ZITTING VAN VRIJDAG 16 JULI 1897. 73 jl. door hem persoonlijk, benevens door een aantal door hem met name aangewezen reizigers ondervonden, dat nl. de boot, die volgens de afvaartlijsten was aan gekondigd te 10 uur 30 minuten (spoortijd) van Vlis- aingen naar Breskens te zullen varen, niet vertrok, niettegenstaande' de stoomboot Zeeuwsch- Vlaanderen met stoom op aan de aanlegplaats lag, en aldaar, blijkens verklaring van den aanwezigen politie-dienaar, reeds vóór half elf was gearriveerd. Bij afwezigheid van den directeur scheen het verzoek niet te kunnen wor den ingewilligd, om de aanwezige passagiers per Zeeuwsch-Vlaanderen te doen overbrengen, welke boot tot 11 uur 55 minuten (spoortijd) doelloos moest blijven liggen voor de afvaart op dat uur naar Terneuzen, hoewel in dien tnsschentijd de reis naar Breskens vice- versa ruimschoots had kunnen worden volbracht De reizigers zagen zich genoodzaakt, mede tot 11 uur 55 minuten voor de afvaart naar Breskens op enne in middels gereed gemaakte oude boot te wachten, terwijl een tweetal hunner van hunne reis naar Sluis moesten afzien, uithoofde hun voorgenomen retour op dien dag door de vertraging ijdelheid werd. Genoemd lid ver zocht, van heeren Gedeputeerde Staten te mogen ver nemen, of ook dit geconstateerde feit aan hun college onbekend gebleven was, en of, bij eventueel niet-varen der booten, daarvan geen telegrafisch bericht zou kun nen gezonden worden aan de verschillende middelen van vervoer te Middelburg en te Vlissingen en aan bet spoorwegstation te Middelburg, opdat aidaar alsdan geene biljetten voor verder vervoer zullen worden afgegeven, in welk geval de reizigers naar het yoor- malig 5de district hunnen weg kunnen nemen per spoor via Zuid-Beveland. Een ander lid in deze afdeeling besprak het ook in de eerstbedoelde afdeeling ter sprake gekomen inleggen van twee transportgelegenheden VlissingenBreskens, voor zoover hem bekend is, door niemaud gevraagd en plaats hebbende op uren, waarop nocb te Vlissingen, noch te Breskens aansluiting bestaat, zoodat van die diensten dan ook door bijna geen passagiers wordt gebruik gemaakt. Het vorige jaar adviseerden Gede puteerde Staten, zuinigheidshalve, den dienst op Hoofd plaat te staken, terwijl nu z. i. nuttelooze uitgaven worden gedaan. Door hetzelfde lid werd de aandacht van Gedeputeerde Staten gevestigd op het verschil in de belooning, vroeger en tegenwoordig aan den agent te Breskens toegekend. Werd vroeger daarbij lekening gehouden met een pakhuis ten dienste der goederen, de bouw van een nieuw pakhuis voor hetzelfde doel wettigt thans naar zijne meeniug mede eenige ver goeding, waartoe bij de weduwe van den vorigen agent eu haren minderjarigen zoon bij Gedeputeerde Staten in billijkheid meent te mogen aanbevelen. Terwijl vanwege Gedepntecrde Staten toezegging werd gedaan, dat naar het medegedeelde omtrent het 1 pakhuis te Breskens een onderzoek zou worden inge steld, werd voorts door een der leden van dat college geantwoord, dat de klacht van het bedoelde lid, be treffende het niet-vertrekken der boot op 12 Mei, bekend wasdat andere klachten niet ter oore van het college gekomen zijn; dat evenwel op den 12den Mei de Zeeuwsch- Vlaanderen niet invallen kon, uithoofde nog kolen moesten worden ingeladen, doch dat juist de boot van 10 uur 30 min. de boot is, waarop door deu laatstbedoelden spreker gewezen werd, welke boot bij aankomst te Vlissingen aansluit aan den vertrek- kenden trein. De door den eersten spreker gewenschte bekendmaking achtte men onmogelijk. Hiertegen werd opgemerkt, dat de trein eerst een uur na aankomst der boot vertrekt; en waar het lid van Gedeputeerden toegeeft de schadelijkheid, vergete men niet, dat men zoo goed mogelijk in den dienst Bijvoegsel van de niddelburgsctae conrant van Vrije moet voorzien. De gewenschte bekendmaking werd door het lid, dat haar ter sprake bracht, weL degelijk mogelijk geacht, wanneer liet kantoor van den directeur slechts bij de afvaartplaats gevestigd en deze op de ureu van vertrek en aankomst der booten aldaar tegenwoordig was. Dit was echter, naar de meening van het lid van Gedeputeerde Staten, niet van den directeur te verge u. Bij art. 18 van hoofdstuk VIII: „Subsidie vooreen stoombootdienst tusschen Walzoordeu en Vlakeeneen wagendienst tusschen Walzoordenen Hulst", verklaarde in ééne afdeeling een lid zich daartegen, zich referee- rende aan het daaromtrent door hem aangevoerde bij de bespreking van volgnummer 19 der agenda. Bij art. 19 van hetzelfde hoofdstuk werd in dezelfde afdeeling door een ander lid gevraagd, wie belast is met het toezicht op de uitoefening van den stoomboot- dienst WalzoordenVlake en den daarbij behoorenden wageudienst Nadat daarop door een der leden van Gedeputeerde Staten was geantwoord, dat het toezicht op den stoombootdienst berust bij den havenmeester Meijer en de gemeentebesturen van Hontenisse, Krui- ningen en Schore, doch dat op den wagendienst geen dageüjksch toezicht bestaat, werd door bedoeld lid de wensch uitgesproken, dat ook voor het houden van toezicht daarop iemand zou worden aangewezen. In alle drio de afdeelingen werd art. 25 van het zelfde hoofdstuk besproken. In twee daarvan werd bepaaldelijk vermindering van den post met f 5650 voorgesteld. Een lid meende dat, waar de rijksregee- ring blijk geeft van hare belangstelling in de paarden fokkerij door het beschikbaar stellen van subsidiën aan de provinciën, dus ook aan Zeeland, tot het uit loven van premiën voor het onderhoud, van hengsten en merriën met veulen op aangegeven leeftijd, zij terecht instemming verlangde met de door haar ge stelde voorwaarde van verbod van gebruik der door de daartoe aangewezen commissie afgekeurde hengsten, zoodat, nu in Zeelaud de afgekeurde dieren ook ver der tot voortteling zullen mogeu worden gebruikt, die provincie voor 1898 haar aandeel iu die subsidiën zal missen. Om nu den bestaauden toestand te kunnen bestendigen, zal Zeeland zelf moeten optreden, hetgeen bedoeld lid, met het oog op het naar zijne meening onvoldoende van den maatregel om ook afgekeurde hengsten te kunnen gebruiken, betreurt, zoodat bjj, lettende op zooveel andere uitgaven, waarmede de be- grootiug der provincie voor 1898 staat te worden be zwaard, zijne stem aan eene verhooging van dit artikel met f 5650 niet kan geven. lu de andere afdeeling gaf niet bet bedrag van den post reden tot bezwaar, maar vond een lid aanleiding om aan Gedeputeerde Staten in overweging te geven, het bij dezen post bedoeld subsidie van f 8000 voor de bevordering en aanmoediging der paardenfokkerij in handen te stellen van de Vereeniging Het Neder- lanasche Faardemtamboek, evenals bij het Nederland- sche Rundoeeslaniboek geschiedt. Nu bet eene nieuwe zaak geldt met een nieuw reglement, acht hij het daar toe nu juist het geschikte oogenblik en de Vereeni ging, die zich geheel en uitsluitend aan de veredeling van het paardenras wijdt, meer geschikt tot bereiking van het doel dan de Maatschappij, die de bevordering van alle takken van landbouw en veeteelt meer in het algemeen beoogt. Nadat er door een der heeren Ge- Oeputeerden op gewezen Is, dat het subsidie voor een Rundveestamboek eu het thans aaD de orde zijnde niet hetzelfde is, wordt door een ander lid nog aangevoerd dat hij een tegenovergesteld gevoelen is toegedaan, en dat bij het beter zon achten, indien ook het sub sidie voor het Rundveestamboek aan de Maatschappij tot bevordering van Landbomv en feeteelt in Zeeland werd 13 Aagnstas 1897. 19

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 77