ZITTING VAN DONDERDAG 15 JtJLI 1897. 21 en weezen wordt mede ten laste der provincie pensioen verleend, waarvoor door hen eene korting op htmne jaarwedde verschuldigd is, ongeveer op de wijze als die voor de rijks-ambtenaren is geregeld. Uit bet voorafgaande blijkt, dat het verschil tusscben de opzichters en bureel-ambtenaren van den rijks waterstaat en die van den provincialen waterstaat in hoofdzaak, ten ongunste van laatstgenoemden, gelegen is in de maxima der jaarwedden. Naar wij meenen, verdient het overweging, om die maxima gelijk te stellen voorts om de klassenverdee- Jing te doen ver rallen, daar de dienst der opzichters van de le en van de 2" klasse feitelijk geheel dezelfde is, terwijl het volgens de bestaande regeling twijfelachtig is, of een opzichter der 2" klasse tot de le klasse kan worden bevorderd zonder verplaatsing, welke voor de ambtenaren in den regel zeer bezwaarlijk is en waartoe ziji gelijk gebleken is, weinig genegen zijn. Dien overeenkomstig zouden de jaarwedden van de opzich ters van den provincialen waterstaat op f 1200 tot 1800 en die van de teekenaars schrijvers en klerken op 500 tot J500 moeten bepaald wordeü. Wel is waar zal dan het minimum der jaarwedden van de opzichters van den provincialen waterstaat 1200) hooger zijn dan dat van de opzichters van den rijks-waterstaat (4! klasse f 1000), doch hierbij mag niet uit het oog worden verloren, dat door de meerdere uitgebreidheid van het korps opzichters van den rijks waterstaat en doordien de werkkringen dier ambtenaren in beteekenis zeer uiteeuloopen, de ge legenheid bestaat, om de jongst benoemde opzich ters te doen aanvangen met de minder gewichtige dienstkriDgen, of wel hen in kringen van grooter omvang te plaatsen onder leiding van een ande- jen opzichter, hooger in rang ea rijker iD ervariDg. De dienstkringen der opzichters bij den provincialen waterstaat daarentegeu zijn in het algemeen in betee kenis gelijk te stellen, zoodat voor eene Behoorlijke waarneming gelijke eischen van bekwaamheid en erva ring moeten wordau gesteldwegens hun beperkt aantal bestaat er geene gelegenheid, om een nieuw benoemden opzichter tijdelijk onder de leiding vaa een anderen te stellenterwijl eindelijk de kans bestaat, wanneer het minimum der bezoldiging op f 1200 blijft bepaald, dat zich bij vacature personen aanmelden, die reeds eenige jaren als opzichter eenige ondervinding hebben verkregen. Wij stellen u mitsdien voor het. volgende besluit te nemen De Staten der provincie Zeeland, besluiten: lo. regel 4 van art. I van hun besluit van 15 Juli 188L no. 2a te vervangen door het volgende: ten hoogste zeven opzichters 2o. de 3e zinsnede van art. 8 van gemeld besluit te vervangen door het volgende De jaarwedden der opzichters bedragen van 1200 tot f 1800 3o. de 4e zinsnede van art. 12 van gemeld besluit te vervangen door het volgende: Zij genieten eene jaarwedde van f 500 a 1500. Het algemeen verslag, uitgebracht door den heer Fruytier, luidt: Aan het onderzoak in de afdeelingen hebben deel genomen 36 leden, waaronder 6 leden vau Ged. Staten. In eene afdeeling werd gewezen op de groote uit gaven, die de Provinciale waterstaatsdienst van de Provincie vordert, en waren vele leden van oordeel, dat de ambtenaren van den dienst voldoende bezoldigd wordenzoodat verhooging van jaarwedde ontevre denheid zal wekken bij andere provinciale ambtenaren, Bijvoegsel van de mlddelburgscbe courant van oond die naar verhouding van hunne werkzaamheden thans reeds lager bezoldigd worden. Daarbij werd gewezen op de memorie van toelich ting van de begrooting van kosten van het provin ciaal bestunr van Zeeland, voor zooveel het rijksbe stuur is, voor 1898, waar tot toelichting van art. 1 L». D gezegd wordt„Voor jaarwedden van ambtena ren en bedienden bij de provinciale griffie wordt f2500 meer uitgetrokken. De billijkheid der verhoogiDg valt te meer in bet oog bij eene vergelijking tusschen de ambtenaren ter provinciale griffie en die van den provincialen waterstaat, wier bezoldiging zonder uit zondering hooger isdeze wanverhouding zal nog toe nemen, nu het voornemen best rat aan laatstgenoemde ambtenaren met 1 Januari 1893 eene tractementsver hooging toe te kennen." Eenige leden waren van oordeel, dat de vergelijking van de jaarwedden der provinciale opzichters met die van de rijksopzichters niet opgaat, omdat de dienst- kring van laatstgenoemden veel uitgebreider is. Hier tegen stond het gevoelen van een ander lid dier afdee ling, die meende, dat de werkzaamheden der provinciale opzichters veel zwaarder zijn en hun dienstkring grooter is dan van de rijksopzichterseen meening die door verschillende leden werd gedeeld Datzelfde lid wees er verder op, dat het niet opgaat de voorgestelde billijke verhooging van jaarwedde van ambtenaren af te keuren op grond, dat andere ambtenaren, voor de verhooging van wier tractement niets meer kan gedaan worden dan geschied is, te weinig bezoldigd worden. Nog een ander lid dier afdeeling was van oordeel, dat, wanneer d:t voorstel aangenomen wordt, het ver schil tusschen de jaarwedden der opzichters en die van de ingenieurs te gering zal blijken, zoodat laatst genoemden met recht verhooging van wedde zullen kuonen vragen. Deze meening werd door de overige leden dier afdeeling niet gedeeld. In deze afdeeling verklaarden zich 5 leden voor het voorstel en 2 daartegen, terwijl de overige leden zich hunne stem wenschten voor te behouden. In eene andere afdeeling had niemand eenige be denking tegen het voorstel, en in de overige afdeeling was men, op ém lid na, algemeen vóór bet voorstel. De voorzitter deelt mede, dat Ged. Staten in dit verslag geen aanleiding vinden om wijziging in hun voorstel te brengen, waarna dit zonder beraadslaging met algemeene stemmen wordt aangenomen. Aan de orde is het algemeen verslag be treffende het voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging van liet besluit der Staten betreffende het verleenen van een subsidie voor den stoom- tramweg van Brouwershaven naar Steen bergen- Het voorstel luidt Bij het hierachter afgedrukte schrijven van IS Ja nuari jl. no. 114 hebben het comité tot het verkrijgen van concessie voor de kortste verbinding van de ei landen SchouweD en Duiveland met den vasten wal door middel van een stoomtram en de üotterdam3che Tramwegmaatschappij aan ons college goedkeuring gevraagd, om aan laatstgenoemde maatschappij over te dragen de aan voornoemd comité verleende ver- gnnning tot het leggen van spoorstaven teD gebruike van spoorwagens in verschillende ten dienste van bet algemeen bestemde wegen, voor een stoomtramweg van Brouwershaven naar Steenbergen. Die goedkeuring is door ons bij besluit van 13 Februari jl. no. 79 verleend. De Rotterdamsche tramwegmaatschappij, eene Ne- derlandsche maatschappij, zou dus in het genot kun- •dag 29 Juli 1897. 6

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 25