kan de Kamer de overtui
ging uitspreken, dat er nieuwe getuigenissen
zijn opgekomen, die, waren zij bekend geweest,
tot een ander arrest had kunnen leiden Hoe
kan zij beoordeelen, of hetgeen de heer
Troelstra op grond van zyn onderzoek aan
voert, van de objectieve waarde is om dat ge
volg te hebben Zelfs waar zij genegen is aan
't door hem met zooveel zeggingskracht aange
voerde bijzonder hooge Waarde toe te kennen,
kan men zeggen, dat zij voldoende op de hoogte
is van de processtukken en van de waarde der
overwegingen van het arrest, om te kunnen
beslissen, dat de overtuiging der rechters zou
zijn geschokt? En dan, wat kan de heer Troelstra
bereiken met zyn motie? Wanneer de Kamer,
zij 't ook maar voorzichtigheidshalve haar ver
werpt, dan zal de minister daarin een aanwy-
zing kunnen vinden, dat de zaak blauw blauw
mag worden gelaten. Laat daarentegen de heer
Troelstra den minister onder den indruk zijner
rede zonder een votum uitte lokken,dan kan
wel geen ander antwoord zynerzijds mogelijk
zyn dan dat hy, waar maar eenige grond van
twyfel kan gevonden worden, revisie zal trach
ten te bevorderen.
Het komt ons voor,, dat zij, die revisie ver
langen, door de aanklacht wegens meineed tegen
den hoofdgetuige op den goeden weg zijn. Reeds
de heer Harte, die de uitbreiding der gevallen,
waarin revisie mogelijk is, bepleitte, los van
deze zaak, wees terecht aan, dat revisie in de
zaak-Hoogerhuis mogelijk is. En de heer Troel
stra ontkende het ook niet, al meende hij te
mogen aanvoeren, dat het gemakkelijker zou
gaan by een ruimere redactie van art. 375 Sv.,
al was het maar om de mogeiykheid te openen
de zaak voor een anderen rechter te brengen.
Wat hem in dezen bevreesd maakte, was, dat
dezelfde ambtenaren van justitie en politie een
hernieuwd onderzoek moeten leiden. Er is zeker
iets van waar, dat, als men eenmaal een zeker
inzicht in een zaak heeft, de onbevangenheid
min of meer ontbreekt, maar dat gaat toch niet
zoover, dat men, als de nieuwe feiten zóo sterk
spreken als de heer Troelstra beweert, onschul-
digen in den kerker en schuldigen op vrye
voeten zou houden. Bovendien vergat de spre
ker eenigzins, dat het hernieuwd onderzoek,
dat reeds is ingesteld, naar den minister mede
deelde, werd geleid door een ander ambtenaar,
dan de sinds overleden substituut-officier, die
de Hoogerhuis-instructie heeft geleid.
Wat in deze zaak voor iederen onbevooroor
deelde vreemd is dat had ook de heer Harte
reeds opgemerkt is, dat door de justitie vol
standig geweigerd wordt een vervolging wegens
laster in te stellen tegen hen, die drie andere
pèrsonen als daders aanwyzen. Op het dilemma,
waarvoor de heer Troelstra den rechter te de
zen aanzien stelde, is, dunkt ons, niets aan te
merken. Als geen waarde te|hechten is aan de be
schuldigingen, tegen drie anderen uitgesproken,
waarom vervolgt men dan de lasteraars niet,
en als men hen nog laat loopen, is het dan
niet, omdat men werkelijk wel eenige waarde
hecht aan die beschuldigingen? Dat te dien
aanzien eenige opheldering verschaft wordt, is
wel noodig om het volle vertrouwen in de on
partijdigheid der justitie te herstellen.
Overigens geldt 't hier een soort van cause
célèbre't verdient geen aanbeveling zulke
zaken zoo uitvoerig in de kamer ter sprake te
brengen. Toch beklagen wij er ons in dit ge
val niet over, omdat de heer Troelstra het
zijne heeft gedaan om de gewekte agitatie bin
nen de perken terug te brengen, de overdrij
ving daarvan te erkennen en de verdachtma
king der rechterlijke macht af te keuren. Mogen
zyn woorden naar buiten werken, en moge het
den minister nog gelukken het een en ander
aan te voeren, wat in staat is het vertrouwen
in de onbevangenheid der magistratuur te her
stellen.
UIT STAD ÉN*PROVINCIE.
Bij kon. besluit is aan mr W. Polman
Kruseman," griffier van de Provinciale Staten
van Zeeland, te Middelburg, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als lid van de centrale
commissie voor de statistiek.
Bij beschikking van den minister van bin-
nenlandsche zaken is voor 1898 benoemd tot
secretaris bij den geneeskundigen raad voor
Zeeland en Westelijk Noord-Brabant J. J.
Berdenis van Berlekom, arts te Middelburg.
Ook deze berichten zyn reeds aan een deel
onzer lezers in de stad bekend gemaakt.
De minister van binnenlandsche zaken
brengt in de St. Ct. ter kennis van belang
hebbenden, dat te vervullen is de betrekking
van scheikundig assistent aan het ryksland-
bouwproefstation te Goes. Jaarwedde f 1000.
Zy, die voor deze betrekking in aanmerking
wenschen te komen, moeten zich vóór 15 De
cember e. k. aanmelden by den directeur van
bedoeld rij kslandbouwproefstation.
De heer M. Bolle Lzn, correspondent der
Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van
schipbreukelingenkomt in de N. R. Ct. op
tegen de voorstelling, uit V e e r e gegeven van
de redding der bemanning van het op het
Noordland gestrande stoomschip Braidar.
Die voorstelling is, volgens hem, onwaar en
de bemanning der te Burghsluis gestationneerde
reddingboot Prinses Wilhelmina deed haar
plicht en heeft zich bij de stranding gedragen
op eene wijze boven allen lof verheven.
Te Goes zijn dezer dagen twee huise
lijke tafereelen voorgevallen met een treurig
einde. Maandag kwam iemand, die nog al
eens met de politie kennis maakte, weder
dronken in zijn woning in de A. v. d. Goeskade.
Al spoedig ontstond tusschen hem en zijne vrouw
eene woordentwist, waarby hij ten slotte het
mes trok en zyn vrouw daarmede te lyf wilde.
De vrouw vluchtte, waarna de woesteling zich
op straat begaf en met zijn wapen anderen
wilde aanvallen. De politie trad echter tus-
schenbeide. Het slot was dat de echtelieden
van elkander gingen, na het huisraad onder
ling gedeeld te hebben.
Erger nog was wat Dinsdag voorviel. Toen
werd zekere B. naar het gasthuis vervoerd in
een toestand, die voor zijn leven doet vreezen.
Ook deze man kwam dronken thuis, waardoor
tusschen hem en zyn vrouw twist ontrtond,
waarbij, naar men wil, zijn vrouw hem een
ernstige verwonding toebracht.
KERKNIEUWS.
De heer J. Breukelaar te Bodegraven
heelt bedankt voor het beroep naar de geref.
kerk B. te Middelburg.
Aangenomen het beroep naar de Ned.
herv. gemeente te Baarland door den heer
J. E. B. Meloen van Geesteren.
RECHTSZAKEN.
Kantongerecht te Middelburg.
Heden (Woensdag) zijn veroordeeld', wegens
rumoerA. P., J. E., H. v. R., Westkapelle,
tot f 2 b. s. (1. h.straatschenderijA. A.,
0. J. v. d. P., H. 8., J. M. 8., T. W. d. B,
Middelburg, tot f 0.50 b. s. 1 d. h.opgeven
van een valechen naam F. W. d. B., Middel
burg, tot f 3 b. s< 2 d. b. j als bestuurder vau