ZITTING VAN DONDERDAG 15 JULI 1897.
9
Tholen. Integendeel men vergete niet dat de toestand
van het eiland Tholen steeds achteruit gaat. Waar
vroeger het eiland op den weg lag tusschen Rotterdam
en Antwerpen is die weg afgesneden. Het aandoen
van Tholen door de spoorboot heeft opgehouden en
thans wordt er letterlijk niets gedaan voor dit deel
der provincie.
Ik erken dat er bezwaren zijn tegen de inwilliging
van het gedaan verzoek, maar niet in die mate dat zij
een algeheele afwijzing zouden wettigeD. Men beweert
dat, wanneer dit verzoek wordt ingewilligd, er ook wel
andere komen zullen. Welnu, dan zulten de Staten
kunnen overwegen of voor die aanvragen dezelfde ar
gumenten gelden als voor de onderhavige aanvraag.
Hier geldt het de voortzetting van een bestaand
communicatiemiddeleene aansluiting en verbinding
met de stoomtram TholenBergen op Zoom en zoo
met den staatsspoorweg.
Ik gevoei wel de moeilijkheid, die tegen de inwilliging
van het verzoek bestaat en die beslissenden invloed
had bij Gedeputeerde Staten; dat door de betrokken
gemeenten niet veel belangstelling getoond wordt en
daarom zou ik ook niet willea meegaan met het denk
beeld om de gevraagde subsidie ten voile te geven.
Ik zou daarom willen voorstellen aan de verzoekers
voor twee jasr toe te staan een subsidie van f 600
's jaars, onder bepaling dat, zooals tot nog toe, tweemaal
daags met voldoende ingerichte wagens tusschen St
Maartensdijk en Tholen en terug worde gereden en
onder beding dat jaarlijks aan Gedeputeerde Staten
eene opgaaf worde gezonden vau het aantal vervoerde
passagiers.
Daarom neem ik de vrijheid een daartoe strekkend
amendement in te dienen, tot welks toelichting ik mij
alleen tut het volgende wil bepalen.
Wanneer de provincie jaarlijks f 600 geeft of onge
veer de helft van het gevraagde subsidie, dan zouden
de gemeenten, die in de verbindingen belang stellen, om
deze te behouden, de andere helft geven kunnen.
Ik noem den termijn van twee jaar met het oog daar
op dat dan een geheel andere toestand zal intreden.
Dan zal waarschijnlijk de stoomtram Brouwershaven
Steenbergen en de nieuwe verbinding met Holland zijn
tot stand gekomen en zal het tegenwoordig postver
voer ophouden.
Wanneer de wagendienst dan getoond beeft levens
vatbaarheid te bezitten, dan zou aan dezen het post
vervoer kunneD worden toevertrouwd, vooral wanneer
die dan tot Stavenisse of St Amialand wordt door
getrokken. Daarom acht ik de voorgestelde onder
steuning voldoende.
De heer De Casemliroot. Mijnheer de voorzitter.
Ik vereenig mij geheel met het door den heer "Van
Buren gesprokene en ben ook van oordeel, dat het
vau het grootste belang voor de bewoners van het
eiland Tholen is dat de wagendienst kan blijven be
staan.
Dat bet hier een algemeen belang geldt, blijkt ten eerste
uit het groot aantal passagiers, dat wekelijks van den
dienöt gebruik maakt, en ten tweede uit de subsidiën,
die de belanghebbende gemeenten, met uitzondering
van Scherpenisse, daaraan geven.
Hoewel die subsidiën niet zeer hoog zijn, beu ik
van oordeel, dat dit geen bezwaar kan zijn, daar toch
bij den aanleg van stoomtramwegen de gemeenten en
polders ook niet altijd naar hunne draagkracht heb
ben bijgedragen.
Met het voorstel van don heer Pompe van Meerder-
voort om bet subsidie voor 2 jaren te verleenen kan
ik wel medegaan, daar bij tot standkoming van de ver
binding Brouwershaven—Steenbergen wellicht veran
dering i.u den bestaanden toestand zal komen en mis-
Bljvoegsel van de üflddelburgsclie courant van T.atei
schien aan den wagendienst het postvervoer zal kunnen
worden opgedragen, doch de door hem voorgestelde
som van f 600 komt mij wat te laag voor. Aange
nomen dat de aangevraagde 1100 wel wat veel is,
is er m. i. niet veei op de door de ondernemers over
gelegde rekening aan te merken. In het algemeen
verslag is dc opmerkiDg gemaakt, dat de ondernemers
niets voor winst hebben uitgetrokken. Zij bebben
echter 4 pet. van hun kapitaal in rekening gebracht,
terwijl voor hen, die allen logementhouders zijn, de
winst bestaat in bet meerder verteer in hunne bedrijven.
Ik zal dan ook een amendement op het voorstel
van den heer Pompe indienen om een subsidie van
800 te verleenen en beveel dit ten zeerste bij de
vergadering aanmet te meer nadruk durf ik dit bier
doen, omdat het eiland Tholen tot die districten be
hoort, die het mitst een beroep op de provinciale kas
doen. Ruim dertig jaar toch is het geleden dat het
laatste renteloos voorschot ten behoeve van wegen op
Tholen werd gegeven.
Het amendement luidt
De ondergetoekende stelt voer gedurende 2 jaren
f 800 aan den wagendienst te geven, op de voorwaar
den, in het voorstel-Pompe vervat.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en kan
dus een onderwerp van behandeling uitmaken.
De heer Lacasse. Namens Gedeputeerde Staten
wensch ik het voorstel om het verzoek van Moeiker c. s.
af te wijzen nader toe te lichten, vooral na het gespro^
kene door de heeren Van Buren, Pompe van Meer-
dervoort en De Casembroot, die het verzoek in meer
dere of mindere mate wenschen toe te staan.
Ook uit het algemeen verslag der afdeelingen is ons
geblekeD, dat sommige leden niet ongenegen zijn eene
subsidie voor den wagendienst Tholen—St. Maartens
dijk te verleenen.
Niettemin hebben Gedeputeerde Staten gemeend hun
voorstel te moeten handhaven.
Aan dergelijke wagendiensten is nog nooit eene sub
sidie verleend. Slechts eenmaal in 1884 werd aaneen
wagendienst van IJzendijke naar Breskens eene subsi
die van f 150 toegestaan. Daar die dienst niet opnam,
heeft die subsidie slechts een jaar geduurd. Maar die
subsidieering gold ook niet weer een gewoon geval.
Die dienst stood in verbinding met den provincialen
stoombootdienst en werd geacht deze te voedeB.
Dat was de reden waarom de subsidie gegeven werd.
De heer Van Buren heeft erop gewezen, dat eenige
jaren geleden door Van de Voorde gevraagd is subsi
die voor een wagendienst tusschen Wolfaartsdijk—
Goes en dat aan die aanvrage zou voldaan zijn, indien
die dienst gesteund ware geworden door de daarbij
belanghebbende gemeenteD. Maar wanneer eens de be
langhebbende gemeenten hadden bijgedragen, dan is
het toch volstrekt nog niet zeker en niet bewezen, dat
de Staten aan Van de Voorde subsidie zouden hebben
verleend.
Verder wil ik erop wijzen dat de wagendienst tus
schen Tholen en St Maartensdijk, waarvoor thans een
provinciaal subsidie gevraagd wordt, niet het geheele
eiland ten goede komt, maar slechts een deel ervan.
Daarom voorziet die dienst niet in een voor Tholen alge
meen belang. Er is ook op gewezen dat door de provincie
zoo weinig voor Tholen gedaan is, maar men vergete niet
dat Tholen in de laatste jaren geen steun gevraagd
heeft en daardoor toonde dien niet noodig te hebben,
en nu is het wel ongelukkig, dat men thans subsidie
vraagt, die niet kan gegeven worden, omdat voor der
gelijke wagendiensten nooit een bijdrage uit de pro
vincial e kas werd toegestaan.
Ook bedenke men wel, dat niet alle gemeenten, waar
langs de dienst wordt uitgeoefend, subsidie geven,
afl 2a -ruil 1897. 3