42 ZITTING VAN VRIJDAG 16 JULI 1897.
anderen voldoende worden geoordeeld. Maar om dui
delijk te maken wat ik bedoel, moet ik evon terug
komen op de aanvragen voor de lijn Brouwershaven
Steenbergen. Toen is door den heer Hammacher aange
voerd
„Z>e te geringe subsidiën. Ieder, die weet wat het
kost voor eene zaak als deze, waarvan het nut en
gemak voor de naastbelanghebbenden als voor het
grijpen ligt, den noodigen plaatselijken steun te ver
krijgen en ik meen te mogen zeggen dat ik hiervan
ondervinding heb zal mij toestemmen dat men geen
al te groote waarde mag hechten aan de voorwaarde
van steun der naastbelanghebbenden. Ook hier zal
wel 'teen en ander achter de coulissen te zien zijn
wat niet zoo direct voor openbaarheid vatbaar is. Ging
men te veel vasthouden aan die voorwaarden, er zou
niets van dezen aard tot stand komen. Zie slechts
alweder naar de tram BreskensMaldegbemeen
bewijs hoe moeilijk subsidiën worden verkregen van
polders en gemeenten is toch wel dat deze lijn voor
bijna 1/3 van de gansche lengte loopt door niet-sub-
sidiëerende polders Breskens, Groede en Prins Willem,
en daarbij voor een aanzienlijk deel door de niet-
«ubsidiëerende gemeente Groede. Toch is indertijd
de provinciale subsidie verieend. Ik meen dus dat,
al zijn de door Zierikzee en andere gemeenten of polders
toegezegde subsidiën onderling niet evenredig en in veler
oog te gering, trouwens ook in mijn oog, dit toch geen
argument mag zijn, dat gelden mag voor het niet toe
staan der provinciale subsidie".
Ik hoop dat hij bij deze aanvraag dit ook in overwe
ging zal houden.
De heer Henneqnin heeft er op gewezen, dat de
provincie een subsidie voor 20 jaar zou geveu, en de
polderbesturen slechts voor 10 jaar. Maar men moet in
het oog houden hoe moeilijk het is subsidies te ver
krijgen. Maar men moet er raar mede omspringen
als me a tot de polders en de gemeenten kwam om
een subsidie van f 1250 voor 20 jaar dan zou de ter
mijn te lang zijnmen wilde wel f 2500 gedurende 10
jaar geven.
De heer Hennequin heeft verder gewezen op het
denkbeeld, om het subsidie athankelijk te maken van
de winst van het bedrijf. Wij achten dat niet aanbe
velenswaardig, en zeer zeker zou een dergelijke be
paling ongunstig werken op het te vormen kapitaal,
ook zou dan de provincie eene volledige controle in
moeten voeren en zich mengen in de exploitatie, wat
nadeelig voor de ontwikkeling der onderaeming zou
kunnen zijn.
Bovendien ia het in ieder geval nog alles behalve
zeker of er vruchten van de exploitatie te wachten
zijn het zou wel kunnen gebeuren, dat deze vooreerst
niet volgen, en wie een aandeel in de winst vraagt
heeft ook mede te deelen in het verlies.
Wel is vroeger iets dergelijks gebeurd, maar toeD
gold het een andere zaak; het was de spoorboot op
Zierikzeedeze had in 1890 reeds 10 jaar achter den
rug waarin de onderneming f 12.000 'sjaars had ge
noten toen is een verhooging met 12.000 gevraagd,
terwijl er een reserve van f 30.000 was en in de jaren
1880—18S9 f 40 per aandeel was uitgekeerd, dat was
ongeveer 8 daar de aan deelen f 500 groot waren.
Toen was het zeer te rechtvaardigen, te bepalen dat,
iugeval de winst bleef vooruitgaan, een zeker deel van
het genotene weer in de kas der provincie zou terug-
keeren. Maar dat was een gevestigde maatschappij, en
hier staat men in alles voor iets onbekeods. Ik raad
daarom nogmaals mijn medeledea aan hun stem niet
aan het amendement ts geven.
De heer Henneqnin* Mijnheer de voorzitter
Ik wensch niet in den breede te weerleggen wat door
den laatsten spreker zoo uitvoerig is ui'eengezetr
betrekkelijk de verhouding tusschen de subsidie en
de door de Maatschaijpij te behalen winst. Ik heb dit
punt slechts even aangeroerd, en bij den tegenwoordigea
stand van de zaak is het ook niet noodig er langer bij
stil te staaD, omdat het denkbeeld hier toch niet meer
is toe te passen.
Ik wii er echter wei op wijzen, dat de moeite voor
Ged. Staten om controle te oefenen niet zoo kolossaal
groot is, immers dat de mogelijkheid van controle uit
het aangevoerde is geblekeD, waar de heer Yan Waes-
bergbe zelf van 4 sprak, die door het thans bestaande
middel van gemeenschap wordt verkregen.
Verder is gezegd dat het onmiddellijk belang van
de betrokkene gemeenten en polders niet bijzonder
groot ismaar zou het wel zaak zijn dat hier nog te
verkleinen Dan toch blijkt dat de lijn niet zoo strikt
noodig is als men soms doet voorkomen.
De heer Hombacb heeft verder gezegd, dat het 5e
district erg gebrek heeft aan communicatie-middelen.
Maar welk deel der provincie is daarvan ruimer voor
zien dan dit, dat een spoorlijn en waterwegen beeft?
Toch kan ik mij begrijpen dat men de verkeerswegen wil
verbeteren. Maar als de lijn zoo noodig was, dan zou
men al wel 10 jaar vroeger hebben getracht haar tot
stand te brengende tram Breskens-Maldeghem kwam
toen immers reeds tot stand.
Nu zegt de heer V. d. Broecke waar hij toch is
aangeduid kan ik den naam wel noemen wel dat de lijn
er zonder het gevraagd subsidie niet komt, maar de tweede
aanvraag van dezen concessionaris luidde al heel wat
anders dan de eerste. Het kan wel mogelijk zijn, dat zijn
pessimisme hem wederom parten speelt. Er is nu dan
ook nog wel kans, dat hij met andere voorwaarden
genoegen neemt, en het wil mij voorkomen dat het
tot stand komen verzekerd is, ook al wordt de subsi
die van de provincie gegeven in den zin als het amen-
demeat-Hammacber wilimmers de gemeenten en pol
ders hebben bij ODgezindheid van den aanvrager om
de zaak na aanneming daarvan tot stand te brengen
eenvoudig hunne subsidie voor 20 jaren toe te
zeggen.
De heer Hammaclter. Mijnheer de voorzitter.
De heer Fruytier heeft gevraagd of ik de verzekering
kan geven, dat, als mijn amendement werd aangenomen,
de tram toch tot stand zal komen. Wanneer ik naga
de aanvraag, die luidt om in de eerste 10 jaren f 7500
te geven eu om, wanneer het blijkt dat na 10 jaar
de opbrengst niet voldoende is, voor de volgende 10
jaar nog f 2500 te ontvangen, dan vloeit daaruit voort
dat de heer Van den Broeck kans ziet de zaak met
f 7500 's jaars op touw te zettenof de zaak in de
tweede tienjarige periode levensvatbaar zalblijken.dat
is iets waarover niemand een verzekering kan geven,
daar alles afhangt van in de lucht hangende cijfers.
Wat betreft het door den heer Van Waesberghe
Janssens aangevoerde uit de notulen der behandeling
van de stoomtram BrouwershavenSteenbergen moet
ik opmerken dat ik in deze niet inconsequent ben. Wat-
de heer Van Waesberghe heeft voorgelezen ais door
mij gezegd aangaande de lijn BrouwershavenSteen
bergen onderschrijf' ik nog. De door den heer Van
Waesberghe gewraakte argumenten heb ik niet aange
voerd, dat deed de beer Hennequin.
Mijne argumenten voor een subsidie over 10 jaar be
rusten niet op de mindere subsidie's van polders en
gemeenten, maar op de gronden, die ik zoo even en
iu de afdeelingen heb ontwikkeld.
Hetgene is aangevoerd omtrent het rijkssubsidie van
f200.000 voorde lijn BreskensMaldeghem, hierop moet
ik aanmerken dat door die subsidie de andere sub
sidie's, ook die van de provincie, minder zijn geweest