ZITTING VAN DONDERDAG 15 JULI 1897.
25
De voorzitter vraagt, of nog iemand over de motie
het woord wenacht te voeren.
De heer JFraytier. De heer Pompe van Meer-
-dervoort stelt voor de behandeling van dit punt aan
te houden tot de najaarsvergadering met het oog op
de aanbieding der heeren Braakman en Co.
Zoouls in het verslag reeds gezegd werd, is de tijd,
die ons van het eiDde der bestaande concessie scheidt,
.nu reeds kort en wordt het voorstel van den heer
Pompe van Meerdervoort aangenomen, dan zal die
termijn nog belangrijk korter worden.
Men vergete niet dat de stoombootdienst niet op
zich zelf staat, maar verband houdt met twee wagen
diensten. De tijd tusschen November en Januari is
voor den concessionaris van den stoombootdienst te
kort om met nieuwe ondernemeri voor de wagendiens-
ten onderhandelingen te voeren.
De tegenwoordige ondernemers zullen van die om
standigheid wellicht gebruik maken om hunne eischen
nog hooger te stellen dan zij reeds deden, zoodat door
uitstel elke mededinging naar die onderneming uitge
sloten wordt en de concessionaris met handen en
voeten gebonden overgeleverd zal zijn aan de tegen
woordige ondernemeis van de wagendiensten.
Eeu wagendienst tusschen Hulst-Walsoovdeu vereischt,
drie rijtuigen en minstens tiea paarden, en niemand
zal lust gevoelen, tenzij voor groote geldsommen, om
zich binnen 6 weken dat materiaal aan te schaffen.
In het verslag wordt gevraagd waarom 1500 meer
gevorderd wordt door den ondernemer van den wagen-
dienst Walsoorden-Hulst.
Eet komt mij voor dat deze hoogere eiaeh zijn oor
sprong heeft in de omstandigheid, dat die dienst op
houdt als de stoomtram tot stand komt; waarom ook
geene mededingers naar die onderneming te vinden zijn,
en dit zal er niet op verbeteren, als er voor de onder
handelingen s'.echta 6 a 7 weken overblijven.
Overigens zou het ook nog de vraag zijn of de firma
Braakman en Co, gesteld dat haar aanbod in de
najaarsvergadering aangenomen wordt, in staat zou
zijn om op 1 Januari a. s. den door haar voorgestelden
dienst uit te voeren.
Om niet buiten de orde te gaan, mynheer de voor
zitter, zal ik over laatstgenoemden dienst verder niet
nitwijdeDa
De heer Heijse. Ik wensch de vergadering ernstig
te ontraden, om in te gaan op 't verlangen van ons
medelid, jhr. Pompe van Meerdervoort, die u wil ver
lokken, om punt 19, in velband met punt 21, te ver
dagen tot de najaarszitiing. Die beslissing, boe zij
dan ook valle, mout nu genomen worden, óf wij staan
voor het feit, dat men op 1 Januari 1898 niets heeft
in plaats van deD tot nu toe bestaanden dienst, die
met zooveel offjra uit de provinciale kas in 't leven
geroepen en ia stand gehouden is. De tijd toch van
de najaarszitting tot 1 Januari a.s. is te kort voor een
anogelijken nieuwen ondernemer, om iets tot stand te
brengeo. Wordt de oude dienst gedesorganiseerd, dan
zal men tot zijn schade ervaren, dat ook hier het
betere de vijand is van het goede. Aan de beide oevers
der Wester-Schelde zal men dan tevergeefs zuchten,
dat de klove, die de zonen van éenzelide provincie
scheidt, als van ouds onoverkomelijk geworden is.
De heer Van Waesberghe Janssens. Mijn
heer de voorzitter. Ik stem geheel in met hetgeen
door den heer lieijse is aangevoerd. In het algemeen
verslag wordt de wenschelijkheid te kennen gegeven
dat de vergoeding voor eventueel vervoer van brieven
post en postpakketten bepaald werd door Gedeputeerde
Staten in overleg met de postadministratie en niet
door den concessionaris van den dienst. Naar aan
leiding daarvan hebben Gedeputeerde Staten gemeend
Bijvoegsel van de Mlddelburgsche courant van vrijdi
goed te doen ten deze met den ondernemer te
coniereeren en deze heeft zich bereid verklaard op de
voorwaarden, door Gedeputeerde Staten te bepalen, de
postmail te vervoeren.
Met betrekking tot den wensch dat onder litt. c
van het besluit ook werd opgenomen de verplichting
om den steiger te Hansweert ook voor andere gesub
sidieerde diensten beschikbaar te stellen, dient er op
gelet dat die steiger het eigendom is van den onder
nemer van den tegen woord igen dienst. De eigenaar,
ofschoon hij bezwaar heeft daarvan door andere booten
te doen gebruik maken, is toch bereid, als een andere
gesubsidieerde dienst bomt, nader over het gebruik
van den steiger te onderhandelen. Nu kan hij het
echter niet toelateD.
Tegen het verschuiven van de behandeling moet ik
mij zeer ernstig verklaren. Wij zouden dan met No
vember, terwijl de concessie ultimo December eindigt,
aan handen en voeten gebonden overgeleverd zijn
aan den tegenwoordigen ondernemer. Overleggingen
vereischen veel tijd, dat is nu reeds gebleken. Nu
meen ik echter dat wel een middenweg kon worden
ingeslagen. Ik zou der vergadering willen aanraden,
wat punt 21 betreft, het voorstel van Gedeputeerde
Staten aan te nemen om de aanbieding van H.
Braakman Co. niet te aanvaarden en in plaats
van de concessie aan den ondernemer van den dienst
WalsoordenVlake voor vijf, maar voor twee jaren te
verleenen. Waarom Blijkens een ander punt der
agenda hebben wij in deze vergadering ook te behan
delen eene aanvraag om snbsidie voor een stoom
tramweg Hulst—Walzoorden, met 1 Jan. '99 in ex
ploitatie te brengen. Deze aanvraag staat in nauw
verband met het onderwerp, thans in behandeling, om
gedurende vijf jaren, in te gaan 1 Jan. '93, ten be
hoeve van een atoomboot- en wagendienst tusschen
Hulst en Vlake, een subsidie te verleenen van 11.500
's jaars, welke subsidie verminderd wordt met f 6500
'a jaars, zoodra de stoomtram HulstWalzoordeu iu
exploitatie komt, in welk geval de stoombootdienst
WalzoordenHansweert en de wagendienst Hans-
weert—Vlake voor 5000 zal worden uitgevoerd.
Wordt nu de Bubsidie voor den dienst HulstVlake,
in plaats van voor vijf jaren, slechts verleend voor
twee jaren, zooals ik voorstel en waarmede de con
cessionarissen eventueel genoegen nemen, dan is de
provincie na afloop van die twee jrren weer vrij om
opnieuw te onderbandelen omtrent den stoombootdienst,
terwijl tusschentijds de stoomtram HulstWalzoorden
in exploitatie kan zijn gebracht.
De heer Pompe van Meerdervoort. Mijn
heer de voorzitter, het zij mij vergund nog even het
door mij gesprokene toe te lichten. Al de geopperde
bezwaren zijn saam te vatten in een: er zal, indien
de behandeling verschoven wordt, te weinig tijd over
blijven om de noodige overeenkomsten aan te gaan.
Maar, mijne heeren, het geldt geen nienwe onderne
ming, maar een bestaande, en dan is een tijdruimte
van zeven weken toch wel voldoende.
De ondernemers van den wagendienst, zegt meD, stellen
zulke hooge eischen, dat de ondernemers dan geheel
van hen afhankelijk zullen zijnomdat er niemand
anders is, die een wagendienst aandurft. Maar als
dat waar is, dau zijn de ondernemers van den stoom
bootdienst nu evenzeer aan hem overgeleverd, nu er
beweerd wordt dat slechts éen persoon in staat is dien
wagendienst te leveren. Dan koD deze, als dit waar
is, ook nu te hooge eischen stellen.
Daarbij komt dat de ondernemers van den stoom
bootdienst reeds vóór de najaarsvergadering de noodige
bepalingen met den oudernemer van. den wagendienst
kunnen treden.
I 30 Juli 1897. 7