Uddelbnrgscbe Curat BIJVOEGSEL Donderdag 28 October 1897. no. 254. Middelburg 27 October. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van Woensdagmiddag te l'/a uur. Voorzitter de heer jhr mr L. Schorer, bur gemeester. Afwezig bij den aanvang der zitting dehec- ren Van Iloek, jhr mr W. H. Snouck Hur gronje en F. G. Sprenger met kennisgeving, benevens de hoer Gratama zonder deze. De vergadering heropend zijnde, komt in behandeling hfdst VII afd. III art. 4, hosten voor toelagen en bijdragen voor opleiding vim onderwijzersmet het voorstel-Koole om dien post te schrappen. De heer V. d. Harst wijst erop, dat de rijks-kweekschool wel voor jongens doch niet voor meisjes gelegenheid tot opleiding geeft. Bovendien is de tegemoetkoming voor vele ouders gewcnscht. De heer Koole meent dat er nog wel eene andere gelegenheid is, en blijft bij zijn gevoe len dat, waar de kweekelingen leeren, de ge meente niet behoeft te betalen. De heer Den Bouwmeester deelt mede dat het aantal kweekelingen 30 is, t. w. op school A 6, B 3, C 6, D 4, E 2, H 7 en 1 2. Daarna wordt het voorstel-Koole aange- nomen met 8 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen de heeren V. d. Harst, A. P. Snouck Hurgronje, De Stoppelaar, Sprenger en De Waal. Thans komt in behandeling het voorstel van den heer Verhage, om liet schoolgeld op school G van f 60 op f 80 te brengen. De heer W. J. Sprenger zal er tegen stem men hij ziet de noodzakelijkheid ervan niet in en men overtreedt de wetsbepaling. Oolc de heer A, P. Snouk Hurgronje zal tegen stemmen, vooral omdat de commissie van toe zicht niet gehoord is. De heer Koole meent Hat, als de heer Ver hage zijn voorstel wijzigt in dien geest dat het schoolgeld f 78 of 79 wordt, het wettig be zwaar vervalt. De heer Van Dunne meent, dat, waar het hier een zuiver financieele zaak geldt, het hooren der commissie van toezicht onnoodig is. De heer mr A. P. Snouck Hurgronje geeft toe dat het een kwestie is van financieelen aard, maar wijst er op dat bij verhooging van schoolgeld het aantal leerlingen allicht zou verminderen en dus de inkomsten, in plaats van vermeerdering, vermindering zouden ondergaan, Ook daarover zou spreker de commissie willen hooren. De heer Van Dunné blijft er bij, dat het billijk is dat de ouders een deel der kosten dragen. De heer Brevet kan met het voorstel-Verhage ook niet medegaan. Hij acht de school, waar van hier sprake is, volstrekt geen luxe. Hij vreest niet dat de leerlingen de school zullen verlaten, maar wel dat men er niet zoo licht toe komen zal de kinderen daar onderwijs te laten genieten. De heer Brevet wijst er nog op, dat vele ouders, wier kinderen daar schoolgaan, een inko men hebben beneden de 2000 en men reke ning moet houden met de financieele draag kracht. Dit is zoo dadelijk niet uit te maken. De school is de eenige die voldoet aan de eischen, welk men voor de verdere opleiding van meisjes stelt. De lieer Koole meent dat de school van mej. Tichelaar geheel voldoet aan het noodige. De heer Brevet merkt op, dat op die school geen onderwijs wordt gegeven aan kinderen boven de 12 jaar. Spreker zou het voorstel willen aanhouden en het advies inwinnen der commissie van toezicht. De heer Verhage zegt dat zijn voorstel geen arrière pensee heeft; het is zuiver eene kwestie van sociale rechtvaardigheid. Het komt spreker voor dat, waar kinderen van gegoede ouders het onderwijs volgen, de gemeente niet ver plicht is daaraan zoo veel toe te leggen. In verband met de opmerking van denbeer Sprenger brengt spreker het bedrag van het schoolgeld alsnu op f 75. Het voorstel-Verhage komt hierna in stem ming en wordt met 7 tegen. 6 stemmen v e r- worpen. Voor stemmen de heeren Schorer, Koole, V. d. Swahne, V. d. Ree, Van Dunné en Ver hage. Thans komt in behandeling Hfdst. 3 afd. art. 1, opcenten op de grondbelasting en 2 op centen op de hoofdsom der grondbelasting. Beide artikelen worden goedgekeurd. Bij art. 3, 70 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting f 28.500, vraagt de heer Koole dit aan te houden tot na de behande ling der straatbelasting, omdat dit artikel af hankelijk is van bet besluit betreffende die belasting. Conform dit denkbeeld wordt besloten. Thans komt in bespreking het voorstel van burg. en weth. inzake de: STRAATBELASTINC. De heer Van Djumé meent dat het voorstel in de gevolgen overeenkomt met het vroeger gedaan voorstel inzake straatgeld. Indertijd heeft spreker zich tegen die heffing verklaard, omdat bij het gevaarlijk achtte een greep te doen in het belastingwezen en misschien latei- die belasting ongewenseht zou blijken. Van die bclastingwijziging had spreker toen niet veel illusiedie heeft hij ook thans niet van de nieuw voorgestelde heffing. Intusschen komen de heeren Gratama en jlir mr W. II. Snouck Hurgronje ter vergadering) Door de nieuwe regeling van de wet op het personeel zijn, zegt de heer Van Dunné verder, velen belangrijk ontlast en ontvangt de ge meente aanzienlijk minder. Vast staat dat er ee$ tekort is in de gemeente- financiën en daarmee moet rekening worden chouden. Misschien zou spreker er voor zijn den hoof- delijken omslag te verhoogen, maar daar komt art. 243 der gemeentewet tegen op. 't Is niet zeker dat de progressie de goedkeuring zal verwerven der regeering. Als die vervalt, zal de omslag geheel en al anders worden en meer drukken op de lagere klassen; daarom moet worden uitgezien naar een ander middel. Verhooging der opcenten op het personeel is ook gevaarlijk om dezelfde reden. Op al die gronden zal spreker, door de nood zakelijkheid gedrongen, in beginsel meegaan met het voorstel van burg. en weth. tot hef fing eener straatbelasting; al zal hij zicli mis schien niet vereenigen met al wat in de ver ordeningen is neergeschreven. Geenszins zou spreker de belasting alleen willen leggen op hen, die in de verordening zijn genoemd, maar ook op vele anderen. Hij zou niets willen uitzonderengeen gemeente gebouwen of scholen, welke ook. Ook publieke gebouwen, landsgebouwen en kerken of andere perceelen zon spreker niet willen uitzonderen. De heer De Stoppelaar is een dergenen, die nog al bezwaren hadden tegen deze belasting, toen die vroeger werd voorgesteld. Thans echter is er een tekort van f 18.000, dat gevonden moet wordenvele wegen daartoe zijn er niet. Verhooging der opeenten op het personeel of verhooging van den H. O. zal veel moeite geven, en daar de straatbelasting minder drukkend zijn zal voor de lagere klassen, zal spreker zich daarmede vereenigen, vooral ook omdat daarbij minder ontduiking zal kunnen plaats hebben dan bij den lioofdelijken omslag. Spreker meent dat Middelburg, in navolging van andere gemeenten, die belasting zal moeten invoeren. De heer De Waal is tegen de straatbelasting. De basis van de breedte der gevels is geen billijke; vele bewoners van gemeubileerde kamers loopen vrij de bewoners, geen eigenaars, zijn eveneens vrijgesteld. De eigenaars van huizen worden door die belasting ook getroffen in de waarde-vermin- dering hunner panden bij verkoop. Verhooging van den H. 0. treft billijker, omdat allen daarin bijdragenworden de aan giften goed gecontroleerd, dan is deze belas ting verreweg de beste. De heer Koole betuigt ook zijn leedwezen dat deze belasting is voorgesteld. Bij afschaf fing der patentbelasting zijn er twee nieuwe gekomen de bedrijfs- en de vermogensbelas ting ook nu zou naast het personeel de straatbelasting komen. Door het tekort te vragen van eigenaars van huizen, worden dezen dubbel getroffen maai de huurders in liet geheel niet, en tocliook dezen genieten van bestrating, rioleering en verlich- zal zijn. Spreker zou het tekort liever öf op het perso neel öf op den II. O. óf op beide willen vinden. In elk geval zou spreker de straatbelasting liever op de bewoners dan op de eigenaars willen verhalen. De heer E. P. Schorer stelt in het lieht dat het tekort op de begrooting. ontstaan is dooi de wet en niet door onnoodige uitgaven, zooals op eene vergadering buiten den raad is be weerd. Het tekort ontstaat niet door de weel derige inrichting; dit is beslist-onwaar. Dat tekort moet echter gedekt worden. Ver- hooging- der opcenten op het personeel acht spreker niet gewenscht. Is een straatbelasting eene billijke? Daarop kan spreker geen bevestigend antwoord geven. Hij acht die belasting eene die ongelijk en verkeerd zou drukken. Ongelijk, omdat het straatgeld hen bijzonder treft die door den aard van hun bedrijf een groote gevelbreedte noodig hebbenomdat huizen van dezelfde huurwaarde en oppervlakte niet even hoog zullen worden aangeslagen, naarmate van de gevelhreedte verkeerd omdat wel de eigenaars doch niet de bewoners worden getroffen. Wanneer de huishuren stijgen, zullen indirect de huurders getroffen worden, niet alleen de groote maar ook de kleine en vooral die uit den middenstand. Spreker wijst er verder op dat, zoo dit niet geschiedt, de eigenaars gedrukt zullen worden, vooral zij die voor langen tijd gecontracteerd hehhen. De belasting treft een bepaalde klasse van kapitalisten, die hun grooter of kleiner kapi taal in huizen heieggen. Er zijn personen die daarin hun overgespaard geld beleggen. Deze klasse van kapitalisten wordt nu getroffen in tegenstelling van anderen, die hun kapitaal op andere wijze heieggen. De heer Van Dunne wijst erop, dat de ver ordening nog niet en detail behandeld is't daarom niet zeker dat de gevelbreedte een factor zal blijven; misschien vervalt die spreker tenminste kan zich daarmede niet ver eenigen. Wat betreft de daling der huurprijzen, vraagt spreker of door verhooging der opcenten of vermeerdering der inkomstenbelasting ook die daling niet zal intreden. Er is beweerd dat de inkomstenbelasting ge lijkmatig wordt gedragen. Was dat waar, dan zeker zou deze soort belasting de billijnste zijn, Er komen echter vele aanslagen voor die niet juist zijn. Dat blijkt uit de reclames, welke bij den raad inkomen, maar niet hij de Staten worden doorgezet. Wanneer het dag. bestuur inzage kon hebben de kohieren van bedrijfs- en vermogens belasting, dan zou blijken hoe schreeuwend onjuist sommigen zich voor den H. O. aangeven. Het is waar, wat is opgemerkt, dat de belas tingen toenemen, maar men dient er ook reke ning mee te houden hoe ontzachlijk veel meer dan vroeger op elk gebied, voor onderwijs, volksgezondheid enz., wordt gedaan. Wat betreft een privilege, herinnert spreker de grondbelasting, die ook alleen op de eigenaars drukt. Dezen echter berekenen daar naar den huurprijs, 't Is waarer zullen nog contracten loopen, maar dat is geen bewij3 tegen de belasting. Enkele personen, bijv. huurders van gemeubiléerde kamers, zullen direct niet getroffen worden, maar door ver hooging der huur zal dit ook later wel gevonden •orden. Het is onmogelijk een nieuwe belasting te heften die algemeen voldoet. Deze belasting, nevens de tegenwoordige inkomsten-belasting en de opcenten op het personeel, zal, naar spreker meent, echter de billijkste zijn. De heer Van de Ree is in beginsel tegen de straatbelasting. Hij meent dat de inkomsten belasting gelijkmatiger drukt en zou dus liever die verhoogd zien. Ruim de helft der aangeslagenen in den II. O, niet getroffen worden in de straatbe lasting, omdat zij geen eigenaars van huizen In 1896 was de heffing H. O. f lOO.OOOj 1897 bedroeg zij f 15.000 minder en hij vergelijking tussehen de verschillende klassen spreker gebleken, dat de lagere klassen bij eene verhooging van f 18.000 in evenredigheid veel minder zullen belast worden dan de hoogere. Tot staving van zijn beweren wijst spreker erop hoeveel de aangeslagenen in de verschillende klassen moesten betalen hij een helling van f 100.000 en bij eene heffing van 85.000. De heer Van Dunné wijst er op, dat de heer an de Ree bij zijn becijfering geen rekening ge houden heeft met de afschaffing der progressie. Die progressie is in strijd met de wet. De heer Gratama sluit zich aan bij hetgeen de heer Schorer gezegd heeft ten opzichte van het ontstaan van het tekort. Wat het straatgeld betreft, merkt spreker op dat hij er vroeger op heeft gewezen dat dit een billijke belasting is, omdat die zuiver ge lieven kan wordenwat bij de inkomsten belasting niet het geval is. Spreker wijst 'er verder op dat bij deze be lastingen ook zij, die huiten de gemeente wo nen doch hier huizen hebben, getroffen wor den. Verder meent de heer Gratama dat, hoe meer verschillende belastingen geheven worden, hoe billijker, hoe algemeener de ingezetenen worden getroffen. Hij gelooft niet dat de pro gressie in den H. O. na 1900 zal worden goed gekeurd, wat een verschil geeft van f 10.000 en waardoor de druk meer zal gelegd worden op de minder bezittenden. De hoofdelijke omslag zou dan licht tot 4Vs pet. stijgen, wat zeker voor kleine inkomsten an groot belang is. De heer De Waal betwist de verhooging, door den heer Gratama in uitzicht gesteld. De heer Den Bouwmeester merkt op, dat de strijd zal loopen over de vraagstraatbelas ting of verhooging van inkomsten-belasting? Er is van morgen gesproken over sociale rechtvaardigheidjuist die wil spreker in het oog houden. Spreker herinnert aan de cijfers, door den heer Van der Ree genoemd, en wijst erop dat het belastbaar inkomen in het laatste jaar be langrijk is verminderd. De progressie bedraagt ruim f 10.400; dat cijfer is juist. Wordt die weggenomen, wat ongetwijfeld zal gebeuren indien het belasting- cijfer wordt verhoogd, dan zal de percentage stijgen tot 33/4 pet. bij een heffing van f 85000. Wil men daar nog bijtrekken de f 18.000, dan zal de percentage worden 473. Daardoor wordt ieder getroffen die in den hoofdelijken omslag is aangeslagen, maar niet in dezelfde mate. Dit licht de heer Den Bouw meester met cijfers toe, waaruit blijkt dat de 10 eerste klassen 33 meer zullen moeten betalen, terwijl de hoogste klasse slechts 10 of 12 meer zullen moeten dragen. Legt men het bedrag op den H. O., dan is men schromelijk onbillijk tegenover de minder bezittende klassen. De heer De Waal blijft bij zijn gevoelen dat, waar het niet vast staat dat de liooge regeering de progressie zal verwerpen, de verhooging niet vast staat. De straatbelasting kan, zegt de heer Brevet, nog geen genade vinden in mijn oogen. De wet geeft der gemeente recht tot heffing van een hoofdelijken omslag van f 100.000. Tot 1901 kan men afwachten wat de regeering zal doen ten opzichte der progressie. Dan is de Tweede kamer misschien anders saamgesteld dan .nu en mogelijk wordt die onbillijke be paling weggenomen. Welk bezwaar is er 100.000 te heffen met de progressie, desnoods met een kleine ver hooging van de opcenten op het personeel om de f 3000 of f 4000 te vinden, die dan nog noodig zijn. De heer Koole is het eens met den heer Brevet. De heer Den Bouwmeester wijst er op dat een van de mooie bepalingen der nieuwe gemeente wet gelegenheid geeft om ook hen te treffen, die buiten de gemeente wonen. Dat geschiedt door de straatbelasting, niet door den II. O. De gemeenschap heeft f 18.000 noodig; bij de straatbelasting zal zij door hetgeen huiten de gemeente wonende eigenaars bijdragen, met pl. m. f 3500 ontlast worden. De heer Brevet betwijfelt of het bedrag', waarvoor men forensen zal treffen, wel zoo groot is, maar ook al ware dit zoo, dan mag dit niet als motief gelden voor eeue onbillijke straatbelasting. De huiseigenaren zullen door die heffing op onbillijke wijze getroffen worden. De heer van Dunné stelt alsnu voor in be ginsel uit te maken, of al of niet straatbelas ting zal geheven worden en dan, mocht daar toe besloten zijn, nog een paar hoofdbeginselen te behandelen, om bijv. de volgende week de verordeningen vast te stellen. De voorzitter meent dat dit kan geschieden door stemming over art. 1 der verordening. Hij wijst er verder op, dat deze belasting de halve gemeente op stelten gebracht heeftdat het adres, ingediend door P. J. Hubregtse c.'S., geteekend is door 604 personen, doch dat daaronder zijn1 persoon die driemaal teekende, 14 die het tweemaal deden en 3 die niet te Middelburg wonen. Voorts teekenden 356 personen, die volgens het ontwerp van burg. en weth. niet in de betrokken belasting zouden moeten bijdragen. Spreker wijst verder op liet profijt dat velen hebben door de nieuwe regeling der wet op het personeel; daartegenover kan de straat- belasting koinen. Verder laat de voorzitter het licht erop vallen, dat ook buiten de gemeente wonenden worden getroffen; en dat de belasting zal ge heven worden van de financieel sterkeren. De voorzitter stelt voor aft. 1 der verorde ning in stemming te brengen. De heer Van Dunné stelt daarin eene redactie wijziging voor, om te bepalen dat de belasting geheven wordt voor verlichting en afvoer van water, zooals in de gemeentewet bepaald is. De heer A. P. Snouck Hurgronje wenscht eerst het principe uit te maken. De heer Van Dunné is daar ook voormaar nu artikel 1 is voorgesteld, heeft hij een amen dement ingediend. Het principe wordt alsnu in stemming ge bracht en met S tegen 7 stemmen besloten die belasting niet toe te passen. Voor stemmen de heeren mr A. P. Snouck Hurgronje, Gratama, Den Bouwmeester, De Stoppelaar, Sprenger, Van der Swalme en Van Dunné. Tegen brengen hun stem uit de heeren Brevet, De Waal, jhr mr W. II. Snouck Hur gronje, Van der Harst, Koole, Verhage, Schorer en Van de Ree. Thans komt aan de orde het voorstel om het bedrag van den Hoofdelijken omslag te brengen op 85.000. De heer Brevet wijst op de wenschelijkheid om niet hooger te'gaan dan f 100.000 en dus de verordering niet te wijzigen, zoodat goedkeu- •ing onnoodig wordt. De heer Brevet stelt daarom voor den post op f 100.000 te brengen. De heer Van Dunnè wijst er op dat men dan niot genoeg heeft. Hij meent dat men nu den moed moet hebben om het tekort te dek ken en een nieuwe verordening vaststellen. Door het verwerpen der straatbelasting heeft men toch een dienst gedaan aan de gegoeden. De heer Brevet merkt op dat men ook nog den post voor de opcenten op de personeele belasting heeft, zoodat het niet noodig is de inkomsten belasting hooger te stellen. De heer A. P. Snouek Hurgronje zou den hoofdelijken omslag willen verhoogen f 102.500 en doet een daartoe strekkend voor- De heer Koole is verbaasd over het zeggen van den heer Van Dunnè en het voorstel van den heer Snouck Hurgronje. Het lijkt wel een soort wraakneming over het zoo even gevallen besluit. Het is niet de bedoeling van spreker en anderen geweest den H. O. hooger op te voeren dan ƒ100.000 en de progressie te verspelen. De tegenstanders der straatbelas ting willen het tekort van 3000 vinden op het personeel. De heer mr A. P. Snouck Hurgronje zegt dat bij het indienen van zijn amendement geen wraakneming voorzat. Spreker meent dat waar voorzien moet worden in een tekort, dat bedrag moet gevonden worden op die belasting, die hem daarvoor het meest geschikt voorkomt, De heer W. J. Sprenger wenscht, der tradi tie getrouw, eerst de opcenten op het perso neel vast te stellen en dan den H. O. als sluitpost. De heer Van Dunné wijst erop dat bij de straatbelasting is beweerdlaat ons die niet invoeren, omdat zooveel personen daar buiten vallen. Hetzelfde is echter ook het geval met het personeel. De heer Koole zou gaarne het bedrag op den II. O. leggen, indien de verordening niet behoefde te worden goedgekeurd. Wordt de gemeentewet gewijzigd, dan kan de H. O. ge regeld worden met behoud der progressie. Het voorstel-Snouck Hurgronje, alsnu in stemming gebracht, wordt met 8 tegen 7 stemmen verworpen. Voor stemmen de heeren A. P. Snouck Hurgronje, Gratama, Den Bouwmeester, De Stoppelaar, Sprenger, Van der Swalme en Van Dunné. Het voorstel-Brevet, om den H. 0. op f 100.000 vast te stellen, wordt daarna aangenomen met algemeene stemmen. Alsnu komt in behandeling art. 3 van afd 1 van Hfdst. Ill, 70 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting f 28.500, De voorzitter stelt voor dit bedrag te laten zooals het is, in verhand hiermede dat in 1898 de nieuwe school wel niet gebouwd zal worden, en den post voor onvoorzien op 2861.31 te brengen. De heer Gratama zou gaarne de reden ver nemen, waarom burg. en weth. hun voorstel tot het bouwen van die school terugnemen) waarop de voorzitter mededeelt wat in de morgenzitting is voorgevallen. De heer W. J. Sprenger zal tegen het voor stel van den voorzitter stemmen. Ily wenscht de 70 opcenten te verhoogen met het verschil, dat door het vallen der straatbelasting noodig zal zijn. De school zal noodig zajn en het groote pu bliek zou allicht in den waan komen, dat burg. en weth. hun voorstel hebben ingetrokken, omdat dit niet noodig was. De heer Den Bouwmeester wijst er op dat op de uitgaven ongeveer 2000 is gevonden en acht het onnoodig om nu nog de personeele belasting te verhoogen. De heer E. P. Schorer acht het motief van den heer Sprenger klemmend. Hij meent dat niet meer mag geheven worden dan direct noodig is. De heer Sprenger zegt, dat hij zich niet kan vereenigen met de schrapping der schoolhij had den post als memorie willen uittrekken enhet bedrag brengen op de „Onvoorziene uitgaven". De voorzitter wijst erop dat in elk geval in 1898 de nieuwe school niet zal gebouwd wor den. Hij acht het dus niet noodig die school op de begrooting te brengen. Het voorstel van den voorzitter wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met algemeene stemmen, behalve die van de heeren Brevet en Sprenger. De begrooting, in haar geheel bedragende 532,189.93 in ontvang en uitgaaf, wordt alsnu met algemeene stemmen aangenomen. Eindelijk wordt nog overgegaan tot de keuze van een stembureau voor de verkiezing voor een lid van de Kamer van koophandel en fabrieken. Tot leden worden benoemd de heeren W. J. Sprenger en H. P. den Bouwmeester, en tot plaatsvervangers de overige leden van den raad. Ten slotte worden de verordeningen ten opzichte der heffing van opcenten op het per soneel zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. Hierna wordt de zitting gesloten. Door het raadslid, den heer mr K. W. Brevet, was vóór de vergadering aan zijne medeleden het volgende schrijven gericht „M H.! B. en W. der gemeente Middelburg hebben bij den raad aanhangig gemaakt een ontwerp verordening op de heffing van eene belasting wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wier aanhoorigheden aan de openbare straten of wegen der gemeente Middelburg belenden grondslagen dier belasting zullen zijnde kosten, ten laste der gemeente Middelburg komende voor aanleg en onderhoud van de openbare straten of wegen en voor hunne ver lichting. Art. 1 ontwerp-verordening. In art. 4 van dat ontwerp wordt een tarief voorgesteld. Wordt, dat tarief aangenomen, dan zullen de eigenaren der huizen van Mid delburg in die belasting 18.000 opbrengen. Bij my deed zich de vraag op, of dat bedrag van 18.000 in de gemeente Middelburg over 1898 mag geheven worden Daar mijn antwoord op die vraag ontkennend luidt, wensch ik aan mijne medeleden mijne bezwaren reeds thans kenbaar te maken, opdat kan worden overwogen of mijne redeneering al dan niet juist is. Ik redeneerde aldus Art. 240/ der gemeente wet, het artikel dat B. en W. aanleiding gaf tot hun voorstel, schept eene nieuwe bron voor de gemeente-belasting. Voortaan zal van huiseigenaren eene bijdrage kunnen gevorderd worden, in de door B. en W. aangeduide kosten van aanleg en onderhoud der straten en wegen en van hunne verlichting. Die bijdrage zal slechts kunnen gevorderd worden in de uitgaven, die na de invoering van art. 240i der gemeentewet gevoteerd worden. Is dit in het algemeen waar, zeker moet dat beginsel in Middelburg gelden, waar de aan geduide uitgaven uit de jaarlijksche gewone inkomsten, althans gedurende de laatste jaren, betaald zijn. De leening voor de bestrating der Markt maakt op deze wijze van handelen eene uit zondering. De jaarlijksche aflossing dier leening is niet hoog en de bijdrage, die van de huis eigenaren als zoodanig in de kosten van ver nieuwing der bestrating van dat Marktplein gevorderd kan worden, mag, nu de wet eene bijdrage in billijke evenredigheid toelaat, niet hoog zijn. Als beginsel stel ik dus voorop de belasting van art. 24Oi gemeentewet kan van de eigena ren van huizen in Middelburg geheven worden slechts ter bestrijding van die uitgaven, die nog moeten gevoteerd worden. De wet vordert eene bijdrage in de kosten, ten laste der gemeente komende. Hieruit volgt dat de belastingsom, dqor de huiseigenaren opgebracht, ook werkelijk aan de straat moet worden besteed, hetzij dadelijk, hetzij in de toekomst door een reservefonds te maken, hetzij tot aflossing van voor de straat gedane, nog niet vereffende uitgaven. In geen geval mag het geld, dat aan straat geld wordt opgebracht, gebruikt worden ter bestrijding van andere uitgaven dan tot de in de wet omschreven uitgaven ten bate der straat. B. en W. der gemeente Middelburg stellen een tarief voor dat, zooals ik reeds opmerkte, f 18.000 aan straatbelasting in de gemeente kas zal brengen. Die bijdrage van 18000 achten B. en W. niet te hoog in de door hen berekende jaar lijksche kosten van aanleg, onderhoud, eu straatverlichting ad 24.870. De f 24.870 zijn eaamgesteld uit 3 posten. Post 2. „Kosten van aanleg van straten" wordt berekend op eene jaarlijksche uitgaaf van f 8900. Die post zal slechts dan grondslag kunnen zijn tot belastingheffing van huiseigenaren over het jaar 1898, wanneer die gelden in dat jaar werkelijk tot aanleg van bestrating worden gebruikt, gereserveerd of besteed tot aflossing van tot dat doel in 1898 geleend geld. Dat geld in 1898 tot andere doeleinden te gebruiken, is niet geoorloofdm. a. w. willen burg. en weth. in 1898 geen geld tot aanleg van straten besteden, dan mag ook geen bijdrage in dien post in 1898 geheven worden. In de begrooting voor 1898 mis ik eeue uit-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 5