MIDDELRIRGSCHE COURANT.
N°. 213,
140" Jaargang.
1897.
Yrijdai
10 September.
Ongeloof en revolutie,
8'
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer.
Middelburg 9 Sept. 8 u. vm. 57 gr. 12 u. 64
gr., av. 4 u. 59 gr. F. Verw. tam. kr. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één nur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclamos 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Met ingenomenheid hebben wij begroeide
aandacht, die van verschillende zijden ge
schonken is aan ons opstel„Tegen
over de revolutie het Evangelie",
Al uitte die belangstelling zich ook op
verschillende wijzen, wij waardeeren te veel
de wrijving van gedachten, om niet van elke
h e n 8 o h e bestrijding met erkentelijkheid
kennis te nemen. En al twijfelen wij ook
aan het bekeeren van hen, die nu eenmaal
op een vast standpunt in deze staan, er is
nog altijd een breede stroom van personen,
die vooral over zulk een belangrijk punt
van staatsbeleid geen opinie hebben. Hen
voor te lichten, mits binnen de grenzen van
de hoofdzaak, is wellicht niet van nut ont
bloot.
Het was daarom met groot genoegen, dat
wij een paar opstellen lazen in Eet Neder-
landick Dagblad, orgaan tot verspreiding van
de Christelyk-Historische beginselen, welke
opstellen, die nog worden voortgezet, zich
niet alleen kenmerken door een wel willenden
toon, maar waarvan de schrijver zich plaatst
op het o. i. juiste standpunt en, zich alleen
bepalend tot de hoofdzaak, ons opstel tot
grondslag neemt.
Op die wijze alleen is polemiek mogelijk.
Naar aanleiding van dit opstel nn schrijft hij
„Niet in elk opzicht keuren wij die be
strijding at. Met groote scherpzinnigheid
heeft Groen van Prinsterer indertijd betoogd,
dat de Fransche revolutie van 1789, niet
door de bestaande misbruiken in kerk en
staat is veroorzaakt, maar door den geest
des ongeloofs, en niet geheel ten onrechte
beweert de Middelburgsche Courantdat die
geest des ongeloofs dan toch niet alleen
talk eene vreeselijke uitwerking heeft gehad.
„De misbruiken, waaronder het volk ge
bukt ging, waren werkelijk grooter, dan
Groen van Prinsterer dacht. Zijn Ongeloof
en Revolutie is ook nu nog eene studie
waard om ons te leeren ook het goede in
de organisatie van staat en maatschappij
vóór de Fransche revolutie te waardeeren
en de voordeelen dier revolutie vooral niet
te overschatten, maar hij gaat zeker te ver,
wanneer hij de revolutie alleen uit het
ongeloof en niet ook uit het machtsmisbruik
der vorBten wil verklaren. Wij herinneren
hier slechts aan wat wij nog kort geleden
over het verband tuBscben de revolutie en
het misbruik der woorden: „Koning bij de
gratie Gods1' hebben gezegd, maar wat ons
hindert, is dat de Middelburgseke Courant
de Hervorming zelve met de Fransche
revolntie op één lijn stelt. Protestanten
moeten beter weten en mogen niet dooreen
los daarheen geworpen woord voedsel geven
aan roomsche verwijten, op vooroordeel en
onbekendheid met de geschiedenis gegrond."
Eene enkele opmerking zij ons in ver
band met het bovenstaande veroorloofd.
Wij hebben volstrekt niet de Fransche
revolutie op één lijn gesteld met de Her
vorming.
Wij hebben eenvoudig beweerd, dat tal
van hervormingen in kerk en staat, maar
vooral in de kerk, op revolutie zijn gegrond
vest; en wij wezen er nadrukkelijk op dat
elke revolutie op zich zelf dient beoordeeld
en geoordeeld te worden. Dat alleen is
noodig om ze ook te leeren waardeeren.
Over de appreciatie van revoluties, op
welk gebied ook, van de Hervorming en
andere omwentelingen zal steeds verschil
van gevoelen blijven bestaan. Daarover te
debatteeren is een onbegonnen werkwij
bepaalden ons daarom ook alleen tot het
bestrijden en het aantoonen van het vage,
het ongeoorloofde van een lenze, die een
voudig er op ingericht is, om den weinig
nadenkenden met woorden een rad voor de
oogen te draaien.
En nu willen wij zeiven ons niet verder
op dit punt verdedigen, ons gevoelen nader
ontvouwen, maar liever, wat ons practiscber
en meer afdoende voorkomt, een bondgenoot
oproepen, iemand, die zelfs van de andere
syde als getuige tegen ons werd genoemd.
Onze lezers veroorloven ons een paar
aanhalingen te doen uit bet bekende werkje
van mr, later professor R. FruinEet anti
revolutionaire staatsregt van mr Groen van
Agenten.
Te Zierikzee: A. C. db Mooij, te Tholen: W. A.
van Niel'WENHüIJZEN.
Prinsterer ontvouwd en beoordeeldeen ver
dienstelijk geschrift, dat, al dateert het ook
van 1853, ook nu nog zijne waarde heeft
en van zijne actualiteit nog niets verloor.
De schrijver wees er uitdrukkelijk op,
boe men alleen door bet bestudeeren van
uitheem8che werken over anti-revolutionnair
staatsrecht, in het bijzonder van Stabls
Pliilosophie des Rechts en kleinere geschrif
ten, een volledig denkbeeld krijgen kan van
de gevolgen, die voor Staat en Maatschappij
uit Groen's beginselen voortvloeien.
Maar tegelijkertijd verklaarde de heer
Fruin uitdrukkelijk en terecht, dat het niet
zonder gevaar is den eenen anti-revolution
nair uit den anderen te verklaren of te com-
pleteeren; want, si dragen allen denzelfden
naam, zij verschillen toch onderling, zelfs
in hoofdpunten. Om maar binnen de grenzen
van ons land te blijvenBilderdijk en
Van der Kemp zijn anti-revolationnair zooals
Groendcch in het leerstuk der wettigheid
van den opstand zijn zij met hem in vol
komen tegenspraak. Groen protesteert dan
ook tegen alle solidariteit met de begrippen
van Bilderdijk of andere geloofsgenooten,
,opdat men niet ter ontwijking van nieuwen
strijd ook zeer uiteenloopende gevoelens
onder de denkbeelden eener partij zou rang
schikken, die men meent of beweert over
wonnen te hebben."
Op grond van dit eigenaardig verschijn
sel, dat ook heden ten dage nog steeds valt
waar te nemen, bepaalde de heer Fruin zich
alleen tot de leer en geschriften van mr
Groen van Prinsterer, wiens klacht over zijn
tijd nog preoies dezelfde is als die welke
thans wordt aangehevenevenals dieDS
zifting in revolntionnair en anti-revolutionnair.
Ongeloof werd ook door bem op éen lijn
met revolutie gesteld. Daartegen kwam mr
Fruin ook ernstig op. Hij vond die namen
revolntionnair en anti-revolutionnair hoogst
ongepast. „Wien noemen wij in het ge
wone gebruik revolutionair zoo schreef
bij. „Hem die zijne inzigten en plannen
door omwenteling verwezenlijkt wenscht te
zien. Doch Groen verstaat er onder iemand
die de begrippeD, sedert de omwenteling van
'89 in zwang gekomen, toegedaan is, zonder
in het minst te bedoelen, dat by die door een
omwenteling in werking zoekt te brengen.
Dusdanig gebruik laat het woord niet toe;
wie revolutionair hoort zeggen, denkt aan
omwentelingsgezind; en de party, die zoo
genoemd wordt, wordt zijdelings en bedekt
van revolutionaire neigingen en oogmerken
beschuldigt. Men kan in de revolutie tweeër
lei afkeuren: vooreerst, de geweldige wys
waarop veranderd is; ten tweede, de veran
dering zelve, wanneer men die voor geen
verbetering houdt. Nu spreekt het wel van
zelf, dat men alleen hen revolutionair mag
noemen, die de geweldige wys der veran
dering toejuichen; niet hen, die deze ten
sterkste afkeuren, maar de verandering
toch voor verbetering aanzien. Even onge
past voor Groen en zijne vrienden acht ik
den naam van anti-revolutionair. Zyne onbe
paaldheid en rekbaarheid maakt hem mis
schien voor een oppositie-leus aannemèlyk,
maar juist daarom is hij voor wetenschappe
lijke discussie ten eenenmale onbruikbaar.
Hij leert alleen wat de partij niet wil, maar
laat ons volstrekt onzeker omtrent hare
eigenlyke leer en bedoelingen. Tegenover
de moderne (revolutie) begrippen, kan men
de meest uiteenloopende stelsels over stellen
om niet by het bloot mogelyke te biy-
ven, naast de protestantsche staan de katho
lieke anti-revolutionairen, die men van deze
wel moet onderscheiden. Wij hebben met
de laatstgenoemden het minst te maken, maar
op zichzelve beschouwd is hunne leer veel
onkeiyker en belangrijker dau die van
Groen en zijn aanhang. De ultramontanen
zyn de echte en oorspronkelijke anti-revo
lutionairen. Zij hebben het stelsel uitgedacht
en tot in de uiterste gevolgen omhelsd".
De protestanten nu hebben, volgens het
gevoelen van mr Fruin, het stelsel slechts
gewijzigd en voor hunne overige leerstel
lingen van pas gemaakt, niet zonder veel
wezenlijks te verwerpen, en veel voortreffe
lijks te verminkenmaar als Groen en zijne
volgelingen consequent wilden zyn, zouden
zij, zonder fout, tot het ultramontanisme
komen.
Hierin ligt nu onzes inziens de verklaring
van de sympathie, die tusscben beide bestaat;
en van de samenwerking van deze twee staats
partijen, maar tevens de duidelijke vinger
wijzing vaD het gevaar, dat ons land dreigt
als zy de macht in handen kregen. Zy
streven naar éen doelzij stnren éen en
dezelfde richting nik
Na zijn gevoelen eenigzins breeder ont
vouwd te hebben, komt mr Fruin tot de
hoofdzaak en nadert zijn betoog het onze,
waar hij de bewering van Groen bestrijdt
dat de Fransche omwenteling met al bare
gruwelen het noodzakelyk gevolg is geweest
der ongeloovige theorieën. „Op dit thema
is Groen zeer rijk in variatiën: de helt't
van Ongeloof en Revolutie is er mee opge
vuld. Maar overtuigend vindt mr Fruin zijne
redenering niet. Zijn gansche opvatting der
revolutie hangt af van vooroordeelenhij
zoekt in haar de bevestiging van zyne ab
stracte theorie; geen wonder dat hij vindt
wat hij zoekt. Want, zooals ieder ketter
zi)n letter heeft, zoo heeft iedere utopist
zyne feiten, waarop hij zich met vertronwen
beroept.
„Doch het verraadt weinig menschen-
kennis, om, zooals Groen, de handelingen
der menschen en volkeren af te leiden uit
hunne begrippen. Hoe weinig invloed
oefenen dezen daarop nik Hartstogt is de
algemeene en altijd gelijke drijfveer in de
geschiedenis, en daarom zijn de daden der
menschen van de meest verwijderde tijd
vakken altijd gelijksoortig. Hoe zou dit
mogelyk zyn, indien de begrippen, die zoo
volkomen in den loop der eeuwen verande
ren, de hoofdoorzaak der handelingen waren.
Het is vreemd een man, van zooveel door-
zigt als Groen, te hooren vertellen, wat
zachtaardige en gemoedelijke menschen
Robespierre en St Just en diergelyken ge
weest zijn, en hoe het alleen aan hunne
denkbeelden van onbedorvenheid der rede,
en volkssouvereiniteit ön staats-alvermogen
te wijten is, dat zij gemoord en geplunderd
en geraasd hebben, als waren zy wezenlijk
heerschzuchtig en bloeddorstig van aard.
Zouden zij de eersten geweest zijn, bij wie
plotselinge verheffing de kiem van velerlei
ondeugd in korten tijd in de hevigste mate
ontwikkeld had.? Zouden er in andere tijd
vakken der geschiedenis, in de eenw der
volksverhuizing, in de eeuw der godsdienst
oorlogen geen analoge voorbeelden te vinden
zijn
Voorzeker wel.
De geschiedenis der wereld spreekt er
van op elke bladzyde.
En Groen zelf getuigt: „in de kens der
middelen geen onderscheid van goed en
kwaad te erkennen is het eigenaardig
kenmerk niet van het Jezuïtisme, niet van
het Jacobinisme, maar van alle dweeperij."
Juist, dweperij.
En hier zien wij ons geplaatst voor het
cardinale punt.
Overal en altijd door zien wy dwepers
aan het werk, wier daden door hartstocht
worden ingegeven.
Laat od8 in een volgend opstel aan de
hand van mr Fruin eenige voorbeelden Aan
halen van dweperij, bewijzen aanvoeren voor
onze bewering dat de Fransche revolutie
was eennatuurlijk gevolg van een samen
loop van omstandigheden, duidelijk aan te
wyzen; dat die revolutie hare goede zyden
ook had dat, om de uitspattingen, waaraan
dwepers zich toen schuldig maakten, niet
vergeten mag worden, dat zy eene gewenschte
maatschappelijke hervorming ten gevolge had.
Maar vooral dat op godsdienstig gebied het
zelfde verschijnsel zich heeft voorgedaan,
zoodat bet niet aangaat altijd en weer het
ongeloof met de revolutie te vereenzelvigen,
Neen: men dient te erkennen dat op het
gebied van revolutie het geloof een even
zware, zoo niet een veel zwaarder schuld
heefk
Middelburg 9 September.
is aan de heeren mr N. G. Pierson en C.
Lely, op hun verzoek, eervol ontslag verleend
als lid van de Centrale commissie tot inrich
ting van de afdeelingeh. van Nederland en zijne
koloniën en tot behartiging van de belangen
der inzenders in die afdeelingen op de in 1900
te Parijs te houden wereldtentoonstellingen
zyn in die commissie benoemd tot leden de
heerenP. van der Burg, hoogleeraar aan de
polytechnische school te DelftJ. F. W. Con
rad, lid van de Tweede kamer, voorzitter van
het Koninklijk Instituut van ingenieurs, te
's Gravenhagedr D. de Loos, directeur der
H. B. S. te Leidendr H. J. A. M. Schaepman,
lid van de Tweede kamer, te RijsenbiirgJ.
Th. M. Smits van Oijen, lid van do Tweede
kamer, te Eindhoven
is de O.-I. ambtenaar met verlof I. Peelen,
laatstelijk assistent-resident van Martapoera
Znider- en Oosterafdeeling van Borneo, op zijn
verzoek, eervol uit 's lands dienst in Neder-
landsch-Indië ontslagen, met toekenning van
pensioen.
AT J E H.
Zooals nog in een deel der oplaag van
ons vorig norumer gemeld is, zijn bij het Dep.
van koloniën ontvangen de volgende, van
8 dezer gedagteekende, telegrammen van den
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië
Het eerste telegram, betreffende de beBtnurs-
regeling, die ter Noordkust van Atjeh getroffen
is als gevolg van de krijgsverrichtingen aldaar
in de vorige maand, luidt:
„Toekoa Bintara Pinang aanvaardt het be
stuur over de Moekims Pakan Baroe en Pakan
Soth en bezet aldaar drie punten. Eene com
pagnie gaat terug naar Kota-Radja, de drie
overigen blijven voorloopig te Segli."
Het tweede, dat de gebeurtenissen in Groot-
Atjeli betreft, luidt
Gisteren had in het dal van Lamteh in
Lepong een gevecht plaats met sterke benden
van Toekoe Oemar, wier klewangaanval drie
maal werd afgeslagen.
„Gesneuveld drie fuseliers en gewond óén
officier en twee militairen beneden dien rang."
benoemingen ENZ.
Bij kon. besluit:
is benoemd tot adjudant bij het reg. grena
diers en jagers de eerste-luitè H. S. Hordijk,
van het korps
VOLKSBOND.
Woensdag werd, onder leiding van mr F. W.
J. G. Snijder van Wissekerke, in Kras-
napolsky te Amsterdam de jaarvergadering
gehouden van den Volksbond, vereeniging
tegen drankmisbruik.
Het jaarverslag ving aan met een hulde aan
mr Goeman Borgesius, die 18 jaar in het be
stuur zitting had, doch nu moest aftreden en
het voorzitterschap neerleggen, daar hy tot het
Ministersambt werd geroepen. Hulde werd ook
gebracht aan de heeren Sibmacher Zijnen en
Keller van Hoorn, voor wat zij voor den Bond
deden, alsmede aan de nagedachtenis van jhr
Beelaerts van Blokland, wiens plaats werd
ingenomen door mr R. J. H. Patljn. De afdee-
ling Kollum werd ontbonden en te Alkmaar
een nieuwe afdeeling gesticht met 100 leden.
Dr. W. P. Ruijsch deed eenige
over de werkzaamheden van het congres tegen
den drank te Brussel gehouden.
De aftredende bestuursleden, dr. Ruijsch, mr.
Snijder van Wissekerke en de heer Van der
Voort, werden bij acclamatie herkozen. Voor
den heer Sibmacher Zijnen werd gekozen dr.
Juliusde vervulling der andere vacatures werd
tot een volgend jaar aangehouden.
Hierna volgde de bespreking van het rapport
der commissie ter zake der herziening van de
drankwet.
In hoofdlijnen is dat rapport zoo goed als
gereed. De commissie kwam tot besluit, dat
het Gotlienburger stelsel in gewijzigden vorm
ook in Nederland wel in toepassing kan wor
den gebracht. Alles zal in dezen afhangen van
hetgeen in 1901 gebeurt, als wanneer zal zijn
uitgemaakt hoe de wet betreffende den duur
van het vergunningsrecht dient te worden ge
ïnterpreteerd en of er in 1901 tal van vergun
ningen zullen vrijvallen, welke vergunnin
gen dan aan maatschappijen zullen kunnen
ten deel vallen. Ten tweede zal bij
wijziging der wet het vergunningsrecht niet
langer behooren to komen aan de gemeente,
maar aan het rijk. Alleen zal de gemeente van
het rijk hebben te ontvangen het recht van
het wettelijk maximum. Maar dan zal het be
lang der gemeente ophouden bij een stijgend
aantal der vergunningen. Ten derdo wenscht
de commissie bepalingen to zien voorgesteld
tegen den clandestienen verkoop. Ieder, die eet-
of drinkwaren verkoopt, zal daartoe gratis
vergunning verkrijgen. Schenkt hij echter clan
destien drank, dan zal hij de vergunning ver
liezen. Ten vierde zal do hoeveelheid van 2
liter, die mag worden verkocht, moeten worden
gebracht tot 5.
Op een telegram aan den minister van
binnenl. zaken gezonden, antwoordde deze met
hartelyk dank te betuigen voor de waardee-
rende weordep, over beta
wenschen voor den voortdurenden bloei van
den Volksbond.
Uit de rekening bleek, dat de ontvangsten
bedroegen f 2388, de uitgaven f 1718, en alzoo
het batig saldo f 669.
Als plaats voor de volgende vergadering
werd Alkmaar aangewezen.
UIT STAD ÉN PROVINCIE.
Bij kon. besluit is, met ingang van 1 No
vember a., op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend aan A. de Nood Jz., als raad in het be-
Btnur van het waterschap Walcheren, provincie
Zeeland.
In het polderhuis in de Abdij alhier
had heden middag door het polderbestuur van
Walcheren de uitloting plaats van aclit stuks
obligatiën, elk van f 1000, volgens art. 7 van
het conversieplan van 3 Maart 1856, welke
obligatiën zullen worden afgelost na 1 Januari
"198.
Getrokken werden de nommers: 806, 1,313,
592, 214n. en b, 95, 543 en 137.
De heer mr. E. Fokker, afgevaardigde ter
Tweede kamer voor Alkmaar, heeft Woensdag
avond Middelburg verlaten, om zich met
ter woon te 's Gravenhage te vestigen.
Bij de werkzaamheden aan den inlaag in
den Th oompolder onder Wissekerke geraakte
Woensdagmiddag een werkman, die twee wa
gens van den grondtrein wilde koppelen, met
den duim der rechterhand tusschen de buffers.
De duim werd gedeeltelijk verpletterd.
De gemeenteraad van Kerkwerve be
sloot aan Gedeputeerde staten te verzoeken de
jaarwedde van den burgemeester en den secre
taris te bepalen op 312.50, zijnde '/4 hooger
dan het tegenwoordig bedrag.
In de nabijheid van Koewacht zijn Woens
dag nacht weder eens door de Belgische douanen
drie koeien van puike qualiteit in beslag ge
nomen..
De wielrijdersvereeniging Exclsior te
Koewacht had bij gelegenheid der kermis
aldaar een wedstrijd uitgeschreven, welke
Woensdag plaats had en waaraan 41 liefheb
bers deelnamen. De eerste en tweede prgs
voor het spel Vogelpik, bedragende achtereen
volgens 8 en 6 francs, werden behaald door
Ch. de Theye te Hontenisse en Fr. Naessens te
Koewacht. De eerste twee prijzen van dezelfde
grootte voor ringsteken, werden gewonnen door
A. Houtequit te Hontenisse en L. Loureijse te
Clinge.
't Loopt tegenwoordig weer bijzonder mee
met den provincialen stoombootdienst op de
Westerschelde zegt de Ter Neuz. Crt. Moest
Maandagmorgen een reis vervallen door een
gebrek aan de machine van de Zceuwseh
Vlaanderen, Woensdagmorgen is de boot op
nieuw defect geraakt. Toen zij voor de reis
van 10,20 van Terneuzen was uitgevaren, moest
zy even buiten de haven ankeren, daar men
niet kon doorvaren wegens een gebrek, naar
we hoorden, aan de raderen. De conducteur met
den stuurman zijn toen per roeiboot naar Ter-
neuzen teruggekomen, ten einde het gebeurde
ter kennis te brengen van den heer Van Rompu,
lid van Ged. Staten. Met de sleepboot Giesen-
dambehoorende bij den baggermolen, thans
in de haven werkzaam, werden daarna de post
en de passagiers van de Zeeuwsch- Vlaanderen
afgehaald en te Terneuzen aan wal gebracht,
waarna naar Vlissingen om een andere boot
werd geseind.
Daar ook de Walcheren in reparatie ligt, zijn
op dit oogenblik de beide nieuwe booten buiten
dienst.
Vele passagiers, (die van de boot van 10.20,
vermeerderd met hen die met de middagboot
hadden willen vertrekken) verbeidden in den
omtrek van de aanlegplaats de komst van een
boot, waarom geseind was, oin lien naar Vlis
singen te vervoeren. Dat er aan gemor geen
gebrek was en de gesprekken van hen, die hun
reisplan gestoord zagen, niet opwekkend waren,
laat zich begrijpen.
Omstreeks 4 uren arriveerde een sleepboot
by de Zeeuwsch-Vlaanderen en nam- deze op
sleeptouw; toen het evenwel bleek dat men
naar Vlissingen zou terugkeeren, zonder te
Terneuzen do passagiers af.te halen, nam de
heer Van Rompu het besluit, om dezen met
de Giesendam aan boord te laten brengen. Dit
besluit werd zóo vlug uitgevoerd, dat eenige
passagiers, hoewel direct gewaarschuwd, nog te
laat kwamen.
Volgens bericht uit Vlissingen, zou verder
een boot op den gewonen tijd vertrekken om
den dienst uit te voeren.
(Wij verwijzen, in verband met het boven
staande, naar de in dit nommer voorkomende
advertentie' betreffende een gewijzigde regeling
van dezen dienst.)
Men schrijft ons uit Biervliet:
In dé jongste raadszitting, Dinsdag, waarin