MIDDELRURGSCHE COURANT. N°. 214. 140" Jaargang. 1897. Zaterdag 11 September. Ongeloof en revolutie. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, por kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer. Middelburg 10 Sept. 8 u. vm. 60 gr. 12 u. 68 gr., av. 4 u. 64 gr. F. Yerw. zw. N. wind. Advertentiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent pér regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van NiEUWENHÜIJZEN. II „Groen heeft het juist uitgedrukthet ge bruiken van alle middelen om het gewenschte doel tc bereiken is het kenmerk van alle dwee perij, en dweeperij is geen redeneering maar hartstogt. En niet alleen is dit het leen- raerk van anti-protestantsche dweeperij, maar van de protcstantsche evenzeer. De Hussieten, de Hugenoten, de Puriteinen en bij ons de Geuzen kunnen, wat de handelwijs van velen onder hen aangaat, met de Fransche Revolutie mannen op éóne lijn gesteld worden aldus schrijft mr Fruin in zijn door ons genoemd ge schrift. Lees slechts Bor en Van Meeteren, en gij zult voorbeelden in overvloed vinden. Het buitmaken van schepen van vriend en vijand, uit liefde tot het vaderland, het moordenen vermin ken van Spanjaarden en Katholieken, het „voeten spoelen", als tegenhanger dornoyades, het motto „liever Turksch dan Paapsch" zijn dat revolutievruchten, ja of neen En het is zelfs niet waar dat de revolutie loer „het heil van het volk zij de hoogste wet" zoo bij uitstek tot gruweldaden aanspoort. Veel gevaarlijker nog en meer opstokend reken ik sommige spreuken en voorbeelden uit het Oude Testament. „Zou ik zo niet haten, die God haten, (d. i. in veler opvatting, die van een andere re ligie zijn) ik haat ze met een volkomen haat tot vijanden zijn zij mij." Zulk een spreuk uit den mond van een ijveraar kan dweepers tot alles vervoeren. En dan het voorbeeld van een Elias, die, ijverend voor God, den Joden toeroept: „Grijpt de profeten Baiils, dat nie mand van hen ontkome," van een Jehu, die uit ijver voor den Heer niet alleen Izabel en de zeventig zonen van Acliab ombrengt, maar nog daarbij „al de overgeblevenen van zijn huis, en al zijne grooten en zijne beken den en zijne priesters." Is de vreeselijke Ziska, de bloeddorstige aanvoerder der Hussieten, voor zijne volgelingen niet een tweede Elias, een tweede Jehu geweest die, met God in het haft, de afgodendienaars verslaat, dat er niet een het ontkome. Misschien heeft ook hij als Jehu in zijn hart de stemme Gods meenen te booren „Gij hebt welgedaan, doende wat regt is in mijn oogen, en gij hebt uwe vijanden gedaan na alles wat in mijn harte was." En zou aan den anderen kant Philips II niet ge loofd hebben, dat hij deed wat regt was in Gods oogen, toen hij de Nederlanden liever verderven en verliezen wilde, dan er de ver vloekte ketterijen dulden. Het zou niet moei lijk vallen diergelijke voorbeelden in menigte op te roepfen. Nog slechts een enkel, dat om den persoon, die er bij betrokken is, vooral opmerking verdient. „Heeft de Judith van liet oude Israél, door het nieuwe Nederland om -strijd geprezen, niet wel „eenige trekken met de Jaureguij en Gerardts der latere ge schiedenis gemeen?" Het zijn woorden van Alberdingk Thijra. „Als nu een man als hij van zulke doodslagen vergoelijkende voorbeel den in de bijbelsche geschiedenis meent te vinden, waartoe zullen dan de ijvcraars voor God, uit vroegere tijden, door zulke voorbeel den wel zijn aangedreven'. Van hen kan men naar waarheid getuigen wat Groen van de 'revolutie-mannen zegt„Hun ganscho gedrag laat zich zamenvatten in één woordwat zij meenden te moeten verrigten, hebben zij met onverzettelijkheid gedaan, hun gedrag, wel verre van vreemd en onverklaarbaar, was het natuuilijk resultaat hunner overtuiging." Zou het nu niet dwaas zijn aan den Bijbel te wij ten hét misbruik dat dweepers van zijne leerin gen en verhalen gemaakt hebben Maar even verkeerd is het, uit het gedrag van revolutio nairen in verband met sommige moderne staats begrippen, de conclusie te trekken „dat al hetgeen in de geschiedenis der omwenteling siddering verwekt, het gevolg is der theoriën, waaraan nog in onze dagen hulde gebragt wordt.". In het algemeen de voorstelling als ware de Fransche revolutie een gebeurtenis zonder analogie in de geschiedenis, geheel eenig in haar soort, en eene bloote verwezelijking van theoriën omtrent godsdienst en staatsgezag, door enkele wijsgeeren onder het volk fer- breid die voorstelling komt mij voor gansch en al onwaar, en zelfs onmogelijk tc zijn. Men kan hierover twisten zonder einde, maar het is moeilijk vooringenomenheid te overtuigen. Wanneer ik weerspreken wilde alles wat naar mijjn oordeel door Groen in zijne beschouwing der gebeurtenissen onwaar of scheef is voorge steld, dan zou ik een boek moeten schrijven evengroot als zijn Ongeloof en Revolutie. Het komt mij voor dat de schrijvers, tegen wier wegslepende kunstgewrochten Groen zijne lezers waarschuwt, Mignet en Thiers, hem zei- ten in menig opzicht hebben verleid. Hunne fatalwttóche voorstellingen van de revolutie als moest om het begin al de rest van zelf volgen, straalt ook in Groens uiteenzetting overal door, ook volgt hij hen na in het op den voorgrond stellen van de politieke zijde der omwenteling, een voorkeur zeer begrijpelijk in het restauratie- tijdvak, maar die de geheele ontwikkeling en liet doel zelf der Fransche natie hij hare staats verandering miskent. Ik wil in geen breeder bestrijding treden, maar alleen tegenover Groeri's verklaring en rangschikking der gebeurtenissen in weinig woorden, een andere stellen, die mij dunkt meer overeenkomstig de waarheid te wezen. Een gewone oorzaak van omwenteling is de onevenredige aanwas van een der standen in den staat. Het staatslichaam, als ieder ander, bestaat uit leden, die natuurlijk in symmetrie met elkaar moeten opgroeien. Indien nu een dezer leden bovenmatig toeneemt, wordt het evenwicht verbroken en het geheele lichaam onbestaanbaar. Een revolutie, die met geweld een nieuwe symmetrie te weeg brengt, wordt dan onvermijdelijk Uit dien gewonen loop der dingen laat zich de Fransche omwenteling gemakkelijk verklaren. De middeneeuwsche maatschappij had een zekere ruwe symmetrie de derde stand gold oorspronkelijk bijna niets, maar beteekende ook niet veel meeradel en geestelijkheid wogen elkander op, en dien den gezamenlijk tot evenwigt der koninklijke inagt. Herhaaldelijk werd het evenwicht door verschillende oorzaken verbroken, cn telkens herstelde liet zich met moeite. Maar telkens wordt die herstelling minder voldoende. Het gewicht van adel en geestelijkheid neemt af en is niet in staat op den duur aan de konink lijke overmagt tegenstand te bieden. Vandaar sedert Philips IV, en vooral na het eind der oorlogen met Engeland, die het een eeuw lang gestuit hadden, tégen het eind der midden eeuwen toenemend despotisme, en, wat daarbij hoort, revolutionaire pogingen van verzet, eerst door den adel in verbond met de Hugenoten, dan, in den tijd der Fronde, door een hofpartij 'met het Parijzer parlement als bondgenoot, eindelijk bij het begin der Revolutie, door de Jansenistgezinde parlementen en enkele hooggeplaatste hovelingen. Hoeveel die voor name oppositiemannen tot het oproepen der omwenteling hebben bijgedragen behoeft geen herinnering. Maar het verdient opmerking dat het streven naar politieke vrijheid, niet van het volk maar van de lioogere klasse, zoo als altijd en overal, is uitgegaan. Het volk is meestal omtrent staatkundige vrijheid tame lijk onverschillighet heeft andere rechten noodig tot verbetering van zijn toestand. Het streven naar zulke vrijheid is een andere, en meer gewichtige, zijde der Fransche Revolutie. De verhouding der standen onderling was sedert de middeneeuwen nog veel meer ver anderd, dan die van de standen tot den Koning. De derde stand was van minsten der broede ren hij werd eigenlijk zelfs niet eens als broeder erkend de meeste beduidende ge worden. In getal, in kracht, in kundigheden, in nuttige beschaving was hij adel en geeste lijkheid ver vooruit. En toch bleef hij de min ste in regten en aanzien, en, wat daarmede iu noodzakelijk verband stond, in grondbezit. Die toestand kon niet duren, en toch mislukte iedere poging tot hervorming, de Revolutie heeft er met roekeloos geweld een einde aan gemaakt. Al het middeneeuwsche is spoorloos verdwenen de derde stand heeft de beide ande ren in zich opgenomen, en de standen verga dering in nationale vergaderingen veranderd de privilegiën zijn alle ingetrokken, gelijkheid van rechten en verplichtingen tot wet gemaakt de majoraten en de doode hand zijn opgeheven en de verdeeling van den grond onder de volks klasse onherroepelijk ingevoerd. Dit is de eigenlijke omwenteling, die het Fransche volk op zooveel ellende te staan is 3n, maar wier zegeningen tegen veel kwaads kunnen opwegen. Het goede zonder het kwade zou bereikt zijn, indien hervorming, in plaats van omwenteling, te hulp was geroepen. Maar de dwaasheid der mensehen, het doldriftig doorzetten van wat met bezadigheid ingevoerd had moeten worden, en, aan den anderen kant, het stijfhoofdig tegenhouden van wat niet langer te stuiten viel, draagt de schuld van al gruwelen die de revolutie, toen zij eens was losgebroken, natuurlijk met zich moest brengen. Eveneens is het in vroeger dagen met de kerk hervorming gegaan. Tevergeefs op de concilies der 15e eeuw door de wettige overheid beproefd, maar mislukt door de zelfzucht en onverschilligheid der pre laten, is zij eindelijk met revolutionair geweld door de leeken tot stand gekomen. Wie kan zich het velerlei ongeluk ontveinzen dat de Reformatie bij hare oneindige zegeningen over Europa heeft uitgestort? Maar om het kwaad, dat wij bejammeren, mogen wij bet goedo niet minder achten." Middelburg 10 September. Eene legalisatie-kwestie. Dezer dagen ontvingen wij ter opname een uitvoerig schrijven over zulk eene kwestie, die zich in eene gemeente in onze nabijheid zou hebben voorgedaan. Wij legden dit schrij ven ter zijde, omdat wij de juistheid der daarin gemaakte opmerking betwijfelden. Nu echter ook in andere bladen hetzelfde verhaal met de daaraan vastgeknoopte conclusie voorkomt, meenen wij hieromtrent ons gevoelen te moeten openbaren. De schrijver dan maakt zich boos over het geen wordt genoemd „een zonderlinge wets bepaling in België." Hij beweerde dat de president eener Belgische rechtbank heeft ge weigerd de handteekening van een ambtenaar van den burgerlijken stand te legaliseeren „omdat die ambtenaar, die destijds bet uittreksel (eener geboorte-acte) had geteekend, reeds lang overleden is, en de wet de legalisatie dan niet toelaat." Op grond biervan wordt het dwaze van dergelijke „wetsbepaling" breed uitgemeten en worden do „arme Belgen" met hun wetsbepaling diep beklaagd. Wij zouden willen vragen of het bericht, waarop de redeneering wordt gegrond, wel juist is. Vergissen wij ons niet, dan bestaan in België geen andere bepalingen omtrent legalisatie als in Nederland, en moet bij de legalisatie der handteekening van overleden personen die handteekening op de een of andere wijze voldoende bekend zijn. Nu zijn er om standigheden denkbaar, waardoor dit laatste niet bet geval is. In zulke gevallen wordt tegen bet legaliseeren \aa dergelijke niet vol doend békende handteekening o. i. terecht be zwaar gemaakt. De gevolgen toch eener te lichtvaardig verleende legalisatie in het alge meen kunnen van ingrijpenden aard zijn. In de half October te Rotterdam te houden algemeene vergadering der Vereeniging voor Staathuishoudkunde en Statistiek zal aan de orde komen het vraagstuk der verzekering tegen de geldelijke gevolgen der werkloosheid. Hierover zijn preadviezen uitgebracht door de heeren mr. C. A. Verijn Stuart, mr. C. Raaymakers, prof. mr. H. B. Greven en jhr. mr. D. O. Engelen (bij verhindering van mr. A. Kerdijk.) Aan die adviezen is het volgende ontleend Mr. Verijn Stuart komt tot de conclusie1*. dat een goede werkloosheidstatistiek eene on misbare voorwaarde is voor de totstandkoming eener werkloosheidverzekering2o. dat eene zoodanige statistiek ten onzent nog zoo goed als geheel ontbreekt3o. dat de ervaringen, elders opgedaan, het denkbeeld van werkloo- zentellingen voor dit doel verwerpelijk doen voorkomen4o. dat, daar van de tusschen- komst der vakvereenigingen voorloopig weinig is te wachten, en de speciale commissiën voor de werkloozen wel belangrijk materiaal, doch slechts voor enkele plaatsen kunnen leveren, arbeidsbeurzen onmisbaar bij de totstand koming eener werkloozenverzekering, doch ook afgescheiden daarvan zeer nuttig het aan gewezen orgaan zijn, om denoodige gegevens omtrent de werkloosheid te verzamelen5o. dat eene werklooslieidverzekering niet ook de vrijwillige werkloosheid uit welke oorzaken deze dan ook voortspruit mag omvatten 6o. zich niet moet inlaten met de vraag of de werkloosheid door schuld van den werkman is ontstaan7o. de werklieden in de seizoen- bedrijven slechts moet verzekeren tegen werk loosheid, welke niet het normaal gevolg is van de wisseling der seizoenen, wat geschieden kan door het recht op uitkeering voor deze werk lieden in de perioden, waarin voor hun bedrij ven de slappe tijd valt, eerst na vrij langdurige werkloosheid te doen ingaan8o. dat bij de bepaling der premie rekening bekoort te wor den gehouden met de grootte van het risico, de hoogte van het genoten loon en den leeftijd der verzekerdencn 9o. dat evenzoo de uit keering moet verband houden, niet alleen met het genoten loon, doch ook met den ouderdom der werkloozen. De heer Verrijn Stuart voegt aan het boven staande o. a. toe, dat naar zijne meening aan toepassing van een stelsel van verzekering tegen werkloosheid en in ieder geval aan invoering van verzekeringsdwang nog niet valt te kennen. Van verzekering kan z. i. geen sprake zijn zoolang nog de grondslagen zelve, waarop .{leze zou moeten ruaten, zoo goed al» Igeheel ontbreken. Ook van den spaardwang van Sckanz is hij geen voorstander. Mr Raaijmaker8 betoogt de mogelijkheid eener verzekering tegen werkloosheid; hij be schouwt het als een essentiëel deel van het staatsdoel, ook op sociaal gebied de maatrege len te nemen, welke ia het algemeen belang noodzakelijk zijn, indien het privaat initiatief daartoe niet bij machte is en betoogt verder, dat de verzekeriug tegen werkloosheid een dergelijke maatregel is en dat de staat moet zorgen dat een degelijke, goed geregelde ver zekering tegen werkloosheid tot stand koine. |De verzekering moet z. i. verplicht zijn; in bijdragen van arbeiders en patroons met staats subsidie bestaan zoolang dit noodzakelijk is en tot eene staatsinstelling gemaakt worden. Prof. mr Greven vat zijn beschouwingen aldus samen Verzekering tegen werkloosheid kan nooit meer zijn dan éen van de middelen, om de gevolgen van werkloosheid te verzachten. De oorzaken, waaruit zij voorspruit, blijven bestaan. En hoe voortreffelijk de verzekering moge zijn ingericht, altijd zullen er velen van hulp uit de verzekeringskas verstoken moeten blijven. Van verzekeringskassen tegen werkloosheid, alleen voor dat doel opgericht en op vrijwillige deelneming berustende, valt weinig te ver wachten. Treden alleen de slechte risico's toe, dan is de kas niet bij machte, uit de premiën der verzekerden eene noemenswaarde uitkeering te verleenen. Worden giften van particulieren en subsidiën uit de openbare kas de hoofdbron van de inkomsten, dan wordt de uitkeering een niet aanbevelenswaardige vorm van bedeeling. Wanneer daarentegen de beste elementen onder de werklieden tot toetreding bereid zijn, zonder het lokaas eenersuppletie buiten ver houding tot hunne stortingen, dan verdient het voor hen de voorkeur, hunne bijdragen niet toe te vertrouwen aan hunne particuliere of open bare kas, die alleen bij werkloosheid uitkeering aoet, maar never nail vereemgingeH va» w roepsgenooten, die daarnevens de overige ge meenschappelijke belangen der werklieden in het vak behartigen. Zoowel de verplichte verzekering tegen werk loosheid als verplicht sparen, kunnen in de eerste jaren wel niet anders worden ingevoerd dan bij wijze van proef. Plaatselijke regeling, en wel alleen voor bepaalde beroepen, moet uit dien hoofde worden aanbevolen. Het is wenschelijk te achten, dat aan den gemeentelijken wetgever in dit opzicht ruimer bevoegdheid worde verleend. Het verdient geen aanbeveling, met de ver plichte verzekering voor eenig beroep derge lijke proef te nemen, vóór duidelijk gebleken is, dat de overgroote meerderheid der werk lieden in dat beroep den maatregel verlangt. Voor eene proefneming met verplicht sparen kan van dezen eisch worden afgezien. Jhr mr Engelen betoogt, dat de overheid het orgaan is om de regeling der verzekering ter hand te nemen, en verklaart ten slotte, dat hem de uitvoerbaarheid der verzekering voorkomt aan grooten twijfel onderhevig te zijn. Het onvrijwillige, dat der werkloosheid moet aan kleven om tegen hare economische gevolgen verzekerd te kunnen zijn, in het algemeen het persoonlijke, dat de instelling steeds zal be heer schen, zal z. i. blijken aan de uitvoerbaar heid van den maatregel, als verzekering, in den weg te staan. kruising met vreemde rassen, zijn de groote soorten sterk vertegenwoordigd. Donderdag morgen ontstond op (le hofstede, bewoond door den landbouwer Flik- weert te C'amperland, braud inliet wagen huis. Dit gebouwtje is met het daarin aan wezige graan, alsmede een wagen in vlammen opgegaan. Op het werk aan den inlaagdijk in den ITfOompolder (N.-B.) is Maandag jl. een werk man met den voet onder een zaudwagen ge raakt, waardoor hem de groote teen werd ver brijzeld. De boekhandelaarsfirma S. Ochtman en Zn. te Zierikzee, die Donderdag liaar 50-jarig bestaan vierde, is benoemd tot hofleverancier. Te Stavenisse hebben zich in de laatste dagen weer nieuwe gevallen van mond en klauwzeer voorgedaan. Bijna geen enkele stal of weide is vrijgeblevcn. In ons nommer van Donderdag werd in een bericht omtrent de raadsvergadering te Gr o ede gemeld, dat een voorstel van den heer De Roo, om de opcenten op het perso neel niet meer te heffen en den hoofdei ij ken omslag met het bedrag daarvan te verhoogen, aangenomen werd met 4 tegen 2 Btemmen en dat onder de twee tegenstemmers behoorde de heer Fremouw. Dit is, naar men ons nader meldt-, niet juist; het voorstel werd aangenomen met 5 stemmen tegen éen en de heer Fremouw behoorde onder de leden die voor stemden. Verkoopingen enz. Donderdag avond zijn op de bovenzaal der sociëteit De Vergenoeging alhier, ten overstaan van den notaris A. M. Tak, de vol gende panden en erven verkocht, alle staande en gelegen te Middelburg: een woonhuis en erf met tuin aan de Lange lioeksingel, wijk L no 126, groot 13 a. 75 cent., voor f 8001 een winkelhuis en erf aan den Kortendelft, wijk A no 84, groot 46 cent., voor f 2700 een woonhuis en erf met tuin aan de Nieuw- straat, wijk G no 227, groot 2 a. 78 cent., voor f 3800; een woonhuis en erf aan de Nieuwstraat, wijk G no 226, groot 1 a. 43 cent., voor f 2476; een woonhuis en erf aan den Wal, wijk B no 53, groot 74 cent., voor f 1750; een woonhuis en erf aan de Hoogstraat, wijk I no 136, groot 45 cent., voor f 990; en een woonhuis en erf met tuin aan de Vlis- singsche straat, wijk K no 49, groot 1 are 65 cent., voor f 2650. UIT STAD EN PROVINCIE. Naar wij vernemen is do averij aan de provinciale stoomboot Zeeuivsch llaander waarvan in ons vorig nommer melding is gemaakt, veroorzaakt door het breken vaneen excentriekstang, die op haar benrt het centre piece beschadigde. Zeer waarschijnlijk zal de boot a. e. Maan dag weder dienst kunnen doen. Het onderwijs aan de R. H. B. S. a 1 h i e r, cursus 1897/98, is aangevangen met 120 leer lingen, waaronder 4 vrouwelijke. De cursus aan de H. B. S. te G o e s wordt dit jaar gevolgd door 99 leerlingen, waaronder 9 vrouwelijke. De gemeenteraad van Oost - en West- Souburg benoemde, in plaats van wijlen den heer J. de Witte, tot wethouder den heer C. van de Putte. In Westelijk Zuid-Beveland heerscht tegenwoordig een uitgebreide handel in konijnen. Bij honderden worden deze dieren geslacht en uitgevoerd naar Engeland. Het aantal opkoopers is betrekkelijk talrijk, tenge volge waarvan haast geen huis wordt overge slagen, waar niet naar konijnen wordt geïnfor meerd; voor de bezitters levert dit een groot gemak en voordeel op. Ofschoon veel konijnen ten verkoop voorhanden zijn, kunnen toch hooge prijzen bedongen worden. Men besteedt per stuk f 1.25 pn daarboven. Dank zij de RECHTSZAKEN. Arrondissements-Rechtbank te Middelburg, Heden, Vrijdag, zijn veroordeeld wegens diefstalA. K., 27 j., varensgezel, Wemel- dinge, thans alhier in hechtenis, tot 6 m. gev straf; beleediging van ambtenarenB. D., 29 j., liedjeszanger, zonder bekende woon- of ver blijfplaats, tot 8 d. gev. straf; mishandelingC. N., 21 j., landbouwersknecht, Axel, tot 2 m. gev. straf, en H. v. d. V., 49 j., baker, Vlissingen, tot f 5 b. s. 5 d. li.; huisvredebreukF. S., 20 j., voerman, Stekene (België), tot 1 m. gev. straf, en S. v. E., 21 j., broodbakker, en J. V., 19 j., visscher, beiden Arnemuiden, elk tot f 5 b. s. 5 d. h. vernieling J. B. v. G., 19 j., klompenmaker, Clinge, tot f 5 b. s. 5 d. h., en wederspannigheidA. A. d. P., 33 j., arbei der, Axel, tot 1 m. gev. straf. Voor de Amsterdamsche rechtbank werd Donderdag behandeld de zaak tegen den jon gen man, beschuldigd van dubbele poging tot doodslag in den nacht van 6 Mei, gepleegd op zijn meisje en den kastelein aan den Zeedijk, bij wien zij diende, waarna hij zich zeiven een kogel door het hoofd joeg. Van de bekomen wonden zijn alle drie gelukkig hersteld. De ambtenaar van het O. M. eischte de ver oordeeling van beklaagde tot 6 jaar gevange nisstraf. De verdediger pleitte een onderzoek naar de geestvermogens van zijn cliënt, of, mocht de rechtbank dit gevoelen niet deelen, lichter straf, op grond dat 'alle voorbedachtheid tot moord ontbrak en dus enkel van zware mis handeling sprake kon zijn. Uitspraak aanst. Donderdag. LETTEREN EN KUNST, Te Frankfurt overleed de bekende zange res, mej. Jo Kempces. Een reuzenwerk is thans voltooid. De oud-hoogleeraar mr H. P. G. Quack heeft zijn bekend werk De Sodalisten voleindigd,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 1