ZITTING VAN VRIJDAG 16 JULI 1897.
77
wegens de kosten en het nu met het oog daarop niet
aangaat, twee nieuwe reizen in te lasscheD, waarvan
geen gebrnik wordt gemaakt.
De heer Snijders* Ik acht het wei toevallig, mijn
heer de voorzitter, dat ook deze klacht ter oore ge
komen is van Gedeputeerde Staten. Indertijd toch is
verklaard dat Gedeputeerde Staten nooit klachten
vernamen.
Het geachte lid van bei Gedeputeerd College spreekt
van het innemen van kolen. Dat antwoord is rog in
mijne afdeeling ook gegeven. Maar het is immers toch
reeds eenige jaren geleden dat een belangrijk bedrag
is gevoteerd voor een bergplaats van kolen vlak bij de
aanlegplaats der stoombooten.
De wet van 23 April 1880 Staatsblad n° 67) schrijft
voor dat openbare middelen van vervoer verplicht zijn
de uren van vertrek en aankomst bekend te maken en
na te komen en bepaalt eene boete van 1 tot f 25,
wanneer buiten noodzakelijkheid in strijd hiermede
gehandeld wordt. Ik heb in mijne afdeeling de wenscbe-
lijkheid aangetoond om, terstond wanneer er een be
letsel ontstaat, daaraan openbaarheid te geven, opdat
zooveel mogelijk alle belanghebbenden daarmede in
kennis zouden kunnen worden gesteld. Mij is geant
woord, dat zulks onmogelijk is, doch wanneer het
burean van den directeur gevestigd was nabij de plaats
van vertrek en aankomst der booten, dan kon terstond
per draad kennis gegeven worden aan de ondernemers
der openbare en bijzondere middelen van vervoer te
Vlissingen en te Middelburg.
Zoo ook wanneer door groot veevervoer de booten
voor personenvervoer ongeschikt zijn, ten minste als
men van meening is dat de passagiers recht hebben
op een andere plaats dan, zooale Maandag jl., te midden
van het vee nog beter ware het, mijns bedunkens,
afvaarturen aan te wijzen waarop veevervoer niet ge
schieden kan.
Mijns inziens zou het tijdig bekend maken van
een en ander den dieDst bij bet publiek meer waar
deering doen vinden dan thans het geval is.
Bij art. 25 van hetzelfde hoofdstuk, subsidie aan
de Maatschappij ut bei ar dering van landbouw en veeteelt
in Zeeland, voor de bevordering en aanmoediging
der paardenfokkerij in die provincie f 8.000 zegt
de heer Hombach. Mijnheer de voorzitter. Ik wil
thans geen gebruik maken van mijn recht om op art.
25 een amendement voor te stellen, strekkende om de
som van f 8000 te verieenen aan de afdeeling Zeeland
NederlandsJi Paardenstamboek doch liever wachten
•tot eene volgende vergadering. Ik acht het beleefd het
Gedeputeerd college de gelegenheid te geven deze zaak
nader te overwegen.
De heer lie Jonge. Mynheer de voorzitter. Ik
stel voor art. 25 van Hoofdst. VIII te verminderen
met f 5650 en alzoo terug te brengen op f 2350.
De beer Van de* Have. Ik was, mijnbeer de
•voorzitter, het lid in de afdeeling, dat bezwaar had
zyn goedkeurende stem te geven aan art. 25, op grond
dat ik meer meeging met de voorwaarde, door de re
geering gesteld dat het verboden zou zijn afgekeurde
hengsten te gebruiker). Het doet mg leed dat ik in
de najaarsvergadering niet tegenwoordig kon zijn
gaarne had ik toen deelgenomen aan de bespreking
over de kwestie van verplichte bengstenkeuriDg. Ik
geef toe dat in 1817 en 1818 door de regeering een
reglement in het leven i3 geroepen dat dezelfde bedoe
ling had en dat later is ingetrokken, maar ik meen
dat niet uit het oog mag worden verloren dat de om
standigheden van toen en nu zeer verschillend zgn.
Toen werd de vrijheid aan banden gelegd zonder dat
daarvoor iets in de plaats werd gegeven thans heeft
de regeering door het verieenen van subsidiën getoond
BljtoegH) van de iMlddeUturgscbt (oarant van zater
belang te stelleu in de fokkerij. Het verbod om heng
eten te gebruiken betreft alleen die dieren, die met
erfelijke gebreken behept zijn, en strekt mitsdien om
veredeling van het paardenras te bevorderen.
Naar het mij voorkomt is de kortste a/stand tus-
achen de twee punten, die 't hier geldt, het verieenen
van subsidie in verband met bet veredelen van het
ras, de rechte Ijjn, nl. het gebruiken van goede fok-
dieren. De regeering wil m. i. het goede en nu gaat
het, geloof ik, niet aan, om, nn de regeering met 1
Januari 1898 geen subsidie meer zal verieenen, de
belastingschuldigen in de provincie te belasten met
deze belangrijke meerdere nitgave.
Dit gaat daarom te minder aan omdat het hier be
treft het doorvoeren van een balven maatregel en het
in toepassing brengen van iets dat naar eigenzinnig
heid zweemt.
De heer Hombach. Ik geloof, mijnbeer de voor
zitter, dat de redeneeriug van den geachten vorigen
spreker niet opgaat. Men verge toch niet, nu deze
post wordt voorgedragen, nadat alle afdeelingen der
Zeeuwsehe landbouwmaatschappij gehoord zijn gewor
den, dat de leden dezer vergadering thans als hun mee
ning uitspreken, dat het hun wenschelijk voorkomt, het
gebruik van afgekeurde hengsten te verbieden. Ik
meen integendeel, dat men nu flink tegenover de mi
nisters, die weigeren subsidie te verieenen, en ons
dwang willeD opleggen, moet optreden, en niet alleen
krachtig met woorden afkeuren wat de regeering in
deze doet, maar met daden bewijzen.
De heer Hennequln. Ik wil met een enkel
woord opkomen tegen het amendement van den heer
De Jonge. Ik zal niet de vraag stellen of bet wen
schelijk. is om langs een zijweg terug te komen op een
eenmaal genomen besluitwij staan thans voor de
kans dat een reglement van nauwelijks een uur ond
vau zijne beteekenis zal worden beroofd. De aanne
ming van het amendement van den beer De Jong zal
ongetwijfeld dit gevolg hebben.
De heer Van der Have doet bet voorkomen of zijne
medestanders tegen het pas aangenomen reglement met
hem den dwaBg der regeering willen. Dat nu is niet
juist. Wie stonden in hoofdzaak tegenover elkander?
Zij die volkomen vrijheid wenschen te behouden en
zij die zich nederlegden bij eenige inkrimping dier
vrijheid.
Wat de beer Hombach wil, behoeft thans geen punt
van beraadslaging uit te maken. Er is een adres inge
komen, Daar het heet van de afdeeliog Zeeland van
Het Neder der landsch Paardenstamboek-. Gedeputeerde
Staten zullen den inhoud overwegen.
De eenige vraag, die het bier geldt, isIs men ver
antwoord met voor het betrokken belang f 8000 op
de begrooting te breDgen Als ik de verkregen resul
taten naga dan zeg ik: ja volkomen. De uitkomsten
toch zgn zoo merkwaardig dat ik het zeer zou betreu
ren als men terug moest keeren op den eenmaal inge
slagen weg. Wanneer men bovendien onze cijfers
legt naast die van naburige provinciën, om van
België niet te spreken, dan ben ik er zeker van dat
men ons niet zal beschuldigen van overdreven libera
liteit. Ik herhaal vermindering van het bedrag zou
ik een gevaarlgken terugtred achten.
De heer Vau der Have. Mijnheer de voorzitter.
Ik moet protest aanteekeneu tegen eene uitdrukking
van den laatsten geachten spreker.
De vergadering van het hoofdbestuur der Zeeuwsehe
Lanibouwmaatschappij heeft in 1887 eerst de aandacht
gevestigd op de wenschelijkheid stappen te doen ter
verbetering vau het paardenras door het uitloven van
premiën en prijzen.
Die maatregel werd algemeen goedgekeurd eD is in
ag 1U Augustas 189". 20