FEUILLETON.
DE SCHULDIGE.
Hg verklaarde werkzaam te zgn ia oea hout
zaak ea op de hoogte te wezen vaa het mate
rieel, dat gebrnikt wordt bg het lossen vaa
met boat geladen schepen.
Ia den regel loopt het gewicht aan hont,
dat tegelgk uit het schip naar boven wordt
gehaald, uiteende hoop is steeds even groot,
doch de lengte der Btakken hoat verschilt;
gemiddeld is het gewicht een 400 it 500 kg.
Voor dat ophalen vaa het hoat wordt een
ketting gebruikt. De staarman, die belast is
met de lossing, moet zich vergewissen of het
materieel in orde is.
Aan getuige werd de gebroken sohalm ver
toond, waarop hg verklaarde, dat de gebraikte
niet meer vertrouwd te achten was voor het
werk waarvoor hg werd bestemd. De eene
sohalm sohoak getuige de zekerheid dat de
ketting versleten en niet meer te gebruiken
was. De Bohalm had een oude breuk, die
geheel ingeroest is. De toestand van den
ketting moest een deskundige opvallen.
De volgende getuige-deBkundige, de heer J.
vaa Vliet, scheepsbouwmeester te Middelburg,
verklaarde in denselfden geest.
De volgende getuige, G. P. Veerman, werk
man te Teraeusen, verklaarde den 9 Sept.
werkzaam geweest te zgn bg het lossen der
Bothnia. Hg stond boven op het dek, toen
op een gegeven oogenblik een last hout, dat
uit het ruim waB opgehaald, en die hg besig
was buiten boord te duwen, viel en hg over
boord werd gegooid en op de Loakaai terecht
kwam. Getuige werd dadelgk bewusteloos en
later bleek hem, dat bg aan het hoofd ge
wond en aan den arm gekneusd was. Hg iB
veertien dagen onder geneeskundige behan
deling geweest en heeft in geen zes weken
kunnen werken. Van de kneuziag aan den
arm heeft getuige nog steeds ongemak.
De volgende getuige, Jannis van Minne,
eveneens werkman te Tementen, die ook be
hulpzaam was bg de lossing van de Bothnia
stond met Veerman op dek toen de last viel
en Veerman over boord werd gegooid. Ge
tuige heeft gezien dat Veerman gewond werd
en dat hg bewusteloos op de kaai lag.
De gebruikte ketting was slecht en uitge
sleten, want in den morgen van dentelfden
dag is hg nog eens gebroken, waardoor een
last hout in het ruim viel, zonder echter onge
lukken te veroorzaken.
De stuurman is toen door getuige gewaar-
•ohuwd een anderen ketting te nemen, waarop
deze antwoordde geen anderen ketting te
hebben.
C. Elaassen, inspecteur van politie te Ter-
neuzen, verklaarde den hem vertoonden sohalm
in beslag genomen te hebben, nadat het onge
luk gebeurd was. Beklaagde heeft aan ge
tuige verklaard, dat de ketting slecht waB, maar
wel sterk genoeg om de battings te lossen.
Hg had er in Noorwegen nog wel een anker
van 1200 pond mede opgehaald. Getuige heeft
den ketting gezien; deze was-op verschillende
plaatsen Bleoht; er waren meer schalmen in
gelgk de ter terechtzitting aanwezige.
J. J. van Minne, werkman te Terneuzen,
verklaarde na het ongeval den schalm, die ge
broken is, aan den inspecteur ter hand gesteld
te hebben. Hg was in het ruim en heeft van
het ongeluk niets gemerkt. De ketting is 's mor
gens ook reeds gebrokenhg was versleten,
wat duideljjk te zien was.
l)e stuurman heeft 's morgens geholpen bg
het weder aaneenbrengen van den ketting.
De laatste getuige, D. van Eoeveringe, even
eens werkman te Terneazen, verklaarde in
denzelfden geest als de vorige getuige. Hjj
deelde mede, dat hij na het ongeval den
stuurman gewezen had op de onbetrouwbaar
heid van den ketting, waarop deze het Bleohte
stuk direct overboord wierp.
De ketting was zoo slecht, dat de werklui
onder elkaar hadden afgesproken er niet te
veel gewicht aan te hangen.
Dit laatste werd bevestigd door den getuige
Jannis v. Minne.
De substituut-officier van justitie, de heer
mr J. Z. Mazel, begon met aan te toonen dat
de aan den beklaagde ten laste gelegde feiten
zgn bewezenspreker geloofde dat door het
gebeurde zwaar lichamelijk letsel is toege
bracht en, mocht de reohtbank die meening
niet deelen, in elk geval een ernstige verwon
ding ontstaan is, waardoor getuige Veerman
gednrende geruimen tgd zgne werkzaamheden
niet kon verrichten.
De beklaagde was als stuurman verant
woordelijk voor het bjj het lossen gebraikt
wordende materieel, terwijl de werklieden
verklaarden dat de ketting slecht was, wat
ook het oordeel der deskundigen is.
n o M A
Naar het Fransch, van
FRANQOIS COPPÉE.
XVIII.
»lk vraag u versohooning," hernam Louise
Rameau met groote inspanning, »ik vraag u
versohooning dat ik u zoo mg* heele geschie
denis vertel, die niets met de zaak te maken
heeftMaar dat komtomdat hetgeen
ik u yerder te vertellen heb ik wilde niet
graag dat gij mg voor een al te slechte vrouw
hieldt
Steeds de eene hand voor zgne oogen hou
dende, wenkte de heer Lescuyer haar met de
andere om voort te gaan en zei op doffen
toon: >Ga maar voort, arm kind. Ik voel dat
gjj opreoht zjjt en ik luister met veel deelne
ming naar u."
»De tjjd ging voort," vervolgde Louite.
sik deed mgn best, vond hier en daar werk
an verdiende het hoognoodige niets meer
«r. voer mjj en mijn kind» Tegen het einde
Spreker eischte op grond van een en ander
veroordeeling van beklaagde tot drie maanden
gevangenisstraf.
Hierna werd het onderzoek in deze zaak
gesloten en de uitspraak bepaald op heden
over acht dagen.
Het drama te Ooatberg,
waaromtrent door ons ter bekwamer tgd
breedvoerige mededeelingen zgn gedaan en dat
zooveel sensatie heeft gewekt, werd vervolgens
behandeld.
Op de bank der beklaagden namen plaats
1° P. B. v. W., oud 22 jaar, boerenkneoht,
geboren te IJzendgke, wonende te Schoondgke,
en 2° J. F. M., oud 19 jaar, landbouwersknecht,
geboren en wonende te Oostburg, beiden al
hier gedetineerd, ter zake dab zg in den nacht
van 27 op 28 December 1896, te Oostburg,
op de openbare straat, te zamen en ie
vereeniging met vereenigde krachten, open
lijk geweld hebben gepleegd tegen Jaco
bus van Male en Izaak van de Sande,
door die personen aan te vallen en hen moed
willig met stukken hout te slaan, tengevolge
van welk geweld Jaoobus van Male zoodanig
aan het hoofd is verwond, dat hjj tengevolge
daarvan dienzelfden nacht is overledenof
althans dat zg, ter voormelder tgd en plaats
voornoemd, Jacobus van Male ei Izaak van
de Sande te zamen en in vereeniging hebben
achtervolgd, met het vooraf bepaald plan om
hen moedwillig aan te vallen en te slaan,
waartoe zg met dat doel stukken hout van
een naburig erf hebben weggehaald, en dal
zjj vervolgens, alzoo met voorbedaohten rade,
te zamen en in vereeniging, met een stuk
hout ieder aan Jaoobus van Male moedwillig
een slag tegen het hoofd hebben toe-
gebraoht en daarna eveneens met een
stuk hout moedwillig slagen hebben
toegebraoht aan Izaak van de Sande,
tengevolge van welke mishandeling JacobuB
van Male in dienzelfden nacht is overleden;
of althans dat zg, ter voormelder tgd en plaats,
opzetteljjk hebben deelgenomen aan een aan
val of vechterij, door te zamen en in vereeni
ging met stukken hout voornoemde Jacobus
van Male en Izaak van de Sande moedwillig
te slaan, tengevolge van welke mishandeling
gemelde Jacobus van Male dienzelfden nacht
is overleden.
Aan de beklaagden was de heer mr K. W.
Brevet, advocaat te Middelburg, ambtshalve
als verdediger toegevoegd.
Tien getuigen waren vanwege het openbaar
ministerie gedagvaard.
In de eerste plaats werd lecture gegeven
van de akte van verwgzing, van de overlij
densakte van den verslagene en van rapporten
van deskundigen.
Daarna werden de beklaagden gehoord.
De eerste beklaagde erkende in den bewus-
ten avond geloopen te zgn op hat erf van
Galle om daar stokken te balen. Op den weg
was Van Male hem tegemoetgekomen, had
hem aangesproken en vastgegrepen. Bekl.
rukte zioh los en braoht Van Male een slag
toe ter egde van zgn hoofd.
De tweede bekl. ontkende Van Male een
slag op het hoofd te hebben toegebrachthg
gaf toe wel geslagen te hebben, maar bjj weet
niet waar.
De eerste bekl. verklaarde niet gezien te
hebben, dat Van Male opjïen eersten slag
wankelde.
De tweede bekl. verklaarde op het oogen
blik van 't gevecht ter zgde van den eersten
bekl. gestaan te hebbenook hg had een stok
van het erf van Galle gehaald. Canne is niet
op dat erf geweest.
Hierna werd overgegaan tot het verhoor der
getuigen en deskundigen.
De eerste, de heer P. M. Dikkenberg, arts
te Zaidzande, verklaarde dat hjj den 28 Dec.
geroepen is bg I. Verplanken te Oostburg,
waar hem door den brigadier een ljjk is aan
gewezen, dat hg heeft onderzocht. Dat on
derzoek gaf hem de overtuiging, dat da dood
was toe te schrjj ven aan bloeduitstorting in de
hersens, een gevolg van toegebraoht geweld.
Op het ljjk zgn gevonden drie beleodigin-
geneen boven het rechter en een boven het
linker oog, de eerste van minder belang, en
een gapende wonde aan het voorhoofd. Bjj
het onderzoek is niet duideljjk gebleken welke
wond de dood heeft veroorzaaktdie boven
het linkeroog dan wel die aan het voorhoofd.
Op een vraag van den ambtenaar van het
O. M. antwoordde de deskundige, dat de slag
op het voorhoofd wel ten gevolge kan gehad
hebben dat de schedelbreuk, ontstaan door
den slag boven het linker oog, vergroot is.
van Augustus komt er weer wat meer werk
en mgn oude werkgeefster bezorgde mg een
lap zgde, om aan huis te borduren. Het was
een prachtige stof, die wel zestig francs waard
was Op zekeren avond Ik was er
bjjna mee klaar en moest het werk den vol
genden dag thuis brengen en vgftien fres.
ontvangen. Ik zat rnstig te werken toen
eensklaps de kleine, die naast mg in de wieg
sliep, met een schrik ontwaakte en een gil
gaf. Sohieljjk opstaande, stoot ik tegen de
tafel, mgn lamp valt bjjna om en de petro
leum vloeit over mgn werk. Dat was wat
moois 1 Nu moest ik 60 frs aan mgn juf
frouw betalen, en ik had geen frase in huis.
Terwgl ik mgn kleine weer in slaap suBte,
werd ik aangegrepen door een soort van ra
zernij. Als het dan niet anders kon, zou ik
net doen als de anderen. Dan kon ik dade
lgk zooveel geld krjjgen als ik wilde. Zoo
dra Clemenoe weer in slaap was, kleedde ik
mg aan en ging uit. Mgn japon deze
zelfde was toen nog niet zoo varsohoten
en mgn hoed ook niet... en ik had hand
schoenen In éen woord ik zag er niet
kwaad uit. Vlak bg mjj, voor het Ooster
station, op het terras van een groot koffiehuis,
isag ik dikwjjle vrouwe» zitte», met prachtige
Op een vraag van den verdediger deelde de
deskundige alB zgne meening mee dat Van
Male stond toen hjj den slag op het voorhoofd
ontving. Na den eersten slag kan Van Male
staande gebleven zgn.
Op eene andere vraag van den verdediger
verklaarde getuige nog, dat hg in den loop
van den zomer den tweeden bekl. behandeld
heeft voor hoofdpjjn.
De tweede bekl. gaf dit toe; thans is hg
beter.
De tweede deskundige, de heer P. Jas, arts
ts Ooatbnrg, heeft ook het ljjk bg Verplan
ken gezien en een onderzoek ingesteld naar
de oorzaak van den dood.
Zgne verklaringen stemden in hoofdzaak
overeen met die van den eersten deskundige.
Op een vraag van den verdediger, of deze
deskundige met zekerheid kan zeggen dat de
slag, boven het linkeroog toegebraoht, zonder
ander geweld, den dood zon hebban tengevolge
gehad, verklaarde de deskundige dit niet po
sitief te kunnen zeggen. Het is wel een ge
vaarlijke plaats en de mogelijkheid bestaat
wel.
De deskundige Dikkenberg, aan wien de
zelfde vraag gedaan werd, verklaarde haar
bjjna absolnnt bevestigend te kunnen be
antwoorden.
De volgende getuige, de brigadier der marer
chaussee C. Spaander te Oostburg, verklaarde
dan 28 Dec. 's morgens het ljjk van Van Male
bg Verplanken gevonden te hebben en dit te
hebben overgegeven aan den deskundige. Ge
tuige heeft verder een paar stokken en knup
pels in beslag genomen, die gevonden zgn in
de nabjjheid van de plaats waar het feit heeft
plaats gehad. Die plaats was hem bekend
geworden door aanwjjzirtg van verschillende
getuigen en de beklaagden. Op het erf van
Verplanken heeft getuige verschillende bloed
sporen ontdekt. Toen hjj het ljjk vond, was
het nog warm.
Van Male stond gunstig bjj de politie be
kend bjj was geen veohtersbaas, evenmin als
Van de Sande.
Dat waren wel de beklaagden, die als on
beschofte jongens bekend staan. Het was ge
tuige ook niet bekend, dat de tweede bekl.
minder normaal zgn zou.
De beklaagden verklaarden dat de aanval
omstreeks elf uur des avonds, in de onmid
dellijke nabgheid van het hnis van Verplanken
heeft plaats gehad.
De volgende getuige I. Verplanken, winke
lier te Oostburg, verklaarde in den morgen
van 28 Dec. op het erf bg zgne woning het
ljjk gevonden te hebben van Van Male; hg
heeft dadelgk zgne buren gewekt en om de
politie gezonden. Het ljjk is door den veld
wachter van Oostburg naar die gemeente ver
voerd. Op zgn erf heeft getuige bloedsporen
gevonden. In den nacht heeft hg geen ge
rucht gehoord.
I. van de Sande, kleermaker te Schoondgke,
die daarop gehoord werd, verklaarde dat bg
in den avond van 27 Dec. naar Oostburg is
gegaan met Van Male, dien hg onderweg ont
moette, en met Willemsen. in Oostburg zgn
deze gezellen in aanraking gekomen met de
beklaagde». Een der beklaagden vroeg waar
getuige met zgn gezelschap van daan kwam,
waarop geantwoord werd van Schoondgke.
Hierop volgde de vraag: waarheen gaan
jullui waarop Willemsen antwoordde»naar
Schoondgke". Die vraag werd nog meermalen
gedaan, waarop eindelgk Willemsen antwoord
de: »dat raakt je niet."
Hierop volgde van de zgde van den eersten
beklaagde de nitnoodiging tot vechten, waarop
de drie perBoaen echter niet ingingen. Van de
Sande, Willemsen en Van Male gingen daarop
den weg naar huis en werden onderweg nog
maals door beklaagden aangezocht tot vech
ten. Toen zg dit niet wilden, lieten beklaag
den het drietal passeeren. Eenigen tgd later
liepen de beklaagden met Canne hen hard
voorbjjzg beiden giagea op hat erf van
Verplankea, Canne niet. Hat drietal, Van de
Sande, Van Male en Willemsen, liep daarop
door en werd spoedig vervolgd door de be
klaagden. Van de Sande en Willemsen gin
gen verder, doch Van Male bleef staan, keerde
zich om en getuige hoorde hem tegen be
klaagden iets zeggen. Bekl. W. heeft toen
Van Male met een knuppel een slag op bet
hoofd gegeven; deze stond versuft. Getuige
schoot toen op bekl. W. toe en hoorde dat
Van Male van bekl. M. een slag op het hoold
kreeg. Van Male viel toen pal voorover.
Bekl. W. heeft getuige toen een slag ge
geven, waardoor hg viel. Daarop brachten
beide beklaagden getuige met stokken een
dracht slagen toe; het was of zjj op hem
stonden te dansen. Getuige heeft verschillende
kneuzingen bekomen, waardoor hg niet in
staat was zgn werk te doen.
Toen getuige een oogenblik verademing
kreeg, sprong hjj op en liep weg, niet wetende
wat er van Van Male tereoht gekomen was.
Hjj dacht dat deze eveneens ontvlucht was.
Zoover getuige weet, heeft Canne niets
gedaan; hg stond bg den aanval te kgken.
De slagen zgn alleen toegebraoht door de beide
beklaagden.
Van den kant van het meergenoemde drietal
is beklaagden geen aanleiding gegeven tot
den aanval.
De eerste bekl. verklaarde dat de drie per
sonen hem iets nageroepen hadden, wat wist
bjj niet; later is een woordenwisseling gevolgd,
die tot de vechtpartij aanleiding gaf. Die
veohtpartjj had plaats op uitdaging van het
drietal.
De tweede bekl. stemde daarmee in.
Beiden verklaarden stokken op het erf van
Galle gehaald te hebben, om daarmede te
veohten.
Getuige Van de Sande verklaarde nog ge
hoord te hebben, dat de beklaagden zeiden
knuppels te gaan halen. Verder ook dat Van
Male den bekl. W. niet heeft vastgegrepen,
ten minste niet voor zoover hjj weet.
Op een vraag van den verdediger verklaarde
getnige dat, toen hg om elf aur uit de her
berg kwam, hg niet gezien heeft dat de be
klaagden van elkaar afgingen.
De volgende getuige, J. A. Willemsen, schoen
maker te Schoondgke, die op 27 Dec. met Van
Male en Van de Sande naar Oostburg gegaan
was, verklaarde dat de eerste aanraking te
Oostburg heeft plaats gehad en dat de be
klaagden hem en zgn gezelschap uitnoodigden
samen naar Schoondgke te gaan.
Volgens hem is de nitnoodiging om te
vechten gekomen van de zgde der beklaagden,
terwgl bg en zgn kameraads dit niet wensch-
ten. Overigens sloot zgne verklaring in
hoofdzaak met die van Van de Sande.
Toen Van Male stilstond is de beklaagde
W. terstond op hem toegesprongen en heeft
bjj hem met een knuppel een slag op het
hoofd toegebraoht. Van Male heeft W. niet
vastgegrepen, dat weet getuige zeker. De
Blag kwam van ter zgde op het hoofd van
Van Male. Onmiddellijk daarop braoht de
tweede bekl. M,, Van Male een tweeden slag
toe. Van Male viel toen voorover.
Getuige heeft verder gezien dat Van de
Sande eerst door W. en toen door beide be
klaagden geslagen is. Het feit gebeurde op
eenige passen afstand van de woning van
Verplanken.
Getnige heeft gezien dat, toen Van de Sande
viel, Van Male zich opristte. Getuige kwam
Van de Sande te hnlp en viel daarbjjtoe»
hjj opstond zag bjj Van Male niet meer en
is hjj onmiddellijk met Van de Sande op de
vlucht getogen.
Canne heeft aan de mishandeling geen aan
deel gehad. Alleen de twee beklaagden hebben
Van Male en Van de Sande geslagen.
Getuige heeft in Oostburg het ljjk van Van
Male gezien.
De verdediger wees er dezen getuige op, dat
hjj vroeger verklaard heeft, dat hjj niet gezien
heeft of Van Male W. heeft vastgegrepen,
terwgl hjj nu verklaart, dat dit niet gebeurd
is. Getuige bleef er nu bg dat, voor zoover
hjj heeft opgemerkt, Van Male W. niet heeft
vast gehad.
Hier werd de zitting geschorst.
De zitting heropend zjjnde, werd de getuige
Willemse opnieuw voorgeroepen. Hem werd
door den voorzitter gevraagd op welk oogen
blik Caane zioh verwgderd heeft. Hjj ver
klaarde dat dit was tgdens de slagen werden
toegebracht; Canne kan gezien hebben dat
beide beklaagden sloegen.
De volgende getuige, C. Tb. Canne, werk
man te Schoondgke, is in den avord van 27
Dec. in gezelschap van de beklaagden geweest,
hjj was alleen naar Oostburg gegaan on vond
bekl. op de Markt aldaar. Hjj heeft daar ook
Van de Sande, Willems9n en Van Male ge
zien. Hjj heeft niet opgemerkt dat een van
die drie zioh vgandig betoonde tegen bekl.;
zjj waren bedaard en zochten geen ruzie. Hjj
heeft wel gehoord dat bekl. W. Van Male en
Willemsen tot vechten daagde.
Gstuige is in den avond alleen naar huis
gegaan en heeft gezien dat W. en M. op het
erf van Galle gingen om stokken te hales,
zeggende dat zg de Schoondjjksohe jongens
eens flink wilden afranselen.
Hg zag hen met stokken van het erf komen
of dat knuppels of latten waren weet hjj niet.
De bekl. liepen Van de Sande en Van Male
achterop getuige heeft niet gezien dat Van
Male den bekl. W. aanvatte. Hjj heeft wel
gehoord dat Van Male tegen de bekl. zeide
»wat moeten jullni dan toch waarop W.
Van Male met een stok op het hoofd sloeg.
Hg zag ook dat M. Van Male Bloeg en later
was hg er ook getuige van dat beide beklaag
den Van de Sande sloegen. Laatstgenoemde
viel op den grond.
Toen Van Male den eersten klap kreeg,
wankelde bjj, maar eerst na den tweeden slag
viel hjj.
Getuige is toen weggeloopenhjj heeft aan
de mishandeling vohtrekt geen deelgenomen.
De eerste bekl. verklaarde, dat deze getuige
ook op Van de Sande geslagen heeft, toen
deze op den grond lag.
De tweede bekl. bevestigde dit.
De getuige Canne ontkende het pertinent.
H. Vercammen te OoBtburg, de volgende ge
tuige, heeft in den avond van den 27en Van
Male in de herberg gezien met zgn kamera
den en heeft den volgenden morgen diens ljjk
aanschouwd op het erf van Verplanken. Hjj
heeft het ljjk zien overbrengen naar Oostburg.
De volgende getuige J. van Hal, herbergier
te OoBtburg, heeft Van Male en zgne kame
raden in den avond van den 27en in zgne
herberg gehad. Zg vermaakten zich op eene
fatsoenlgke manier.
De laatste getuige J. B. Galle, wagenmaker
te Oostburg, heeft in den morgen van den 28
Dec. gemerkt dat er van zgn terrein eenig hout
werk waB weggenomen. Hg heeft bg Ver-
planken het lgk van een jongen man, dien
hg niet kende, gezien.
Hierna werden de beklaagden nogmaals ge
hoord. Zg erkenden van het erf van Galle
de hun vertoonde stukken hout te hebben
weggenomen.
De president wees hun erop dat zg, èn
tgdens de mededeelingen van de deskundigen
èn tgdens de verklaringen van de getuigen,
geen enkel blgk gaven, dat zg gevoelden voor
welk ernstig feit zg hier tereoht staanhet
ontnemen van het leven aan een jongen man,
die gunstig bekend stond en een niet alle-
daagschen weg voor zioh had.
Beklaagden verklaarden wel spgt te hebben
over het gebeurde en niet het plan gehad te
hebben om iemand dood te slaan. Zg be
weerden dat Van Male den eersten bekl. had
aangegrepenzg erkenden wel geslagen te
hebben, maar ontkenden Van Male op het
hoofd te hebben geraakt.
Zg waren, zeiden zg, niet dronken.
Do officier van justitie, de heer mr J. A.
van Hoek, begon met te zeggen, dat wel nie
mand met deze beklaagden medelgden gevoe
len cal, want de straf, die deze beklaagden
zullen moeten ondergaan, staat niet in ver
houding tot de wroeging, die zg moesten ge
voelen over het afsngden van den levensdraad
van een jongen man, nog in de lente van zgn
leven.
Van wroeging over het gebeurde valt echter
bg deze beklaagden niets te bemerken, doch
wel van vrees voor de straf, die hun wacht.
Bestaat er niet meer reden om medelgden
te gevoelen met de familieleden van het
slachtoffer, dat een goede toekomst tegemoet
ging
Van dronkenschap is hier geen sprake, het
cherchez la femme iB hier niet van toepassing
het is hier niets dan brutaal, dierlgk geweld
geweest.
Beklaagden zgn bekende vechtersbazen, die
steeds ruzie zoeken met bewoners van andere
dorpen, welke hunne gemeente bezoeken.
Vast staat dat beiden geslagen hebbenmet
het gevolg dat Van Male is overleden en Van
de Sande eenigen tgd niet in staat was zgn
werk te doen.
Zg hebben om te slaan knuppels of stukken
hout gehaald. Beiden hebben Van Male slagen
tegen het hoofd toegebraoht, welke slagen den
dood tengevolge moesten hebben.
Het is niet uit te maken of bekl. W. den
slag heeft toegebraoht ter zgde van en bekl.
M. dien op het hoofd, maar de gevolgtrekking
is wel te maken dat, W. den slag ter linker-
zgde heeft toegebraoht en M. dien op het
hoofd.
De vraag ishoe moet het feit worden ge
kwalificeerd? Het antwoord daarop kan drie
ledig zgn.
Waarom drieledig Omdat men de zaak
van verschillenden kant bezien kan en het de
taak van het O. M. is om te trachten debe-
stilte met gebogen hoofd, steedB naar de wieg
kg kende, en toen ik uitgesproken haf, tastte
bg in zgn zak, haalde er een handvol goud
uit, evenals hg in het café gedaan had, legde
het op tafel en sprak op fluisterenden toon
sToen ik klein was, had ik ook een moeder
die veel van mg hield."
Gg begrgpt hoe verbaasd ik was, ik vergat
zelfs hem te bedanken Maar toen hg
zgn hoed nam om heen te gaan 01 wat
was ik hem toen dankbaar 1 Ik nam zgn
hand en wilde die kussen dooh hg trok
haar driftig terug, verborg haar onder zgn jas
en riep; >Mg de hand kussen 1 O, als gg eens
wistl" Eensklaps bleef hg steken, als
schrikte hg van hetgeen hg gezegd had,
wierp mg een laatsten blik toe zoo'n som
beren, ontzettenden blikl en liep weg! Dat
oogenblik heeft zulk een diepen indruk op
mg gemaakt dat ik nog de deur, die hg hard
dicht sloeg, zie trillen en nog zgn hinkende»
stap op de trap hoor wegsterven."
Terwgl Louise Rameau deze dingen ver
telde, was de heer Lescuyer in zgn Btoel ge
zonken, met de handen voor het gelaat, ver
pletterd door wroeging en aohaamte.
Dus had die Chrétien Forgeat, die vagebond,^
die deogniet, voor dese die hg bjj
toiletten en hoeden met veeren Ik
ging er heen en liet mg een glas bier geven....
maar terstond greep de schaamte mg aan
Al die vrouwen om mg heen praatten luid
en Bloegen gemeene taal uit. Ik was al op
het punt van weg te loopen, toen een jong
mensob, die aan een tafeltje naast mg was
komen zitten, zonder dat ik er iets van ge
merkt had, zgn stoel naderbg schoof en vroeg
>Zullen wg kennis maken en daar ik
niet antwoordde ging,bg voort: »Wees maar
niet bang, ik kan wel betalen." Toen zag ik
dat hg armoedig gekleed wasmaar hg ging
voort»Wilt gg het zien en hg haalde
een hand vol goudstukken uit den zak
Vergeef mg, mgnheer wat ik vertel is
wel leelgk; maar ik was wanhopig, en dat
ongeluk met dien lap zgde had mg tot het
uiterste gedreven Toe* ik geantwoord
had dat ik wel met hem mee wilde gaan, zei
hg»Dat is onmogslgk" en na eenige
aarzeling voegde hg er bg »Ik woon bg mgn
ouders, laat ons naar u toegaan." Bg mg,
in mjju kamer waar mgn dochtertje was.
Maar de armoede had mg verbgaterd. Ik was
daar gekomen om mg zeiven te verkoope».
En ik zou het ook doe». Hg stond op, bood
mg eg» arm aas os ik zag dat bg maak
liep. De rue des Vmaignen is niet ver daar
van daan Onderweg spraken wg niet.
Eens slechts zei hg>Gg zgt niet zeer
spraakzaam", en af en toe zag hg mg met
zgne groote oogen, onder die zware wenk
brauwen, aan dat ik er bang van werd. Ik
ging hem voor, de trap op en toen hg aohter
mg binnen kwam, legde ik werktuigelgk den
vinger op mgn mond en zei >Chut 1", hem op de
wieg wgzende. Hg keek, trok een gezicht, zei
»0, die slapen vast 1" en wierp zgn hoed op
tafelMaar toenvoelde ikO mgn
heer wat schaam ik mg dathet iets
onmogelgks voor mg wasmet dien man
daar vlak bg mgn kindik barstte in tranen
uit en smeekte hem mg te verlaten, weer heen
te gaan en vroeg hem vergiffenis dat ik ja
gezegd had; ik verzooht hem naar het café
terug te keeren, waar hg andere, veel mooier
vrouwen kon vinden. In plaats van boos te
worden, vroeg hg waarom ik zoo eensklaps
van meening veranderde, en zoo schreide. En
daar hg zoo zaoht sprak, kreeg ik vertrouwen
in hem e» vertelde alles. Ik liet hem de
olievlek zie» vertelde hem hoe ongeluk
kig ik was e» dat ik nooit dat leelgke beroep
had uitgeoefend, dat ik het allee» deed ter
wille va» !ag» kind Hg ïöi«te?de i»