FEUILLETON. DE SCHULDIGE. Hg verklaarde werkzaam te zgn ia oea hout zaak ea op de hoogte te wezen vaa het mate rieel, dat gebrnikt wordt bg het lossen vaa met boat geladen schepen. Ia den regel loopt het gewicht aan hont, dat tegelgk uit het schip naar boven wordt gehaald, uiteende hoop is steeds even groot, doch de lengte der Btakken hoat verschilt; gemiddeld is het gewicht een 400 it 500 kg. Voor dat ophalen vaa het hoat wordt een ketting gebruikt. De staarman, die belast is met de lossing, moet zich vergewissen of het materieel in orde is. Aan getuige werd de gebroken sohalm ver toond, waarop hg verklaarde, dat de gebraikte niet meer vertrouwd te achten was voor het werk waarvoor hg werd bestemd. De eene sohalm sohoak getuige de zekerheid dat de ketting versleten en niet meer te gebruiken was. De Bohalm had een oude breuk, die geheel ingeroest is. De toestand van den ketting moest een deskundige opvallen. De volgende getuige-deBkundige, de heer J. vaa Vliet, scheepsbouwmeester te Middelburg, verklaarde in denselfden geest. De volgende getuige, G. P. Veerman, werk man te Teraeusen, verklaarde den 9 Sept. werkzaam geweest te zgn bg het lossen der Bothnia. Hg stond boven op het dek, toen op een gegeven oogenblik een last hout, dat uit het ruim waB opgehaald, en die hg besig was buiten boord te duwen, viel en hg over boord werd gegooid en op de Loakaai terecht kwam. Getuige werd dadelgk bewusteloos en later bleek hem, dat bg aan het hoofd ge wond en aan den arm gekneusd was. Hg iB veertien dagen onder geneeskundige behan deling geweest en heeft in geen zes weken kunnen werken. Van de kneuziag aan den arm heeft getuige nog steeds ongemak. De volgende getuige, Jannis van Minne, eveneens werkman te Tementen, die ook be hulpzaam was bg de lossing van de Bothnia stond met Veerman op dek toen de last viel en Veerman over boord werd gegooid. Ge tuige heeft gezien dat Veerman gewond werd en dat hg bewusteloos op de kaai lag. De gebruikte ketting was slecht en uitge sleten, want in den morgen van dentelfden dag is hg nog eens gebroken, waardoor een last hout in het ruim viel, zonder echter onge lukken te veroorzaken. De stuurman is toen door getuige gewaar- •ohuwd een anderen ketting te nemen, waarop deze antwoordde geen anderen ketting te hebben. C. Elaassen, inspecteur van politie te Ter- neuzen, verklaarde den hem vertoonden sohalm in beslag genomen te hebben, nadat het onge luk gebeurd was. Beklaagde heeft aan ge tuige verklaard, dat de ketting slecht waB, maar wel sterk genoeg om de battings te lossen. Hg had er in Noorwegen nog wel een anker van 1200 pond mede opgehaald. Getuige heeft den ketting gezien; deze was-op verschillende plaatsen Bleoht; er waren meer schalmen in gelgk de ter terechtzitting aanwezige. J. J. van Minne, werkman te Terneuzen, verklaarde na het ongeval den schalm, die ge broken is, aan den inspecteur ter hand gesteld te hebben. Hg was in het ruim en heeft van het ongeluk niets gemerkt. De ketting is 's mor gens ook reeds gebrokenhg was versleten, wat duideljjk te zien was. l)e stuurman heeft 's morgens geholpen bg het weder aaneenbrengen van den ketting. De laatste getuige, D. van Eoeveringe, even eens werkman te Terneazen, verklaarde in denzelfden geest als de vorige getuige. Hjj deelde mede, dat hij na het ongeval den stuurman gewezen had op de onbetrouwbaar heid van den ketting, waarop deze het Bleohte stuk direct overboord wierp. De ketting was zoo slecht, dat de werklui onder elkaar hadden afgesproken er niet te veel gewicht aan te hangen. Dit laatste werd bevestigd door den getuige Jannis v. Minne. De substituut-officier van justitie, de heer mr J. Z. Mazel, begon met aan te toonen dat de aan den beklaagde ten laste gelegde feiten zgn bewezenspreker geloofde dat door het gebeurde zwaar lichamelijk letsel is toege bracht en, mocht de reohtbank die meening niet deelen, in elk geval een ernstige verwon ding ontstaan is, waardoor getuige Veerman gednrende geruimen tgd zgne werkzaamheden niet kon verrichten. De beklaagde was als stuurman verant woordelijk voor het bjj het lossen gebraikt wordende materieel, terwijl de werklieden verklaarden dat de ketting slecht was, wat ook het oordeel der deskundigen is. n o M A Naar het Fransch, van FRANQOIS COPPÉE. XVIII. »lk vraag u versohooning," hernam Louise Rameau met groote inspanning, »ik vraag u versohooning dat ik u zoo mg* heele geschie denis vertel, die niets met de zaak te maken heeftMaar dat komtomdat hetgeen ik u yerder te vertellen heb ik wilde niet graag dat gij mg voor een al te slechte vrouw hieldt Steeds de eene hand voor zgne oogen hou dende, wenkte de heer Lescuyer haar met de andere om voort te gaan en zei op doffen toon: >Ga maar voort, arm kind. Ik voel dat gjj opreoht zjjt en ik luister met veel deelne ming naar u." »De tjjd ging voort," vervolgde Louite. sik deed mgn best, vond hier en daar werk an verdiende het hoognoodige niets meer «r. voer mjj en mijn kind» Tegen het einde Spreker eischte op grond van een en ander veroordeeling van beklaagde tot drie maanden gevangenisstraf. Hierna werd het onderzoek in deze zaak gesloten en de uitspraak bepaald op heden over acht dagen. Het drama te Ooatberg, waaromtrent door ons ter bekwamer tgd breedvoerige mededeelingen zgn gedaan en dat zooveel sensatie heeft gewekt, werd vervolgens behandeld. Op de bank der beklaagden namen plaats 1° P. B. v. W., oud 22 jaar, boerenkneoht, geboren te IJzendgke, wonende te Schoondgke, en 2° J. F. M., oud 19 jaar, landbouwersknecht, geboren en wonende te Oostburg, beiden al hier gedetineerd, ter zake dab zg in den nacht van 27 op 28 December 1896, te Oostburg, op de openbare straat, te zamen en ie vereeniging met vereenigde krachten, open lijk geweld hebben gepleegd tegen Jaco bus van Male en Izaak van de Sande, door die personen aan te vallen en hen moed willig met stukken hout te slaan, tengevolge van welk geweld Jaoobus van Male zoodanig aan het hoofd is verwond, dat hjj tengevolge daarvan dienzelfden nacht is overledenof althans dat zg, ter voormelder tgd en plaats voornoemd, Jacobus van Male ei Izaak van de Sande te zamen en in vereeniging hebben achtervolgd, met het vooraf bepaald plan om hen moedwillig aan te vallen en te slaan, waartoe zg met dat doel stukken hout van een naburig erf hebben weggehaald, en dal zjj vervolgens, alzoo met voorbedaohten rade, te zamen en in vereeniging, met een stuk hout ieder aan Jaoobus van Male moedwillig een slag tegen het hoofd hebben toe- gebraoht en daarna eveneens met een stuk hout moedwillig slagen hebben toegebraoht aan Izaak van de Sande, tengevolge van welke mishandeling JacobuB van Male in dienzelfden nacht is overleden; of althans dat zg, ter voormelder tgd en plaats, opzetteljjk hebben deelgenomen aan een aan val of vechterij, door te zamen en in vereeni ging met stukken hout voornoemde Jacobus van Male en Izaak van de Sande moedwillig te slaan, tengevolge van welke mishandeling gemelde Jacobus van Male dienzelfden nacht is overleden. Aan de beklaagden was de heer mr K. W. Brevet, advocaat te Middelburg, ambtshalve als verdediger toegevoegd. Tien getuigen waren vanwege het openbaar ministerie gedagvaard. In de eerste plaats werd lecture gegeven van de akte van verwgzing, van de overlij densakte van den verslagene en van rapporten van deskundigen. Daarna werden de beklaagden gehoord. De eerste beklaagde erkende in den bewus- ten avond geloopen te zgn op hat erf van Galle om daar stokken te balen. Op den weg was Van Male hem tegemoetgekomen, had hem aangesproken en vastgegrepen. Bekl. rukte zioh los en braoht Van Male een slag toe ter egde van zgn hoofd. De tweede bekl. ontkende Van Male een slag op het hoofd te hebben toegebrachthg gaf toe wel geslagen te hebben, maar bjj weet niet waar. De eerste bekl. verklaarde niet gezien te hebben, dat Van Male opjïen eersten slag wankelde. De tweede bekl. verklaarde op het oogen blik van 't gevecht ter zgde van den eersten bekl. gestaan te hebbenook hg had een stok van het erf van Galle gehaald. Canne is niet op dat erf geweest. Hierna werd overgegaan tot het verhoor der getuigen en deskundigen. De eerste, de heer P. M. Dikkenberg, arts te Zaidzande, verklaarde dat hjj den 28 Dec. geroepen is bg I. Verplanken te Oostburg, waar hem door den brigadier een ljjk is aan gewezen, dat hg heeft onderzocht. Dat on derzoek gaf hem de overtuiging, dat da dood was toe te schrjj ven aan bloeduitstorting in de hersens, een gevolg van toegebraoht geweld. Op het ljjk zgn gevonden drie beleodigin- geneen boven het rechter en een boven het linker oog, de eerste van minder belang, en een gapende wonde aan het voorhoofd. Bjj het onderzoek is niet duideljjk gebleken welke wond de dood heeft veroorzaaktdie boven het linkeroog dan wel die aan het voorhoofd. Op een vraag van den ambtenaar van het O. M. antwoordde de deskundige, dat de slag op het voorhoofd wel ten gevolge kan gehad hebben dat de schedelbreuk, ontstaan door den slag boven het linker oog, vergroot is. van Augustus komt er weer wat meer werk en mgn oude werkgeefster bezorgde mg een lap zgde, om aan huis te borduren. Het was een prachtige stof, die wel zestig francs waard was Op zekeren avond Ik was er bjjna mee klaar en moest het werk den vol genden dag thuis brengen en vgftien fres. ontvangen. Ik zat rnstig te werken toen eensklaps de kleine, die naast mg in de wieg sliep, met een schrik ontwaakte en een gil gaf. Sohieljjk opstaande, stoot ik tegen de tafel, mgn lamp valt bjjna om en de petro leum vloeit over mgn werk. Dat was wat moois 1 Nu moest ik 60 frs aan mgn juf frouw betalen, en ik had geen frase in huis. Terwgl ik mgn kleine weer in slaap suBte, werd ik aangegrepen door een soort van ra zernij. Als het dan niet anders kon, zou ik net doen als de anderen. Dan kon ik dade lgk zooveel geld krjjgen als ik wilde. Zoo dra Clemenoe weer in slaap was, kleedde ik mg aan en ging uit. Mgn japon deze zelfde was toen nog niet zoo varsohoten en mgn hoed ook niet... en ik had hand schoenen In éen woord ik zag er niet kwaad uit. Vlak bg mjj, voor het Ooster station, op het terras van een groot koffiehuis, isag ik dikwjjle vrouwe» zitte», met prachtige Op een vraag van den verdediger deelde de deskundige alB zgne meening mee dat Van Male stond toen hjj den slag op het voorhoofd ontving. Na den eersten slag kan Van Male staande gebleven zgn. Op eene andere vraag van den verdediger verklaarde getuige nog, dat hg in den loop van den zomer den tweeden bekl. behandeld heeft voor hoofdpjjn. De tweede bekl. gaf dit toe; thans is hg beter. De tweede deskundige, de heer P. Jas, arts ts Ooatbnrg, heeft ook het ljjk bg Verplan ken gezien en een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van den dood. Zgne verklaringen stemden in hoofdzaak overeen met die van den eersten deskundige. Op een vraag van den verdediger, of deze deskundige met zekerheid kan zeggen dat de slag, boven het linkeroog toegebraoht, zonder ander geweld, den dood zon hebban tengevolge gehad, verklaarde de deskundige dit niet po sitief te kunnen zeggen. Het is wel een ge vaarlijke plaats en de mogelijkheid bestaat wel. De deskundige Dikkenberg, aan wien de zelfde vraag gedaan werd, verklaarde haar bjjna absolnnt bevestigend te kunnen be antwoorden. De volgende getuige, de brigadier der marer chaussee C. Spaander te Oostburg, verklaarde dan 28 Dec. 's morgens het ljjk van Van Male bg Verplanken gevonden te hebben en dit te hebben overgegeven aan den deskundige. Ge tuige heeft verder een paar stokken en knup pels in beslag genomen, die gevonden zgn in de nabjjheid van de plaats waar het feit heeft plaats gehad. Die plaats was hem bekend geworden door aanwjjzirtg van verschillende getuigen en de beklaagden. Op het erf van Verplanken heeft getuige verschillende bloed sporen ontdekt. Toen hjj het ljjk vond, was het nog warm. Van Male stond gunstig bjj de politie be kend bjj was geen veohtersbaas, evenmin als Van de Sande. Dat waren wel de beklaagden, die als on beschofte jongens bekend staan. Het was ge tuige ook niet bekend, dat de tweede bekl. minder normaal zgn zou. De beklaagden verklaarden dat de aanval omstreeks elf uur des avonds, in de onmid dellijke nabgheid van het hnis van Verplanken heeft plaats gehad. De volgende getuige I. Verplanken, winke lier te Oostburg, verklaarde in den morgen van 28 Dec. op het erf bg zgne woning het ljjk gevonden te hebben van Van Male; hg heeft dadelgk zgne buren gewekt en om de politie gezonden. Het ljjk is door den veld wachter van Oostburg naar die gemeente ver voerd. Op zgn erf heeft getuige bloedsporen gevonden. In den nacht heeft hg geen ge rucht gehoord. I. van de Sande, kleermaker te Schoondgke, die daarop gehoord werd, verklaarde dat bg in den avond van 27 Dec. naar Oostburg is gegaan met Van Male, dien hg onderweg ont moette, en met Willemsen. in Oostburg zgn deze gezellen in aanraking gekomen met de beklaagde». Een der beklaagden vroeg waar getuige met zgn gezelschap van daan kwam, waarop geantwoord werd van Schoondgke. Hierop volgde de vraag: waarheen gaan jullui waarop Willemsen antwoordde»naar Schoondgke". Die vraag werd nog meermalen gedaan, waarop eindelgk Willemsen antwoord de: »dat raakt je niet." Hierop volgde van de zgde van den eersten beklaagde de nitnoodiging tot vechten, waarop de drie perBoaen echter niet ingingen. Van de Sande, Willemsen en Van Male gingen daarop den weg naar huis en werden onderweg nog maals door beklaagden aangezocht tot vech ten. Toen zg dit niet wilden, lieten beklaag den het drietal passeeren. Eenigen tgd later liepen de beklaagden met Canne hen hard voorbjjzg beiden giagea op hat erf van Verplankea, Canne niet. Hat drietal, Van de Sande, Van Male en Willemsen, liep daarop door en werd spoedig vervolgd door de be klaagden. Van de Sande en Willemsen gin gen verder, doch Van Male bleef staan, keerde zich om en getuige hoorde hem tegen be klaagden iets zeggen. Bekl. W. heeft toen Van Male met een knuppel een slag op bet hoofd gegeven; deze stond versuft. Getuige schoot toen op bekl. W. toe en hoorde dat Van Male van bekl. M. een slag op het hoold kreeg. Van Male viel toen pal voorover. Bekl. W. heeft getuige toen een slag ge geven, waardoor hg viel. Daarop brachten beide beklaagden getuige met stokken een dracht slagen toe; het was of zjj op hem stonden te dansen. Getuige heeft verschillende kneuzingen bekomen, waardoor hg niet in staat was zgn werk te doen. Toen getuige een oogenblik verademing kreeg, sprong hjj op en liep weg, niet wetende wat er van Van Male tereoht gekomen was. Hjj dacht dat deze eveneens ontvlucht was. Zoover getuige weet, heeft Canne niets gedaan; hg stond bg den aanval te kgken. De slagen zgn alleen toegebraoht door de beide beklaagden. Van den kant van het meergenoemde drietal is beklaagden geen aanleiding gegeven tot den aanval. De eerste bekl. verklaarde dat de drie per sonen hem iets nageroepen hadden, wat wist bjj niet; later is een woordenwisseling gevolgd, die tot de vechtpartij aanleiding gaf. Die veohtpartjj had plaats op uitdaging van het drietal. De tweede bekl. stemde daarmee in. Beiden verklaarden stokken op het erf van Galle gehaald te hebben, om daarmede te veohten. Getuige Van de Sande verklaarde nog ge hoord te hebben, dat de beklaagden zeiden knuppels te gaan halen. Verder ook dat Van Male den bekl. W. niet heeft vastgegrepen, ten minste niet voor zoover hjj weet. Op een vraag van den verdediger verklaarde getnige dat, toen hg om elf aur uit de her berg kwam, hg niet gezien heeft dat de be klaagden van elkaar afgingen. De volgende getuige, J. A. Willemsen, schoen maker te Schoondgke, die op 27 Dec. met Van Male en Van de Sande naar Oostburg gegaan was, verklaarde dat de eerste aanraking te Oostburg heeft plaats gehad en dat de be klaagden hem en zgn gezelschap uitnoodigden samen naar Schoondgke te gaan. Volgens hem is de nitnoodiging om te vechten gekomen van de zgde der beklaagden, terwgl bg en zgn kameraads dit niet wensch- ten. Overigens sloot zgne verklaring in hoofdzaak met die van Van de Sande. Toen Van Male stilstond is de beklaagde W. terstond op hem toegesprongen en heeft bjj hem met een knuppel een slag op het hoofd toegebraoht. Van Male heeft W. niet vastgegrepen, dat weet getuige zeker. De Blag kwam van ter zgde op het hoofd van Van Male. Onmiddellijk daarop braoht de tweede bekl. M,, Van Male een tweeden slag toe. Van Male viel toen voorover. Getuige heeft verder gezien dat Van de Sande eerst door W. en toen door beide be klaagden geslagen is. Het feit gebeurde op eenige passen afstand van de woning van Verplanken. Getnige heeft gezien dat, toen Van de Sande viel, Van Male zich opristte. Getuige kwam Van de Sande te hnlp en viel daarbjjtoe» hjj opstond zag bjj Van Male niet meer en is hjj onmiddellijk met Van de Sande op de vlucht getogen. Canne heeft aan de mishandeling geen aan deel gehad. Alleen de twee beklaagden hebben Van Male en Van de Sande geslagen. Getuige heeft in Oostburg het ljjk van Van Male gezien. De verdediger wees er dezen getuige op, dat hjj vroeger verklaard heeft, dat hjj niet gezien heeft of Van Male W. heeft vastgegrepen, terwgl hjj nu verklaart, dat dit niet gebeurd is. Getuige bleef er nu bg dat, voor zoover hjj heeft opgemerkt, Van Male W. niet heeft vast gehad. Hier werd de zitting geschorst. De zitting heropend zjjnde, werd de getuige Willemse opnieuw voorgeroepen. Hem werd door den voorzitter gevraagd op welk oogen blik Caane zioh verwgderd heeft. Hjj ver klaarde dat dit was tgdens de slagen werden toegebracht; Canne kan gezien hebben dat beide beklaagden sloegen. De volgende getuige, C. Tb. Canne, werk man te Schoondgke, is in den avord van 27 Dec. in gezelschap van de beklaagden geweest, hjj was alleen naar Oostburg gegaan on vond bekl. op de Markt aldaar. Hjj heeft daar ook Van de Sande, Willems9n en Van Male ge zien. Hjj heeft niet opgemerkt dat een van die drie zioh vgandig betoonde tegen bekl.; zjj waren bedaard en zochten geen ruzie. Hjj heeft wel gehoord dat bekl. W. Van Male en Willemsen tot vechten daagde. Gstuige is in den avond alleen naar huis gegaan en heeft gezien dat W. en M. op het erf van Galle gingen om stokken te hales, zeggende dat zg de Schoondjjksohe jongens eens flink wilden afranselen. Hg zag hen met stokken van het erf komen of dat knuppels of latten waren weet hjj niet. De bekl. liepen Van de Sande en Van Male achterop getuige heeft niet gezien dat Van Male den bekl. W. aanvatte. Hjj heeft wel gehoord dat Van Male tegen de bekl. zeide »wat moeten jullni dan toch waarop W. Van Male met een stok op het hoofd sloeg. Hg zag ook dat M. Van Male Bloeg en later was hg er ook getuige van dat beide beklaag den Van de Sande sloegen. Laatstgenoemde viel op den grond. Toen Van Male den eersten klap kreeg, wankelde bjj, maar eerst na den tweeden slag viel hjj. Getuige is toen weggeloopenhjj heeft aan de mishandeling vohtrekt geen deelgenomen. De eerste bekl. verklaarde, dat deze getuige ook op Van de Sande geslagen heeft, toen deze op den grond lag. De tweede bekl. bevestigde dit. De getuige Canne ontkende het pertinent. H. Vercammen te OoBtburg, de volgende ge tuige, heeft in den avond van den 27en Van Male in de herberg gezien met zgn kamera den en heeft den volgenden morgen diens ljjk aanschouwd op het erf van Verplanken. Hjj heeft het ljjk zien overbrengen naar Oostburg. De volgende getuige J. van Hal, herbergier te OoBtburg, heeft Van Male en zgne kame raden in den avond van den 27en in zgne herberg gehad. Zg vermaakten zich op eene fatsoenlgke manier. De laatste getuige J. B. Galle, wagenmaker te Oostburg, heeft in den morgen van den 28 Dec. gemerkt dat er van zgn terrein eenig hout werk waB weggenomen. Hg heeft bg Ver- planken het lgk van een jongen man, dien hg niet kende, gezien. Hierna werden de beklaagden nogmaals ge hoord. Zg erkenden van het erf van Galle de hun vertoonde stukken hout te hebben weggenomen. De president wees hun erop dat zg, èn tgdens de mededeelingen van de deskundigen èn tgdens de verklaringen van de getuigen, geen enkel blgk gaven, dat zg gevoelden voor welk ernstig feit zg hier tereoht staanhet ontnemen van het leven aan een jongen man, die gunstig bekend stond en een niet alle- daagschen weg voor zioh had. Beklaagden verklaarden wel spgt te hebben over het gebeurde en niet het plan gehad te hebben om iemand dood te slaan. Zg be weerden dat Van Male den eersten bekl. had aangegrepenzg erkenden wel geslagen te hebben, maar ontkenden Van Male op het hoofd te hebben geraakt. Zg waren, zeiden zg, niet dronken. Do officier van justitie, de heer mr J. A. van Hoek, begon met te zeggen, dat wel nie mand met deze beklaagden medelgden gevoe len cal, want de straf, die deze beklaagden zullen moeten ondergaan, staat niet in ver houding tot de wroeging, die zg moesten ge voelen over het afsngden van den levensdraad van een jongen man, nog in de lente van zgn leven. Van wroeging over het gebeurde valt echter bg deze beklaagden niets te bemerken, doch wel van vrees voor de straf, die hun wacht. Bestaat er niet meer reden om medelgden te gevoelen met de familieleden van het slachtoffer, dat een goede toekomst tegemoet ging Van dronkenschap is hier geen sprake, het cherchez la femme iB hier niet van toepassing het is hier niets dan brutaal, dierlgk geweld geweest. Beklaagden zgn bekende vechtersbazen, die steeds ruzie zoeken met bewoners van andere dorpen, welke hunne gemeente bezoeken. Vast staat dat beiden geslagen hebbenmet het gevolg dat Van Male is overleden en Van de Sande eenigen tgd niet in staat was zgn werk te doen. Zg hebben om te slaan knuppels of stukken hout gehaald. Beiden hebben Van Male slagen tegen het hoofd toegebraoht, welke slagen den dood tengevolge moesten hebben. Het is niet uit te maken of bekl. W. den slag heeft toegebraoht ter zgde van en bekl. M. dien op het hoofd, maar de gevolgtrekking is wel te maken dat, W. den slag ter linker- zgde heeft toegebraoht en M. dien op het hoofd. De vraag ishoe moet het feit worden ge kwalificeerd? Het antwoord daarop kan drie ledig zgn. Waarom drieledig Omdat men de zaak van verschillenden kant bezien kan en het de taak van het O. M. is om te trachten debe- stilte met gebogen hoofd, steedB naar de wieg kg kende, en toen ik uitgesproken haf, tastte bg in zgn zak, haalde er een handvol goud uit, evenals hg in het café gedaan had, legde het op tafel en sprak op fluisterenden toon sToen ik klein was, had ik ook een moeder die veel van mg hield." Gg begrgpt hoe verbaasd ik was, ik vergat zelfs hem te bedanken Maar toen hg zgn hoed nam om heen te gaan 01 wat was ik hem toen dankbaar 1 Ik nam zgn hand en wilde die kussen dooh hg trok haar driftig terug, verborg haar onder zgn jas en riep; >Mg de hand kussen 1 O, als gg eens wistl" Eensklaps bleef hg steken, als schrikte hg van hetgeen hg gezegd had, wierp mg een laatsten blik toe zoo'n som beren, ontzettenden blikl en liep weg! Dat oogenblik heeft zulk een diepen indruk op mg gemaakt dat ik nog de deur, die hg hard dicht sloeg, zie trillen en nog zgn hinkende» stap op de trap hoor wegsterven." Terwgl Louise Rameau deze dingen ver telde, was de heer Lescuyer in zgn Btoel ge zonken, met de handen voor het gelaat, ver pletterd door wroeging en aohaamte. Dus had die Chrétien Forgeat, die vagebond,^ die deogniet, voor dese die hg bjj toiletten en hoeden met veeren Ik ging er heen en liet mg een glas bier geven.... maar terstond greep de schaamte mg aan Al die vrouwen om mg heen praatten luid en Bloegen gemeene taal uit. Ik was al op het punt van weg te loopen, toen een jong mensob, die aan een tafeltje naast mg was komen zitten, zonder dat ik er iets van ge merkt had, zgn stoel naderbg schoof en vroeg >Zullen wg kennis maken en daar ik niet antwoordde ging,bg voort: »Wees maar niet bang, ik kan wel betalen." Toen zag ik dat hg armoedig gekleed wasmaar hg ging voort»Wilt gg het zien en hg haalde een hand vol goudstukken uit den zak Vergeef mg, mgnheer wat ik vertel is wel leelgk; maar ik was wanhopig, en dat ongeluk met dien lap zgde had mg tot het uiterste gedreven Toe* ik geantwoord had dat ik wel met hem mee wilde gaan, zei hg»Dat is onmogslgk" en na eenige aarzeling voegde hg er bg »Ik woon bg mgn ouders, laat ons naar u toegaan." Bg mg, in mjju kamer waar mgn dochtertje was. Maar de armoede had mg verbgaterd. Ik was daar gekomen om mg zeiven te verkoope». En ik zou het ook doe». Hg stond op, bood mg eg» arm aas os ik zag dat bg maak liep. De rue des Vmaignen is niet ver daar van daan Onderweg spraken wg niet. Eens slechts zei hg>Gg zgt niet zeer spraakzaam", en af en toe zag hg mg met zgne groote oogen, onder die zware wenk brauwen, aan dat ik er bang van werd. Ik ging hem voor, de trap op en toen hg aohter mg binnen kwam, legde ik werktuigelgk den vinger op mgn mond en zei >Chut 1", hem op de wieg wgzende. Hg keek, trok een gezicht, zei »0, die slapen vast 1" en wierp zgn hoed op tafelMaar toenvoelde ikO mgn heer wat schaam ik mg dathet iets onmogelgks voor mg wasmet dien man daar vlak bg mgn kindik barstte in tranen uit en smeekte hem mg te verlaten, weer heen te gaan en vroeg hem vergiffenis dat ik ja gezegd had; ik verzooht hem naar het café terug te keeren, waar hg andere, veel mooier vrouwen kon vinden. In plaats van boos te worden, vroeg hg waarom ik zoo eensklaps van meening veranderde, en zoo schreide. En daar hg zoo zaoht sprak, kreeg ik vertrouwen in hem e» vertelde alles. Ik liet hem de olievlek zie» vertelde hem hoe ongeluk kig ik was e» dat ik nooit dat leelgke beroep had uitgeoefend, dat ik het allee» deed ter wille va» !ag» kind Hg ïöi«te?de i»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1897 | | pagina 2