ZITTING VAN VRIJDAG 16 JULI 1897. 61 Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Erasinus. Aao het onderzoek in de afdeelingen hebben deel genomen 34 leden, waaronder 6 leden van Gedepu teerde Staten. In alle afdeelingen vereenigde men zicb eenparig met het voorstel. De voorzitter i Gedeputeerde Staten vinden in dit verslag geene aanleiding, om wijziging te brengen in hun voorstel. Het voorstel wordt zonder debat met algemeene stemmen aangenomen. Thans komt in behandeling het a 1 g e m e e n ver slag der atdeelingen betreffende het voorstel van Gedeputeerde Staten tot vaststelling- van een reglement op de keuring van dekhengsten- Het voorstel luidt: Ter voldoening aan het besluit uwer vergadering van 6 November 1896, no. 11, is door ons een regle ment ontworpen, waaromtrent wij het oordeel hebben gevraagd van het hootdbestuur der Maatschappij tot beoordering van Landbouw en Veeteelt in Zeelandvan het bestuur der afdeeling Zetland van Het Nederlandsch Paardenstamboek en van den Provincialen veearts der 1= klasse. De daarop ontvangen berichten van den provincialen veearts dd. 11 Mei, van het hoofdbestuur dd. 13 Mei en van het bestuur der afdeeling Zeeland, dat 3 Juli in ons bezit kwam, zijn met het oorspronkelijk door ons ontworpen reglement (genummerd I) hierach ter afgedrukt. Na overweging dier adviezen hebben wij in het ontwerp eenige wijzigingen gebracht, zooals u uit het nadere ontwerp (genummerd II) blijken zal. Wij stel- len u mitsdien voor het reglement dienovereenkomstig vast te stellen. Voor zooveel noodig vestigen wij er uwe aandacht op, dat in de ontworpen begrootiog der enkel provin ciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1898 met deze aangelegenheid rekening is gehouden. Daar op eene rijksbijdrage voor het verleenen van prijzen en premiën ten behoeve der paardenfokkerij, welke voor 1897 f 5445 bedraagt op grond van de in de Staten-Generaal gevoerde beraadslagingen wel niet meer te rekenen valt, nu in het reglement geen verbod is opgenomen om de afgekeurde dieren te gebruiken, is het provinciaal subsidie voor de be vordering en aanmoediging der paardenfokkerij van f 2350 tot f 8000 verhoogd (hoofdstuk VIII, art. 25, der uitgaven). Bovendien is onder art. 34 van hoofdstuk VIII een memoriepost opgenomen voor de kosten welke de uit voering van het reglement zelf medebrengen zalbet was uit den aard der zaak onmogelijk deze met eenige nauwkeurigheid te ramen. Het bericht van den provincialen veearts lste klas°e luidt In antwoord op nevensgemeld schrijven, heb ik de eer uwe vergadering mede te deelen, dat na inge wonnen voorlichting van provinciale veeartsen in Zeeland, als mijn oordeel te kunnen melden dat, wat betreft de 2de zinsnede van artikel 6, het niet wen- schelijk ia in het reglement aan te geven de gebreken voor welke de dekhengsten zullen worden afgekeurd, wel enkele der voornaamst?, doch niet allen, omdat er zooveel wanverhoudingen in den lichaamsbouw kunnen voorkomen en de grens van erfelijke gebreken nooit scherp zal te trekken zijn. Ook zou het met namen noemen der gebreken, aao de keuringscommissie, die zich natuurlijk streng moet houden aan het reglement, dikwijls groote moeilijkheden bezorgentenzij tevens Bijvoegsel va» de Hlddelburgscbe courant van oiitsd in het reglement wordt aangegeven in welke mate een bepaald gebrek aanwezig moet zijn, om 6en hengst, er mede bebebt, af te kunnen keuren, hetgeen vermoede lijk vrij wel onmogelijk is. Bovendien kan een hengat zeer goed met geen erfelijke gebreken behebt zijn en niet te min een slecht dier wezen. Als toelichting mijner meening diene bet volgende voorbeeld. Onder de gebreken die afkeurenswaardig zijn voor een dekhengst, zal ook wel moeten worden genoemd de zadelrugnu zal het zeker wel van den graad afhangen of een hengst daarmede behebt zal moeten worden afgekeurd, al of niet, aangezien het gebrek (ras in aanmerking nemende) in zulk een ge ringe mate aanwezig kan zijn, dat het slechts als schoonheidsgebrek is aan te merken, terwijl het bij hoogere graad van ontwikkeling, wel degelijk als een groot gebrek in deugdzaamheid is te beschouwen. Is er nu in het reglement sprake, dat hengsten met zadel rog moeten worden afgekeurd, dan zullen er velen worden afgekeurd, die zulks niet verdienen, tenzij de graad vau het gebrek kan worden aangegevender gelijke voorbeelden zijn er meer, ook met. de verschil lende standen der beeDen. Het is daarom naar ik meen van belang een aantal gebreken meer in het algemeen te noemen, zooals hierna sub 2°., 3®. en gedeeltelijk sub 4°. wordt gedaanter wijl aan de keurings-commissie wordt overgelaten te bepaleD, wanneer of een dergelijk gebrek, te beoor- deelen in ieder speeiaa.1 geval, aanleiding geelt tot afkeuring. Met bescheidenheid acht ik voor afkeurings- waardig hengsten, behebt met 1°. Slecht ontwikkelde geslachtsdeelen bijv.: klop hengsten. 2°. Te groote onevenredigheid in den bouw der ver schillende lichaamsdeelen of misvormingen daarvan. 3°. Misstanden en gebrekkig gebruik der ledematen. 4®. Beengebreken, bijv.: in het algemeen genoemd gallen (welke gallen te beoordeelen door de commissie) in het bijzonder kan worden genoemd spronggewrichts- gebreken, waax'onder vooral de spat, hazen bak, sterk ontwikkeld reebeeu, bolspat. 5°. Hoefgebreken, waarvan te noemen kanker der verschillende deelen van den hoef, klemhoef, plat- en volhoef, overkoef en verder aanmerkelijke misvormingen als knolhoef', bokhoef, seheeve boef en hetgeen reeds sub 2°. bedoeld kan zijn. 6°. Dampigheid in zijn verschillende vormen en stille kolder. 7®. Uitgebreide huidziekten (droog exeem) by het publiek bekend onder den naam van schurftigheid. Wat de ooggebreken betreft is men nog niet vol komen zeker omtrent de erfelijkheid, toch bestaat het vermoeden o. a. van maanblindheid. Naar ik meen zouden hengsten met ernstige gebreken van den oogbol, niet direct ontstaan door beleediging, zooals maanblindheid, zwarte en groene staar, afge keurd moeten worden. Aangaande art. 8, alinea 2, acbt ik gewenscht alUen de goedgekeurde hengsten te brandmerken met een niet te eenvoudig brandijzer bijv.: een G in een ring (G) en als plaats daarvoor te kiezen de linker of rechter balsvlakte. Het merken der afgekeurde hengsten heeft dat tegen, wanneer zulke dieren gecastreerd worden, zij onnoodig als rnin met een atkeuringsmerk rondloopen. Verder neem ik de vrijheid uw geacht college op merkzaam te maken, dat volgens mijn bescheiden meening, de tijd van 1 Maart volgens art. 2 wat laat gesteld is, omdat de dekkingen in sommige streken (Zet uwsch-Vlaanderen) reeds op het laatst van Januari en begin Februari in gang zijn en zou ik het wenschelijk achten dat de keuringen voor 1 Februari plaats hadden, g 10 Augustus 1897. 16

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 65