12 ZITTING VAN DONDERDAG 11 NOVEMBER 1S97. zonder te rekenen op aflossing van het geleende ka pitaal, en zonder de onderhoudskosten der grindwe gen, In de volgende jaren ondergaat het dijkgeschot natuurlijk verhooging, in verband met de aflossing van het geleende kapitaal, doch daarentegen vermin dering tengevolge van afneming van te betalen rente. Het ligt voorts in de bedoeling nog enkele wegs- gedeelteu te verbeteren, zooals aan het slot van het adres wordt vermeld, die echter van zoodanigen aard zijn, dat daarvoor geen steun uit de Provinciale kas kan gevraagd worden, doch mede eene belangryke uitgaaf zullen vorderen. Zooals bij onderzoek is ge bleken, heeft men hiermede op het oog eene bezanding of' lichte begrinding van enkele kleiwegen, die slechts door enkele landbouwers worden gebruikt, zooals bij voorbeeld de Oosthavendijk no. 7, ligger Aardenburg. In verband met de door de gemeente Aardenburg toegestane bijdrage, zou het voor den polder mijns inziens niet zoo bijzonder bezwarend zyn, ook het bedrag van f 10.000,zelf te leenen, en dus de voorgenomen wegsverbetering zonder hulp der Provin cie, in den vorm van een renteloos voorschot, tot stand te brengen. Met het oog op de reeds vroeger door de Provincie verleende rentelooze voorschotten tot verbetering van wegen, geheel van locaal belang, en op de omstandig heid dat het in dit geval gevraagde rentelooze voor schot bedraagt nog niet het 1/3 gedeelte der geraamde kosten voor de bedoelde wegsverbetering, bestaan er naar mijn gevoelen wel termen, om de inwilliging van het verzoek in overweging te nemen. Het algemeen verslag wordt uitgebracht door den heer Oe Hats Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 37 leden, waaronder 6 leden van Gedepu teerde Staten. In eene afdeeling hebben sommige leden er op ge wezen, dat door verschillende andere polders, die veel hooger lasten heften voor de verharding van derge lijke wegen, geen hulp van de provincie wordt ge vraagd zij vermeenen daarom dat aan dezen polder, die zulke minieme lasten heft, het gevraagde voor schot behoort te worden geweigerd. Voor het voor stel van Gedeputeerde Staten verklaren zich drie leden en drie leden daar tegen, terwijl zes leden zich hun stem voorbehielden. In eene andere afdeeling wenschten alle leden zich hunne stem voor te behouden, eensdeels met het oog op de geringe polderlasten, anderendeels omdat zij betwijfelden of hier werkelijk kan gezegd worden de voorgedragen wegen van overwegend landbouwbelang te zijn, waartegen werd opgemerkt, dat het land in dezen polder van zeer geringe hoedanigheid is. In nog eene andere afdeeliDg stelt een lid er prijs op toelichting te kunnen geven op deze aanvraag, doch meent nogmaals te moeten opkomen tegen het advies van den hoofd-ingeDÏeur, wat betreft het finan cieel gedeelte, waarvan de beoordeeling niet tot zijn werkkring behoort. Wat de berekening van het geschot aangaat, vol gens dat lid zal het niet verhoogen met f 0.74 per H. A., doch beduidend hooger worden door rente en aflossing en ook door de kosten van onderhoud, waar door binnen enkele jaren zeer waarschijnlijk het ge- schot het dubbele van het tegenwoordige zal bedra gen. Daarenboven is de polder van zeer ouden datum en alzoo meer uitgezaaid, zoodat alleen door bemes ting eene behoorlijke opbrengst kan verkregeu wor den, waardoor de draagkracht niet te hoog mag wor den genomen. Een ander lid komt op tegen het beweerde omtrent het rapport van den hootd-ingenieur betrekkelijk het financieel gedeeltehij meent dat de Staten niet te maken hebben met de inlichtingen die de hoofd-inge- i nieur aan Gedeputeerde Staten geeft. Indien Gede puteerde Staten de beleefdheid hebben die mededee- lingen ter kennis van de Staten te brengen, mag dat geen aanleiding geven tot de opmerking, die reeds meermalen ten aanzien van de inlichtingen van den hoofd-ingenieur zijn gemaakt. Datzelfde lid wijst op het groote bedrag, dat sedert 1888 aan het 4e district wegens renteloos voorschot tot verbetering van wegen is verstrekt, een bedrag van ruim f 150.000, waaronder f 16.000 voor wegen van secundair belang. Waar de Jsa&tfZ/apolder niet meer dan f 2,50 dijk geschot heft, komt het dat lid voor, dat hij zich wel zonder renteloos voorschot kan behelpen. Tegen deze bewering wordt aangevoerd, dat, wanneer het voormalig 4e distriet in evenredigheid meer voor de verbetering van wegen uit de provinciale kas mocht hebben ontvangen, dit zijne verklaring vond in de even redig veel hooger kosten van aanleg dier wegen in die streek. Bovendien ontvingen andere deelen voor weêr andere belangen steun, die in Zeeuwsch-Vlaanderen niet gevraagd werd. Het bezwaar tegen het lage cijfer van het geschot ging niet op, omdat, zooals was aan getoond, dit geschot, ook al wordt renteloos voorschot verleend, aanzienlijk moet worden verhoogd, misschien moet worden verdubbeld. Andere leden komen op tegen het laag bedrag van het dijkgeschot: en al wordt dit nu binnen enkele jaren het dubbele van het tegenwoordig bedrag, dan zou dit volgens hunne meening nog geen redeu zijn voor het verleenen van de gevraagde bijdrage. Van de zijde van Gedeputeerde Staten werd aange voerd dat zij er prijs op blijven stellen op ieder ge bied zooveel mogelijk te worden ingelichtdat, wan neer de vergadering aan die inlichtingen aanstoot nemen mocht, het natuurlijk zeer gemakkelijk is haar die te onthouden, maar dat Gedeputeerde Staten van meening zijn, dat het ook voor de Staten verkieselijk is, die inlichtingen te ontvangen, zooals ze aan het Gedepu teerd College verstrekt worden, en het dus niet wen- schelijk is, daarin verandering te brengen. Het verleenen van het renteloos voorschot achten Gedeputeerde Staten wenschelijk door het algemeen landbouwbelang, door wat de polder reeds deed tot verharding, door de door hem te sluiten leening en vooral door de steun van de gemeente Aardenburg, waardoor het provinciaal subsidie ten volle is ver zekerd. Bij stemming verklaarden in deze afdeeling zich zes leden voor het voorstel van Gedeputeerde Statenzes behielden zich hunne stem voor, terwijl een lid zich er tegen verklaarde. De voorzitter deelt mede dat Gedeputeerde Staten in dit verslag geene aanleiding vinden om wijziging te brengen in hun voorstel. De heer Hennequin. Mijnheer de voorzitter, nadat ik gehoord heb de lezing van het algemeen verslag der afdeelingen, meen ik dat het op mijn weg ligt om de ontworpen wegsverbetering in de gemeente, waar ik woonachtig ben, even ie bespreken om daar door die leden, welke zich voorbehielden hoe zij hun stem zullen uitbrengen, zoo mogelijk te bewegen zich te verklaren voor het verleenen van een renteloos voorschot. Ik geloof dat ik in de eerste p'aats zal moeten aan- toonen dat de weg. dien men verbeteren wil, is een secundaire weg, een weg dus die ondersteuning vanwege de provincie verdient, en in de tweede plaats dat door de eerstbelanghebbenden in genoegzame mate is bij gedragen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 15