MIDDELRURGSCHE N°. 274. 140° Jaargang. 1897. Zaterdag 20 November. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 19 Nov. 8 u. vm. 48 gr. 12 u. 60 gr., av. 4 u. 48 gr. F. Verw. tam. kr. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentien: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regi Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te 's GravenhageDe Gebr. Belinfante te AmsterdamA. de La Mar Azn. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. Middelburg 19 November. De motie-Yan Kol inzake Atjeh is Donderdag met overgroote meerderheid 72 tegen 3 stemmen, die der heeren Van Kol, Troelstra en Van der Zwaag, door de Tweede kamer verworpen. Dit zal niemand verwonderd hebbenzelfs den voorsteller en zijn medepartijgenoot-Troel stra niet. Van het vijftal leden, dat oorspronkelijk de motie steunde, trokken zich tijdens de behan deling drie, de heeren Stoffel, Nolting en Ke telaar, terugomdat bij de toelichting, die de heeren Van Kol en Troelstra gaven, dezen veel verder gingen dan in de oorspronkelijke bedoeling had gelegen en de laatste door al lerlei onbekookte uitvallen, ook tegen dezen minister van koloniën, de zaak bedierf. De heer Ketelaar verklaarde o. a. dat hij niet meer meeging met de motie, omdat daar aan de beteekenis van wantrouwen tegenover den minister van koloniën was gegeven. Als er opnieuw een bewijs noodig was, dat, wie in eene volksvergadering, waar groote woorden veel indruk maken, goed spreekt, daarom nog geen goed politicus en tactvol vertegenwoordiger is, dan is dat vooral door den heer Troelstra gegeven. Hij miBt daarvoor nog de noodige kalmte en bezadigdheid. Dit is trouwens een kwaal, waarvan hy ïederen dag genezen kan. Grappig dat hij zelf Donderdag eerst tegen de motie stemde, wat groote hilariteit wekte. Over de benoeming éener commissie, het hoofddoel der motie, hebben wij in ons nommer van 7 Oct. ons gevoelen reeds gezegd. Wij verwachtten daarvan weinig heil. Zoo dacht de Kamer er ook over. Vóór de beslissing viel, had er nog een debat plaats, waarin de heer Troelstra allerlei zijde- lingsche insinuaties aan het adres van den minister deed en eenige, vroeger reeds besproken praatjes te berde bracht over verschillende particuliere belangen, bij den Atjeh-oorlog be trokken. Dit debat was, zegt Het Vad., niet veel meer dan een uitstalling van oratorische kracht proeven, waarmee de heer Kuyper een bravo van de Kamer wist te verwerven en de heer Troelstra zich een reeks rumoerige interrupties op den hals haalde, overschreeuwd door zijn stentorstem, waartegenover de hamer des voor zitters een te zwak wapen bleek. Moet dat zoo gaan in de nieuwe era, dan wordt 't tijd hem met St. Nicolaas een luidklinkende klok te vereeren. Het bravo leek het blad minder verdiend dan de interrupties, want 's heeren Kuypers geïmproviseerde bijbelspreuken en vergelijkingen gingen nogal erg mank, hoe goed de bedoeling mocht zijn, terwijl de inter rupties werden uitgelokt door begrijpelijke verontwaardiging over de alleronschuldigste verklaring, dat spreker niets persoonlijks tegen den heer Cremer bedoeld had. Daargelaten, of die interrupties verstandig waren, daar zij den heer Troelstra aanleiding gaven tot eenige anti-kapitalistische tirades, die geheel buiten de orde waren, konden zij hem toonen, hoe warm geheel de Kamer zich borg wilde stellen voor 's ministers onkreukbaarheid en hoe ge haat het wapen is der zorgvuldig ingekleede. geen direct houvast gevende, maar insinueerende verdachtmakerijen. De heer Troelstra maakte er nu van, dat een kapitalist aan de groene tafel is de type onzer kapitalistische maat schappij en uit den aard der dingen onwillens en onopzettelijk door kapitalistische motieven beheerscht wordt. Nu, tot op zekere hoogte is het waar, gelijk een proletariër aan 't bewind door proletariërs-motieven zal geleid worden, maar niet waar is het daarom, dat bet alge meen belang ter wille van egoïstische motieven uit het oog zal worden verloren, en evenmin dat het algemeen belang per se met belangen van het kapitaal in strijd zal zijn. De minister troefde ia dit opzicht den heer Troelstra niet ongelukkig af. Hij verklaarde dat hij zich voorgenomen had om zich niet boos temaken over het door den heer Troelstra gesprokene, ook niet als deze de regeering verwijt kapita- litisch te zijn, voortgesproten uit de kiesrecht- uitbreiding. De minister merkte verder op dat naar zijne meening de kleine man, zoo hier als in Indië, evengoed door kapitalisten als anderen, b.v. door personen die alles afbreken, kan worden be stuurd, en dat die kleine man niet wordt gehaat door het schokken van het vertrouwen, dat nog in het bestuur van Nederland en Indië wordt gesteld door arm en rijken, overtuigd, dat ook ka pitalisten een open oog kunnen hebben voor de nooden der lagere standen. Peze opmerking trerd met bravo begroet, Wat de nog radicaler dan Troclstra, maar meer bedaarde en leuke Van der Zwaag, of de bij al zijn vuur meer gemoedelijke Van Kol behandelde, had, volgens Hei Vad., geen pratische beteekenis in dit stadium van 't debat. Slechts dit, dat toch eigenlijk de heer Van Kol dubbelzinnig is, als hij toornt tegen den Atjeh-oorlog en ons weggaan uit Atjeh bepleit. Want als hij ten slotte zou willen aanbevelen een vestiging op Poeloe Bras en een beheerschen der zee, dan wenschte hij toch beteugeling der Atjehers en herstel van orde en rust. Wanneer hij zich nu bepaald had tot een betoog, dat de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren niet de goede is om tot het doel te geraken, dat beperking van ons rechtstreeksch gebied gewenscht is, en dat het blijven door werken om den demoraliseerenden invloed, waarvau wy geven het hem volkomen toe de voorbeelden niet ontbreken, afkeuring ver dient, hij had van wat groote woorden afstand moeten doen, maar de gedachtenwisseling had vruchtbaarder kunnen zijn. Aan het begin der zitting kon de minister van koloniën zijn standpunt nader ontvouwen, om den indruk weg te nemen, den vorigen dag gemaakt, alsof hij met zijn verleden wilde breken. In zijne rede, Woensdag gehouden, kwamen, zegt genoemd blad, inderdaad zeer ontmoedig de en ontmoedigende uitdrukkingen voor, die een teleurstellenden indruk moesten maken op wie zoo dikwijls met ingenomenheid geluisterd hebben naar de zoo heldere, maar tevens zoo practische adviezen van den heer Cremer, ter, aanbeveling van ingrijpende koloniale hervor mingen. Wij konden het ons zoo best voorstel-, len. De man, uit het bedrijvige leven plotse ling geplaatst te midden van het administra-. tieve raderwerk, voelt hoezeer hij zich van alle zijden belemmerd en vastgehouden vindt. Sta-i pels van dossiers te doorworstelen, allerlei kleinigheden te beslissen, zich in half voorbe reide zaken in te werken, geen tijd voorloo-i pig over om eenig eigen denkbeeld uit te wer ken. Daarbij reeds een gevoel, dat alles niet zoo gemakkelijk te hervormen is, als men vroe ger gemeend heeft, dat wat vroeger eenvoudig scheen ingewikkeld is, en dat practische be zwaren opdoemen, waaraan de theorie niet ge dacht heeft. Eindelijk het neerdrukkende ber sef, dat de Atjeh-oorlog nog schatten verslindt en dat verschillende tegenvallers den financi- eelen toestand nog ongunstiger maken dan hij scheen. Maar deze minister is er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten en ook niet om zijn koloniaal program te beschouwen als scheurpapier. Hij, die de portefeuille aan vaard heeft, niet uit eigenbelang maar uit plichtsgevoel, bezit veerkracht genoeg om zich uit die neerslachtige stemming op te heffen, en, zich ingewerkt hebbende in zijn nieuwe posi tie, het met bergen van bezwaren op te nemen en ze te overwinnen. De minister deed het he den eenigermate gevoelen, en wij zijn er hem dankbaar voor. KUYPER—BOISSEVAIN. In een open brief aan den heer Boissevain, hoofdred. van het Hbl., deelt dr Kuyper mede, dat hij den voorslag van genoemden heer, om de briefwisseling Boissevain-Kuyper over de Nieuwe kerk quaestie te Amsterdam door uit gave in vlugschrift-formaat voor breeder publiek te brengen, met beide handen aangrijpt. Dat is ferm en een flinke schrede om het publiek goed voor te lichten. „Over de voorwaarden van uitgave zoo schrijft dr Kuyper verder zullen wij het wel eens worden. Wie een rechtvaardige zaak heeft, slaat nooit den voorslag af, om haar voor welken rechter ook, te brengen. Gij dorst het blijkbaar niet aan, om ons ge ding voor den landsrechter te doen konaen. En ook hestonden er voor u kennelijk redenen, om liefst niet met mij ten deze voor een eereraad te verschijnen. Gij sloegt beide malen de indaging voor het gerecht af. Doch zelfs dit tot tweemalen toe afsnijden van mijn biliyk aanzoek, kan mij niet verleiden, om u met gelijke munt te betalen. Ik durf zonder zweem van aarzeling met mijn zaak voor eiken rechter treden. Dus ook voor dien der publieke opinie." De heer Kuyper bestrijdt daarna nog eens uitvoerig de voorstelling, door den heer Bois sevain van het gebeurde met de Nieuwe kerk gegeven. BENOEHINGEN ENZ. Bij kon. besluit: zijn bij het departement van buitenlandsche zaken benoemd tot: kamerbe waarder W. F. Bruens, thans bode; tot concierge J. H. Wenting, thans bode en tot bode M. J. Kasander en J. A. van Dijck, beiden thans vaste knecht. UIT STAD EN PROVINCIE. EEN VRIENDELIJKE GEDACHTE was het zeker van een paar inwoners van Middelburg om, toen het bekend werd dat jhr mr W. M. de Brauw, door het neerleggen van zijne betrekking van Commissaris der Koningin in Zeeland, onze stad ging- verlaten, de ingezetenen uit te noodigen hem een blijk van genegenheid en hoogachting aan te bieden. En dat idee viel hij velen in zeer goede aarde. Hoe kon het ook anders De heer De Brauw, die zoovele jaren in ons midden woonde, verwierf aller sympathie om 'zijne aangename manieren, zijn innemendheid, zijn welwillendheid, zijne belangstelling in en zijn meeleven met al wat het publiek leven in Zeeland's hoofdstad betrof. Onze gewezen commissaris der koningin was even bemind als hij zelf beminnelijk was. Tot heden hebben wij over het bewuste plan gezwegen, omdat dit, naar onze meening, niet meer dan onze plicht was, en de waarde van het aan te bieden bewijs van waardeering slechts kon stijgen naar mate het meer het karakter van eene verrassing kreeg. Thans is echter het oogenblik gekomen om daarvan melding te maken. In een der zalen van het stadhuis werd heden het aan te bieden geschenk ter bezich tiging gesteld voor allen die daaraan hadden Op zeer bevatteiyke wijze wees spreker op enkele zaken, waarin de krachten van het indi vidu te kort schieten en samenwerking noodig is, terwijl hy verder betoogde dat de samenleving het recht heeft om in te grijpen in de indivi- dueele vrijheid, waar de. leden der gemeenschap handelingen plegen, die met de belangen dier ge meenschap of hare leden in strijd zijn. Hierbij had spreker meer bepaaldelijk werklicden-pen- sioneering en leerplicht op 't oog. Met voorbeelden toonde hij aan hoe door samenspreking veel goeds kan tot stand komen tot nut van het algemeen. Na de pauze wekte de heer Hartman de aanwezigen op tot- toetreding, hetzij als lid bij eene vereeniging in do plaats der inwoning, hetzij als donateur by hot centraal bestuur. Met aandacht werd spreker's rede gevolgd t een daverend applaus bewees instemming met het gesprokene. Het bestaat uit een dertiental zeer fraaie photographieën in groot formaat, vervaardigd op het bekende atelier van den heer C. W. Bauer. Zij geven te aanschouwen en dom dat voor het grootste deel op zeer artistieke wijze de volgende stadsgezichtenMarkt, Stadhuis, Lange Delft (Huis de Zon), Lange Burg, Abdij (Provinciale Griffie), Abdij (Kruis gang in de Munt), Balans, Koepoort, Droogdok Prins Hendrik, Londonsche kade, Stationstraat,' LoBkaai en Buitensingel. Bij deze dertien photographieën is gevoegd een album blad, vervaardigd door den heer Jan Quack, nrahitect ta 's Gravenhage, die een allersierlijkste proeve van penteekening in kleuren leverde. De daarop voorkomende opdracht, in een fraaien rand met de wapens van Middelburg, gedragen door de stedemaagd, met den arend aan haar voeten, van Zeeland en van den heer jhr mr W. M. de Brauw, benevens een gezicht in vogelvlucht op de Zeeuwsche hoofdstad, luidt als volgtIngezetenen van Middelburg bieden dit album den afgetreden Commissaris der Koningin in Zeeland jhr mr W. M. de Brauw, tenblijke hunner hartelijke genegenheid De cartons zijn vervat in een zeer fraaie, kwarto, segrijn groen safian lederen portefeuille, verguld op het voorplat, in het midden waar van in kleuren en goud het wapen van Mid delburg is aangebracht. De portefeuille is gevoerd met groen satijn en dentelles en vervaardigd op het gunstig bekende atelier van de firma J. C. W. Al- torffer alhier. Het geheel zal zeker voor den heer De Brauw een aangenaam souvernir zijn. Zaterdag zal hem dit namens de commissie worden aangeboden. Te Utrecht deed met zeer gunstigen uit slag (cum laude) het candidaats-examen in de wis- en natuurkunde mej. E. van de Kamer van Middelburg. De broodbakker te V 1 i s s i n g e n, bij wien Donderdag brand ontstond, is door de politie aldaar gearresteerd als verdacht van brandstichting. Daar hij eene volledige bekentenis heeft gelegd, zal hij heden naar het huis van be waring te Middelburg worden overgebracht. In het z. g. Weidje te Goes heerschte Donderdag een heele drukte. De echtelieden Cornelia Kuzee en Dirkje van Balen vierden hun gouden bruiloft. Behalve van buren, ont ving het gelukkige echtpaar van anderen tal van kostbare en andere blijken van belang stelling. Het straatje had een feestelyk aanzien en des avonds bracht de Harmonie Euphonia met fakkellicht eene serenade. Het geheele bestuur, dat daarbij vertegenwoordigd was, wenschtte het echtpaar geluk met dit feest. - W. J. van Waardenburg, sedert 16 October jl. brievengaarder te E11 e w o u t s d ij k, is op zijn verzoek tegen 1 December a. s. in zijne vorige betrekking van postbode te Din- teloord teruggeplaatst. Op uitnoodiging van de liberale kicsver- eeniging te Terneuzen trad Donderdag avond in eene openbare vergadering, die goed bezocht was, op de heer J. C. M. Hartman te Zoamslag, voorzitter van het centraal bestuur, sprekende over „het nut yan samenwerking op staatkundig gebied" RECHTSZAKEN. Arrondissements-Rechtbank te Middelburg. Bevoordeellng van een schuldeischer. Voor bovengenoemde rechtbank werd heden behandeld de zaak tegen: D. G., oud 27 jaar, zonder beroep, geb. te Goes, vroeger aldaar wonende, thans te Middelburg, beklaagddat hij, koopman zijnde en bij vonnis der recht bank te Middelburg dd. 28 Juni 1897 in staat va* faillissement verklaard, ter bedriegelijke verkorting zijner schuldeischers op 23 Juni 1897 te Goes, toen hij wist dat zyn faillisse ment niet kon worden voorkomen, daar hem bekend was dat hij een aantal opeischbare schulden had tot een bedrag van ruim twee duizend gulden, terwijl hij geenerlei, althans op verre na geen voldoende fondsen had om die te betalen, een zijner schuldeischers, met name Jacob Marinus Kakebeeke, heeft bevoordeeld, door hem honderd en vijf gulden uit te betalen. In deze zaak waren vanwege hot openbaar ministerie 8 getuigen gedagvaard. Nadat voorlezing gedaan was van het vonnis van faillietverklaring van den beklaagde, werd overgegaan tot het hooren der getuigen. De. eerste, mr W. Dicke, advocaat en procu reur te Goes, curator in het faillissement van G., verklaarde door bekl. eerst als advocaat geraadpleegd en later als curator in zijn fail lissement opgetreden te zijn. Den 22en Juni is getuige door de vrouw van bekl. geraadpleegd over 's mans financieelen toestand. Een der crediteuren uit Groningen maakte het G. lastig; en daar deze zich toen in preventieve hechtenis bevond, schreef ge tuige dien schuldeischer om eenig uitstel. Den 23 Juni heeft getuige G., die toen uit de preventieve hechtenis ontslagen was, aan geraden zijn crediteuren een accoord aan te bieden; hij deed dat op grond van de opgaven, omtrent het actief en passief hem door bekl. gedaan. De cijfers waren ongeveer gelijk. Getuige heeft toen een onderzoek ingesteld doch geen boeken in den hoedel gevonden het bedrag der schulden, dat plus minus f 2800 be droeg, is uit de rekeningen opgemaakt. Toen getuige den stand der zaken bleek, heeft hij beklaagde geraden, zich failliet te geven. In den boedel is voorts gevonden de polis van een assurantie-maatschappij, ten bedrage van f 3000, terwijl getuige van wege die maatschappij een taxatieopgaaf ontving van de door den brand, die 31 Mei hij gedaagde gewoed heeft, geleden schade. Die taxatie, door beklaagde goedgekeurd, bedroeg f 704.45. Van het geld, dat door beklaagde ontvan gen is uit den verkoop zijner goederen, heeft hij verschillende schulden gekweten, te zamen tot een bedrag van ongeveer f 245. De beklaagde erkende verzekerd geweest te zijn voor 3000dat de taxatie geschied is en hij die schaderekening heeft goedgekeurd. 12 Juni heeft de verkoop van zijn goederen plaats gehad en de gansche opbrengst daarvan heeft beklaagde aangewend tot betaling zijner schulden. De laatste schuldeischer, dien hij be taalde, was J. M. Kakebeeke. Hij deed dit om dat hij dien zoo dikwijls ontmoette. Al zijn schuldeischers to Goes had hij botaald, behalve zijn schoonvader en zijn broeder en een paar boekhandelaars. Den 23en, toen bekl. uit de preventieve hech tenis ontslagen was, ontmoette hij den heer Kakebeeke, sprak dezen aan en zeide hem dat hij dienzelfden dag hem zyn schuld zou afdoen. ï)e schulden van zijn boedel bedroegen onge veer f 2800, de baten plus minus f 800. De tweede getuige, L. B. Mudde, agent eener brandwaarborg-maatschappij te Goes, verklaarde dat G. in de maatschappij, die hij vertegen woordigde, verzekerd was tegen brand. 31 Mei ontstond bij bekl. brand, waardoor diens inboedel gedeeltelijk vernield werd. Taxateurs zijn benoemd en hebben een schade- staat opgemaakt tot een bedrag van f 704.45. In die berekening heeft bekl. berust. Het bedrag der schade it, wjjl G. intusschen failliet gegaan was, uitbetaald aan den curator, den heer mr Dicke. De derde getuige, J. M. Kakebeeke, koop man te Goes, verklaarde dat G. in April 1896 f 200 van hem had geleend tegen een rente van 5 en met bepaling van aflossing in twee jaar. In April 1897 had bekl. getuige noch rente noch aflossing betaaldeerst op 23 Juni deed beklaagde f 105 af. Getnige heeft be klaagde niet over betaling aangesproken. Eens, in den voorzomer, kwam G. hem tegen en toen zeide bekl., dat hij hem weldra zou betalen. Tusschen dat tijdstip en dat der betaling zijn echter nog eenige weken verloopen. De beklaagde hield vol, dat het denzelfden dag was, toen hij uit de preventieve hechtenis was ontslagen. De getuige Kakebeeke gaf toe dat dit moge lijk is. Hij wist zich ook niet te herinneren, wie het eerst het gesprek aanving en wie 't eerst over de geldkwestie sprak. M. J. Verhoek, brigadier-majoor der ryks- veldwacht te Goes, de volgende getuige, deelde mede dat G. vóór zijn faillissement in Goes op financieel gebied slecht bekend stond. H. Schrijver, wed. F. B. de Wolff, wasch- vrouw te Goes, de vijfde getuige, verklaarde dat G. winkel hield te Goes en dat zij daar nu en dan wel eens iets gekocht heeft. De zesde getuige, O Jobse, huisvrouw van Paassen, zonder beroep te Goes, verklaarde in denzelfden geest. Dit deed ook T. P. van Loo, wed. G. Botbyi, koopvrouw, en J. J. Schneider, slager te Goes. Op eene vraag van den ambtenaar van het O. M. verklaarde de brigadier-majoor der ryks- veldwacht M. J. Verhoek nog dat bekl. na den brand pogingen heeft aangewend om een andere woning te krijgen, wat hem niet gelukte, omdat men hem niet vertrouwde. De beklaagde, alsnu gehoord, erkende gehan deld te hebben zooals hem is ten laste gelegd, maar ontkende dat hij de betaling aan den heer Kakebeeke lieeft gedaan met het doel zijn andere schuldeischers te benadeelen. Hy gaf voor gehoopt te hebben dat de brand- waarborgmaatschappy meer zou uitbetalen dan bij den sehadestaat was bepaald, waarop de voorzitter hem er op wees, dat die hoop onge motiveerd was, omdat hij zelf genoegen had genomen met de taxatie. Beklaagde verklaarde dit niet geweten te hebben; hij berekende van de maatschappij f 2000 te zullen ontvangen. Hij gaf toe dat zijn schulden f 2800 a f 2900 bedroegen en zijn actief, uitgezonderd hetgeen hij van de maatschappij te vorderen had, f 800. Zijn zaken stonden vóór den brand niet slecht; hij was toen slechts door een paar kooplui om betaling aangesprokenmaar toen do brand had gewoed, kwamen alle schuld eischers hun geld opeischen. Toen beklaagde den heer Kakebeeke be taalde, was het hem nog niet bekend, dat hij ongeveer f 2800 had te betalen en er slechts een actief was van pl. m. f 800. Boek ge houden heeft hij niet, zoodat hij geen overzicht had van den stand zijner zaak. De heer Dicke, hierop nog gehoord, ver klaarde op een vraag van den voorzitter, dat uit het faillissement 22'/* aan de schuld eischers betaald is. De ambtenaar van het O. M., die daarop het woord verkreeg, begon met er op te wijzen dat de betaling op 23 Juni aan den heer Ka kebeeke vaststaat, evenzoo dat bekl. den 28 Juni in staat van faillissement is verklaard en dat bekl. was winkelier en koopman. Verder trachtte de ambtenaar aan te toonen, dat beklaagde op het oogenblik der betaling wist en ook kon weten, dat hij door die be taling de rechten zijner andere schuldeischers verkortte, wijl zijn faillissement voor de deur stond en niet meer was te voorkomen. De bewering van bekl., dat hij dacht meer te ontvangen van de assurantie-maatschappij dan op den sehadestaat was berekend, achtte spreker onaannemelijk. Evenmin achtte hij het aannemelijk dat bekl. zij het dan ook dat hij niet precies op de hoogte van zijne zaak was van den Btand daarvaD zoo weinig afwist als hij het deed voorkomen. In elk geval moest hy weten, dat zijn schulden be langrijk hooger waren dan hetgeen hij van de assurantie-maatschappij tc vorderen had. Spreker achtte het aan beklaagde ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en vor derde zijne schuldigverklaring aan bedrieglijke bankbreuk en veroordeeling tot zes maanden gevangenisstraf. De beklaagde beweerde daarna, dat.hij in de laatste weken vóór den brand goederen had ontvangen tot een bedrag van p.m. f 400, waar van de betalingstermijn nog niet verschenen was, maar door den brand was deze termijn vervroegd. Dit gaf den ambtenaar van het 0. M. aan leiding om te vragen of hij, gesteld dat deter- mijn yan drie maanden hem wae toegestaan,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 1