ZITTING VAN DONDERDAG 11 NOVEMBER 1897. 7 Staten het nit dien hoofde in het algemeen belang raadzaam achten de yerveniDg niet te doen aanvangen of voortzetten. toestand en Gedeputeerde Staten het uit dien hooide in het algemeen belang raadzaam achten verandering te brengen in de voorwaarden, waaronder de vergunning verleend is, of de vervening niet te doen aanvangen of voortzetten. Art. 11. De besluiten van Gedeputeerde Staten, waarbij eene vergunning tot vervening wordt verleend, gewijzigd, geweigerd of ingetrokken, of waarbij eene beschikking dienaangaande wordt genomen, worden door de besturen der gemeenten, waarin de te vervenen gronden liggen, na aankondiging in de gemeente en in een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen nieuws blad, gedurende veertien dagen ter inzage van belang hebbenden ten raadhuize nedergelegd. Art. 12. Het opsporen en constateeren van de over tredingen van dit reglement is, behalve aan de ambte naren en beambteD, in het Wetboek van Strafvordering genoemd, opgedragen aan de polderbesturen en hunne beambten en aan de ambtenaren van den provincialen waterstaat. Art. 13. Met den dag, waarop dit reglement in werking treedt, wordt ingetrokken 7 van het regle ment van politie voor de polders in Zeeland (Provinciaal blad no. 92 van 1867) en vervalt in de 3e zinsnede van art. 34 van dat reglement de aanhaling der artikelen „27" en „30". Het verslag wordt uitgebracht door den heer Maas. Aan het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 37 leden, waaronder 6 leden van Gedepu teerde Staten. Al de leden der afdeelingen vereenigden zich een parig met het voorstel van Gedeputeerde Staten. De voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde Staten in dit verslag geene aanleiding vinden om wijziging te brengen in hun voorstel. Zonder beraadslaging worden achtereenvolgens de artikelen 1 tot en met 13 en daarna het reglement in zijn geheel met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is 1 algemeen verslag der Art. 5 lnidt thans in zijn geheel als volgt: 1. De in dit reglement gebezigde uitdrukking „weg" omvat alleen de ten dienste van het algemeen bestemde wegenals „weg" wordt aangemerktde rijbanen, met de bermen en de daarop liggende voet paden, alsmede de bij een en ander behoorende kunst werken. 2. De artikelen 1, 2, 6, 7—24, 26, 27, 32 en 38 zijn niet van toepassing op de wegen en traversen, in onderhoud of in beheer bij den Staat, en de niet bij de provincie in onderhoud zijnde straten en wegen in de bebouwde kommen, ten ware zij kunnen geacht worden de hoofdverbinding te vormen tusschen wegen, in onderhoud bij den Staat of bij de provincie, toe gangswegen naar de spoorwegstations of halten en wegen der eerste of der tweede klasse volgens het reglement op de wegen en voetpaden. 3. Op de Bpoorwegen is dit reglement niet van toepassing. 4. Hoofdstak II is niet van toepassing op het leggen in of op wegen van spoorstaven, die, voor tijdelijk gebruik bestemd, binnen zes maanden, nadat met het leggen een aanvang is gemaakt, werden op geruimd. afdeelingen betreffende het voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging van het reglement op de tramwegen* Het voorstel is van den volgenden inhoud: Tengevolge van de wijzigingen, bij uw besluit van 16 Juli jl. no. 13 in het reglement op de tramwegen aangebracht (Provinciaal blad no. 121 van 1897), is ook wijziging noodig van art. 5 2 van dat reglement (Provinciaal blad, nieuwe uitgaaf, no. 14 van 1889). De daarin aangehaalde artikelen 32 en 38 toch zijn thans genummerd 33 en 39. Wij hebben derhalve de eer u voor te stellen het besluit te nemen, waarvoor een ontwerp hieronder volgt. Het ontwerp-besluit luidt: De Staten der provincie Zeeland besluiten: het reglement op de tramwegen te wijzigen als volgt de in art. 5 2 genoemde cijfers: 32 en 38, wor den vervangen door33 en 39.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 10