MIDDELRURGSCHE
N°. 274.
140° Jaargang.
1897.
Zaterdag
20 November.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 19 Nov. 8 u. vm. 48 gr. 12 u. 60 gr.,
av. 4 u. 48 gr. F. Verw. tam. kr. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentien: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regi
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenhageDe Gebr. Belinfante te
AmsterdamA. de La Mar Azn.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel.
Middelburg 19 November.
De motie-Yan Kol
inzake Atjeh is Donderdag met overgroote
meerderheid 72 tegen 3 stemmen, die der
heeren Van Kol, Troelstra en Van der Zwaag,
door de Tweede kamer verworpen.
Dit zal niemand verwonderd hebbenzelfs
den voorsteller en zijn medepartijgenoot-Troel
stra niet.
Van het vijftal leden, dat oorspronkelijk de
motie steunde, trokken zich tijdens de behan
deling drie, de heeren Stoffel, Nolting en Ke
telaar, terugomdat bij de toelichting, die de
heeren Van Kol en Troelstra gaven, dezen
veel verder gingen dan in de oorspronkelijke
bedoeling had gelegen en de laatste door al
lerlei onbekookte uitvallen, ook tegen dezen
minister van koloniën, de zaak bedierf.
De heer Ketelaar verklaarde o. a. dat hij
niet meer meeging met de motie, omdat daar
aan de beteekenis van wantrouwen tegenover
den minister van koloniën was gegeven.
Als er opnieuw een bewijs noodig was, dat,
wie in eene volksvergadering, waar groote
woorden veel indruk maken, goed spreekt,
daarom nog geen goed politicus en tactvol
vertegenwoordiger is, dan is dat vooral door
den heer Troelstra gegeven.
Hij miBt daarvoor nog de noodige kalmte
en bezadigdheid. Dit is trouwens een kwaal,
waarvan hy ïederen dag genezen kan.
Grappig dat hij zelf Donderdag eerst tegen
de motie stemde, wat groote hilariteit wekte.
Over de benoeming éener commissie, het
hoofddoel der motie, hebben wij in ons nommer
van 7 Oct. ons gevoelen reeds gezegd. Wij
verwachtten daarvan weinig heil.
Zoo dacht de Kamer er ook over.
Vóór de beslissing viel, had er nog een debat
plaats, waarin de heer Troelstra allerlei zijde-
lingsche insinuaties aan het adres van den
minister deed en eenige, vroeger reeds besproken
praatjes te berde bracht over verschillende
particuliere belangen, bij den Atjeh-oorlog be
trokken.
Dit debat was, zegt Het Vad., niet veel meer
dan een uitstalling van oratorische kracht
proeven, waarmee de heer Kuyper een bravo
van de Kamer wist te verwerven en de heer
Troelstra zich een reeks rumoerige interrupties
op den hals haalde, overschreeuwd door zijn
stentorstem, waartegenover de hamer des voor
zitters een te zwak wapen bleek. Moet dat
zoo gaan in de nieuwe era, dan wordt 't tijd
hem met St. Nicolaas een luidklinkende klok
te vereeren. Het bravo leek het blad minder
verdiend dan de interrupties, want 's heeren
Kuypers geïmproviseerde bijbelspreuken en
vergelijkingen gingen nogal erg mank, hoe
goed de bedoeling mocht zijn, terwijl de inter
rupties werden uitgelokt door begrijpelijke
verontwaardiging over de alleronschuldigste
verklaring, dat spreker niets persoonlijks tegen
den heer Cremer bedoeld had. Daargelaten,
of die interrupties verstandig waren, daar zij
den heer Troelstra aanleiding gaven tot eenige
anti-kapitalistische tirades, die geheel buiten
de orde waren, konden zij hem toonen, hoe
warm geheel de Kamer zich borg wilde stellen
voor 's ministers onkreukbaarheid en hoe ge
haat het wapen is der zorgvuldig ingekleede.
geen direct houvast gevende, maar insinueerende
verdachtmakerijen. De heer Troelstra maakte
er nu van, dat een kapitalist aan de groene
tafel is de type onzer kapitalistische maat
schappij en uit den aard der dingen onwillens
en onopzettelijk door kapitalistische motieven
beheerscht wordt. Nu, tot op zekere hoogte
is het waar, gelijk een proletariër aan 't bewind
door proletariërs-motieven zal geleid worden,
maar niet waar is het daarom, dat bet alge
meen belang ter wille van egoïstische motieven
uit het oog zal worden verloren, en evenmin
dat het algemeen belang per se met belangen
van het kapitaal in strijd zal zijn. De minister
troefde ia dit opzicht den heer Troelstra niet
ongelukkig af. Hij verklaarde dat hij zich
voorgenomen had om zich niet boos temaken
over het door den heer Troelstra gesprokene,
ook niet als deze de regeering verwijt kapita-
litisch te zijn, voortgesproten uit de kiesrecht-
uitbreiding.
De minister merkte verder op dat naar zijne
meening de kleine man, zoo hier als in Indië,
evengoed door kapitalisten als anderen, b.v. door
personen die alles afbreken, kan worden be
stuurd, en dat die kleine man niet wordt gehaat
door het schokken van het vertrouwen, dat nog
in het bestuur van Nederland en Indië wordt
gesteld door arm en rijken, overtuigd, dat ook ka
pitalisten een open oog kunnen hebben voor de
nooden der lagere standen.
Peze opmerking trerd met bravo begroet,
Wat de nog radicaler dan Troclstra, maar
meer bedaarde en leuke Van der Zwaag, of
de bij al zijn vuur meer gemoedelijke Van
Kol behandelde, had, volgens Hei Vad., geen
pratische beteekenis in dit stadium van 't
debat. Slechts dit, dat toch eigenlijk de heer
Van Kol dubbelzinnig is, als hij toornt tegen
den Atjeh-oorlog en ons weggaan uit Atjeh
bepleit. Want als hij ten slotte zou willen
aanbevelen een vestiging op Poeloe Bras en
een beheerschen der zee, dan wenschte hij toch
beteugeling der Atjehers en herstel van orde
en rust. Wanneer hij zich nu bepaald had tot
een betoog, dat de tegenwoordige wijze van
oorlogvoeren niet de goede is om tot het doel
te geraken, dat beperking van ons rechtstreeksch
gebied gewenscht is, en dat het blijven door
werken om den demoraliseerenden invloed,
waarvau wy geven het hem volkomen toe
de voorbeelden niet ontbreken, afkeuring ver
dient, hij had van wat groote woorden afstand
moeten doen, maar de gedachtenwisseling had
vruchtbaarder kunnen zijn.
Aan het begin der zitting kon de minister
van koloniën zijn standpunt nader ontvouwen,
om den indruk weg te nemen, den vorigen dag
gemaakt, alsof hij met zijn verleden wilde breken.
In zijne rede, Woensdag gehouden, kwamen,
zegt genoemd blad, inderdaad zeer ontmoedig
de en ontmoedigende uitdrukkingen voor, die
een teleurstellenden indruk moesten maken op
wie zoo dikwijls met ingenomenheid geluisterd
hebben naar de zoo heldere, maar tevens zoo
practische adviezen van den heer Cremer, ter,
aanbeveling van ingrijpende koloniale hervor
mingen. Wij konden het ons zoo best voorstel-,
len. De man, uit het bedrijvige leven plotse
ling geplaatst te midden van het administra-.
tieve raderwerk, voelt hoezeer hij zich van alle
zijden belemmerd en vastgehouden vindt. Sta-i
pels van dossiers te doorworstelen, allerlei
kleinigheden te beslissen, zich in half voorbe
reide zaken in te werken, geen tijd voorloo-i
pig over om eenig eigen denkbeeld uit te wer
ken. Daarbij reeds een gevoel, dat alles niet
zoo gemakkelijk te hervormen is, als men vroe
ger gemeend heeft, dat wat vroeger eenvoudig
scheen ingewikkeld is, en dat practische be
zwaren opdoemen, waaraan de theorie niet ge
dacht heeft. Eindelijk het neerdrukkende ber
sef, dat de Atjeh-oorlog nog schatten verslindt
en dat verschillende tegenvallers den financi-
eelen toestand nog ongunstiger maken dan hij
scheen. Maar deze minister is er de man niet
naar om bij de pakken neer te zitten en ook
niet om zijn koloniaal program te beschouwen
als scheurpapier. Hij, die de portefeuille aan
vaard heeft, niet uit eigenbelang maar uit
plichtsgevoel, bezit veerkracht genoeg om zich
uit die neerslachtige stemming op te heffen, en,
zich ingewerkt hebbende in zijn nieuwe posi
tie, het met bergen van bezwaren op te nemen
en ze te overwinnen. De minister deed het he
den eenigermate gevoelen, en wij zijn er hem
dankbaar voor.
KUYPER—BOISSEVAIN.
In een open brief aan den heer Boissevain,
hoofdred. van het Hbl., deelt dr Kuyper mede,
dat hij den voorslag van genoemden heer, om
de briefwisseling Boissevain-Kuyper over de
Nieuwe kerk quaestie te Amsterdam door uit
gave in vlugschrift-formaat voor breeder publiek
te brengen, met beide handen aangrijpt.
Dat is ferm en een flinke schrede om het
publiek goed voor te lichten.
„Over de voorwaarden van uitgave zoo
schrijft dr Kuyper verder zullen wij het wel
eens worden.
Wie een rechtvaardige zaak heeft, slaat nooit
den voorslag af, om haar voor welken rechter
ook, te brengen.
Gij dorst het blijkbaar niet aan, om ons ge
ding voor den landsrechter te doen konaen. En
ook hestonden er voor u kennelijk redenen, om
liefst niet met mij ten deze voor een eereraad
te verschijnen.
Gij sloegt beide malen de indaging voor het
gerecht af. Doch zelfs dit tot tweemalen toe
afsnijden van mijn biliyk aanzoek, kan mij niet
verleiden, om u met gelijke munt te betalen.
Ik durf zonder zweem van aarzeling met
mijn zaak voor eiken rechter treden. Dus ook
voor dien der publieke opinie."
De heer Kuyper bestrijdt daarna nog eens
uitvoerig de voorstelling, door den heer Bois
sevain van het gebeurde met de Nieuwe kerk
gegeven.
BENOEHINGEN ENZ.
Bij kon. besluit: zijn bij het departement van
buitenlandsche zaken benoemd tot: kamerbe
waarder W. F. Bruens, thans bode; tot concierge
J. H. Wenting, thans bode en tot bode M. J.
Kasander en J. A. van Dijck, beiden thans
vaste knecht.
UIT STAD EN PROVINCIE.
EEN VRIENDELIJKE GEDACHTE
was het zeker van een paar inwoners van
Middelburg om, toen het bekend werd dat
jhr mr W. M. de Brauw, door het neerleggen
van zijne betrekking van Commissaris der
Koningin in Zeeland, onze stad ging- verlaten,
de ingezetenen uit te noodigen hem een blijk
van genegenheid en hoogachting aan te bieden.
En dat idee viel hij velen in zeer goede aarde.
Hoe kon het ook anders
De heer De Brauw, die zoovele jaren in ons
midden woonde, verwierf aller sympathie om
'zijne aangename manieren, zijn innemendheid,
zijn welwillendheid, zijne belangstelling in en
zijn meeleven met al wat het publiek leven in
Zeeland's hoofdstad betrof.
Onze gewezen commissaris der koningin was
even bemind als hij zelf beminnelijk was.
Tot heden hebben wij over het bewuste plan
gezwegen, omdat dit, naar onze meening, niet
meer dan onze plicht was, en de waarde van
het aan te bieden bewijs van waardeering
slechts kon stijgen naar mate het meer het
karakter van eene verrassing kreeg.
Thans is echter het oogenblik gekomen om
daarvan melding te maken.
In een der zalen van het stadhuis werd
heden het aan te bieden geschenk ter bezich
tiging gesteld voor allen die daaraan hadden
Op zeer bevatteiyke wijze wees spreker op
enkele zaken, waarin de krachten van het indi
vidu te kort schieten en samenwerking noodig
is, terwijl hy verder betoogde dat de samenleving
het recht heeft om in te grijpen in de indivi-
dueele vrijheid, waar de. leden der gemeenschap
handelingen plegen, die met de belangen dier ge
meenschap of hare leden in strijd zijn. Hierbij
had spreker meer bepaaldelijk werklicden-pen-
sioneering en leerplicht op 't oog.
Met voorbeelden toonde hij aan hoe door
samenspreking veel goeds kan tot stand komen
tot nut van het algemeen.
Na de pauze wekte de heer Hartman de
aanwezigen op tot- toetreding, hetzij als lid bij
eene vereeniging in do plaats der inwoning,
hetzij als donateur by hot centraal bestuur.
Met aandacht werd spreker's rede gevolgd
t een daverend applaus bewees instemming
met het gesprokene.
Het bestaat uit een dertiental zeer fraaie
photographieën in groot formaat, vervaardigd
op het bekende atelier van den heer C. W.
Bauer. Zij geven te aanschouwen en dom
dat voor het grootste deel op zeer artistieke
wijze de volgende stadsgezichtenMarkt,
Stadhuis, Lange Delft (Huis de Zon), Lange
Burg, Abdij (Provinciale Griffie), Abdij (Kruis
gang in de Munt), Balans, Koepoort, Droogdok
Prins Hendrik, Londonsche kade, Stationstraat,'
LoBkaai en Buitensingel.
Bij deze dertien photographieën is gevoegd
een album blad, vervaardigd door den heer Jan
Quack, nrahitect ta 's Gravenhage, die
een allersierlijkste proeve van penteekening in
kleuren leverde.
De daarop voorkomende opdracht, in een
fraaien rand met de wapens van Middelburg,
gedragen door de stedemaagd, met den arend
aan haar voeten, van Zeeland en van den heer
jhr mr W. M. de Brauw, benevens een gezicht
in vogelvlucht op de Zeeuwsche hoofdstad,
luidt als volgtIngezetenen van Middelburg
bieden dit album den afgetreden Commissaris
der Koningin in Zeeland jhr mr W. M. de
Brauw, tenblijke hunner hartelijke genegenheid
De cartons zijn vervat in een zeer fraaie,
kwarto, segrijn groen safian lederen portefeuille,
verguld op het voorplat, in het midden waar
van in kleuren en goud het wapen van Mid
delburg is aangebracht.
De portefeuille is gevoerd met groen satijn
en dentelles en vervaardigd op het gunstig
bekende atelier van de firma J. C. W. Al-
torffer alhier.
Het geheel zal zeker voor den heer De
Brauw een aangenaam souvernir zijn.
Zaterdag zal hem dit namens de commissie
worden aangeboden.
Te Utrecht deed met zeer gunstigen uit
slag (cum laude) het candidaats-examen in de
wis- en natuurkunde mej. E. van de Kamer
van Middelburg.
De broodbakker te V 1 i s s i n g e n, bij
wien Donderdag brand ontstond, is door de
politie aldaar gearresteerd als verdacht van
brandstichting.
Daar hij eene volledige bekentenis heeft
gelegd, zal hij heden naar het huis van be
waring te Middelburg worden overgebracht.
In het z. g. Weidje te Goes heerschte
Donderdag een heele drukte. De echtelieden
Cornelia Kuzee en Dirkje van Balen vierden
hun gouden bruiloft. Behalve van buren, ont
ving het gelukkige echtpaar van anderen tal
van kostbare en andere blijken van belang
stelling. Het straatje had een feestelyk aanzien
en des avonds bracht de Harmonie Euphonia
met fakkellicht eene serenade. Het geheele
bestuur, dat daarbij vertegenwoordigd was,
wenschtte het echtpaar geluk met dit feest.
- W. J. van Waardenburg, sedert 16 October
jl. brievengaarder te E11 e w o u t s d ij k, is
op zijn verzoek tegen 1 December a. s. in
zijne vorige betrekking van postbode te Din-
teloord teruggeplaatst.
Op uitnoodiging van de liberale kicsver-
eeniging te Terneuzen trad Donderdag
avond in eene openbare vergadering, die goed
bezocht was, op de heer J. C. M. Hartman te
Zoamslag, voorzitter van het centraal bestuur,
sprekende over „het nut yan samenwerking op
staatkundig gebied"
RECHTSZAKEN.
Arrondissements-Rechtbank te Middelburg.
Bevoordeellng van een schuldeischer.
Voor bovengenoemde rechtbank werd heden
behandeld de zaak tegen: D. G., oud 27 jaar,
zonder beroep, geb. te Goes, vroeger aldaar
wonende, thans te Middelburg, beklaagddat
hij, koopman zijnde en bij vonnis der recht
bank te Middelburg dd. 28 Juni 1897 in staat
va* faillissement verklaard, ter bedriegelijke
verkorting zijner schuldeischers op 23 Juni
1897 te Goes, toen hij wist dat zyn faillisse
ment niet kon worden voorkomen, daar hem
bekend was dat hij een aantal opeischbare
schulden had tot een bedrag van ruim twee
duizend gulden, terwijl hij geenerlei, althans op
verre na geen voldoende fondsen had om die
te betalen, een zijner schuldeischers, met name
Jacob Marinus Kakebeeke, heeft bevoordeeld,
door hem honderd en vijf gulden uit te betalen.
In deze zaak waren vanwege hot openbaar
ministerie 8 getuigen gedagvaard.
Nadat voorlezing gedaan was van het vonnis
van faillietverklaring van den beklaagde, werd
overgegaan tot het hooren der getuigen.
De. eerste, mr W. Dicke, advocaat en procu
reur te Goes, curator in het faillissement van
G., verklaarde door bekl. eerst als advocaat
geraadpleegd en later als curator in zijn fail
lissement opgetreden te zijn.
Den 22en Juni is getuige door de vrouw van
bekl. geraadpleegd over 's mans financieelen
toestand. Een der crediteuren uit Groningen
maakte het G. lastig; en daar deze zich toen
in preventieve hechtenis bevond, schreef ge
tuige dien schuldeischer om eenig uitstel.
Den 23 Juni heeft getuige G., die toen uit
de preventieve hechtenis ontslagen was, aan
geraden zijn crediteuren een accoord aan te
bieden; hij deed dat op grond van de opgaven,
omtrent het actief en passief hem door bekl.
gedaan. De cijfers waren ongeveer gelijk.
Getuige heeft toen een onderzoek ingesteld
doch geen boeken in den hoedel gevonden het
bedrag der schulden, dat plus minus f 2800 be
droeg, is uit de rekeningen opgemaakt. Toen
getuige den stand der zaken bleek, heeft hij
beklaagde geraden, zich failliet te geven.
In den boedel is voorts gevonden de polis
van een assurantie-maatschappij, ten bedrage
van f 3000, terwijl getuige van wege die
maatschappij een taxatieopgaaf ontving van
de door den brand, die 31 Mei hij gedaagde
gewoed heeft, geleden schade. Die taxatie,
door beklaagde goedgekeurd, bedroeg f 704.45.
Van het geld, dat door beklaagde ontvan
gen is uit den verkoop zijner goederen, heeft
hij verschillende schulden gekweten, te zamen
tot een bedrag van ongeveer f 245.
De beklaagde erkende verzekerd geweest te
zijn voor 3000dat de taxatie geschied is
en hij die schaderekening heeft goedgekeurd.
12 Juni heeft de verkoop van zijn goederen
plaats gehad en de gansche opbrengst daarvan
heeft beklaagde aangewend tot betaling zijner
schulden. De laatste schuldeischer, dien hij be
taalde, was J. M. Kakebeeke. Hij deed dit om
dat hij dien zoo dikwijls ontmoette. Al zijn
schuldeischers to Goes had hij botaald, behalve
zijn schoonvader en zijn broeder en een paar
boekhandelaars.
Den 23en, toen bekl. uit de preventieve hech
tenis ontslagen was, ontmoette hij den heer
Kakebeeke, sprak dezen aan en zeide hem dat
hij dienzelfden dag hem zyn schuld zou afdoen.
ï)e schulden van zijn boedel bedroegen onge
veer f 2800, de baten plus minus f 800.
De tweede getuige, L. B. Mudde, agent eener
brandwaarborg-maatschappij te Goes, verklaarde
dat G. in de maatschappij, die hij vertegen
woordigde, verzekerd was tegen brand.
31 Mei ontstond bij bekl. brand, waardoor
diens inboedel gedeeltelijk vernield werd.
Taxateurs zijn benoemd en hebben een schade-
staat opgemaakt tot een bedrag van f 704.45.
In die berekening heeft bekl. berust.
Het bedrag der schade it, wjjl G. intusschen
failliet gegaan was, uitbetaald aan den curator,
den heer mr Dicke.
De derde getuige, J. M. Kakebeeke, koop
man te Goes, verklaarde dat G. in April 1896
f 200 van hem had geleend tegen een rente
van 5 en met bepaling van aflossing in twee
jaar. In April 1897 had bekl. getuige noch
rente noch aflossing betaaldeerst op 23 Juni
deed beklaagde f 105 af. Getnige heeft be
klaagde niet over betaling aangesproken. Eens,
in den voorzomer, kwam G. hem tegen en toen
zeide bekl., dat hij hem weldra zou betalen.
Tusschen dat tijdstip en dat der betaling zijn
echter nog eenige weken verloopen.
De beklaagde hield vol, dat het denzelfden
dag was, toen hij uit de preventieve hechtenis
was ontslagen.
De getuige Kakebeeke gaf toe dat dit moge
lijk is. Hij wist zich ook niet te herinneren,
wie het eerst het gesprek aanving en wie 't
eerst over de geldkwestie sprak.
M. J. Verhoek, brigadier-majoor der ryks-
veldwacht te Goes, de volgende getuige, deelde
mede dat G. vóór zijn faillissement in Goes op
financieel gebied slecht bekend stond.
H. Schrijver, wed. F. B. de Wolff, wasch-
vrouw te Goes, de vijfde getuige, verklaarde
dat G. winkel hield te Goes en dat zij daar nu
en dan wel eens iets gekocht heeft.
De zesde getuige, O Jobse, huisvrouw van
Paassen, zonder beroep te Goes, verklaarde
in denzelfden geest. Dit deed ook T. P. van
Loo, wed. G. Botbyi, koopvrouw, en J. J.
Schneider, slager te Goes.
Op eene vraag van den ambtenaar van het
O. M. verklaarde de brigadier-majoor der ryks-
veldwacht M. J. Verhoek nog dat bekl. na
den brand pogingen heeft aangewend om een
andere woning te krijgen, wat hem niet gelukte,
omdat men hem niet vertrouwde.
De beklaagde, alsnu gehoord, erkende gehan
deld te hebben zooals hem is ten laste gelegd,
maar ontkende dat hij de betaling aan den
heer Kakebeeke lieeft gedaan met het doel zijn
andere schuldeischers te benadeelen.
Hy gaf voor gehoopt te hebben dat de brand-
waarborgmaatschappy meer zou uitbetalen dan
bij den sehadestaat was bepaald, waarop de
voorzitter hem er op wees, dat die hoop onge
motiveerd was, omdat hij zelf genoegen had
genomen met de taxatie.
Beklaagde verklaarde dit niet geweten te
hebben; hij berekende van de maatschappij
f 2000 te zullen ontvangen.
Hij gaf toe dat zijn schulden f 2800 a f 2900
bedroegen en zijn actief, uitgezonderd hetgeen
hij van de maatschappij te vorderen had, f 800.
Zijn zaken stonden vóór den brand niet
slecht; hij was toen slechts door een paar
kooplui om betaling aangesprokenmaar toen
do brand had gewoed, kwamen alle schuld
eischers hun geld opeischen.
Toen beklaagde den heer Kakebeeke be
taalde, was het hem nog niet bekend, dat hij
ongeveer f 2800 had te betalen en er slechts
een actief was van pl. m. f 800. Boek ge
houden heeft hij niet, zoodat hij geen overzicht
had van den stand zijner zaak.
De heer Dicke, hierop nog gehoord, ver
klaarde op een vraag van den voorzitter, dat
uit het faillissement 22'/* aan de schuld
eischers betaald is.
De ambtenaar van het O. M., die daarop
het woord verkreeg, begon met er op te wijzen
dat de betaling op 23 Juni aan den heer Ka
kebeeke vaststaat, evenzoo dat bekl. den 28
Juni in staat van faillissement is verklaard en
dat bekl. was winkelier en koopman.
Verder trachtte de ambtenaar aan te toonen,
dat beklaagde op het oogenblik der betaling
wist en ook kon weten, dat hij door die be
taling de rechten zijner andere schuldeischers
verkortte, wijl zijn faillissement voor de deur
stond en niet meer was te voorkomen.
De bewering van bekl., dat hij dacht meer
te ontvangen van de assurantie-maatschappij
dan op den sehadestaat was berekend, achtte
spreker onaannemelijk. Evenmin achtte hij het
aannemelijk dat bekl. zij het dan ook dat
hij niet precies op de hoogte van zijne zaak
was van den Btand daarvaD zoo weinig
afwist als hij het deed voorkomen. In elk
geval moest hy weten, dat zijn schulden be
langrijk hooger waren dan hetgeen hij van de
assurantie-maatschappij tc vorderen had.
Spreker achtte het aan beklaagde ten laste
gelegde wettig en overtuigend bewezen en vor
derde zijne schuldigverklaring aan bedrieglijke
bankbreuk en veroordeeling tot zes maanden
gevangenisstraf.
De beklaagde beweerde daarna, dat.hij in de
laatste weken vóór den brand goederen had
ontvangen tot een bedrag van p.m. f 400, waar
van de betalingstermijn nog niet verschenen
was, maar door den brand was deze termijn
vervroegd.
Dit gaf den ambtenaar van het 0. M. aan
leiding om te vragen of hij, gesteld dat deter-
mijn yan drie maanden hem wae toegestaan,