60
ZITTING VAN VRIJDAG 16 JULI 1897.
lijk voorwerp in of bij den uit te graven grond geplaatst,
met een duidelijk merk, ter beoordeeling en beslissing
van het dijksbestuur, behoorlijk is aangegeven.
(Art. 31 politiereglement). Tot zekerheid voor de
nakoming zoo van de bepalingen van dit reglement als
van de verdere voorwaarden waaronder de vergunning
mocht verleend zijn, en voor en aleer van die ver-
guoning gebruik te maken, moet door den belangheb
bende, ten behoeve van en ten genoegen van het be
trokkene dijksbestuur, borgtocht worden gesteld, door
hypotheek te geven op onbezwaarde goederen, die ten
minste tweemaal de waarde van den uit te graven
grond bezitten, berekend naar de gemiddelde waarde
der gronden in den polder.
(Art. 30 politiereglement.Nadat het veen of de der
rink gestoken is, moet de ondergrond waterpas worden
geëffend, en vervolgens de vóór het uitsteken van het
veen of de derrink atgegravene bovengrond daarop
worden teruggebracht, het een en ander binnen den
tijd, daartoe door het dijksbestuur te bepalen.
door een duidelijk merk op een onbeweeglijk voorwerp
in de nabijheid der te vervenen gronden
b. de in artikel 4 der wet van 13 Juli 1895(S<aa's-
blad no. 113) bedoelde borgtocht is gesteld.
Art. 6. In de in art. 5b bedoelde borgtocht zal ten
behoeve en ten genoegen vau het bestuur van den
polder worden gesteld door hypotheek te geven op
onbezwaarde goederen, welke ten minste de dubbele
waarde hebben van de te vervenen gronden, berekend
naar de gemiddelde waarde der gronden in den polder.
Na verloop van den voor de vergunning bepaalden
termijn wordt door bet bestuur van den polder toege
stemd in de doorhaling van de verleende inschrijving,
indien de concessionnaris aan al zijne verplichtingen
heeft voldaan.
Is dat Diet het geval, dan worden de docr den con
cessionnaris verschuldigde kosten op de verbonden
goederen verhaald en het eventueele overschot van de
opbrengst aan hem teruggegeven.
Art. 7. Nadat het veen gestoken is, wordt de on
dergrond waterpas geëffend en de vóór het uitsteken
van het vee afgegraven bovengrond daarop terugge
bracht, een en ander binnen de termijnen daarvoor in
het in artikel 4 genoemde werkplan genoemd.
Art. 8. Het bestuur van den polder, waarin gronden ver
veend wordeD, legt daarvan een register aan, waarvoor
door Gedeputeerde Staten een model wordt vastgesteld.
Het zeudt dat register, aangevuld met de aauteeke-
ningen omtrent de vordering van de ondernomen
vervening, jaarlijks in de maand November aan Gede
puteerde S laten ter inzage.
De concessionnaris is verplicht te gedoogen, dat
hiertoe jmrlijks in de maand October door of van
wege het üestuur de noodige opmeting geschiedt.
De kosten van die opmeting zijn ten laste van den
concessionnaris.
Art. 9. Voor bet aanvangen of voortzetten van eene
vervening, nadat de in de vergunning bepaalde termij a
verstreken ïb, wordt op nieuw vergutmiDg van Gede
puteerde Staten verei9cbt.
Art. 10, Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de ver-
guuning in te trekken, indien door den concessionnaris
gehandeld wordt in strijd met de bepalingen van dit
reglement ol van de vergunning en ook indien door
dijkbreuk of andere omstandigheden verandering wordt
gebracht in den waterstaatkundigen toestand en
Gedeputeerde Staten het uit dien hoofde in het alge-
gemeen belaDg raadzaam achten de vervening niet te
doen aanvangen of voortzetten.
Art. 11. De besluiten van Gedeputeerde Staten,
waarbij eene vergunning tot verveniog wordt verleend,
gew^zigd, geweigerd of ingetrokken, of waarbij eene
beschikking dienaangaande wordt genomen, worden
door de besturen der gemeente, waarin de te vervenen
gronden liggen, na aankondiging in de gemeente en in
een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen nieuwsblad,
gedurende veertien dagen ter inzage van belangheb
benden ten raadhuize nedergelegd.
Art. 12. Het opsporen en constateeren van de over
tredingen van dit reglement is, behalve aan de ambte
naren en beambten in het wetboek van strafvordening
genoemd, opgedragen aan de polderbesturen en hunne
beambten en aan den ambtenaar van den provincialen
waterstaat.
Art. 13. Met den dag, waarop dit reglement in
werking treedt, wordt ingetrokken 7 van bet reglement
van politie voor de polders in Zeeland Provinciaal
blad no 92 van 1867) en vervalt in de 3e zinsnede van
art. 34 van dat reglement de aanhaling der artikelen
„27 en „30."