MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 272
140e Jaargang.
1897.
Donderdag
18 November.
Afkoop van tienden.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- t
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 17 Nov. 8 u. vm. 46 gr. 12 u. 49 gr.,
av. 4 u. 47 gr. F. Yerw. tam. kr. Z. W. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één nur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën by abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten.
Te 's GravenbageDe Gebk. Belinpante; te
Amsterdam A. de La Mar Azn.
Sedert eenige dagen ligt op onze schrijf
tafel een circula're, uitgaande van De Neder-
landsche Tiend-Maatschappijdie gevestigd
is te 'b Gravenbage, met tijdelijken zetel
te Katwijk aan den Rijn.
Met gemengde gewaarwordingen namen
wij kennis van dien brief; niet omdat wij
reden hebben te twijfelen aan de goede be
doelingen van ben, die deze naamlooze ven
nootschap hebben opgericht en verder zullen
besturen, maar omdat wij langen tijd in
twijfel verkeerden, of die goede bedoelingen
wel verwezenlijkt zullen kannen worden en
of het doel dier Maatschappij, getoetst aan
de eischen der praktijk en der ervaring, wel
kan strekken tot bevordering der belangen
van den landbouw.
Die twijfel is echter, na langdurige over
weging, na voorlichting van eenige welwil
lende personen, die op het lastig gebied der
tienden-heffing der zake kondigen mogen
heeten, geen twijfel meer.
Het nut van deze Maatschappij, van alge
meen standpunt, van het belang der boeren
gezien, komt ons niet groot voor en de weg,
dien zij aanwijst, niet de goede om dit moei
lijk vraagstuk tot eene gewenschte oplossing
te brengen.
Zalk een oordeel dienen wij natuurlijk te
motiveeren; en dit te doen is het doel van
ons opstel, waarbij wij vooral op den voor
grond stellen dat voornamelijk belangstel,
ling voor bet idee, hetwelk aan de oprichting
der vennootschap ten grondslag ligt, ons
dreef aan haar een eenigszins uitvoerig be
toog te wijden.
Het kan niet anders of elke poging om
ons een stap nader te brengen tot oplossing
der tiendkwestie verdient de aandacht van
allen, die, zooals wij, vrienden zijn van het
landbouwbedrijf, dezen machtigen en nuttigen
factor in onze maatschappij.
Melden wij even, aan de hand der cir
culaire, wat doel en strekking is van do
Ned. Tiend-Maatschappijdie reeds bij kon.
besluit vau 24 Jnli 1895 werd goedgekeurd.
Voorop wordt daarin gesteld de wenscbe-
lijkheid „dat de tienden na verloop van tyd
geheel konden verdwijnen, daar de groote
last, dien het landbouwbedrijf ervan onder
vindt, niet valt te ontkennen."
Eu om dat doel te bereiken „moet" zegt
de circulaire, „eene geleidelijke opheffing van
het tiendrecht het parool zyn."
Daartoe is onderling overleg noodig, maar
met den last daartoe is het by den land
bouwenden stand treurig gesteld.
Het groote bezwaar schuilt in de bepa
ling van artikel 2 al. 1 der wet van 12
April 1872, waarin bepaald wordt dat „de
schuldplichtigheid, welke zich als een ge
heel over zekere oppervlakte uitstrekt, of
die, hoezeer op onderscheidene gronden
gevestigd, een geheel uitmaakt, op vordering
van een of meer der pliebtigen, tenzij de
heffer met afkoop van een deel genoegen
noma, slechts af koopbaar is voor het geheel
of voor zoodanig deel of perceel, als gewoon
lijk, jaarlijks afzonderlijk in het openbaar
verpacht wordt."
De ervaring nu beeft geleerd, dal bet zeer
lastig is aan die voorwaarde te voldoen.
De mede-tiendplichtigen kunnen het vaak
moeilyk allen eens wordenen de houding
van slechts een banner is voldoende om de
moeilykheden te vergrooten. Daarbij is het
vaak groote kapitaal, noodig voor den af
koop, niet te verkrygen.
En juist „een Maatschappij met een groot
kapitaal achter zich, is alleen in staat een
behoorlijke oplossing aan deze moeilijkheden
te geven."
Dit nn is de aanleiding tot de oprichting
der genoemde Maatschappij.
„Zij stelt zich ten doelhet koopen en
exploiteeren van tienden, gevestigd op goe
deren, binnen het ryk in Europa gelegen
het vergemakkelyken van den afkoop van
tienden; de uitgifte van schuldbrieven.
Haar maatschappelijk kapitaal bedraagt
1.000.000, waarvan een vierde gedeelte
is geplaatst."
„Wy hebben hier dus niet direct te doen
met een philantropische instelling, maar met
eene Vennootschap, wier kapitaal wordt ver»
dec ld in aandeelen, die voor hare aandeel
houders een matigen interest beoogt, waar
tegen geen bezwaar kan bestaan, mils zij
aan haar doelhet vergemakkelyken van
den afkoop der tienden, beantwoordt. Het
belang der Maatschappij en dat der tiend-
plichtingen kan in dezen zeer goed samen
gaan.
„De werkkring der vennootschap is in het
kort dezezij tracht door aankoop eigenares
te worden van tienden. De gemiddelde jaar-
lijk8che opbrengst der laatste 15 jaren, na
aftrek van de twee beste en de twee slechtste
jaren, of die der laatste vier jaren wordt,
al naar mate bevinding, tot maatstaf geno
men voor den aankoopprijs. De Maatschappij
geeft daarna aan de tiendplichtige grond
eigenaren de gelegenheid hunne gronden
van den last van den tiendplicht te bevrijden.
„Wil dus een tiendplichtige, wiens land
gelegen is in een tiendblok, waarvan de
Maatschappij eigenaresse is, dat land vry
maken van den last der tiendplichtigheid,
zoo kan hij zich bij notarieel contract jegens
de Maatschappij verbinden, om gedurende
een zeker aantal (b. v. dertig) jaren, aan
haar te zallea betalen een jaarlijkgche rente,
ongeveer gelijkstaande met de waarde der
vruchten, die hij gedurende de laatste 15
jaren gemiddeld per jaar heeft moeten
afstaan en welke pacht in de plaats treedt
van de tiendpacht.
„De Maatschappij daarentegen verbindt
zich bij dat zelfde contract jegens den tiend-
plichtigen landeigenaar om na verloop van
het vastgestelde aantal jaren en wanneer
de tiendplichtige landeigenaar gedurende
het overeengekomen aantal jaren aan zijne
verplichting beeft voldaan, sljne landerijen
tiendvrij ie verklaren."
Aldus de hoofdstrekking der Vennoot
schap, zooals deze in de circulaire wordt
aangegeven.
Van tweëeriei standpunt kan men nn deze
maatschappy beschouwenvan dat der even-
tueele aandeelhouders en van dat dertieud-
plichtigen, in wier belang zy werkzaam
wil zijn.
Over het eerste knnnen wij zeer kort
zijn, omdat het eigenlijk minder op onzen
weg ligt in deze eenig advies te geven aan
hen, die zich geroepen gevoelen aandeelen
te nemen in die Maatschappy.
De groote vraag, uit dat oogpunt, is deze,
of sal verwezenlijkt kunnen worden wat
men in de circulaire verzekert„dat het
belang der Maatschappij en dat der tiend-
plichtigen zeer goed kan samengaan"en
wat men, met dit voor oogen, verstaat onder
een „matigen interest." Het begrip matig is
nog al rekbaar, en zoo zullen vanzelf daar
omtrent onder aandeelhouders nog al ver
schillende begrippen heerschen.
Alles hangt voor een groot deel af van
de operaties en van het daarvoor benoodigde
kapitaal.
En dan betwijfelen wij, of zelfs een
kapitaal van een millioen voor zulk een
maatschappij voldoende zal zijn, wil zy met
vrucht werkzaam knnnen wezen.
Er zon dus wellicht na eenigen tyd meer
kapitaal noodig zyn; wat alweer verande
ring in den toestand brengt.
Voor aandeelhouders ligt onzes inziens
een groot gevaar hierin, dat de innerlijke
waarde van het bezit der tienden op geheele
blokken, dat de maatschappij zich heeft ver
zekerd, aan groote schommelingen onder
hevig is, zoowel door de vryheid, die de
grondeigenaar heeft, om van zyn tiendplich-
tig bouwland weiland te maken, als door
zyne bevoegdheid om by voorkeur zoodanige
gewassen te teelen, die weinig tienden
geven.
En dan kan het gebeuren, dat de zaken
op den voorgestelden weg blijken minder
winstgevend te zyn en dat men nit dien
hoofde gedwongen wordt den werkkring der
maatschappij te wyzigen. Dan brengt dit
niet alleen zyne gevaren voor de aandeel
houders mee, maar ook voor de daarby be
trokken tiendplichtigen.
En hier treden wy op den wogderprak-
tyk, waarbij zooveel afhangt van de wijze
van werken, van hen die aan het hoofd der
Hoe komen de stellers der circulaire aan
die vier jaren? Wij vinden daarvan in de
wet geen melding gemaakt. Bed.
maatschappij zijn, van hunne gezindheid
tegenover de landbouwers. Dan doet zich
de vraag voor: wat is by hen sterker: het
streven naar een, zij het dan ook matige
rente, of naar het bevorderen der belangen
van den landbouw
Die twee saam te brengen of met elkaar
in overeenstemming; het zal dikwijls moei
lyk zijn.
Dat zijn de gevaren, als van zelf aan een
particuliere maatschappij verbonden.
Wij willen bierby bv. eens wijzen op de
kwestie der afkoopsom. Als het cyfer van
dertig jaren reeds nu kan worden aange
nomen als vaststaande, wat wij niet weten,
dan vertegenwoordigen die jaren zoo wat
eene rente van 3 pet. uit afloopende aflos
sing. Dit is niet overdreven. Maar alles
hangt weer af van de toepassing, wat de
taxatie der vruchten en ook de behandeling
van het scheurbaar weiland aangaat
Is nu de zaak in het belang van den
landbouwer, dan rendeert zij te weinig, en
is zij das niet levensvatbaar, omdat het dan
de maatschappy zal. ontbreken aan deelheb
bers en schuldbriefafnemers. In het omge
keerde geval staan wy voor eene gewone
speculatieve onderneming, waarvan wy het
Dut niet inzien. En dan ook is zy, naar
onze meening, niet levensvatbaar, omdat de
naastbelanghebbenden, de landbouwers, zich
dau niet tot haar zullen wenden.
Ten slotte nog een paar vragen
Ten eerste deze
Bij den wettelijken afkoop is immers wei
land vry, zoodra het blok, waarin dat wei
land ligt, is vrij gemaakt.
Herinneren wij ons goed, dan werd dit,
in een concreet geval, aldus beslist door den
Hoogen Raad.
Met die uitspraak voor oogen doeH wy
de vraag: hoe zal de Tiendmaatscbappij
daarmede bandelen?
Ten tweede vragen wij hoe zal zulk eene
Maatschappij handelend optreden in verband
met het bij art. 1 en 2 der meergenoemde
wet bepaalde
Volgens dat eerste artikel toch is alle
schuldplichtigheid van tienden slechts af-
koopbaar op de vordering van den plichtige
terwijl wanneer de Maatschappij den a/koop
verkregen heeft, volgens de laatste alinea
van artikel 2, ieder der plichtigen voor zijn
deel de schuldplichtigheid van haar kan
afkoopen.
Wat wij dan zouden weuschen en verkie
zen boven zulk eene Maatschappij.
Een wettelijke regeling, eene herziening
der wet van 12 April 1872, waardoor het
mogeiyk wordt dat elk tiendplichtige zyn
bezit kan vrijmaken.
Opheffiag dus van de bepaling dat hy
gebonden zou zijn aan den afkoop van een
geheel blok.
Daartegen is meermalen als bezwaar
aangevoerd dat de waarden der tienden
daardoor vermindertmaar hieromtrent
wenscheu wij alleen op te merken, dat de
tiendheffers al jarenlang op zeer onbillijke
wijze hebben geprofiteerd door de verbete
ring der gronden. Uit dat oogpunt mag dus,
van algemeen standpunt bezien, tegen eene
verandering in den aangegeven zin geen be
zwaar bestaan.
Een spoedige herziening van genoemde
wet is dus noodig.
Wellicht dat zij in een niet te ver ver
schiet ligt.
Na wij toch op den goeden weg zlja om
aan het departement van binnenlandache
zaken te verkrijgen eene afzonderlijke af-
deeling voor landbouw wat verre te ver
kiezen is boven een ministerie, waarvan het
hoofd bij crisissen aan wisseling onderhevig
is nu men zelfs als chef van zulk een
afdecling een uitstekend man aanwijst, die
hart heeft voor de belangen van den land
bouw; nu twijfelen wij niet of bihnen niet
al te lang tijdsverloop zal ook aan de
kwestie van den tiend-afkoop alle aandacht
worden geschonken.
Het is zeker noodig dat men dit doe.
Of middelerwyl nu nog een Maatschappy
als die, welke ons aanleiding gaf tot dit
opstel, haar nat kan hebben, is voor ons
geen kwestie meer; voornamelijk omdat zij
ons weer zou afleiden van den eenig goeden
weg om een zeer noodzakelijke verbetering
te verkrijgen de door de oprichters van die
Vennootschap zeiven voorop gestelde geheele
verdwijning van de tienden.
Middelburg 17 November.
BEAOEMINGEA ENZ.
Bij Kon. besluit:
is benoemd tot kantonrechter te Almelo mr
H. J. Ladenius, thans kantonrechter te Yianenen
is benoemd tot officier van justitie bij de
arr.-rechtbank te Alkmaar mr H. J. H. Mod
derman, thans substituut-officier van justitie
bij de arr.-rechtbank te Rotterdam.
De St. Ct bevat een Kon. besluit, waarbij
bepaald wordt dat de lichting der militie van
het jaar 1898 11.000 man bedraagt, waarvan
510 man voor den dienst ter zee zijn bestemd.
In Zeeland bedraagt het aantal ingeschre
venen, waarnaar het aandeel der provincie is
berekend, 1941 en het opgelegd aandeel 470.
Aanstaanden Vrijdag verleent ook de minister
van koloniën geen audiëntie.
TWEE RIS KAMER,
De minister van marine heeft, naar aanleiding
van het verslag aan de Tweede kamer, bericht
dat de twee loodsschoeners, voor den bouw
waarvan de gelden worden aangevraagd, be
stemd zijn om dienst te doen in het Engelsch
kanaal en in het 6de district te V1 i s s i n-
gen.
Zy zullen voor die diensten noodig zijn, ook
al wordt besloten om den loodsdienst voor de
zeegaten te doen uitoefenen met rijksstoom-
vaartnigen.
VRIJE ANTI-REVOLUTIONAIREN.
Den 15 Nov. is te Utrecht eene vergadering
van deze nieuwe partij gehouden. Blijkens een
bericht in De Nederlander had een aanzienlijk
getal anti-revolutionnairen gevolg gegeven aan
de uitnoodiging tot bijwoning daarvan, terwijl
verscheidenen der opgeroepenen schriftelijk hun
ne instemming betuigd hadden met het door
de daartoe benoemde commissie van redactie
voorgestelde ontwerp.
Na eene warme, maar zeer aangename be
raadslaging van elf uur des voormiddags tot
vier uur in den namiddag, werden de veertien
voorgestelde, door de vergaderinggeamendeerde,
artikelen van het concept-program van begin
selen aangenomen. Eerstdaags zal dit concept
worden gepubliceerd.
Ter bekwamer tijd zullen de verschillende
kiesvereenigingen, die het voorloopig vastge
stelde program hebben aangenomen, worden
opgeroepen om het program, zoo noodig ge
wijzigd, definitief vast te stellen, alsmede te
beslissen over de organisatie der partij, waar
van de hoofdlijnen ook in de vergadering van
15 November zijn aangenomen. Daarbij zal
worden uitgegaan van het beginsel, dat de
districts-comité's zelfstandig zijn, en zich tot
provinciale comité's, met beperkte bevoegd
heid, zullen vereenigen. Deze provinciale
comité's zullen de algemeene commissie van
advies benoemen, welke in geen geval bevoegd
is besluiten te nemen, waaraan de districts-of
provinciale comité's zijn gebonden.
De voorloopige commissie van advies be
staat uit de heerenB. J. Gerretsen Jr., J.
C. Heesterman, A. J. Hoogenbirk, mr. J. W.
H. M. van Idsinga, jhr. mr. A. F. de Savornin
Lohman, jhr. mr. J. H. J. Quarles van Ufford,
mr. R. van Veen en prof. dr. S. D. van Veen.
De heer Quarles treedt in die commissie op
als secretarie.
Zoodra in meer dan twee provincies zich
een provinciaal comité zal hebben gevormd
en deze provinciale comité's eene definitieve
commissie van advieB zullen hebben benoemd,
treedt de voorloopige commissie af.
ATJEH.
De motie, Dinsdag door den beer Van Kol in de
Tweede kamer voorgesteld, bij de alge
meene beraadslaging over de begrooting voor
koloniën, luidt in haar geheel als volgt
„De Kamer
overwegende, dat de oorlog met Atjeh als
een nationale ramp moet worden beschouwd;
overwegende, dat het wenschelijk is de natie
in te lichten omtrent de beteekenis van dien
oorlog voor Nederland en Nederlandsch-Ihdië
overwegende, dat de herbaalde wisseling
onzer gedragslijn in Atjeh, zonder dat in den
loop van 24 jaren het einde van den oorlog is
bereikt, de vraag doet rijzen of het volhouden
van den oorlog wel wenschelijk en mogelijk is
verzoekt de regeering een onpartijdige com
missie te benoemen, die binnen een jaar rap
port zal uitbrengen over de moreele, politieke
en financieels gevolgen van den oorlog sedert
zijn aanvang, over de vermoedelijke gevolgen
der thans gevolgde taktiek en over de moge
lijkheid en wenschelljkheid den oorlog te be
ëindigen met behoud onzer volkenrechtelijke
stelling op Sumatra."
Deze motie werd ondersteund door de heeren
Troelstra, Van der Zwaag, Stoffel, Nolting en
Ketelaar en komt tegelijkertyd met de alge
meene discussie in behandeling.
Bet verslag omtrent de voornaamste gebeur
tenissen in het gouvernement Atjeh en onder-
hoorigheden, met de laatste mail hier aange
bracht, loopt van 25 September tot en met
8 October.
Wij ontleenen er het volgende aan
In de laatste dagen van September werden
verschillende punten in G r o o t-A t j e h bezet,
waarbij onderscheidene vuurgevechten plaats
hadden. De beteekenis van deze gevechten
was niet groot.
Op de Noordkust laat de toestand zich
gunstiger aanzien.
De tjoet nja van Kerti leverde weder een
der schuldigen aan den moord en roof op het
stoomschip Pegu aan het bestuur uit. De reeds
vroeger uitgeleverde persoon werd door den
radja van Edi ter dood veroordeeld en terstond
daarop geëxecuteerd.
Op de Oostkust viel niet veel bijzonders
voor.
Op de Westkust werd de radja van Bakocgan
naar Kota-Radja overgebracht, nadat zijne ver
standhouding gebleken was met de bende onder
Tengkoe Joesoef, die in Augustus jl. een inval
in Singkel deed.
Den 2len September en volgende dagen be
zocht de controleur te Melaboeh met Hr Ms
flottieljevaartuig Madura de lands-happen
Soesoeh, Tampat Toean, Bakongan en Oedjoeng
Beldie, in verband mét bovengenoemden inval.
Te Bakongan werd in het bestuur voorzien
tijdens de afwezigheid van den radja T. Sama-
oen, van wien een gedeelte der schadevergoe
ding voor de in Singkel yerbrande eigendom
men wordt geëischt.
Te Oedjong Poelan werden twee zendelingen
aan den wal gezet, die, na eerst vriendschap
pelijk te zijn ontvangen, plotseling werden
aangevallen, maar door het beleidvol optreden
van een mandoer van de vlet van Hr Ms
Madura werden gered.
Om de bevolking voor deze houding te
straffen, ging de landingsdivisie, begeleid door
den controleur, naar den wal en verbrandde
Oedjoeng Poelan.
Er heerschte de laatste dagen ZW. wind met
regenbuien.
Wat de gezondheidstoestand betreft wordt
gemeld dat in het militair hospitaal op 24
Sept. niemand aan cholera lydende was.
Tijdens den verslagtijd werden twee Euro
peanen opgenomenook te Berawé stierf een
persoon aan deze ziekte.
Te Oleh-leh kwam runderpest weder onder
het Balineesche slachtvee voorook te Lam
Broë (IV Moekims Ateah) vertoonde zich deze
ziekte en te Segli werden mede eenige slacht-
ossen door veepest aangetast.
UIT STAD ÉN'PROVINCIE.
Niet zeer talrijk was het publiek, dat
Dinsdagavond was opgegaan naar het Schut
tershof alhier, waar de heer dr W. Gleune
een causerie houden zou naar aanleiding van
„een onderhoud met generaal Vetter"een
dertigtal personen slechts was aanwezig.
Zij, die verwacht hadden over het aange
geven onderwerp veel te vernemen, zullen zich
teleurgesteld gevoeld hebben, want dit raakte
de spreker slecht3 even aan, om zijne denk
beelden over den oorlog in het algemeen en
den oorlog in Indië in het bijzonder te doen
kennen, doch vooral om uiting te kunnen
geven aan zijne meeningen over het nieuw
ingevoerde geweer en zijne ideeën te verkon
digen over een nieuw soort kogel met het
daarvoor geschikte vuurwapen, en over de
waarde in oorlogstijd van de ballon-luchtvaart,
waarmede hij zeide indertijd ook generaal
Vetter in kennis gesteld te hebben.
Daarbij vond dr Gleuns overvloedig gelegen
heid om in causerievorm verschillende politieke
en sociale toestanden kortelijk te bespreken,
van onderscheidene wis- en natuurkundige
onderwerpen terloops eene verklaring te geven
en van veel algemeene kennis en groote bele
zenheid op velerlei gebied blijk te geven.
Het was heden middag een heele drukte
in en naby het hotel de Commerce alhier,
van waar de Walchersche wielrijders-vereeniging
T. A. V. JE. N. U. haar clubtocht naar 's-Heer-
Arendskerke en terug zou aanvangen.
De belangstelling gold echter minder de leden
der vereeniging dan wel hun gast, den heer
M. Cordang, den bekenden wereldkampioen, die
den rit mede maken zou.
Menigeen kende hem nog van vroeger; en
dezen zullen weinig verandering in hem hebben
bemerkt. Het is nog dezelfde eenvoudige,
joviale en prettige kameraad van vroeger en